Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
16 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | A New Dark Age
Daynty
Internationale ster




we're all killers.
we've all killed parts of ourselves
to survive.

we've all got blood on our hands.
something somewhere had to die
so we could stay alive

ORPG Met Ayla <3



Leora Grace Keelay



@LastRequest  
LastRequest
YouTube-ster



Daryan Gauthier

De kou van de door vorst bevangen bodem trok langzaam zijn botten in en drong nog trager zijn bewustzijn binnen. Hij realiseerde zich dat hij hier niet kon blijven liggen. Hij zou in beweging moeten komen, beschutting moeten zoeken of een vuur moeten aanleggen. Hoewel vanuit de ondergrond verscheidene stenen zich ongenadig zijn lichaam inboorden, leek zijn huidige situatie hem aanlokkelijker dan het vooruitzicht om zichzelf in beweging te moeten zetten. Deze realisatie maakte echter dat hij met een bittere smaak in mijn mond toch zijn oogleden open dwong. Als hij hier nog langer zou blijven liggen, zou hij langzaam weer in slaap vallen. Dit keer zonder wakker te worden. Al was dat misschien, alles in overweging nemend, de betere optie geweest.
Toch was het nemen van die makkelijke weg voor hem geen mogelijkheid. Zodra hij zijn ogen opende, stroomde een vloedstroom aan indrukken zijn hersenen binnen. Hoewel de zon nog niet boven de bergkam was uitgekomen, schitterde het rijp op de graspol vlak voor zijn gezicht al in het zwakke ochtendlicht. Een verscheidenheid aan kleuren en patronen tekenden zich af op de stenen en rotsen van rijkelijk variërende afmetingen, waartussen hij zichzelf had neergevlijd. Enkele vroege voorjaarsbloeiers stonden nog met gesloten kopjes in hoopvolle afwachting van het verwarmende zonlicht. Op enige afstand van de plek waar hij lag, stroomde een grotendeels ontdooid, meanderend riviertje in zijn richting, voordat ze met een flauwe bocht weer afboog en hem behendig ontweek op haar reis naar – uiteindelijk – de oceaan. Een voor deze omstreken lieflijke vallei strekte zich voor hem uit, opgevangen in de armen van de ontzagwekkende reuzen die haar omhulden. De maan hing nog trots boven de indrukwekkende westelijke bergketen, maar in het oosten kwamen de eerste zonnestralen voorzichtig boven de scherpe richel uit. Het zou nog even duren voordat de welkome warmte de vallei zou bereiken en met enige moeite drukte Daryan zichzelf tot een zittende positie. Alleen al deze indrukken maakten dat hij zichzelf niet kon overgeven aan de kou. Het was te mooi, te overvloedig. Alles om hem heen bruiste van het leven. Hij bruiste van het leven.
Dit bracht hem weer in de realiteit. Zijn bovenarm klopte nadrukkelijk, als in een verwoede poging zijn aandacht te vangen. Daryan fronste en schudde zijn hoofd, kwaad op zichzelf en zijn argeloosheid. Hij had de dag van tevoren zoveel mogelijk kilometers willen afleggen en was door blijven lopen totdat de schemering inviel. Op zoek naar een schuilplaats voor de nacht, was zijn oog gevallen op een rotswand, waarin zich verschillende donkere spellonken aftekenden. Snel had hij een stukje van het harshoudende hout dat hij altijd bij zich droeg in een ingesneden tak gedrukt en aangestoken, waarna hij op de rotswand afliep om deze nader te verkennen. Hij ontdekte al snel dat het vooral ging om smalle, diepe spleten, maar de vierde ruimte die hij onderzocht bleek een ondiepe grot, precies lang genoeg voor hem om languit in te liggen. Na een snelle inspectie van de ruimte – die geen sporen van enig diergebruik opleverden – besloot hij daar de nacht te verblijven. Met de restanten van zijn fakkel en wat gesprokkelde hout legde hij een kampvuur aan en na een snelle maaltijd, strekte hij zich dankbaar uit. De gigantische bruine beer die hem bij het eerste prille ochtendlicht had gevonden, moest van één van de nabije grotten afkomstig zijn, waarschijnlijk net uit zijn winterslaap. Opvliegend als hij was had hij Daryan, die verschrikt was opgesprongen toen hij het zware gesnuif gewaar was geworden, een veeg met zijn rechterklauw gegeven. Hierdoor was Daryan, totaal uit balans door de onverwachte klap en de slaapdronken staat waarin hij verkeerde, met de zijkant van zijn hoofd tegen de wand geklapt. Hoe het hem was gelukt om met rugzak en al aan de monsterlijke beer te ontsnappen en het riviertje te bereiken wist hij niet meer, maar heel lang had hij hier niet gelegen. Het maakte ook niet uit. Hij zou nu eerst eens naar die wond kijken.
Daynty
Internationale ster



