Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Mai
Check het forum voor gezelligheid!!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
8 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Pagina: | Volgende | Laatste
O| A thousand moments that I had just taken
Demish
Internationale ster



*A thousand moments that I had just taken for granted, mostly because I had assumed that there would be a thousand more.

Samen met @HarryStyles <3


Rain Claudel

Anoniem
Popster



Castiel Novak


Mijn begin komt hieronder
Anoniem
Popster



Decennia lang had hij zich verborgen gehouden, verschuild in het donker, de duisternis. Weg van de beschaving en alles waar hij van hield. Onder gedoken om zichzelf en iedereen van wie hij hield te beschermen, al waren zij inmiddels toch al overleden. Hij was niet zeker hoeveel tijd er voorbij was gegaan, hij was gestopt met tellen na zo een dertig jaar. Alleen zijn voor zo een lange tijd had zijn tol genomen, hij was nu zwakker dan ooit, maar levende, en dat was wat uit maakte. Na jaren lang alleen met zijn gedachtes was hij echter klaar om terug de wereld in te gaan.
Voor zijn gevoel had hij lang genoeg gewacht, hij was niet bang meer, de gene die hem zouden herkennen qua uiterlijk waren al lang dood, hij was enkel nog een verhaal, en misschien zelfs dat niet meer. Misschien was zijn verhaal over de jaren vervallen, weg gevaagd samen met zijn bestaan. Voor zo ver hij wist was hij niemand meer. Wellicht was het verhaal niet dood gegaan, wisten de nakomelingen alsnog van de gevreesde Castiel Novak, was zijn naam er een die verboden was in de huizen, als een vloek, dat wanneer iemand zijn naam uitsprak hij plots terug zou komen.
Terug komen was wel zijn plan, niet omdat andere zijn naam hadden gezegd, niet omdat er een soort vloek was. Maar omdat hij vond dat hij niet langer verborgen hoefde te blijven. Hij hoefde niet gestraft te worden voor dit, niet nu de mensen die hem dood wilde er niet meer waren. Hij kon weer vrij zijn. En dat was alles wat hij wilde. Natuurlijk had hij de kans gehad om te vluchten naar een ander land of een andere staat, maar dan hadden ze hem weer kunnen vinden. Zolang hij met niemand contact maakte en gewoon verborgen bleef waren er geen problemen, dan kon hij verborgen blijven zonder dat ze hem vonden. Al hadden ze het wel meerdere keren geprobeerd, het was nooit gelukt.
Hoewel het wellicht niet de meest slimme keuze was, was Castiel onderweg naar zijn thuis, de enige plek waar hij zich ooit oprecht thuis voelde na zijn dood. De enige vertrouwde plek in deze vreemde wereld, Phoenix, Arizona. Waar hij hiervoor was wist hij niet. Hij had al zijn tijd besteden in een bos, ver genoeg dat hij niet gevonden zou worden. Zelfs niet door onschuldige mensen. Hij was inmiddels alweer een paar dagen onderweg, misschien zelfs een week, hij had het niet bij gehouden. De wereld was een vreselijk enge plek geworden. Al meerdere keren was hij bijna door enorme mechanische koetsen geraakt. Hij had mensen gezien vast in dozen die bleven praten zelfs als niemand keek. Hij liep langs plekken waar hij vrouwen kon horen zingen maar enkel mannen aan het werk zag. Sommige mensen waren zelfs tegen zichzelf aan het praten terwijl ze een soort steen tegen hun oor hielden, de wereld was gek geworden en Castiel voelde zich als het enige verstandelijk gezonde persoon, zelfs na misschien wel een eeuw op zichzelf gewoond te hebben. Weg van alles. Hij kon zich niet voorstellen hoe anderen al deze gestoorde mensen lieten rond lopen! Er was zeker een hoop veranderd in al deze tijd want in zijn tijd waren deze mensen al lang gestenigd of op gehangen. Tegenwoordig lieten ze alle gekken dus maar rond lopen, het zou wel. Hij was te druk met de weg vinden om er echt heel goed op te letten. Natuurlijk verbaasde een hoop dingen hem wel, maar na een paar dagen gekke dingen gezien te hebben had hij zich er maar bij neer gelegd dat er gewoon gekken vrij liepen.
Hij had inmiddels Phoenix bereikt en was ook al aangekomen in het deel van de stad waar hij vroeger woonde. Hoe erg het veranderd was kon hij zich bijna niet voorstellen. Ze hadden zijn hele stad gewoon verpest! Alsof het in zijn geheugen ingeprent was volgde hij de exacte route naar de voorgaande winkel van een van zijn aller beste vrienden. Waarom wist hij niet, zij zou immers nu wel dood zijn, haar vinden ging hij dus niet. Maar de winkel was een vertrouwde plek, en na al deze verandering had hij dat nodig. Hierna zou hij wel opzoek gaan naar zijn voorgaande huis, als die er wel nog was. Na even lopen was hij bij de winkel aangekomen. Een gevoel van nostalgie kwam zijn lichaam binnen en een duistere glimlach speelde op zijn gezicht, het leek haast de enige winkel hier die niet compleet veranderd was. Met een goed gevoel van binnen liep hij de winkel binnen, niet zeker waar hij naar opzoek was. Zijn ogen gingen door de winkel heen, hij zag een hoop dingen als dromenvangers en kristallen. Een zwakke frons verscheen op zijn gezicht. De winkel gaf een bepaalde sfeer af die hij alles behalve fijn vond. Maar toch kreeg hij er gemixte gevoelens over, hij vond het namelijk erg fijn voelen doordat het zo bekend was. Maar de magische vibe die het af gaf zorgde er voor dat hij kriebels kreeg. Straks was hij in een val gelopen, dan zou hij al die jaren voor niks verborgen zijn. Dat zou hij echt heel rot vinden. Voorzichtig liep hij wat verder de winkel binnen, zijn ogen scande de omgeving en hij maakte rustig zijn weg door een gang pad. Hij keek neer op een van de dromen vangers, naar de dingen die er in gebruikt waren. Het leek niet echt precies op wat hij dacht als een heksen hol, maar deze tijd leek alles zó raar dat het hem niks zou verbazen. Toch hoopte hij van niet. Hij stak zijn hand uit naar een van de dromenvangers en raakte hem voorzichtig aan. Het materiaal leek bijna wel nep, maar toch had hij het gevoel dat het alles behalve nep was. Hij wist niet heel goed hoe hij zich over deze situatie moest voelen. Een deel van hem wilde zo snel mogelijk de winkel verlaten, terug vluchten naar het bos waar hij de afgelopen decennia verbleef, maar een ander deel van hem wilt hier blijven, de stad en deze winkel meer verkennen, oprecht een nieuw leven beginnen. Dat was alles wat hij wilde.
@Demish 
Demish
Internationale ster



De stoffige dozen in de kleine achter-ruimte van de winkel waren al jaren opgestapeld en soms leek er geen einde aan te komen. Dat kwam omdat de eigenaar van de winkel, een oude weduwnaar, keer op keer weer met nieuwe vondsten kwam. Hij struinde vele markten af, opzoek naar nieuwe inventaris. In de winkel staan deed hij niet meer sinds zijn grote liefde was overleden, maar zijn kleindochter had de winkel met liefde over willen nemen. Het was dan ook de kleindochter van Morris Claudel die momenteel in het magazijn stond, in de hoop de chaos van alle dozen een beetje op te ruimen.
De winkel had voor haar altijd als een tweede thuis aangevoeld. Na school was ze meestal naar haar opa en oma vertrokken, die samen in de winkel hadden gestaan. Soms was ze achter de toonbank gaan zitten met haar huiswerk, andere keren had ze haar oma meegeholpen met het helpen van klanten, of was ze naar achteren gegaan om haar opa te vergezellen terwijl hij alles op orde had geprobeerd te maken. Aan het einde van de middag waren ze dan met z’n drietjes naar huis gewandeld. En ondanks dat Rain nu oud genoeg was en haar oma er helaas niet meer bij kon zijn, kwam haar grootvader haar nog iedere middag ophalen om samen te wandelen.
Sinds Rain zich kon herinneren, woonde ze al bij haar grootouders. Haar ouders waren omgekomen in een ongeluk, net als een groot deel van de familie. Waarom zij en de ouders van haar moeder bespaard waren gebleven, had niemand haar ooit uit kunnen leggen. Op een gegeven moment was ze dan ook gestopt met er naar te vragen. Ze had een perfect leven gehad onder de zorg van haar grootouders en ondanks dat ze nu haar eigen leven kon leiden, was ze blij dat ze nog altijd werkte op de plek die zoveel voor haar betekende.
Zoals ieder ander was Rain gewoon naar school gegaan en had ze haar middelbare schooldiploma gehaald. Haar grootouders hadden erop gestaan dat ze zou gaan studeren, maar Rain had het niet over haar hart kunnen verkrijgen om naar een andere staat te verhuizen. Daarom had ze haar studie hier gevolgd, gewoon in Phoenix. Zo had ze in alle rust haar studie kunnen volgen én bij haar grootouders kunnen zijn op het moment dat haar oma wat achteruit was gegaan. Toen al was Rain meer gaan werken in de winkel en dat had zich eigenlijk doorgezet tot op de dag van vandaag. Ze was nog bezig met haar afstudeer scriptie, maar daarvoor kreeg ze genoeg tijd in de winkel én de vele boeken die er stonden, kwamen nog wel eens van pas bij haar onderzoek. 
Rain had de laatste paar aanwinsten, boeken over verschillende soorten kruiden, uit een doos gehaald en opgestapeld, zodat ze die mee zou kunnen nemen naar de winkel zelf. Daar zou ze de boeken labelen met de juiste prijs en vervolgens zou ze die netjes tussen de andere zetten. Haar grootvader had vast al een prijsindiciatie op een briefje geschreven. Deze zou ze alleen nog moeten vinden.
Ze was teruggelopen naar de winkel, waar tot haar verbazing een jongeman stond te kijken naar één van de dromenvangers. Er was een tijd geweest dat ze met de hand waren gemaakt door haar oma, maar tegenwoordig werden ze ingekocht. 
‘Oh, hallo,’ begroette ze de jongeman die zich in de winkel bevond. Het was niet vreemd om iemand van het mannelijke geslacht in de winkel te zien, maar over het algemeen waren menig bezoekers toch echt vrouwen. Jonge meisjes die een dromenvanger wilden kopen, oudere vrouwen die opzoek waren naar een speciale vaas, of simpelweg toeristen die de glimmende kristallen in de etalage hadden zien liggen. Geen jongemannen en al helemaal niet iemand gekleed zoals hij. Nu Rain haar klant van wat dichterbij kon bekijken, was er een hoop aan hem dat niet klopte. Zijn kleding was verouderd. Het was geen kleding van dit decennia, misschien zelfs wel niet van deze eeuw. Daarnaast was zijn kleding ook erg vies geworden, alsof hij dagen door de bossen had gestruind. Zijn haren waren verward en hij had een doffe blik in zij ogen. Wie hij ook was, Rain betwijfelde of hij wel echt in een goede staat verkeerde.
‘Gaat alles wel goed met je? Is er iets wat ik voor je kan doen?’ vroeg ze bezorgd. Ondanks dat het een vreemde situatie was, voelde ze zich niet bedreigd door de man die nu in de winkel stond. Hij leek erg aangedaan te zijn door iets, hij leek zelfs best zwak. Hij zou haar onmogelijk iets aan kunnen doen, leek het wel. Rain wist dat het uiterlijk met gemak bedrog kon zijn, maar toch had ze niet het idee dat ze gevaar liep en haar telefoon bij de hand moest houden.
Ze liet haar bruine ogen over de ruimte glijden en vond uiteindelijk wat ze zocht. Ze pakte een stoel en zette hem naast de jongeman neer, zodat hij kon gaan zitten als hij dat wilde. Het zag er naar uit dat hij dat wel kon gebruiken. ‘Moet ik iets te eten of te drinken voor je halen, of kan ik iemand voor je bellen?’ Er zou toch wel iemand moeten zijn wie ze kon bereiken. Desnoods zou ze het alarmnummer bellen, want de jongeman was nou niet het grote voorbeeld van een gezond iemand. Maar dat zou haar laatste optie worden, ze wilde eerst kijken of ze in gesprek met hem zou kunnen gaan en hem zelf zou kunnen helpen. 

