Hadesu schreef:
Ze had het geritsel in het gras wel gehoord, maar had het afgedaan als de wind, de koele bries die ook zij op haar gezicht voelde kietelen. Later realiseerde ze zich dat de indringers de wind waarschijnlijk gebruikt hadden om hun geluiden te maskeren en dat ze er dus met open ogen ingetrapt was. Maar ja, toen was het al te laat.
Na die eerste pijl had ze direct alarm geslagen. De belagers hadden waarschijnlijk geprobeerd om de wacht eerst uit te schakelen, want de jongeman die de andere kant van het kamp in de gaten had gehouden, viel met een harde plof van zijn plek. Een pijl door zijn schedel geboord. Araya rilde even bij het idee dat zij net zo dood had kunnen zijn, als de pijl die naast haar hoofd in de boom was geland iets verder naar rechts was geland.
Verdwaasde mensen werden wakker. Het was lang geleden dat er 's nachts dreiging was geweest. Te lang. Een aantal van de jagers was uitgeput vanwege de lange en slopende jacht van die dag. Daardoor waren ze traag, te traag. Araya gaf zichzelf ook schuld; zij was verrast geweest door de aanvallers, terwijl zij het kamp juist tijdig had moeten kunnen waarschuwen.
In een vloeiende beweging greep ze een pijl, spande ze haar boog en schoot ze een pijl in de richting waar het vorige projectiel vandaan kwam. Een vloek vertelde haar dat ze raak had geschoten, maar niet dodelijk. Een tweede pijl werd gericht, maar voordat ze deze af kon vuren werd er op haar geschoten. Ze wist de pijl maar nauwelijks te ontwijken en het bracht haar een halve seconde uit balans. Haar positie op de tak gaf haar overzicht, maar maakte haar ook een redelijk makkelijk doelwit. Ondertussen begon onder haar de strijd te woeden. Iedereen zocht naar zijn wapens, greep wat ze maar konden pakken en hun vijand werd zichtbaar. Het was geen grote groep, maar ze waren gespierd en woedend. Op hun gezichten was dezelfde markering getekend die ze eerder op de bomen had gezien. De conversatie die ze eerder met Sebastian had schoot haar te binnen. Was dit de wraak voor het doden van het hert? Waren ze toch gezien? Het moest haast wel.
Veel tijd om na te denken had ze niet. Er werden nogmaals pijlen op haar gevuurd en ditmaal maakte ze de beslissing om op de grond te springen. En vanaf daar werd het een waas.
Araya schoot pijlen en toen de pijlen op waren greep ze een dolk die ze altijd bij zich had, maar het ging haar niet goed af. Een pijl had haar schouder doorboord en hoewel ze de pijn niet voelde door de adrenaline, verzwakte het haar. Gelukkig was het niet haar dominante hand.
Ze realiseerde zich dat ze aan het verliezen waren. Hoewel ze met meer waren, was niet iedereen uit het kamp goed getraind. Deze mensen waren allemaal gespierd en getraind en hoewel ze aan elkaar gewaagd waren, wist Araya dat het niet goed ging.
Er schoot haar iets te binnen. Haar vader, haar vader had een wapen. Een pistool, wist ze. Alleen voor noodgevallen, had hij haar ooit in vertrouwen verteld. Ze scande de omgeving, maar zag enkel mensen met elkaar vechten, of struikelen over degenen die al gevallen waren. Eindelijk viel haar oog op de tas waarin haar vader het wapen normaal bewaarde. Hoewel ze hem niet kon zien, wist ze dat dit een noodgeval was.
Met een elegante beweging ontweek ze de aanval van een brede vrouw. Zonder in de tegenaanval te gaan rolde Araya weg, waarna ze een sprint trok naar de tas. De grond was doordrenkt van bloed en lichamen maakten het manoeuvreren moeilijk. Ze stond er niet bij stil. Ze greep de tas, probeerde uit het vizier van haar vijanden te blijven en graaide erin. Uiteindelijk had ze het zware, metalen wapen te pakken. Haar vader had haar een keer laten zien hoe het werkte. Op hoop van zegen greep ze het met beide handen vast en richtte ze op de eerste en beste vijand die ze zag: de vrouw die haar zojuist belaagd had. Araya haalde diep adem en vuurde.