Leora werd die ochtend wakker naast een lijk. Twee blauwe ogen gesluierd door een melkachtige waas staarden in de hare, nietsziend en onbeweeglijk. Toch, tegen beter weten in, strekte Leora haar arm uit naar Josh om naar vingers tegen zijn hals te houden. Haar vingers prikten van de kou die gedurende de nacht haar lichaam in was geslopen, maar Josh zijn huid voelde nog killer aan. Ze wachtte. Tien seconden. Twintig. Een halve minuut. Het laatste restje naïefe hoop waar ze zich aan vast had geklampt verdampte toen er ook na een minuut nog geen hartslag te voelen was. Haar hand trilde op het moment dat ze haar vingers verplaatste van zijn hals naar zijn gezicht, waar ze zachtjes zijn oogleden sloot. 
‘Waarom, Josh?’ Haar stem was weinig meer dan een gekwelde fluistering. ‘Waarom moet je me nou alleen laten?’ Even bleef Leora naar zijn gezicht kijken, dat er ondanks de grauwe tint van zijn huid haast vredig uitzag. Het vormde een kleine geruststelling voor haar dat hij niet in pijn leek te zijn gestorven. Het maakte de gedachte dat ze hem had laten sterven iets minder ondraaglijk. 
Het was beter zo, vertelde ze zichzelf in gedachten terwijl ze haar slaapzak van zich af schoof en zich overeind duwde van de grond. De nagels van de geïnfecteerde hadden een gapende wond achtergelaten in zijn buik. Hoewel ze het bloeden had kunnen stelpen, hadden ze beiden geweten dat die wond zijn doodsvonnis was geweest. Hij had geluk dat het bloedverlies hem fataal was geworden voordat het virus tijd had gehad om zich in zijn lichaam te nestelen. Dat was de reden waarom ze hem geen hechtingen had gegeven, waarom ze de wond niet had dichtgebrand. Waarom ze hem had laten sterven.
‘Het is beter zo’, fluisterde ze, deels om zichzelf daarvan te overtuigen, waarna ze zich abrupt van Josh zijn lichaam wegdraaide. Ze kon blijven dralen over zijn dood, over de kleine kans dat hij het virus misschien had kunnen overleven, maar daar was geen tijd voor. Niet in deze wereld. 
Leora rolde haar slaapzak op en propte deze terug in de bijbehorende hoes, welke ze vastmaakte aan de zijkant van haar rugzak. Daarna schoof ze Josh’ tas naar haar toe. Tot twee weken geleden zou ze zich schuldig hebben gevoeld om door iemands spullen te rommelen – het was verbazingwekkend hoe snel dergelijke beleefdheden naar de achtergrond verdwenen als overleven het enige was waar je aan kon denken. 
Leora vulde haar eigen EHBO-doosje aan met spullen uit die van Josh. Ook de paar blikjes eten die nog onderin zijn tas zaten, stopte ze in haar eigen rugzak, samen met nog een paar andere spullen die van pas konden komen. Het voelde verkeerd om de rest van de kostbare inhoud van zijn tas achter te laten, maar ze kon geen twee rugzakken dragen. 
Leora hees haar rugzak over haar schouders en ritste haar jas dicht. Nog één keer keek ze de stoffige ruimte door van het houten hutje waarin ze hadden gescholen die nacht. Haar blik viel op een donker object dat zichtbaar was onder Josh zijn opengeslagen jas. Na een kort moment van twijfel hurkte ze opnieuw naast het lichaam neer. Het pistool voelde koud aan in haar hand op het moment dat ze het losmaakte van zijn riem. Zonder er te lang bij stil te staan, stopte Leora het wapen in haar tas. Zelf had ze aan de andere zijkant van haar tas een boog en enkele pijlen hangen – iets waar ze veel vertrouwder mee was – maar het zou dom zijn een vuurwapen achter te laten. 
Zodra ze zichzelf ervan had verzekerd dat er niets of niemand in de buurt was, verliet Leora het hutje, het bos in. De vorige dag, tijdens hun vlucht uit een nabijgelegen plaats, waren ze een meanderend riviertje tegengekomen in de vallei, waar ze het opgedroogde bloed dat nog aan haar handen kleefde weg zou kunnen wassen. Dat zou haar eerste bestemming zijn. 