@HarryStyles 
Anoniem
Popster



Een tijdje had hij nog stil gestaan, starend naar het onbekende materiaal in de dromenvanger. Na even langer gekeken te hebben kwam hij er achter dat de meeste van de materialen plastic waren. Die had hij nog nooit eerder gebruikt zien worden in echte dromenvangers. Maar plastic was ook helemaal niet gebruikelijk! Een diepe frons ontstond op zijn gezicht, waarom zouden mensen zo een kostbare kunststof gebruiken voor iets als een dromenvanger? Het sloeg voor hem gewoon nergens op. Een plotse stem achter hem liet de oude man op kijken. Oude man, hij zag er totaal niet zo oud uit, en toch voelde hij zich zo. Een frons verscheen op zijn gezicht bij het zien van het meisje. Haar kleding verbaasde haar dan nog veel meer. Ze kwam binnen lopen met spullen alsof ze hier werkte maar was gekleed als meerdere gestoorde mensen die Castiel al eerder op straat had gezien. Dat ze de gekken liepen rondlopen was nog een ding, maar werken in de winkels? De wereld was dus echt tot zijn eind punt gekomen. Ze droeg een broek! Een korte broek! Haar dijen waren gewoon zichtbaar! Als hij niet nog gekkere dingen had gezien, en dood was, was hij waarschijnlijk van zijn stokje gegaan. Ook haar schouders waren gewoon zichtbaar wat hem een erg raar gevoel gaf. De enige keren dat hij een vrouw haar blote schouders had gezien was wanneer hij het onheilige ging doen, en zelfs dan bleven ze negen van de tien keer bedekt. 
Haar vragen kwamen wel toe maar ze kwamen niet bij hem binnen. Hij was te in de war door deze informatie om echt te realiseren wat ze precies zei. Plastic bij dromenvangers? Gekken mensen die in winkels mochten werken? Vrouwen met hun schouders en dijen bloot? Castiel voelde zich alsof hij in een compleet andere wereld was gekomen, gewoon een ander universum. Was hij dan zo lang weg geweest dat al deze dingen waren veranderd? Mochten vrouwen dan eindelijk stemmen? Zouden mannen ook rokken dragen in deze tijd? 
Een woord wat het meisje zei trok echter zijn aandacht, bellen. Hij kende het woord niet, nooit gehoord. De stoel compleet negerend draaide hij zich in een snelle beweging volledig om naar het meisje. Hij was zwak, en moest ook zijn best doen om niet gelijk zijn evenwicht te verliezen. "Bellen?" Vroeg hij haar toen maar, verbazing duidelijk hoorbaar in zijn stem. Toen pas kwam het tot hem binnen hoe raar de stem van het meisje wel niet was. In zijn tijd voor hij onder was gedoken had hij vele accenten gehoord, maar nooit zo iets aparts. Hoewel hij vrij zeker was dat hij toch echt in Phoenix was begon hij nu te twijfelen, was hij wellicht in een compleet ander land beland? 
Hij keek gelijk om zich heen en zag door het raam een oud bordje waar toch echt de naam van deze straat op stond, de naam als wat hij het herinnert had. "We zijn in Phoenix toch?" vroeg hij toen voor de zekerheid maar hij kon zichzelf wel slaan. Welke man met een gezond verstand probeerde nou contact te maken met iemand die duidelijk haar verstand kwijt was geraakt. Hij draaide zich gelijk weer weg van het meisje. Zijn blik terug vallend op de dromen vanger.
Zijn nieuwsgierigheid stak uit boven zijn algemene kennis en hij kon het niet laten om het te vragen. "Waarom plastic? Waarom zo een uitzonderlijke kunst stof voor het maken van dromen vangers?" Zijn hand liet hij langs de dromen vanger gaan. Zijn blik viel toen op een van de kristallen, ook deze leek totaal niet echt te zijn. Deze winkel was gewoon een groot bedrog! Hij kreeg het gevoel alsof ze gewoon heksen na probeerde te doen, wat een idioten! Als de heksen daar achter kwamen zaten ze zo diep in de problemen, zelfs hij zou nooit zo iets doms doen. 
Hij kreeg er echter wel weer een gek gevoel door. Mensen die heksen na wilde doen? Gestoorde mensen die gewoon rond liepen? Willekeurige zang stemmen die nergens vandaan kwamen? Voor een moment begon hij aan zichzelf te twijfelen. Was hij té uitgedroogd dat hij gewoon dingen zag? Was hij gebeten door een weerwolf dat hij aan het hallucineren was? 
Bijna meteen keek hij neer op zijn lichaam. Hij begon aan al zijn leden maten te voelen maar had nergens pijn. Het was ook een domme gedachte, natuurlijk was hij niet gebeten. Maar was hij dan wel gek geworden? Of was de wereld echt zo verpest in de jaren dat hij weg was. Zouden er echt gewoon stemmen zo maar uit het niets kunnen ontstaan? Het was allemaal iets te veel om in te nemen voor hem. Hij kon het zich gewoon amper beseffen dat dingen zó erg konden veranderen. 
Toen schoten er echter meer vragen zijn hoofd binnen. Hij was te nieuwsgierig om het echt voor zich te houden. "Welk jaar is het? Welke maand?" Als hij eerlijk was hoopte hij oprecht dat het Wijnmaand was, dat was een van zijn favoriete maanden en in het einde van die maand was het ook zijn geboorte dag. Maar toen hij een blik buiten plaatste zag hij al snel dat het waarschijnlijk geen wijnmaand was, de hemelvlam scheen te vel en de temperatuur was te warm. Hij schatte dat het rond Hooimaand was, dan waren de temperaturen meestal een stuk hoger en scheen de hemelvlam wel vaker erg vel. Dit was echter niks meer dan een schatting, hij herinnerde zich nog goed van vroeger dat in Phoenix soms zelfs tijdens Slachtmaand de hemelvlam nog super vel scheen, hij zou dus maar moeten afwachten op het antwoord van het meisje, als hij deze zou krijgen. 

@Demish 
Demish
Internationale ster



De meeste mensen zouden waarschijnlijk niet zo vriendelijk en rustig reageren. Iets wat in deze tijd ook niet meer zo vreemd was. Iedereen was veel meer op zichzelf. Daarnaast waren er zoveel nare dingen die konden gebeuren in de wereld. Tieners waren zomaar verdwenen, er waren gestoorde mensen die scholen binnendrongen om daar rond te schieten. Aanslagen vonden zo vaak plaats dat men steeds banger leek te zijn om ergens naar toe te gaan en iets te ondernemen. Het vertrouwen tussen de mensen leek steeds verder weg te zakken. De meeste mensen zouden de jongeman waarschijnlijk niet vertrouwen. Misschien zou Rain dat ook wel niet moeten doen, maar hij leek oprecht een verwarde jongeman die haar hulp nodig had. Dat zou ze hem op dit moment niet kunnen weigeren.
Als haar grootmoeder hier had gestaan, had ze de jongeman waarschijnlijk ook zo behandeld. Er was duidelijk iets met hem aan de hand. Rain had haar oma altijd gezien als een erg zorgzame vrouw en ze hoopte dat ze een deel van die kwaliteit mee had gekregen. Als de oudere vrouw hier nog was geweest, dan had ze de jongeman vast ook wat te drinken aangeboden en hem zo goed mogelijk geprobeerd te helpen, dus dat was wat Rain op dit moment ook wilde doen. Het was immers niet zo alsof het ontzettend druk was in de winkel. Het liep immers jaren al niet meer storm.
‘Ja, we zijn in Phoenix,’ bevestigde Rain. Haar zorgen groeiden met de minuut. Oké, hij wist nog in welke stad ze waren, maar er waren zoveel factoren die er op wezen dat er iets met hem was gebeurd. Misschien was hij wel gevallen en had hij een hersenschudding gehad. In dat geval zou hij zeker naar de eerste hulp moeten, want zij zou hem daar niet mee kunnen helpen. Ze had hier en daar wel wat kennis over hoe ze iemand moest helpen, maar het leek haar verstandiger dat iemand naar hem zou kijken die er ook echt voor geleerd had.
In plaats van dat de jongeman inging op haar uitnodiging om te zitten op de stoel, bleef hij geïntrigeerd kijken naar de dromenvangers. De vraag over het plastic verbaasde haar. Hij deed alsof plastic iets bijzonders was, maar het was één van de meest gebruikte stoffen in de wereld. Rain kon zich niet bedenken wat er tegenwoordig nog zonder plastic werd gemaakt. Zo was de ring van de dromenvanger van plastic gemaakt, evenals de kralen en kristallen die onder de dromenvanger bungelden. ‘Plastic is een goedkope stof? Voor de producent is het voordeliger om te gebruiken, omdat het makkelijk te bewerken is en het product in grote getallen gemaakt kan worden,’ legde ze uit. ‘Oorspronkelijk waren ze natuurlijk van ander materiaal, maar dat is tegenwoordig een stuk duurder.’ En het was nou niet zo dat nog veel mensen zaten te wachten op een dromenvanger, voegde Rain er aan toe in haar gedachten.
De jongeman gedroeg zich behoorlijk vreemd. Rain wist wel zeker dat er iets met hem moest zijn gebeurd, want op een andere manier zou ze zijn gedrag niet kunnen verklaren. De vragen die hij stelde waren geen vragen die ieder ander zou stellen en hij maakte een verwarde indruk op haar. Dat in combinatie met de oude kledij en de vlekken die zich op de stof bevonden, maakte dat ze zich er zorgen om hem maakte. Ze had dan ook een zorgelijke blik in haar ogen, terwijl ze hem nog eens bestudeerde. Hij leek haar eerdere hulp niet echt aan te willen nemen, of het was niet bij hem binnen gekomen. Als dat laatste het geval was, zou dat nog een teken zijn dat hij last had van een hersenschudding.
‘Het is juli, 2018,’ vertelde Rain. ‘Ik denk echt dat je even moet gaan zitten,’ drong ze aan, aangezien de jongeman dat nog steeds niet had gedaan. Ze zou het normaal gesproken niet zo snel doen, maar aangezien het in haar ogen noodzakelijk was, legde ze haar handen voorzichtig op de schouders van de jongeman, zodat ze hem rustig op de stoel kon zetten. Dat hij vroeg naar welke maand het was, en in welk jaar ze leefden, stelde haar niet gerust. Als hij dat was vergeten, was het zeker een teken van een hersenschudding, of geheugenverlies. Rain wist dat ze meerdere dingen zou moeten checken. Hij had nog wel geweten in welke stad hij op het moment was, dus dat was tenminste nog iets. Nu was het de vraag wat hij nog meer wist. Gezien de wat vreemde, uit de context geplaatste vraag over de plastic, wilde Rain checken wat hij nog meer wist. Het jaar en de maand had al moeten navragen, dus ze besloot dat het meest voordehand liggende zijn naam was.  
‘Weet je nog hoe je heet?’ vroeg ze aan hem, terwijl ze naast hem neerknielde. ‘Mijn naam is Rain. Rain Claudel.’ 