Even leek de tijd stil te staan. Het geluid van de knal was oorverdovend en trok de aandacht van iedereen. De brede vrouw, die op haar af kwam rennen, schrok zichtbaar. Haar ogen werden groot, maar voordat ze iets kon doen doorboorde het projectiel haar borstkas. Met een blik van verbazing keek ze neer op het bloed dat eruit begon te gutsen, voordat ze ineen zakte.
En toen ging de tijd ineens heel snel. De aanvallers leken zich te realiseren dat een vuurwapen iets was waar ze niet tegenop gewassen waren en trokken zich razendsnel terug, al hadden ook zij zware verliezen geleden. Niemand ging achter ze aan. Binnen dertig seconden was het stil in het verwoeste kamp. Araya had het wapen nog steeds in haar handen, trillend. Totdat iemand zijn handen op die van haar legde. Ze keek op, in de ogen van Sebastian. Hij was ook niet ongedeerd gebleven, op verschillende plekken had hij bloederige wonden, maar hij leefde. Ze legde het wapen terug op de grond en omhelsde hem.
'Je leeft nog,' zei ze zacht.
Hij hield haar steviger vast. 'Ja, Ar. Maar...' Hij maakte zijn zin niet af. Ze liet hem los. Nu pas keek ze om zich heen. De verliezen waren heftiger dan ze zich had gerealiseerd. Het leek een wonder dat zij en Sebastian nog overeind stonden. Haar maag draaide zich om toen ze zich realiseerde dat er tussen de lichamen ook een oudere vrouw lag. En een jongen van twaalf. In totaal stonden er misschien nog vijf mensen overeind en dat was inclusief Sebastian en zijzelf. Ze keek naar haar vriend. 'Waar zijn mijn ouders? Anne? En jouw ouders?' Paniek klonk door in haar stem. Sebastian pakte haar vast. 'Araya...'
'Nee!' Ze trok zich los en voelde een steek van pijn door haar lichaam gaan waar de pijl nog in haar schouder stak. Nogmaals keek ze over de bosgrond. De duisternis maakte het lastig te zien, maar haar overlevende kampgenoten waren al bezig met het scannen van de overledenen.
'Araya!' Een van hen riep haar naam. Ze liep zijn kant op. Op de grond lag een vrouw met donker haar, haar gezicht naar de grond gekeerd. Ze beet op haar lip en draaide het lichaam om. De dode ogen van haar moeder staarden haar aan. Araya hurkte, en sloot met haar hand de starende ogen. Toen pas zag ze het lichaam ernaast, dat verschrikkelijk toegetakeld was. Toch herkende ze de man uit duizenden, al was het maar om de rijkelijk versierde boog die in zijn handen geklemd was. Ditmaal kon ze haar tranen niet bedwingen. 'Het spijt me,' fluisterde ze, 'ik heb gefaald.'
Eventjes bleef ze zitten. Heel even. Ze was zich bewust van de consequenties. Na diep ademgehaald te hebben pakte ze de hand van haar vader vast. Hij was nog niet eens koud. Zorgvuldig maakte ze zijn vingers los van de boog, waarna ze het wapen vastmaakte aan haar eigen uitrusting. Ze kwam overeind. 'Verzamel de doden,' zei ze met een trillende stem, 'we zullen de lichamen verbranden. Onze vijanden laten we voor de wolven achter.'
Niemand ging tegen haar in. Hoewel niemand ongedeerd was gebleven, werden de lichamen bij elkaar gesleept. Er werd hout bijeen gestapeld. Araya droeg haar steentje bij. Samen duurde het enkele uren voordat ze alle lichamen bij elkaar hadden. Met een tak van het smeulende kampvuur werd de brandstapel aangestoken en het duurde niet lang voordat het vuur hoog oplaaide. De vlammen deden de tranen die geruisloos over haar gezicht stroomden verdampen, maar het verdriet werd er niet minder om. De geur van brandend vlees vulde haar neusgaten en langzaam ging haar leven in vlammen op. Letterlijk.