LastRequest
YouTube-ster



Na enig wikken en wegen had Daryan toch, met behulp van enkele ronde rivierkeien, een kleine vuurplaats aangelegd. Het incident van vanochtend had hem bewust gemaakt van de gevaren die er scholen in de beslissingen die hij vanuit zijn haastige staat van doen had genomen. Hoezeer hij ook naar menselijke verbinding verlangde, het was hem niet zijn leven waard. Hij had inmiddels al bijna zes maancycli geen enkel contact met een medemens gehad – geen levende althans. Een paar dagen meer of minder in eenzaamheid zouden nu geen verschil meer moeten maken. Toch voelde hij sterk de behoefte om een ander mens in de ogen te kijken en daarin de geruststellende aanwezigheid van bewustzijn te ontdekken. Helaas was hij in zijn solitaire periode menig ‘mens’ onder ogen gekomen waar alle spoor van bewustzijn was overgenomen door een waas van waanzin. Voor hen was het te laat.
Met een verwarmende mok thee in zijn handen – getrokken van enkele jonge naalden van de douglasspar die in deze omgeving alom vertegenwoordigd was – zat Daryan tevreden in het vuur te staren. Hij had zijn opengereten linkerarm schoongemaakt met een aftreksel van goudsbloemblaadjes, dat ontsmettend en bloedstelpend werkte. De wond was niet al te diep en hechtingen waren niet noodzakelijk. Gelukkig maar, want het zelfstandig hechten van zijn eigen verwondde lichaam, was zacht gezegd niet een van Daryans favoriete bezigheden. Door een zacht geprepareerd konijnenvel te doordrenken in een substantie van tot pulp gemalen smeerwortel en om zijn bovenarm te binden, zou de wond alsnog de kans krijgen om mooi te helen. Voor de zwelling boven zijn rechterslaap had hij een kompres van arnicabloemen gemaakt, dat hij met een reep leer om zijn hoofd op zijn plaats had gebonden.
Daryan had zijn honger gestild met één van de reiskoeken die hij afgelopen winter had gemaakt van gedroogde vruchten, zaden en vet en de zoetige thee had hem van binnenuit verwarmd. Zijn enige overpeinzing op dit moment, was of hij al dan niet terug zou gaan naar de grot waarin hij de nacht had doorgebracht. Hoewel dit waarschijnlijk zeer onverstandig was, met het oog op de beer die – ondanks dat zijn winterslaap hem waarschijnlijk sterk vermagerd had – nog van enorme omvang was, leek het hem ook niet wijs om zonder zijn slaapzak en slaapmat verder te trekken. Terwijl hij met het fijngekauwde uiteinde van een jonge berkentwijg zijn tanden schoonmaakte, vroeg hij zich af of hij het risico zou nemen. Hoewel hij, mocht het tot een confrontatie komen, wel de mogelijkheid zag om de beer te doden zou hij dit erg jammer vinden. Hij zou de huid en enkele ingewanden goed kunnen gebruiken, maar het grootste gedeelte van de beer achter moeten laten. Met uitzondering van de geïnfecteerde waanzinnigen, doodde hij liever niet zonder zo veel mogelijk van het gedode dier te gebruiken.
Een hoge, schrille schreeuw trok hem met een ruk uit zijn mijmeringen. Hij herkende de alarmkreten van de marmot inmiddels goed en had geleerd onderscheid te maken tussen het geluid dat het dier maakte wanneer hij vreesde voor een luchtaanval en het de kreet die hij produceerde wanneer er gevaar over land naderde. Dit was een reactie op het laatste. In één beweging hing Daryan zijn mok aan zijn rugzak, sloeg deze over zijn schouder en schoof een arm zand en kiezelsteentjes over het nog nasmeulende vuur. Hij greep de schacht van zijn speer en na een bedachtzame blik achterom, beende hij naar een hoger gelegen groepje bomen. Hoewel hij het wezen dat naderde nog niet zag, was het niet verstandig om hier te blijven zitten. Het vuur had zijn aanwezigheid waarschijnlijk verraden en hij wist niet voor welk gevaar de marmot zijn bezorgdheid had laten klinken. Wellicht dat het wezen slechts voor de marmot een bedreiging vormde, maar het kon net zo goed een der aangetasten zijn. Of de beer. Of een mens. Vertwijfeld bleef hij staan.
Daynty
Internationale ster