@HarryStyles 
Anoniem
Popster



Door haar bevestiging was hij nog zekerder over het zekere. Hij was echt in Phoenix, hij was echt in de juiste winkel. Druk keek hij de winkel rond, alles leek nog het zelfde, enkel waren de spullen die nu verkocht werden anders. Hij wist nog goed hoe hij hier elke dag kwam wanneer hij tijd was. Hij hielp dan elke dag mee met de broden bakken en de groentes oogsten tijdens Oogstmaand. Ook hielp hij soms nog mee met de dieren slachten tijdens Slachtmaand. Dat waren nog eens de tijden. Dat waren momenten die hij soms wel het meeste miste in zijn tijd weg van de bewoonde wereld. Momenten waar hij altijd aan terug kon denken. Het waren tijden zoals die geweest dat hij zich echt nog mens had gevoeld, terwijl hij dat zelfs toen al eeuwen niet was geweest. 
Soms voelde hij zich nog schuldig voor het vluchten. Hij koos voor zijn leven boven zijn vriendschappen. Hij had zelfs niet eens afscheid kunnen nemen van al zijn vrienden. Geen van hen wisten over zijn geheim. Hij had het nooit durven te vertellen sinds iedereen er altijd erg op reageerde. Wat hij natuurlijk altijd wel begrepen had. Hij stond er echter nooit echt bij stil hoe het voor zijn vrienden was geweest, de ene dag was hij gewoon normaal en de volgende dag was hij gewoon verdwenen, vertrokken zonder vaarwel. Zonder enig afscheid of wat dan ook. Hij had niet eens een briefje of wat dan ook achter gelaten, hij was gewoon weg gegaan. Dit was de eerste keer in zo lang dat hij hier pas echt over nadacht en hij voelde zich meteen nog slechter dan dat hij er uit zag.
Zijn blik bleef toen na even weer op het meisje hangen. Nu pas was haar gezicht hem opgevallen. Haar getinte huid en haar dikke wenkbrauwen. Haar lippen zagen er uit alsof ze lippenstift op had maar er was niks zichtbaar. Niks er van klopte. De vrouwen die hij zich herinnerde hadden altijd een bleke huid, ze deden hun uiterste best om zo bleek mogelijk te blijven, enkel de arme boeren die altijd in de zon werkte hadden een getinte huid, het straalde armoede uit. Daarnaast waren vrouwen altijd te zien met rode wangen door een te grote hoeveelheid van blush, ook waren de vrouwen vaak gezien met of compleet bleke lippen, lippen die in blende met hun huidskleur of vel rode lippen. Dunne wenkbrauwen waren ook zeker te vinden op iedere vrouw hun gezicht. Dikke wenkbrauwen werden gezien als mannelijk en lelijk. Vrouwen zouden daar nooit mee gezien worden, maar deze vrouw liep hier ook rond in een broek korter dan een man zijn boxershorts. Het was idioot. 
Het viel hem hierna ook gelijk op hoe haar haren los zaten en stijl waren. In zijn ogen werd dit meisje met de minuut gekker en gekker. Naar zijn herinneringen liepen vrouwen nooit rond met hun haar compleet los. Zelfs de arme vrouwen op het boerenland hadden hun haren vaak opgestoken. Stijl haar hadden ze soms nog wel, maar onder de vrouwen met klasse kwam dat nooit voor. Krullen waren alles in die tijd. Al deze dingen lieten Castiel zijn hoofd zwaar voelen. Het waren allemaal verschillende factoren die hem zo plots in zijn gezicht leken te slaan.
Wat ze vervolgens allemaal zei leek hem nog erger in de war te brengen. Plastic? Goedkoop? Hij werd gewoon sprakeloos van de onzin die uit dit meisje haar mond leek te komen. "Plastic is alles behalve goedkoop. Als je het goedkoop wilt maken kun je beter hennepvezels tot touw maken in een touwslagerij en dat gebruiken. Of stenen zoeken en bewerken om er in te verwerken," zei hij behoorlijk verward. Hij had vroeger wel eens vaker zijn beste vriendin geholpen met het maken van dromen vangers. Ze hadden het dan altijd gedaan met stenen en echte kristallen als ze geluk hadden gehad in hun zoektochten. Hij mocht ook altijd toe kijken hoe zij zomers van het schapen haar wol maakte. En soms gingen ze samen langs bij de touwslagerij om daar te kijken hoe een van hun andere vrienden touw maakte van de hennepvezels, dat was altijd ook heel leuk om naar te kijken.
Een verbaasde blik kwam op zijn gezicht te staan. Het jaar tal verbaasde hem al was, hij was echt lang weg geweest dus, maar de maand die ze zei was pas echt verbazend voor hem. Hij was niet eens zeker of het de maand was. Maar wat zou het anders zijn? "Juli? Wat is een juli?" vroeg hij verbijsterd. Hij trok zich niet eens echt iets aan van het feit dat hij honderdveertig jaar op zichzelf had besteed, dat was niet eens het gekste wat hij deze dag gehoord had. De woorden die ze hierna zei merkte hij dan ook niet eens echt op. Zijn aandacht kwam pas weer volledig bij haar toen ze haar handen op zijn schouders had geplaatst en hem op de stoel had geduwd. Een frons verscheen op zijn gezicht maar hij nam de moeite niet om overeind te komen. Hij was immers erg zwak en merkte niet hoe erg hij het nodig had om te zitten tot hij echt daadwerkelijk op de stoel zat. Het voelde bijna als een grote opluchting, maar dat was ook al snel weg toen zij weer begon te praten. Zijn naam, hij wist hem nog maar al te goed, maar hem zomaar vertellen kon hij wellicht beter maar niet doen. Haar naam dreunde door zijn hoofd. De achternaam herkende hij maar al te goed. Hij begon zich meteen te vullen met zorgen en kwam ook zo snel als hij kon overeind. "Claudel, ah maar natuurlijk. het is een val. Het is allemaal een val. Ik moet hier weg," in zijn poging om snel uit de voeten te komen struikelde hij echter over zijn eigen voeten en belande hij met een harde klap gezicht eerst op de grond. Dat was niet een heel geslaagd plan.