Het bleef een tijd stil terwijl het vuur doorbrandde. Toen hoorde Araya een zacht gekuch achter de bomen. Op haar hoede liep ze erheen, om daar haar jongere zus te zien. De jongere zus was onder het lichaam van een brede man klem komen te zitten en was nauwelijks bij bewustzijn, maar de rook van het vuur had haar iets doen ontwaken.
'Anne!' Toen Araya zich realiseerde wie het was, snelde ze naar haar zus toe. Met al haar kracht sleurde ze het lichaam aan de kant, om haar hart in haar maag te voelen zakken. Anne leefde nog, zoals gebleken was uit het hoesten, maar haar benen lagen in een misselijkmakende hoek.
'A..Ara..' probeerde Anne te zeggen.
'Ssh,' zei de oudere zus. 'Niet praten.' Ze keek op naar Sebastian, die naast haar was komen staan. 'Kunnen we iets voor haar doen?' vroeg ze.
Sebastian schudde zijn hoofd. 'Wij niet. Maar... een uur of anderhalf hier vandaan is een boerderij. Ik heb die richting op verkend toen we hier net kwamen. Misschien kunnen de mensen die daar wonen ons helpen.'
'En misschien slachten ze ons wel af. Wie zegt dat we ze kunnen vertrouwen?'
'Kijk naar Anne. Heb je een keuze?'
Araya keek naar Anne, zoals Sebastian zei. Ze was er slecht aan toe. Hun ouders waren dood. Er was bijna niemand meer over. 'Goed. We gaan.'
Sebastian begon al te hurken om Anne op te tillen. Araya hield hem tegen. 'Ik draag haar,' beval ze. Hij keek naar haar, wilde duidelijk in discussie gaan, maar respecteerde haar keuze uiteindelijk. Araya knielde voor Anne neer, tilde het meisje op. Een zachte kreun van pijn kwam uit haar mond.
'Ik weet het,' suste Araya haar, 'het wordt beter. Beloofd.'
Ze keek naar Sebastian. 'We gaan.'
Uiteindelijk waren ze twee uur onderweg, door hun verwondingen waren ze zwaar vertraagd. Het begon al licht te worden. Vijf man sterk waren ze. Een kamp van twintig man, gereduceerd tot vijf. En Anne, als die het zou overleven. Tijdens het lopen had Araya zich gerealiseerd dat het niet alleen haar benen waren die op een rare manier gebroken waren, maar dat haar zusje meerdere verwondingen op de rest van haar lichaam had. Het was een wonder dat ze überhaupt nog ademde.
'We zijn er,' zei Sebastian uiteindelijk. Ze stopten op de rand van het bos en Araya keek uit op een vredig ogende boerderij. Het enige dat verraadde dat het er misschien niet zo vredig was, waren de hekken die er stonden. Hoog en met scherpe staken, om indringers buiten te houden. Maar ze zouden er wel overheen kunnen klimmen. Ze moesten wel. Araya maakte aanstalten om met Anne in beweging te komen, maar werd gestopt door Sebastian. 'Ik ga erheen,' zei hij, 'om hulp te vragen. Als ze niet willen helpen... dan kunnen jullie veilig weggaan. Anders kom ik terug met hulp.'
Even twijfelde Araya. Als nieuwe leider, dankzij de dood van haar vader, had ze het idee dat zij eerst zou moeten gaan. Maar in Sebastian zijn ogen zag ze dat hij vastbesloten was. Ze knikte. 'Wees voorzichtig.' Hij knikte, waarna hij in de richting van het gebouw bewoog. Araya leunde tegen een boom. Ze wilde niet gaan zitten, bang dat ze dan in slaap zou vallen. In plaats daarvan begon ze zacht tegen Anne te praten, alsof zij zou antwoorden. De andere drie, twee mannen en een vrouw van haar leeftijd, gingen wel zitten. Ze waren allemaal verzwakt en gewond. Hopelijk zouden deze mensen kunnen helpen.