De stilte van het bos maakte Leora nerveus. Het was niet dat het er daadwerkelijk stil was – er klonk gekwetter van vogels verscholen tussen de takken van bomen, het zachte ruisen van de wind door de naalden aan diezelfde takken, en het geluid van haar eigen voetstappen, gedempt door het pak dode naalden en het mos op de bosbodem. Voor haar zat de stilte in het ontbreken van gepraat, van gelach, van de doffe klappen van een bijl op blokken hout en de geschreeuwde instructies die door de wind vanaf het trainingsveld mee werden gevoerd de rest van Heavensgate in. Hier, buiten de veiligheid van de muren, was er geen enkel teken van menselijk leven te horen. 
Leora schoof de banden van haar rugtas beter op haar schouders en bukte om een laaghangende tak te ontwijken. Ze zou blij moeten zijn met het gebrek aan menselijk leven, gezien de tekenen van mensen die ze de afgelopen drie weken tegen was gekomen, alleen naar geïnfecteerden hadden geleid. Zelfs in de afgelopen vier dagen, vanaf het moment dat ze met Josh van de rest van de groep gescheiden was geraakt, had ze geen enkel spoor van gewone menselijke activiteit terug kunnen vinden, hoe goed Josh ook was in spoorzoeken en hoe vaak ze ook opnieuw het stadje hadden doorkruist. Het was alsof ze van de aardbodem waren verdwenen. Misschien maakte dat de stilte nog wel erger – de wetenschap dat ze nu helemaal alleen was. 
Leora hoorde de rivier voordat ze hem zag. Het geluid van stromend water, brekend op en over rotsen, trok haar weg uit haar piekerende gedachten. Ze versnelde haar tempo en volgde het geluid naar de bosrand, waar de statige sparren plaatsmaakten voor een strook gras, het rijp glinsterend in de eerste stralen zonlicht die hun weg over de bergkam aan de andere kant van de vallei vonden. Haar eerste ingeving was om haar ogen te sluiten en de zon haar gezicht te laten verwarmen, maar het rationele deel van haar hersenen riep haar tot orde. Haar alertheid laten varen kon haar duur komen te staan. In plaats daarvan hield ze stil in de schaduw van de laatste, grote spar en nam ze een moment de tijd om haar blik langs de bosrand te laten gaan, zowel langs de bomen die zich links en rechts van haar uitstrekten, als langs het bos op de andere oever. Er was niets te zien. 
Op het moment dat Leora uit de schaduw van de boom stapte, galmde een hard, schril geluid door het bos. Geschrokken sprong ze terug naar de vermeende veiligheid tussen de bomen. Haar hart ging tekeer in haar borstkas. Het duurde een paar seconden voor haar ogen de bron van het geluid hadden vastgesteld: een glimp bruingrijze vacht aan de andere kant van het water. Opgelucht blies ze haar adem uit – het was maar een marmot. Desondanks waren haar passen behoedzaam en vluchtig toen ze naar de rivier liep. Een marmot zou haar geen kwaad doen, maar wie weet wat het geluid van het dier allemaal aan zou trekken. Leora was niet van plan om lang genoeg rond te blijven hangen om daarachter te komen. 
Ze knielde neer aan de waterkant, schoof haar mouwen een stukje omhoog en stak haar handen in het water. De handeling ontlokte een scherpe ademhaling aan haar lippen; het water was ijskoud. Hoewel haar vingers langzaam gevoelloos werden van de kou, bleef ze haar huid net zolang schrobben tot er geen enkel beetje bloed meer op te zien was, geen enkele zichtbare herinnering aan het teamlid dat ze had achter moeten laten.
Een nieuwe schreeuw van de marmot liet haar met een ruk opkijken. Had het dier nog een waarschuwing gegeven vanwege haar aanwezigheid of had het iets opgemerkt dat zij nog niet gezien had?
Voordat Leora een nieuwe zoektocht langs de bosrand kon doen, viel haar blik op een beweging boven de boomtoppen. Een dunne sliert rook kringelde omhoog vanuit het bos, danste enkele meters door de lucht voordat de wind er vat op kreeg. Haar hart versnelde – dit keer niet van de schrik, maar vanwege de vonkjes hoop die ontvlamden in haar lichaam. Rook betekende vuur, vuur betekende mensen. Misschien had de rest van het team zich ook schuilgehouden in dit bos.
Haastig krabbelde Leora overeind van de grond. Ze veegde haar natte handen af aan haar broek, waarna ze in de richting van de sliert rook liep. Toen ze de plek naderde, nam ze voor de zekerheid haar boog en een enkele pijl in haar handen. 
De rivier dwong haar in een laatste bocht langs de bosrand voor de bron van de rook in zicht kwam. Direct zakten haar schouders een stukje naar beneden. Er was niemand te zien. Dat er nog rook van het gedoofde kampvuur afkwam, echter, betekende dat wie hier ook was geweest, niet lang geleden was vertrokken. 

LastRequest
YouTube-ster



Honderdnegenenvijftigdagen. Zo lang was hij al alleen. Hij wist dit dankzij de kleine streepjes die hij elke avond, als ook de zon hem had verlaten, in zijn speerschacht kerfde. Honderdnegenenvijftig dagen sinds hij Rashi had gedood, sinds hij zijn mes in een vertwijfelde doch krachtige beweging in de zijkant van zijn hals had laten glijden. Honderdéénenzestig dagen sinds hij zijn vader voor het laatst had gezien. En Liv.
Menselijk contact was een eerste levensbehoefte. Misschien niet zo urgent als zuurstof of water, maar wel degelijk van levensbelang. Hoewel hij geen spier verroerde, woedde in zijn hoofd dan ook een furieus gevecht tussen zijn aangeboren verlangen naar dit contact en zijn aangeleerde wantrouwen. Met zijn blik strak op de jonge vrouw gericht, die tussen de bomen was verschenen, zette hij zijn speer uiteindelijk langzaam tegen de dichtstbijzijnde spar. Zonder al te veel overbodige bewegingen te maken, trok hij vervolgens de – voor zijn lichaamslengte – kleine boog van essenhout van zijn rugzak, waarna hij er in eenzelfde vloeiende beweging een pijl in opspande. Hoe vertrouwd hij ook met zijn speer was, die kwam lang niet zo ver als de lichte pijl en hij had gezien dat ook zij een pijl paraat had.
Hier was hij op uit geweest. Na de lange, eenzame winter in het desolate noorden, was hij bij de eerste tekenen van voorjaar zuidwaarts getrokken, met maar één doel voor ogen. Nu het eenmaal zover was, was hij uiterst gespannen. Het vorige menselijke contact dat ze waren aangegaan, was het doodvonnis van zijn drie metgezellen gebleken. Het jonge meisje had in elk opzicht gezond geleken, maar bleek de volgende dag toch geïnfecteerd. Liv, die medelijden voor het kind had gevoeld en haar had onderzocht, toonde al snel de eerste verschijnselen. Terwijl ieder van hen elkaar de uren en dagen die volgden op afstand hielden, was Liv zienderogen achteruit gegaan. Toen ook zijn vader de eerste tekenen van de infectie begon te vertonen, had hij Rashi en zijn zoon de opdracht gegeven terug naar het noorden te trekken. Daarna had hij een einde gemaakt aan de kwelling die hem en Liv teisterde. De keuze om in hun zoektocht naar andere mensen, ondanks alle gevaren, toch het voormalig dichtbevolktere gebied op te zoeken was hen duur komen te staan. Dat zou hem niet nog eens overkomen.
Hij trad een stap naar voren, zodat hij in het zicht kwam te staan, maar hield de spar – en zodoende zijn speer – binnen handbereik. Ze leek de omgeving alert in zich op te nemen, maar toonde niet de geagiteerde, opgewonden houding die bij hij geïnfecteerde mensen vaak had gezien. Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat ze de infectie niet bij zich droeg. Het kon even duren voordat de eerste tekenen zichtbaar waren. Hij zou haar niet de kans geven hem te besmetten. Hij zou een pijl door haar hart drijven voordat die mogelijkheid zich voordeed.
Daynty
Internationale ster