@Demish 
Demish
Internationale ster



Niemand werd precies geleerd wat er op dit moment moest gebeuren. In de huidige tijd zou men deze jongeman eerder negeren, hem weer naar buiten sturen en zeggen dat ze hem niet konden helpen, maar dat kon Rain niet over haar hart verkrijgen. Hij had overduidelijk hulp nodig, al was het maar een telefoontje naar een familielid of een geliefde. Iemand die hem kende en wist hoe ze hier mee om moesten gaan. Soms hadden mensen iets bij zich, een kaartje waarop een nummer stond. Het was Rain echter wel duidelijk dat hij geen enkele vorm van bezittingen bij zich had.
Met gefronste wenkbrauwen hoorde Rain hem aan. Plastic was een duur product? Hennepvezels en stenen? De man noemde producten die jaren geleden waren gebruikt bij het maken van soortgelijke dromenvangers, maar ondertussen was dat al lang veranderd. Het klonk echter niet als een sarcastische grap. Hij leek het nog serieus te menen ook. Leefde deze man soms in het verleden? Was het een verwarde geschiedenisdocent die door de klap op zijn hoofd dacht dat hij terug was gegaan in de tijd? Zoiets moest het haast wel zijn, want waarom zou hij anders over plastic praten alsof het iets heel kostbaars was? ‘Ik… Zal dat in mijn achterhoofd houden,’ besloot Rain te zeggen. Ze had niet het idee dat een discussie over plastic hen verder zou helpen. Het belangrijkste nu was dat de jongeman hulp zou krijgen. Hulp die zij niet zou kunnen bieden. Als ze nou de kans zou krijgen om haar telefoon te pakken… De jongeman vroeg echter een hoop aandacht, waardoor het haar tot op heden nog niet was gelukt.
‘Juli is de maand waarin we nu leven?’ Dit was hetgeen wat Rain haar vermoedens bevestigde. De naam van de maand leek hem niks te doen. Hij was het zelfs vergeten. De man had absoluut hulp nodig. Er kon van alles met hem aan de hand zijn. Gelukkig had ze nog geen wonden gespot, maar sommige wonden waren niet goed te zien of waren intern. Daarnaast leek het haar niet heel onwaarschijnlijk dat hij een zware hersenschudding had, met zijn geratel over plastic alsof het één van de duurste stoffen in de wereld was. Het was juist één van de goedkoopste. 
Rain was opgelucht dat ze hem eindelijk had kunnen laten zitten. Hij leek het ook fijn te vinden, alsof hij de rust weer even had gevonden. Het duurde echter niet lang, want zodra ze haar naam had genoemd, leek al het vertrouwen tussen hen weg te zijn en kwam de man weer overeind.
‘Oh mijn god!’ Geschrokken door de plotselinge val van de jongeman, stapte Rain naar achteren. Het was haar nu wel duidelijk dat deze jongeman echt niet in orde was en dat hij professionele hulp nodig had. Wie weet had hij wel last van waanbeelden en zat hij vast in een psychose, of had hij zulke zware amnesie dat er geen logisch woord meer uit kwam. Waarom hij zo geschrokken was van haar achternaam, was haar een raadsel. Wat er ook aan de hand was, dit was absoluut geen val. Ze had hem nog nooit eerder gezien en ze wist zeker dat ook haar grootouders niet bekend waren met deze man. Het idee dat hij zich dit allemaal inbeeldde, leek Rain nu al een stuk logischer. Wellicht zou ze niet alleen moeten vragen om medische hulp, maar ook om de politie. Iemand zou toch opzoek moeten zijn naar hem?
Voor de tweede keer knielde ze neer naast de jongeman, maar dit keer op hem omhoog te helpen. ‘Het lijkt me echt beter als je rustig blijft zitten. Ik weet niet wat er aan de hand is, maar ik wil je alleen maar helpen,' probeerde ze hem duidelijk te maken. Gelukkig werkte hij niet veel tegen. Het leek haast alsof hij daarvoor te zwak was, maar ze kon aan zijn blik zien dat hij haar niet vertrouwde. Toen Rain hem weer eenmaal op de stoel had gekregen, pakte ze haar flesje water. Bedenkelijk keek ze naar het plastic flesje en uiteindelijk besloot ze om het water in een stenen theekop te gieten. Hij had net al zo vreemd gedaan over plastic, dus iets in haar zij dat het niet verstandig was om het flesje aan hem te geven.
‘Hier, probeer alsjeblieft wat te drinken. Ondertussen bel ik de hulpdiensten.’ Welke dat zouden zijn, liet ze nog maar even in het midden. Als ze de politie zou noemen, zou hij wellicht weer weg proberen te rennen.
Ze liep naar de toonbank en haalde haar tas daar vandaan. Vervolgens viste ze daar haar mobiele telefoon uit. Met haar ogen op de jongeman gericht, toetste het alarmnummer in: 911. In haar hoofd probeerde ze op te sommen wat ze zou moeten vertellen. Een jongeman, begin twintig, die een verwarde indruk maakte. Het enige wat hij heel zeker leek te weten, was dat hij in Phoenix was. Het jaar leek hem nog meer in de war hebben te gebracht en hij had gereageerd op de maand alsof hij die nooit had gekend. Zijn naam was nog onbekend. Ze hoopte dat dat genoeg informatie was voor de hulpdiensten om de man op te komen halen. Nu was het echter nog aan haar om hem ook hier te houden totdat ze zouden arriveren.
Terwijl de telefoon over ging, hield ze hem tegen haar oor. Ondertussen liep ze naar de deur van de winkel, waar ze het bordje omdraaide. In plaats van dat ze open waren, zei het nu dat de winkel gesloten was. Het leek haar niet verstandig om klanten binnen te laten met iemand zoals deze man in de ruimte. Ze had niet het idee dat hij iemand kwaad zou doen, maar de verwarde indruk en de vieze kleren waren waarschijnlijk geen succesvolle formule voor het verkopen van producten.

@HarryStyles 
Anoniem
Popster



Zijn verstand zei hem om te rennen, te vluchten terug naar waar hij vandaan kwam, terug naar waar niemand hem kon vinden. Maar zijn lichaam werkte hier aan tegen, hij was te moe. Te zwak. Hoewel hij bij het binnen komen van de winkel al slechte gevoelens had gehad waren deze nog erger geworden. De meeste van zijn soort dachten wel vier keer na voordat ze zo een soort winkel binnen liepen. Bij het zien van de kristallen en dromenvangers had hij eigenlijk gelijk weg moeten gaan. Nu zat hij vast in een winkel met een gestoorde vrouw die plastic gebruikte alsof het hennepvezels waren en er op stond dat de maand waar ze in zaten juli was. Hij had nog nooit zo een grote onzin gehoord. In zijn dagen had hij wel met meerdere gekken gedeald, maar niemand zo gestoord als dit meisje. 
"Er bestaat niet zo iets als een juli. Dat is geen maand," zei hij vervolgens, een diepe frons op zijn gezicht spelend. Hij kon zich niet bedenken dat de mensheid zó gek was geworden om de maanden te veranderen! Dat was alsof je dagen zou veranderen. Dan zat zondag ineens na donderdag. Dat klopte toch niet?! De hele situatie was verwarrend voor hem. Het was een hoop informatie om zo plots in te nemen en hij begon zich lichtelijke zorgen te maken om het meisje. Misschien was ze zojuist wel op haar hoofd gevallen, had ze geen idee wat voor onzin ze allemaal uitkraamde. Misschien leidde ze wel aan een hersenschudding of geheugenverlies. Plots had hij best wel medelijden met het meisje, hij kon zich niet voorstellen hoe het moest voelen om geheugenverlies of zelfs een hersenschudding te hebben. Het leek hem echt heel pijnlijk.
Zijn medelijden was echter abrupt verdwenen toen hij haar achternaam had gehoord en plots hard de grond raakte. Door zijn val leek het meisje uit schrik iets uit te kramen. De woorden die ze zei had hem fronzen. Ze gebruikte de naam de Heer ijdel. Ze was echt gestoord! Al zijn eerdere vermoedens waren nu alleen maar erger bevestigd. Hij kende niemand die de naam van de Heer op zo een manier zou gebruiken. Absoluut niemand, zelfs hij niet terwijl hij absoluut niet in de Heer geloofde. Het was als iets geks gezien maar de hoeveelheid dat hij geleden had liet hem geloven dat er niet zoiets was als een God. Alle slechte dingen die in de wereld gebeurde en hij moest geloven dat er een God was? Hij geloofde nog eerder dat dit meisje niet gestoord was dan dat er een God was. 
Met tegenzin nam hij de hulp van het meisje toch wel aan, hij wist dat hij te zwak was om zelf heel overeind te komen. Hij zou zo weer door zijn benen zakken. Hij had snel bloed nodig. Maar Castiel was niet moordlustig zoals de meeste van zijn soort. Hoe hij was zouden mensen benamen als vegetarisch. Hij dronk geen bloed van mensen. Er was een tijdje dat hij dat ooit gedaan had maar dingen liepen toen erg uit de hand. Voor zijn eigen veiligheid en die van de mensen rond hem heen moest hij er toen mee stoppen. Sinds dien heeft hij nooit meer mensen bloed gedronken, enkel nog van dieren, en zelfs dan liet hij deze altijd leven. 
Voor hij het echt doorhad zat hij alweer op de stoel en hield het meisje een stenen mok voor hem. Bedenkelijk pakte hij het voorzichtig aan. Hij vertrouwde het niet. "Wat is dat bellen waar u het over hebt?" vroeg hij bedenkelijk, zijn blik nog op het water gericht houdende. Voorzichtig boog hij zijn hoofd naar voren en rook hij aan het water. Hij wist niet precies wat hij rook maar er klopte iets niet. Het kon natuurlijk ook de algemene geur van de winkel zijn. Hij wist in ieder geval zeker dat de geur niet verbena was, dus hij durfde wel voorzichtig een klein slokje van het water te nemen. Met zijn blik ging hij toen naar het meisje en hij volgde haar elke beweging. Een frons ontstond wederom op zijn gezicht toen hij bij haar ook een van die platte stenen zat. Iedereen hier leek zo een platte steen te hebben. Hij volgde haar met zijn blik toen zij naar de deur toe liep en een van de bordjes daar om draaide. Waarom zij dit weet had hij geen idee over, maar hij vertrouwde er helemaal niks van. Hij hield zich nog even stil, zijn kracht bij elkaar rapend voor hij opstond en het kopje water op de stoel plaatste. Vervolgens draaide hij zich terug om naar het meisje en liep naar haar toe. Hij nam de steen uit haar hand en bekeek deze goed. Weeral begon hij te fronzen. Deze steen voelde totaal niet als een steen. Sterker nog, het voelde bijna als een soort ijzer. Het voelde als het spul waar hij vroeger messen van zou slaan als hij hielp bij de ijzersmid. Ook zag hij dat er een glas plaatje over zat met daar onder iets wat hij alleen zou kunnen beschrijven als een hele kleine gloeilamp want het glas leek licht te geven. Hij had nooit zo iets wilds gezien! Er waren drie cijfers op de glasplaat te zien 9-1-1. Het moest vast een soort geheime code zijn! "911 wat is uw noodgeval?" Bij het horen van de plotse stem liet Castiel de vreemde steen uit schrik vallen. "Hekserij!" riep hij uit en hij schopte de steen gelijk weg. Dit was idioot! Waren heksen over de jaren zó bevorderd geworden dat ze nu stemmen uit stenen konden laten komen? IJzeren stenen met een glas plaatje die licht gaven EN een geluid konden maken?! Deze dag kon niet gekker worden. Zelfs Castiel kreeg nu het gevoel alsof hij hier de gek was en niet al deze andere mensen.