Met behoedzame passen naderde Leora de plek van het kampvuur, haar boog naar beneden gericht maar wel met een pijl klaarliggend om afgeschoten te worden als de maker ervan besloot onverhoed terug te keren. Haar ogen bleven de bosrand afspeuren, zoekend naar een beweging, een onverwachte weerkaatsing van het licht, naar het kleinste dingetje dat erop kon wijzen dat er iets was. Of iemand. 
Het vuur was duidelijk door mensenhanden gemaakt – een verzameling grofweg even grote stenen was in een nette cirkel geplaatst, met in het midden een veeg zand en kiezelstenen waar hier en daar nog takken tussenuit staken. Nadat ze nogmaals de bosrand had afgespeurd, bestudeerde Leora het kampvuur wat langer. Het gepolijste oppervlak van de stenen verried dat ze uit de rivier waren gehaald. De takken waren waarschijnlijk bijeengesprokkeld in het bos. Ze hurkte neer en hield haar hand boven het zand. De warmte die er vanaf straalde, was sterker dan ze verwachtte, wat de adrenaline in haar aderen liet aanzwellen. Het kon niet veel langer dan een paar minuten geleden zijn geweest dat dit vuur was gedoofd. 
Een onbehaaglijk gevoel bekroop haar. Ze voelde zich plots kwetsbaar zo op het gras, weg van de bosrand en de beschutting die de bomen daar boden. Er kon van alles op de loer liggen in de schaduwen, iedere beweging van haar nauwlettend in de gaten houdend zonder dat zij daar enig idee van had. 
Leora verstevigde haar grip op haar boog en kwam overeind uit haar gehurkte positie. Dat was het moment waarop ze hem zag. Hij stond aan de bosrand, vlak naast een spar die hoog richting de wolken torende, net ver genoeg naar voren gestapt dat de ochtendzon op hem viel. En op de pijl die hij op haar gericht hield. In een reflex hief ze haar eigen boog, de pees ver genoeg naar achteren gespannen dat ze alleen maar los hoefde te laten om haar eigen pijl op hem af te laten suizen. Langs de punt heen nam Leora de vreemdeling in zich op. Hij leek bewust zijn aanwezigheid kenbaar te hebben gemaakt; hij had in de schaduwen kunnen blijven, waar ze hem niet zo eenvoudig had kunnen zien. Zijn ogen stonden helder en boorden zich recht in de hare, peilend, alsof hij probeerde in te schatten of ze een bedreiging vormde. 
Om vast te stellen of ze geïnfecteerd was, besefte ze. Leora was zich ineens al te bewust van de bloedvlekken die nog aan haar jas kleefden op de plekken waar ze de vorige dag haar handen had afgeveegd. Echter, de jongeman zelf zag er ook niet ongeschonden uit. Ze telde twee provisorisch uitziende verbanden: eentje om zijn linkerbovenarm en eentje om zijn hoofd. Zorgvuldig sloeg ze de informatie op in haar geheugen, die twee verwondingen zouden zijn zwakke plekken zijn. 
Leora hief haar kin iets. ‘Wie ben je?’ eiste ze. Haar stem klonk verrassend vast, de adrenaline die door haar lichaam raasde in overweging genomen. Ze krulde haar vingers beter om haar boog heen – ze waren ijskoud van het rivierwater en prikten venijnig, maar ze was niet van plan haar wapen te laten zakken. Niet tot ze wist of deze persoon een bedreiging vormde of niet.
LastRequest
YouTube-ster



Zijn blik bleef op haar rusten terwijl ze knielde om het kampvuur te inspecteren, waar hij luttele minuten geleden nog van de warmte had genoten. Met een snelle beweging van zijn hoofd bewoog hij de donkere pluk haar, die uit het koord was ontsnapt en door de wind in zijn gezicht werd geblazen, terug naar achteren. Op het moment dat ze weer omhoogkwam, viel zijn blik op de bloederige vlekken die zich op haar jas aftekenden. Zij droeg geen zichtbare verwondingen en uit haar soepele manier van bewegen leidde hij af dat ze ook onder haar kledij geen grote open wonden droeg. Hoewel het bloed nog altijd van haar afkomstig kon zijn, leek het hem waarschijnlijker dat dit het bloed van een derde betrof. Wellicht ontstaan in een gevecht met een geïnfecteerde. Op het moment dat hij zijn blik weer naar boven liet glijden, kruiste zijn blik de hare.
Zijn hart leek een slag over te slaan door de spanning en even leek hij als bevroren, niet wetend hoe hij nu verder zou moeten. Plotseling viel het hem in dat hij nog nooit eerder zelf contact met een onbekende had gelegd. Zijn hele leven was hij in het geruststellende gezelschap van zijn naasten geweest. In het sporadische geval dat een onbekende hun pad had doorkruist, waren de toenaderingspogingen voornamelijk onder verantwoording van Darren – zijn vader – en Jonathan gevallen.
De vraag die over haar lippen rolde verraste hem. Niet alleen de vraag zelf, maar ook het geluid van haar stem. Het vervulde hem van het besef van de tijdsspanne die er verstreken was sinds hij voor het laatst een mens had horen spreken. Haar stemgeluid leek hem de adem te benemen. Hij dwong zichzelf te concentreren op haar vraag. Wie was hij? Dat had hij zichzelf de laatste tijd ook vaak afgevraagd. Hij was Daryan, zoon van Darren Gauthier en Yanna Delure, geboren te Hudson’s Hope. Hoewel de allesvernietigende chaos ook in dit voormalige kleine dorpje zijn sporen had nagelaten, had Daryans grootvader samen met enkele overlevenden uit de omgeving een nieuwe nederzetting opgezet langs Peace River. Maar de nederzetting in Hudson’s Hope was – samen met Yanna – ten onder gegaan toen het idyllische plaatsje voor de tweede maal getroffen werd door de gevolgen van het virus. Sindsdien had Daryan een zwervend bestaan gekend en was hij onafscheidelijk verbonden geweest met Rashi en Liv. Zijn vader had hen vaak plagend “De drie musketiers” genoemd, al had Daryan nooit geweten waar dit op sloeg. Nu was het te laat om het hem te vragen.
‘Daryan,’ bracht hij tenslotte uit, terugkerend bij de vraag van de jonge vrouw. Opnieuw liet hij zijn blik over haar lichaam glijden. Haar enigszins geheven kin en vastberaden stem duidden op een zelfverzekerde houding, maar haar licht verkrampte vingers betwistten dit. Al kon dat ook door de kou komen. Hij schraapte zijn keel om zijn stem, die vrij schor had geklonken, wat te versoepelen. ‘Waar kom je vandaan? En van wie is het bloed?’ vervolgde hij, terwijl hij zijn boog iets liet zakken. Gezien haar behoedzame houding verwachtte hij niet dat ze snel naderbij zou komen. Mocht ze dat toch doen, had hij zijn pijl snel genoeg weer in paraatheid.
Daynty
Internationale ster



De stilte strekte zich tussen hen uit nadat de laatste klanken van haar vraag waren weggevoerd door de wind. Leora nam elke verandering in de houding van de vreemdeling minutieus in haar op. Hij had zijn kin iets geheven bij het horen van haar stem, hij was iets rechterop gaan staan en zijn ogen waren teruggeschoten naar haar gezicht. Als ze niet beter wist, zou ze zeggen dat hij verrast was, nieuwsgierig misschien zelfs. Alleen in haar hoofd strookte nieuwsgierigheid niet direct met de pijlpunt die nog steeds ongenadig richting haar borstkas wees. 
Leora moest zich inspannen om zijn antwoord te horen, dat samenviel met een windvlaag die de bomen liet ruisen. Het viel haar op hoe schor zijn stem was, alsof hij net wakker was en dit de eerste keer was dat hij zijn stem gebruikte deze ochtend. Wellicht had hij hier ontbeten, bij het kampvuur. Het herinnerde haar aan het lege gevoel dat begon op te komen in haar eigen maag. 
Daryan. Het was een naam die Leora niet bekend in de oren klonk, tot haar teleurstelling. Tot dit moment had ze nog de hoop kunnen koesteren dat hij misschien ook uit Heavensgate kwam, dat hij wellicht was afgedwaald tijdens een van de missies om eten of munitie te verzamelen uit de directe omgeving van het kamp. Maar zijn antwoord maakte de vraagtekens enkel groter. Als hij niet uit Heavensgate kwam, waar kwam hij dan vandaan? Was hij dan toch een geïnfecteerde? Eentje wiens cognitieve capaciteiten uitzonderlijk goed intact waren gebleven. Of wellicht had het virus nieuwe mutaties voortgebracht, was het slimmer geworden, beter in het verbergen van zichzelf? Bedenkelijk nam Leora hem nogmaals van top tot teen in zich op. Het klonk niet aannemelijk dat hij een geïnfecteerde was – ze had geïnfecteerden wel eens vaker beter dan verwacht zien verbergen dat ze besmet waren, maar een vuur maken? Of een pijl en boog hanteren? 
De andere mogelijkheid was er echter eentje die bijna even onwaarschijnlijk klonk: hij had overleefd buiten de muren. Er waren geruchten, natuurlijk, maar zowel de onderzoekers met wie Leora had gewerkt als de leiding van Heavensgate hadden die afgedaan als weinig meer dan dat: geruchten. En met de dingen die zij de afgelopen drie weken had gezien, leek het ook haar onwaarschijnlijk dat iemand voor langere tijd wist te overleven in deze met geïnfecteerden bestrooide wildernis.
Toch stond hij hier. Daryan. Vragen aan haar terug te stellen. 
‘Het bloed is niet van mij’, antwoordde ze, zijn eerste vraag negerend en een echt antwoord op de tweede ontwijkend. ‘Het is ook niet van een geïnfecteerde.’ Dat leek haar belangrijk om eraan toe te voegen, hoewel hij, als hij slim was, niet blind op haar woord zou vertrouwen. Zij zou dat andersom zeker niet doen. 
Na een korte aarzeling volgde Leora zijn voorbeeld door haar wapen eveneens iets te laten zakken. Ze strekte eenmaal haar verkleumde vingers. Het was verleidelijk om opnieuw naast het vuur neer te hurken en haar handen te warmen boven de smeulende resten ervan, maar de gedachte aan het kampvuur deed haar aan iets anders denken. 
‘Met wie ben je hier?’ vroeg ze, terwijl haar ogen kort langs de bosrand flitsten, zoekend naar sporen van zijn metgezellen. Uiteindelijk landde haar blik terug op hem, op het verband om zijn hoofd. Ze maakte een kort gebaar met haar kin ernaar. ‘Wie heeft dat gedaan?’
LastRequest
YouTube-ster