@Demish 
Demish
Internationale ster



Het leek langer te duren dan ooit voordat er iemand opnam. Waarom vandaag de dag was dat de alarmcentrale weinig bezetting had, of veel mensen belden voor een noodgeval, wist Rain niet. Wat ze wel wist, was dat ze het liefst zo snel mogelijk dit telefoontje wilde plegen, zodat ze weer terug kon naar het dagelijkse leven wat ze had geleid tot het moment van zijn binnenkomst. De jongeman kwam dichterbij en geheel onverwachts pakte hij de telefoon over uit haar handen. ‘Wat?’ Ze snapte niet wat hij deed en ze probeerde de telefoon weer terug te pakken op het moment dat ze eindelijk werd begroet door iemand van de alarmcentrale.
‘Dat is mijn telefoon, idioot!’ riep Rain uit, toen de jongeman haar telefoon liet vallen en vervolgens wegtrapte. Hekserij had hij het genoemd. Een woord waar Rain zich momenteel niet op kon focussen. Ze liep naar de plek toe waar hij haar telefoon naar toe had geschopt. Er zaten barsten in het glazen scherm en hij was duidelijk uitgevallen. Het was maar de vraag of hij nog op zou starten als ze hem weer aan zou zetten. Zuchtend schudde ze haar hoofd. Ze wist echt niet wat ze met hem aan moest. Bellen werkte duidelijk niet, niet als hij zo reageerde. Op straat om hulp roepen zou ook niet werken. Ze betwijfelde of hij haar überhaupt zou laten vertrekken uit de winkel. Meer en meer kreeg Rain het gevoel dat ze hem had onderschat, dat hij wellicht gevaarlijk zou kunnen zijn.
‘Daarmee probeerde ik te bellen, zodat ik contact op kon nemen met iemand die jou verder kan helpen, want ik weet niet wat ik nu moet doen!’ liet ze hem weten. Met een huilend kind in de winkel wist ze wel raad, ook met boze klanten die beweerden dat ze hier iets hadden gekocht en het de volgende dag spontaan kapot was gegaan, wist ze prima om te gaan. Maar met iemand zoals hij? Dat was een compleet nieuwe uitdaging en ze kon met alle zekerheid zeggen dat ze het niet leuk vond.
Ze draaide zich weer om naar de jongeman. ‘Luister, ik wil je echt helpen. Er is overduidelijk iets met je gebeurd, waardoor je je zo gedraagt, maar je kunt niet zomaar met telefoons gaan gooien!’ wees ze hem terecht. Nu was haar telefoon niet het belangrijkste onderdeel in haar leven, maar het zou zeker prijzig worden om het te laten repareren en ze wist vrijwel zeker dat deze jongeman geen geld had om voor de reparatie te betalen. 
Moedeloos legde ze haar telefoon op de toonbank. Ze ging met haar handen door het haar, denkend aan wat ze nu zou moeten doen. Hij was buitengewoon vreemd. Het gesprek over plastic, niet weten dat de maand juli bestond, de vraag wat bellen nou precies was, het noemen van hekserij… Ze schudde opnieuw haar hoofd. Het kon niet anders dan dat hij mentaal niet in orde was. Maar dat verklaarde zijn vreemde kleding niet, waar had hij die vandaan gehaald? Dit was geen kleding die men nog iedere dag zou kunnen kopen en het was ook zeker niet nieuw, aan de viezigheid en de scheuren te zien. Het leek haast alsof hij uit een oud boek was gestapt, maar dat was onmogelijk. Dat kon niet.
‘Als je vraagt in welk jaar we zijn… In welk jaar denk jij dan dat we leven?’ vroeg Rain. Ze wist niet eens waarom ze dat aan hem vroeg. Alles wat de man zei, leek op onzin uit te komen. Dus al zou hij antwoorden dat hij dacht dat hij in de zestiende eeuw was, wat zou zij er dan op moeten antwoorden? Ze leefden in de eenentwintigste eeuw, waar computers en telefoons heel gebruikelijk waren. Waar plastic in bijna elk product werd verwerkt. Waar mensen de naam juli gebruikten. Rain zelf wist niet beter. Ze had op school wel geleerd dat mensen andere namen voor de maanden hadden, maar dat was jaren geleden.
Het was gekkenwerk dat ze dit aan hem vroeg. Wat nou als dit zo’n geval was waarin het gevaarlijk was om mensen hun fantasie te blijven voeden? Wat als ze hiermee het idee in stand hield dat hij in het verleden leefde, of wat voor ander waanbeeld hij ook had? Ze wist hier oprecht niks van af en zijn gedrag begon haar nu wel een beetje beangstigen.
‘En waar kom je vandaan?’ Hij zag er uit alsof hij dagen door de bossen had gelopen, al was dat in de omgeving rondom Phoenix behoorlijk moeilijk om te doen. De stad was namelijk gelegen aan het einde van de woestijn, waardoor het klimaat erg droog was en er zeker geen grote bossen rondom de stad stonden. Hij moest echter ergens vandaan komen. Ze hoopte dat hij haar, eindelijk eens een keer, een echt antwoord kon geven. Ze wist nog altijd zijn naam niet en heel veel meer was er ook niet uit hem gekomen. Ze wist alleen dat hij werkelijk alles om zich heen vreemd leek te vinden, alsof hij het nooit had gekend. En niet op de aandoenlijke manier waarop ouderen het vaak hadden, dat ze niet wisten hoe ze het internet moesten gebruiken of hoe ze een foto van hun camera op hun computer konden zetten. Nee, dit leek wel alsof de jongeman uit een andere tijd kwam. Eentje waar telefoons nog niet hadden bestaan en plastic alleen nog werd gebruikt in bijzondere gevallen, maar dat was onmogelijk. Tijdreizen gebeurde alleen in films, mensen konden niet honderden jaren leven. Dat alles was een verzinsel voor entertainment en niets meer. 

@HarryStylesLovee 
Anoniem
Popster



Haar woorden gingen bij hem het ene oor in en het andere oor weer uit. Het woord ‘telefoon’ stond niet in zijn woordenboek dus hij was er niet van gedient. Waarom zou hij geven om haar ‘telefoon’ als hij niet eens wist wat het was? Hij keek toe hoe ze de telefoon weer oppakte en fronste toen hij zag dat de lamp die er hiervoor nog in zat niet meer scheen. Hij vroeg zich af hoe die lamp ineens gestopt was met licht geven. Hij was niet uit gedraaid voor zover hij wist. Misschien was hij gewoon leeg. Dat ze zo er weer een nieuwe lamp in zou draaien. Hij moest toegeven dat hij behoorlijk nieuwsgierig was over hoe ze er een nieuwe lamp in zou draaien, waar ze dat zou doen. Hij had er namelijk geen opening voor gezien. Maar die ‘telefoon’ was niet het meest gekke ding wat hij die dag had gezien. Met een verwarde blik luisterde hij naar wat ze zei. Sommige woorden die ze gebruikte snapte hij absoluut niet, maar het begrijpen van haar zin lukte hem nog wel een beetje. Toch was er iets wat hem dwars zat. Hij wist nog steeds niet wat ‘bellen’ was en blijkbaar had hij de indruk bij dit meisje gewekt dat hij hulp nodig had. Het meisje leek echter overstuur dus hier op ingaan leek hem op het moment geen ideaal idee. Hij wilde haar niet nog erger overstuur maken en nu zeggen dat hij haar hulp helemaal niet nodig had klonk in zijn oren erg onbeschoft en ondankbaar, dus hij zei er maar niks over. Hij kwam er echter snel achter dat de reden sat ze zo overstuur leek was omdat hij met haar steen had gegooid. In zijn ogen was haar emotionele reactie erg overdreven, stenen werden wel vaker mee gegooid. Zeker door kinderen, dat was nou juist leuk! Stenen overgooien en stenen op andere gooien. Dat waren immers de enige dingen die je als kind kon doen. Stenen of takken gooien. Ah dat was altijd zó leuk om te doen. Hij glimlachte zwakjes door de herinneringen aan het kind zijn. Veel herinnerde hij niet, maar hij wist wel dat het leuk was. Toch was hij verward. Ze zei dat er overduidelijk iets met hem was gebeurt. Maar voor zo ver hij wist was er niks gebeurt? Hij had gewoon wat tijd alleen in het bos gespendeerd. “Er is niks met mij gebeurt,” zei hij lichtelijk verontwaardigd. Hij vatte het lichtelijk op als een belediging. Zag hij er dan zo slecht uit? Hij had zichzelf nog niet kunnen bekijken, hij had geen spiegels gezien onderweg naar hier. Hij had dus eigenlijk ook geen idee hoe hij er precies uitzag. Daar had hij het grootste gedeelte van zijn leven nooit een idee van gehad, toen werden spiegels uitgevonden en het was echt een doorbraak. Hij was wel verbaasd geweest toen hij zichzelf voor het eerst in een spiegel had gezien, dat moment wist hij nog maar al te goed. Sinds dien was hij het wel gewend, maar in deze honderdveertig jaar dat hij weg was, was hij eigenlijk wel vergeten hoe hij er precies uitzag. Bij haar volgende vraag haalde hij simpel even zijn schouders op. Hij had werkelijk geen idee. “Ik heb geen idee. Ik dacht rond de negentien veertig of zo. Ik had de tijd niet echt bij gehouden,” zei hij alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Alsof het normaal was voor mensen om verward te zijn over het jaar. Maar hij dacht er op het moment niet echt bij na wat er raar was en wat niet. Deze hele nieuwe wereld was raar voor hem. “Uiterlijk negentien tachtig,” zei hij vervolgens nog wel. Hij had niet gedacht dat hij echt veel langer dan een eeuw weg was. Een hele eeuw gewoon. Hij zat al bijna op anderhalf als het jaartal dat ze zei echt klopte. Ergens was hij best onder de indruk van zichzelf. Meer dan een eeuw op zichzelf en hij was niet gestoord gegaan en had zichzelf niet om het leven gebracht. Dat was toch een behoorlijke prestatie vond hij. De vraag die zij hierna stelde had hem toch wel weer doen nadenken. Hij had het zich zelf nog afgevraagd waar hij precies vandaan was gekomen. Hij had er geen idee van. Onderweg had hij wel wat bordjes gezien maar hij was oprecht onwetend hier over. Hij dacht goed en hard na. Plots herinnerde hij zich een bordje. Hij had het onthouden sinds hij er toen meerdere keren langs gelopen was. “Uhh Kaibab National Forest,” zei hij toen nog nadenkend. Hij was vrij zeker dat hij daar bordjes van had gezien in het bos. Hij was niet zeker of dat was waar hij al zijn jaren had gespendeerd maar dat was zeker waar hij het laatste was voor hij hier heen kwam. Kort beet hij op zijn lip voor hij wat aan zijn ring begon te knoeien. Het was een trekje dat hij had dat wanneer hij nerveus was hij aan zijn ring zat te draaien en te knoeien. Kort keek hij terug naar het meisje. Ze leek niet zoals hij haar voorouders had herinnerd. Toen herinnerde hij haar vraag naar zijn naam. Zijn uiterlijk had ze niet herkend. Wellicht herkende ze zijn naam dan ook niet. “Het is Castiel. Mijn naam, Castiel Novak,” zei hij toen met een zachtte zucht. Hij voelde zich raar door het zo hardop te zeggen voor het eerst in jaren. Zo veel lange jaren. Intussen bleef hij aan zijn ring draaien maar in een snelle beweging viel deze plots van zijn vinger af. De zon die door de ramen scheen begon te branden op zijn huid. Als een soort reflex stond hij plots aan de andere kant van de ruimte tegen de muur gedrukt waar de zon hem niet kon raken. De brandwonden op zijn ontblootte huid genazen langzaam maar hij zat nu wel vast in de schaduw. Zonder zijn ring zou hij levens verbranden in de zon en dat kon hij absoluut niet hebben. Hij had niet al die jaren op zichzelf overleeft om nu meteen weer te overleiden. 

@Demish 
Demish
Internationale ster



Uiterlijk negentientachtig. Dat was het jaartal waarvan hij had verwacht uiterlijk erin te lezen. Hij had zelfs nog negentienveertig genoemd. Hij mocht blij zijn dat ze niet in dat jaartal leefden, want dat viel midden in de tweede wereldoorlog. Iets wat de meeste mensen wel wisten. Hij had echter zo nonchalant gezegd dat hij de tijd niet bij had gehouden, dat Rain niet meer wist wat ze met zijn antwoorden moest, behalve ontkrachten dat ze niet meer in de twintigste eeuw waren. ‘Nou, het is dus 2018,’ liet ze hem nogmaals weten. Haast veertig jaar na het jaartal wat hij had genoemd. Het begon vreemder en vreemder te worden en de sfeer in de winkel werd er ook niet beter op. 
‘Kaibad National Forest? Maar dat is, dat is meer dan 200 mijl hier vandaan,’ stamelde Rain verbaasd. Hij kon dat toch niet serieus menen? Het was dan wel een bekend bos in de staat van Arizona, maar het was ontzettend ver van Phoenix. Het lag zelfs nog dichter bij de staat Nevada. Hij kon daar niet helemaal vandaan zijn gekomen. Maar, waarom zou hij daar over liegen? Hij leek het echt te menen. Misschien was dit wel weer een deel van een waanbeeld. Was het een naam die hij ooit een keer had onthouden en noemde hij het nu. Het kon niet dat een mens zo ver had gelopen, niet zonder een goede uitrusting en voldoende slaap, eten en drinken. Het leek erop alsof deze man geen van alle had gehad.
Eindelijk gaf hij haar een naam. Eentje die, ondertussen, niet meer heel gebruikelijk was voor de tijd waarin ze leefden. Rain had nog nooit iemand gehoord die Castiel had geheten. Cas, die naam kende ze wel. Casper, ook dat kende ze. Al zei een naam vaak niets. Haar naam was immers ook iets ongebruikelijker dan de namen die de meeste meisjes kregen. 
Wat er voor Rain haar ogen gebeurde, vond ze moeilijk om te bevatten. Het ene moment had Castiel voor haar gestaan. Het andere moment leek hij binnen een seconde te zijn verplaatst naar een deel van de winkel dat ze zich in de schaduw bevond. Ze rook de geur van verband vlees, afkomstig van de man die haar winkel binnen was gekomen. Brandwonden hadden zich op zijn huid gevormd, maar leken ook langzaamaan weer te verdwijnen naarmate de tijd verstreek. Dat was… Onmogelijk? Men verbrandde niet zomaar, niet op die manier althans. Daarnaast had hij ook zo snel bewogen dat zij het nauwelijks had kunnen zien. Nu leek hij erg angstig in de schaduw te staan, zich verstoppend voor het licht van de zon. Rain wist niet wat er gebeurde. Eerst had ze gedacht dat hij degene was die niet mentaal in orde was, maar het leek nu alsof haar hersenen degenen waren die spelletjes met haar aan het spelen waren.
‘Heb je… Verbrandde je nou zojuist in de zon?’ vroeg ze. Het was haast onmogelijk, maar ze had het toch echt gezien. Rain liep naar de plek waar hij zojuist had gestaan. De gevallen ring viel haar nu pas op. Ze bukte om het sieraad op te pakken en legde het in de palm van haar hand. De zetting was gemaakt van metaal, wellicht zilver. Aan het model te zien was het duidelijk een oude ring. Eentje die door vele generaties had geleefd en wellicht door was gegeven van vader op zoon. De steen in het midden van de ring had een prachtige, donkerblauwe kleur. Rain herkende het als Lapis Lazuli. Een steen die stond voor het kennen van eigen kracht, eerlijkheid en het bewandelen van het eigen pad. Ook was het, zogezegd, een bevorderlijke steen voor relaties, zowel in vriendschap als in de liefde.
Twijfelend keek ze van de ring naar de jongeman, Castiel. Aan zijn blik te zien wilde hij deze graag terug, maar Rain wist niet of ze dat zomaar kon doen. Er gebeurden hier teveel vreemde dingen. Hij had gedacht dat ze in de twintigste eeuw hadden geleed, hij was zojuist verbrand in de zon en hij kende de maand juli niet. Haar gezonde verstand probeerde haar nog altijd te vertellen dat er iets met hem aan de hand was, dat hij hulp nodig had. Rain kon echter niet anders dan twijfelen aan wie er hier voor haar stond, of wat. Ze wist dat het gek was om te denken, maar het leek alsof hij niet zomaar een man was.
Haar grootouders hadden haar vroeger vaak verhalen verteld. Over heksen, weerwolven en vampiers. Vampiers die verbrandden in de zon, die keer op keer de wereld hadden geprobeerd te verpesten en de heksen die de wereld zo glorieus hadden gered. Maar vampiers dronken bloed, vielen mensen aan. Dat had hij nog niet gedaan. Daarnaast was het slechts een verzinsel geweest, een mythe. Het was onmogelijk dat er een vampier voor haar stond. Simpelweg buitengewoon onmogelijk. 
‘Het lijkt erop dat je deze nodig hebt,’ zei Rain, nog niet zeker over alles wat er nu gebeurde. Er was echter maar één manier om al haar zorgen, twijfels en gedachten op orde te krijgen en dat was door het aan hem te vragen, hopend dat hij eerlijk antwoord zou geven. ‘Als jij me vertelt wie je vent, wat je bent, Castiel Novak, dan beloof ik je dat je de ring terugkrijgt,’ vertelde ze hem. Dit was gekkenwerk. Als hij echt was wat zij dacht dat hij was, waarom zou hij haar dan niet aanvallen en de ring terugpakken?
‘Want dit… Dit kan niet. De oude kleren, denken dat we nog in de twintigste eeuw leven, alle opvattingen die je tot nu toe hebt gedeeld. Ik weet dat het onmogelijk is, maar het lijkt alsof je niet uit deze tijd komt. En als dat echt zo is, dan…’ Ze kon het niet eens uitspreken. Als hij echt al langer op deze aarde leefde, dan was er haast nog maar één verklaring voor. 

@HarryStyles 
Anoniem
Popster



Hoewel het meisje het hem al eerder had verteld kwam het nog als een klap binnen. Het was gewoon 2018. Hoewel hij wist dat hij lang weg was geweest was het oprecht een verrassing dat het zó lang was geweest. “Honderdveertig jaar,” mompelde hij zacht naar zichzelf, hopende dat het nog een beetje logisch zou klinken maar dat deed het echt niet. Hij kon gewoon amper geloven dat het zo lang geleden was dat hij vluchtte. Zijn vrienden waren waarschijnlijk al een dikke eeuw dood. Hij had niet eens op hun begravenis kunnen zijn. Wellicht lagen de graven er nog en kon hij deze opzoeken. Dit wist hij echter niet zeker en als hij eerlijk was, wilde hij dat niet eens. Dat zou toch nog te zwaar voor hem zijn dacht hij. Dan zou het pas écht realiteit worden, terwijl het nu nog een idee in zijn hoofd was. Natuurlijk was het al echt, hij wilde dit enkel niet geloven. 
Even trok hij een wenkbrauw op bij haar woorden. “Dat is zo’n uur rennen,” mompelde hij meer naar zichzelf en plots baalde hij er van dat hij niet was wezen rennen. Al zou het hem nu waarschijnlijk langer kosten. Hij kon namelijk niet op volle snelheid rennen zoals vroeger, daar was hij te zwak voor. Dat was ook de reden dat hij gekozen had om niet te rennen maar te lopen. Rennen zou enkel meer van zijn energie verspillen en hoewel hij nu drie dagen gelopen had en hij dood moe was, had hij meer energie over dan hij zou hebben als hij was gaan rennen, zeker op zijn top snelheid van tweehonderd mijl per uur.  “Maar ja, zo een tweehonderd mijl, klopt ongeveer wel,” knikte hij vervolgens. Hij had het niet goed bijgehouden maar hij wist wel ongeveer hoe snel hij liep en hoe lang hij er over gedaan had. Dan klopte tweehonderd mijl wel ongeveer. Hij was nog best verrast dat het eigenlijk zo een kleine afstand was geweest, hij had toen hij daar was geschat dat hij veel verder van Phoenix af was. Voor hem was het nu enkel grappiger dat de heksen hem nooit gevonden hadden. Hij zat zó dichtbij en zelfs toen konden ze hem niet vinden. Zelfs met hun magie. Het was bijna lachwekkend voor hem. 
De verwarde blik die hij in haar ogen kon zien zei hem genoeg. Hoewel het bijna onmogelijk was geweest om niet te zien dat hij plots aan de hele andere kant van de winkel stond, merkte hij ook snel op dat zijn brandende huid haar was opgevallen. Die geur was dan ook wel onvermijdelijk. Er was een tijd geweest dat hij de geur fijn vond, dan voelde hij de pijn en dat liet hem levend voelen. Maar nu hij zo zwak was duurde het extra lang voor de wonden en de pijn om weer weg te zijn en wenste hij dat hij nooit in aanraking was gekomen met de hemelvlam. Een diepe zucht liep toen over zijn lippen bij haar vraag. Het woord zon verwarde hem maar niet genoeg om er veel aandacht aan te schenken. “Ja ik verbrandde in het licht van de hemelvlam,” zei hij terwijl hij met zijn ogen rolde, alsof het verbranden het meest normale ding ooit was. Voor hem was het dat ook wel, maar voor normale mensen natuurlijk niet. Het was ook al eeuwen terug geweest dat hij zich voor het laatst verbrandde in het licht van de hemelvlam. Hij had immers bijna altijd gewoon zijn ring om om hem te beschermen. Hij was nooit eerder afgevallen als hij er mee zat te kloten maar voor alles moest een eerste keer zijn. 
Moeilijk keek hij toe toen ze neer bukte en zijn ring op pakte. Het was een prachtring, oud van echt zilver met een echte Lapis Lazuli steen er in. Hij was speciaal voor hem gemaakt door de vrouw die van hem hield. De ring was niet alleen handig tegen de hemelvlam maar had ook een grote betekenis voor hem. Hij hoopte dus oprecht dat hij de ring terug zou krijgen. Anders zat hij vast in deze winkel tot de schemering. Hij zou het echter wel begrijpen als ze de ring wilde houden, hij was prachtig, zeker veel dollars waard. Bij haar volgende woorden knikte hij dan ook gelijk. Hij had de ring echt nodig. Hij kon natuurlijk wel zonder, maar het leven was gewoon zó veel makkelijker met. Hij hield er niet van om enkel na de schemering buiten te zijn en zich te moeten verstoppen bij dageraad. Zo kon hij nooit dingen van het echte leven zien en dat haatte hij. 
Kort trok hij een wenkbrauw op. Ze wilde dat hij haar vertelde wie en wat hij was. Hij ging er gelijk vanuit dat ze hem toch niet ging geloven en zuchtte hierdoor hardop. “Ik ben Castiel Novak, een van de grondleggers van Phoenix, Arizona. Oh en ik ben een vampier, dat was wat u wilde horen, was het niet?” Hij haatte het om het woord te gebruiken. Grondlegger. Het was een rot woord in zijn oren. Hij was niet het persoon dat de grond hier had gelegd. Hij hielp echter mee een beschaving op te bouwen en had de eer om samen met drie anderen het stadje te noemen. Een van hen, Jack Swilling, had echter later alle credits opgeëist, maar Castiel herinnerde zich nog goed dat hij ook op de foto’s stond tussen alle grondleggers, ze hingen zelfs op een groot schilderij aan de muur van het stadshuis, dat was in zijn tijd echter. Voor zover hij wist bestond het stadshuis niet eens meer, dat zou niet het aller gekste zijn wat hij tot nu toe had mee gemaakt.Het woord vampier lag hem ook niet lekker op de tong. Hij had het al in eeuwen niet meer gebruikt en volgens hem was dat ook wel te horen. Het woord kwam zo vreemd uit zijn mond dat hij er zelf wat verbaasd van was. Hij was het woord echt niet meer gewend en vond het ook niet fijn om zichzelf zo te noemen als hij eerlijk was. Een vampier werd vaak gebonden met de dingen die hij totaal niet was. Moordlustig, gevaarlijk, eng. het waren drie dingen waar hij zichzelf niet in herkende. Hij was alles behalve moordlustig en echt gevaarlijk. Eng kon hij wellicht wel zijn als hij het nodig vond. Er was echter wel een tijd geweest dat hij wel alle drie die dingen was geweest maar die tijd was inmiddels al lang voorbij.
Kort beet hij hard op zijn lip. “Ik kan het bewijzen,” probeerde hij toen. Hij ging er maar vast vanuit dat ze hem niet ging geloven. Maar hij kon het oprecht bewijzen. Het grondlegger gedeelte dan. Het vampier gedeelte ook maar dat was ging op een minder onschuldige manier. Hij kon oprecht geen onschuldige manier bedenken om te bewijzen dat hij een vampier was. Zijn ‘echte’ gezicht laten zien leek Castiel absoluut geen goed idee. Ze zou er enkel van schrikken en dan zou hij zijn ring nooit terug krijgen. Toen kreeg hij echter een idee. “Ik kan het echter enkel bewijzen als u mij mijn sieraad terug overhandigd.”