Hij fronste bij het horen van haar antwoord. Hoewel hij van binnen in elkaar kromp door het lawaai dat ze gezamenlijk produceerden, moest hij toegeven dat hij het erg prettig vond om haar stem te horen. Haar antwoord was echter niet het antwoord waar hij om gevraagd had en het was hem duidelijk dat ze ergens omheen draaide. Wellicht had ze – net als hij – geen vaste woonplaats. Of juist wel, maar vertrouwde ze hem niet voldoende om hem dit te laten weten. Dat kon hij haar niet kwalijk nemen.
Weer gleed zijn blik naar de vlekken opgedroogd bloed aan haar jas. Het viel hem op dat ze redelijk evenredig aan elkaar aan de linker- en rechterkant van haar jas zaten. Waarschijnlijk had ze bloed aan haar handen gehad en dit in allerijl aan haar jas afgeveegd. Maar wiens bloed? Ze had hem lieten weten dat het niet haar bloed was en dat het ook geen geïnfecteerde betrof. Beiden konden een leugen zijn. Als hij de keuze had gehad, had hij ook niet laten weten dat hij gewond was. En hoewel hij, stel dat hij geïnfecteerd zou zijn, zichzelf het liefst meteen van kant zou maken en zeker geen contact met een medemens zou opzoeken, wist hij dat niet iedereen deze keuze maakte.
Hij keek op toen ze zijn voorbeeld volgde en ook haar wapen liet zakken. De manier waarop ze haar vingers strekte, versterkte zijn vermoeden dat ze koude handen had. Koud, maar schoon. Haar nieuwe vraag deed de puzzelstukjes op hun plek vallen.
Natuurlijk. Zíj was hier niet alleen. Althans, niet alleen geweest. Zijn gedachten schoten terug naar Rashi, naar zijn vastberaden woorden waarmee hij afscheid van Daryan had genomen, ondanks de angst die in zijn ogen viel af te lezen.
‘Je hebt je metgezel moeten doden, hè?’ vroeg hij ontzet, waarna hij bruusk zijn hoofd schudde. Dat was niet erg tactisch geweest. ‘Sorry. Ik wilde niet..’
Hij zweeg even, niet wetend wat hij had willen zeggen. Wat hij kon zeggen. Zijn grijsgroene ogen zochten de hare en hij liftte zijn wenkbrauwen enigszins, waarna hij zowel zijn boog als zijn pijl in zijn rechterhand nam en beide handen iets hoger hield, de handpalmen naar haar toegedraaid. Hopende dat deze ontwapenende houding zou voorkomen dat de vreemdelinge een pijl in een van zijn dierbare organen deed belandden, zette hij voorzichtig enkele stappen naderbij. Hij hield er rekening mee dat hij voldoende afstand tussen hen inhield, zodat hij nog tijd en ruimte had om haar met zijn wapens tot stilstand te brengen, mocht ze wel op hem afvliegen. Op deze manier hoefden ze wat minder luid te spreken – en hij zette graag het gesprek voort.
Opnieuw schraapte hij zijn keel. Het was waarschijnlijk het beste om open kaart te spelen. ‘Ik ben alleen. Het kompres heb ik zelf aangelegd. Het was een onschuldige wond, stom. Niet door een geïnfecteerde.’ Hij twijfelde even, zoekend naar de woorden waarmee hij, zonder al te tactloos over te komen, zijn vraag kon stellen. ‘Zijn er meer overlevenden? Hier, of waar je vandaan komt?’
Daynty
Internationale ster