@Demish 
Demish
Internationale ster



Niks aan dit alles was op dit moment logisch. De manier waarop hij sprak over het bos, alsof het daadwerkelijk maar een uur rennen was. Het was tweehonderd mijl. Daar zouden mensen zeker dagen mee bezig zijn, als ze lopend of rennend zouden gaan. Maar niemand was zo gek om dat te doen. Daarvoor bestonden auto’s. Daarnaast noemde hij de zon de hemelvlam. Iets wat een oud woord moest zijn, want Rain had het nog nooit iemand anders horen zeggen. Dat zou overeen komen met het feit dat hij nog dacht dat ze in een andere tijd leefden. 
Castiel Novak. Eén van de grondleggers van Phoenix. Een vampier. Twee van de drie standpunten klonken onwaarschijnlijk. De grondlegger van Phoenix was namelijk Jack Swilling, die na de oorlog met Mexico op het land was gestuit en meteen vele boerderijen daar aan had gelegd. Dat was aan het einde van de negentiende eeuw geweest. Het was een geschiedenisles die iedereen in Phoenix wel had gekregen. Rain was er zeker van dat ze de naam van deze man nooit in haar boeken had zien staan. Al was dat natuurlijk niet het meest onwaarschijnlijke wat hij had verteld. Hij had het woord vampier gebruikt. Het woord wat zij in haar hoofd had gehad, maar waarvan ze had gedacht dat het te belachelijk was geweest om het echt hardop te zeggen. Nu was hij degene die het woord in zijn mond had genomen, maar dat maakte het niet gemakkelijker om te geloven. 
‘Een vampier?’ herhaalde ze. Ze wilde het niet geloven. Ze wilde denken aan een vampier als iets wat enkel in een boek stond, of voorkwam in een film. Een moordlustig wezen, wat op de één of andere manier geromantiseerd was en menig tienermeisje in Rain haar tijd had doen laten zwijmelen. Zelf had ze de aantrekkingskracht ervan nooit begrepen. Daarnaast hadden verhalen van haar opa en oma toch hele andere dingen verteld dan de romannetjes over de wezens. Het kon simpelweg niet echt zijn. Rain stond echter ook in een winkel vol met objecten waarvan beweerd met dat ze een mystieke kracht hadden. Kristallen die de pijn konden verlichten, die relaties konden bevorderen. Dromenvangers die nachtmerries gevangen namen en alleen de goede dromen toelieten, alsof dromen door de lucht vlogen bij mensen neerdaalden. Thee en kruiden die iemand in een bepaalde situatie zouden helpen… Als bezoekers van de winkel aan Rain vroegen of ze er in geloofde, dan beantwoordde ze die vraag altijd positief. Maar betekende dat dat ze ook zou geloven in een vampier? Of was dit allemaal één grote grap? Maar hij was wel verbrand in de zon, had een hele tijd geleefd, maar wist niks van moderne uitvindingen én zijn kleding kwam overeen met de tijd die hij had genoemd.
Rain haar blik gleed weer naar de ring in haar handen. Die was belangrijk voor hem. Het zou iets te maken moeten hebben met de steen. Ook leek het alsof er een bepaalde energie van af kwam, maar op dit moment vertrouwde Rain niks meer wat er in de ruimte gebeurde. Misschien wilde ze wel iets voelen, omdat ze wilde geloven dat de man gelijk had. Maar waarom zou ze dat willen? Vampiers waren niet vredelievend naar mensen. Als hij echt een vampier was, waarom had hij dan nog niet toegeslagen? Op dit moment leek hij het niet te kunnen. Toen de ring was gevallen, was hij verbrand in de zon. Dus wellicht beschermde het sieraad hem tegen de zon. Maar daarvoor had hij tijd genoeg gehad om haar aan te vallen. Dat had hij niet gedaan. 
Ze keek op naar de jongeman toen hij weer sprak. Hij kon het bewijzen. Hij zou dat echter alleen kunnen doen als ze hem de ring terug zou geven. Zoiets klonk als een hele domme val. Ze zou hetgeen wat haar op dit moment beschermende van een eventuele aanval, niet zomaar overhandigen. Als ze dat zou doen, dan zou ze wellicht het meest domme figuur in een horrorfilm zijn. Dit was echter geen film. Dit was het echte leven, wat het alleen nog maar lastiger maakte.
‘Als je echt een vampier bent, waarom heb je me dan nog niet aangevallen? Je hebt waarschijnlijk al genoeg kansen gehad, Castiel Novak,’ wees ze hem terecht. Niet dat ze wilde dat hij haar aan zou vallen, maar hij was een vampier en het was totaal niet logisch dat hij haar nog niets aan had gedaan. Zelfs voordat hij zijn ring was verloren, had hij vast genoeg mogelijkheden gehad om haar vast te pakken en haar te bijten. ‘En als dit het enige is wat er voor zorgt dat je niet in het zonlicht kan staan, en bij mij kan komen, waarom zou ik het dan terug geven? Dat zou het meest domme zijn wat ik op dit moment zou kunnen doen.’
Als ze slim was, zou ze de ring niet aan hem terug geven. Ze zou hem hier kunnen laten staan, in de schaduw, net zolang totdat de zon verdwenen zou zijn. Maar dan wat? Het was pas middag, dus het zou nog uren duren voordat de zon zou zakken. En wat als er toch mensen voor de winkel zouden staan? Wat als haar opa aan het einde van de middag zou opdagen, klaar voor hun gezamenlijke wandeling naar huis? Rain zou niet uit kunnen leggen waarom er een jongeman in het hoekje van de winkel stond, verscholen tussen de schaduwen. Maar de ring teruggeven was gekkenwerk, toch?

@HarryStyles 
Anoniem
Popster



De blik op haar gezicht liet hem wel duidelijk merken dat ze moeite had hem te geloven. Hij kon dat wel begrijpen. Vampieren waren niet iets wat je in het dagelijks leven mee maakte en iedereen dacht natuurlijk dat Jack de gronlegger van Phoenix was. Jack, Castiel herinnerde hem nog als de dag van gister. Hij wist nog hoe hij hem altijd John zou noemen om hem te irriteren. De man haatte zijn echte naam. Jack was zijn roepnaam geweest, John was zijn geboorte naam. En Castiel vond het maar al te leuk om hem hier constant aan te  herinneren. Hij wist nog hoe Jack zijn haar altijd lang had en altijd zo een, naar zijn mening, lelijke snor had. Geen enkele herinnering aan Jack was erg plezant geweest, elke situatie waar hij mee te maken had eindigde slecht. Toen Castiel en de andere mannen hadden besloten om bescheiden te blijven en niet de eer van de stad op te eisen kwam Jack uit, zeggende dat hij alles zelf had gedaan. Dat hij de stad had grond gelegd. Mensen aanbaden Jack ervoor en geen van de andere mannen durfde nog op te komen voor hun zelf. Zij hoefde die credits ook niet, ze wilde gewoon mensen een thuis geven om te blijven. Een nieuwe stad. Een veilige stad.Een zucht liep zacht op zijn lippen bij haar woorden. “Ja een vampier. En honderdveertig jaar geleden probeerde jouw familie mij te vermoorden hier in mijn eigen stad,” zuchtte hij duidelijke en beetje vermoeid. Hij had hier geen zin in. Het was al best heftig voor hem dat hij het verteld had en dan geloofde ze hem niet. Hij was gewoon verontwaardigd. Niemand had hem ooit een leugenaar genoemd. Ergere dingen wel. Veel ergere dingen. Hij was woorden genoemd die nooit meer uitgesproken mochten worden. Hij had er altijd maar om gelachen. Maar als er een ding was waar Castiel Novak niet tegen kon, was het als mensen hem uit maakte voor iets dat hij niet was.Zijn blik ging terug naar de ring die zij in haar handen had. Hij was oud, een harde klap had hem zo kunnen breken. Castiel zou niks hebben aan een gebroken ring. Naar zijn gevoel was de ring die zij in haar handen hield zijn leven. Zij had nu de kracht om deze te breken, weg te gooien of te houden om door te verkopen. Castiel wist dat hij nooit te nimmer meer een heks zou vinden die hem zo een ring zou willen maken. Als hij het zich goed herinnerde en deze niet gestolen was in de afgelopen jaren had hij wellicht nog een ring bij zijn oude huis liggen, maar hoe hij daar kon komen zonder te wachten tot schemering wist hij ook absoluut niet. Hij hoefde maar een meter door het licht van de hemelvlam te lopen en hij zou levend verbranden. Dat wilde hij absoluut niet. Hij hoopte met heel zijn ijskoude hart dat ze mens genoeg was om hem de ring terug te geven.Bij haar volgende woorden kon hij het niet laten om te lachen. Voor hem klonk het gewoon zo stom. “Ah sorry ik zal mijzelf duidelijk maken. Ik ben vegatarisch. Ik drink geen mensen bloed. Niet meer althans. Al zeker een paar eeuw niet. Daarnaast heb ik al zeker dertig jaar niks meer gegeten, ik ben zwak. Ik zou niet eens een kip kunnen vangen met hoe weinig kracht ik heb,” zei hij eerlijk. Even zuchtte hij diep. Hij vond het rot om toe te geven dat hij zwak was, dit deed hij liever ook niet. Maar nu had hij de keus om eerlijk te zijn of een lul verhaal op te hangen en dan was hij liever gewoon eerlijk. Castiel had immers zo het gevoel dat zij niet zo snel zijn lul verhalen zou geloven. Hij geloofde andere mensen ook niet als zij een lul verhaal ophielden.Hij was altijd al goed geweest in het merken of mensen logen, al voor hij een vampier was. Het feit dat hij nu als vampier nog ook eens een geweldig gehoor had en mensen hun hartslag vaak kon horen maakte dit alleen maar makkelijker voor hem. In sommige situaties was het echter zo erg dat mensen in hun eigen leugens begonnen te geloven, bij die mensen was het vreselijk moeilijk er achter te komen of ze eerlijk waren of gewoon te diep in hun eigen leugen zaten dat ze het begonnen te geloven. Maar zelfs dan lukte het Castiel nog wel. Hij was er oprecht heel goed in.Hij keek naar de ring toen ze het volgende zei. Daar had ze een punt. Als ze nog geloofde dat hij gevaarlijk was zou het dom zijn van haar om Castiel zijn ring terug te geven. Maar hij ging haar niet aanvallen. Als hij dat wilde had hij dat allang kunnen doen. Hij had echter zo het gevoel dat zij dat niet ging geloven. Kort dacht hij vervolgens na over zijn antwoord. Wat hij het beste kon zeggen om zijn ring terug te krijgen.Met een zucht begon hij toen maar. “Oké kijk. Als ik u had willen bezeren had ik dit allang kunnen doen. Nou als u wilt dat ik de rest van de dag tot schemering hier in uw winkel blijf in de schaduw is dat uw keuze. Maar als u mij mijn sieraad terug wilt overhandigen kan ik u mijn bewijs laten zien over mijn identiteit, sinds u duidelijk moeite heeft met het geloven van mijn verhaal,” vertelde hij haar rustig en hij leunde nonchalant tegen de muur aan waar hij nog schaduw had. Hij vond het lastig om goed in de schaduw te blijven, de winkel had dan ook best veel ramen waar zon door naar binnen kom komen. Er waren weinig duistere plekken waar hij zich schuil kon houden. Hij had moeite met niet per ongeluk toch in het licht van de hemelvlam te komen en wederom te verbranden.Met een zachte zucht keek hij vervolgens weer op naar het meisje. Het viel hem nu pas op hoe ze hem niet geloofd had toen hij zei dat hij een vampier was. Hoe de dochter van heksen hem niet geloofd had. Tenzij de krachten natuurlijk niet over gegeven waren naar haar. Zou de familie zo verzwakt zijn dat de krachten uiteindelijk gewoon uitgestorven waren? Zou hij weer een kans hebben om normaal zijn leven te kunnen leiden zonder angstig te hoeven zijn over kwaadaardige heksen die hem het leven, voor zover hij dat nog had, probeerde te ontnemen. “En als u mij na mijn bewijs nog steeds niet zou geloven, nodig ik u uit om uw grootouders naar Castiel Novak te vragen. Al zullen zij mij wellichtbeter herinneren als Erebus,” zei hij toen. Erebus was toen der tijd de bijnaam die hij had ontvangen. Erebus was ook wel de naam van de god van de duisternis, de heksen die hem deze naam gaven vonden het toepasselijk sinds overal waar Castiel ging kwam duisternis. Ook vonden ze het beter hem zo te noemen sinds zijn echte naam alles behalve bijpassend was voor hem. Vampieren waren gezien als wezens van de duivel. Zijn naam was een bijbelse naam van de engel van donderdagen. Er waren echter anderen die beweerde dat zijn naam ‘God is mijn woede’ betekende wat dan toch wat bijpasselijker was. Erebus was echter een van zijn vele aliassen, een van de weinige waar hij niet zelf mee opgekomen was. 

@Demish 
Demish
Internationale ster



Het werd gekker met de minuut en Rain had moeite om alles wat Castiel, een vampier, haar vertelde te volgen. Hij kwam met zoveel details, zoveel informatie die in eerste instantie niet eens waar hoorde te zijn, dat het steeds lastiger werd om bij te houden wat hij haar allemaal had verteld. Het voelde nog altijd alsof ze in één grote grap was beland. Alsof er ieder moment mensen met camera’s binnen zouden komen om haar te vertellen dat iemand haar beet had genomen. Niemand zou dat echter doen, niet op deze manier. Haar opa was dan wel een lolbroek, maar zelfs hij zou geen grappen als deze maken. Zeker niet over vampiers.
‘Een vegetarische vampier,’ mompelde ze. Het klonk te belachelijk voor woorden. Iedere vampier, in welk verhaal dan ook, leefde van het bloed van mensen. Zonder zouden ze dood gaan. Nu beweerde hij dat hij dit niet deed en er voor had gekozen om van dieren te leven. Maar als hij meer dan een eeuw in het bos had gewoond, dan zouden daar genoeg dieren moeten zijn geweest om hem te voeden. Waarom was hij dan zo zwak en zei hij dat hij niks meer had gegeten? Dat leek haar volkomen onlogisch. En het maakte hem hongerig. Iets wat haar nou niet minder bezorgd maakte om haar eigen leven. Wellicht juist meer. Ze probeerde na te gaan wat haar grootouders hadden verteld over vampiers, hoe de wezens in hun verhalen ten einde waren gebracht. Vaak waren het de heksen die daarvoor hadden gezorgd, maar aan heksen was er nogal een groot gebrek. Iets anders kon ze zich op dit moment niet herinneren. Dus mocht hij iets proberen, zou ze haarzelf niet kunnen verdedigen. ‘Ik weet niet of dit heel geruststellend is,’ liet ze hem dan ook weten.
‘Het is niet zo vreemd dat ik moeite heb met het geloven van het verhaal wat je mij verteld. Het is niet alsof vampieren overal rondlopen en verkondigen wat ze zijn. Sterker nog, in het jaar waarin we nu leven, bestaan ze voor zover wij weten niet. Het laatste wat ik heb vernomen van vampieren, is een serie aan slecht geschreven boeken, waar tienermeisjes dol op waren. Daarnaast zou geen enkele vampier zo rustig blijven, ondanks dit alles. Dus ja, ik heb wat moeite met het geloven dat jij meer dan honderdveertig jaar geleden ook al leefde en onderdeel was van het stichten van Phoenix,’ zei Rain tegen hem. Hij deed haast alsof het haar schuld was dat ze hier stonden, of dat het aan haar lag dat ze hem niet geloofde. Niemand zou hem geloven, want er was niet zoiets als een vampier in deze wereld. Die hoorde er in ieder geval niet te zijn.
Ze twijfelde over hetgeen wat hij bewijs noemde. Het leek nog steeds een dom idee. Wie weet zou hij haar aanvallen als ze hem de ring terug zou geven en was dit niets meer dan een val. Als het echter een val was, dan had hij wel over van alles en nog wat nagedacht. Zelfs over wat ze zou kunnen doen als ze het eerste bewijs niet zou geloven. Ze zou het aan haar grootouders kunnen vragen. Grootouder, verbeterde ze hem in haar hoofd. Maar dat was iets wat hij onmogelijk kon weten. De naam die hij noemde, Erebus, trok echter wel haar aandacht. Ze had er niet meer aan gedacht tot op de dag van vandaag, tot hij die naam had genoemd. Maar ze herkende de naam. Het was de naam van de vampier die de hoofdrol had gehad in de verhalen van haar opa en oma. Ook iets wat hij onmogelijk kon weten, maar hij had de naam wel degelijk genoemd.
‘Erebus,’ herhaalde ze. ‘Mijn grootouders vertelden altijd verhalen over een vampier genaamd Erebus. Ik dacht dat het gewoon een verzonnen naam was, eentje die eng genoeg klonk om de verhalen wat echter te laten lijken.’ Ze draaide de ring rond in haar vingers en schudde haar hoofd. Als deze man ook maar te vergelijken was met de vampier in de verhalen die zij vroeger had gehoord, dan zou het zeker onverstandig zijn om hem de ring terug te geven, maar er was ook een deel in haar dat nieuwsgierig was geworden naar alles wat er tot nu toe was gebeurd. 
‘Oké, je krijgt je ring terug,’ besloot Rain, waarna ze naar hem toe liep. Enkele centimeters voor hem stopte ze. Ze hield de ring in haar hand, maar ze was nog niet bereid om hem meteen aan hem te overhandigen. ‘Je laat me het bewijs zien, wat het dan ook mag zijn. En als ik je dan geloof, dan…’ Ze wist eigenlijk niet wat ze dan zou doen. Als ze hem zou geloven, dan volgde er eigenlijk niets meer. Dat zou namelijk betekenen dat hij echt een vampier zou zijn en dat was geen goed nieuws. Totaal niet zelfs. ‘Laat me gewoon het bewijs zien,’ besloot ze daarom haar woorden, waarna ze de ring naar hem uitstak. 

@HarryStyles 
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Pagina: | Volgende | Laatste