Het was alsof hij haar een klap in het gezicht had gegeven. Alle bemoedigende en geruststellende dingen die ze die ochtend tegen zichzelf had gezegd, werden met een paar harde woorden teniet gedaan. Je hebt je metgezel moeten doden. Alsof ze Josh met haar eigen handen van het leven beroofd had, alsof ze zijn pistool had gepakt, de loop ervan tegen zijn hoofd had gezet en de trekker over had gehaald. 
Alsof ze een keuze had gehad. 
Leora had haar vingers tot een vuist gebald om het hout van haar boog, alsof ze overwoog een pijl door de keel van de vreemdeling te schieten om zijn woorden ongedaan te maken. Zodra ze zich ervan bewust werd, dwong ze zichzelf om haar hand te ontspannen. 
‘Je wilde niet wat?’ vroeg ze honend, een tikkeltje bot wellicht maar dat was hij ook geweest. ‘Me afschilderen als een of ander monster? Daar is het al te laat voor, hm?’ Misschien was het niet helemaal eerlijk om zo tegen hem uit te vallen, maar de herinneringen aan Josh zijn koude lichaam, aan zijn nietsziende ogen, waren verse groeven in haar geheugen, en Daryans woorden strooiden extra zout in de wonden. Bovendien prikten haar vingers, en ze waren zo koud, en haar maag voelde zo hol aan, haar oogleden zo zwaar. Alles dat er de afgelopen dagen gebeurd was, van het moment dat ze gescheiden waren geraakt van de rest van het team tot de aanval van de groep geïnfecteerden die Josh fataal was geworden, spoelde in één keer haar lichaam binnen. Alsof ze al die herinneringen en emoties achter een hoge muur had gestopt om zich te kunnen focussen op het overleven, en de dam nu brak. Uitgeput was ze, niet alleen fysiek, ook mentaal. En het zag er niet naar uit dat ze voorlopig zou kunnen ontspannen. 
Iedere spier in haar lichaam stond op scherp op het moment dat Daryan met langzame passen op haar af liep. Leora nam zijn bewegingen aandachtig in zich op, speurend naar het kleinste ding dat erop kon wijzen dat hij mogelijk geïnfecteerd was. Ze had genoeg ervaring met het grondig bestuderen van het hele stadium van infectie in een mens om met enige zekerheid te kunnen bepalen of iemand geïnfecteerd was. Daryan vertoonde geen van de subtielere symptonen van de beginstadia. 
‘Dat is wel ver genoeg’, waarschuwde Leora hem toen hij haar tot op een paar meter genaderd was. Hij zag er niet geïnfecteerd uit, maar de wonden die hij verbonden had, oogden recent. Wie weet was het virus nog bezig zich door zijn bloedbaan te verspreiden.
Ondanks haar achterdocht wekte zijn antwoord haar nieuwsgierigheid. Ze bekeek het verband om zijn hoofd nogmaals. Nu hij dichterbij was, kon ze zien dat er inderdaad een smurrie onder zat. Een paar geelkleurige stukjes plakten aan zijn huid vlak daaronder – iets van een plant, gokte ze, maar ze durfde het niet met zekerheid te zeggen. 
‘Waarvan is het gemaakt?’ vroeg ze, niet in staat om haar nieuwsgierigheid helemaal te bedwingen. Haar handen kriebelden om het notitieblok uit haar rugtas te nemen en op te schrijven wat hij had gezegd, maar ze durfde de veiligheid van haar pijl en boog nog niet te laten gaan. Bovendien was ze te druk met overwegen hoe ze op zijn volgende vraag zou antwoorden. Uiteindelijk besloot ze te gaan voor een tegenvraag. ‘Waarom wil je dat weten?’
LastRequest
YouTube-ster



Haar venijnige woorden ketsten op hem af, maar ze kwamen niet als verassing. Aan haar houding, de manier waarop ze haar vingers om het hout van haar boog had gespannen, was hem al duidelijk geworden hoe zijn vraag bij haar was binnen gekomen. Hij hield haar scherp in het oog en zag haar postuur plotseling veranderen. Alsof in een onbewaakt moment oogde ze voor een fractie van een seconde compleet uitgeteld. Het volgende ogenblik vroeg Daryan zich af of hij het zich verbeeld had. Nauwlettend volgde ze zijn bewegingen, totdat ze met een korte waarschuwing aangaf dat de grens was bereikt. Toch oogde ze niet vijandig. Hij zag haar blik onderzoekend omhoog glijden en ter hoogte van zijn rechterslaap blijven rusten.
‘Arnicabloemen,’ antwoordde hij, opgelucht dat haar aanvallende houding van korte duur bleek te zijn. ‘Ze helpen een zwelling te verlichten en werken ontstekingsremmend.’ voegde hij eraan toe.
Bij haar volgende vraag schudde hij in een kort moment van frustratie zijn hoofd. ‘Waarom ik dat wil weten? Dat lijkt me toch logisch! Ben je alleen of niet?’ Het was eruit voordat hij er erg in had en even had hij spijt van zijn woorden. Maar hij had genoeg antwoorden gegeven. Al wat zij had gedaan was zijn vragen ontwijken.
Hij keek haar strak aan, zakte door zijn hurken en porde opstandig met een droge tak in zijn voormalige kampvuur. Toen het vuur niet meteen pakte, gaf hij het enkele seconden zijn volle aandacht. Hij beroerde het zand zodat het onderliggende hout weer aan de lucht werd bloot gesteld, maar nadat de vlammen eenmaal hongerig om zich heen sloegen, keek hij weer op naar degene die zijn ochtend zo bruusk had verstoord.
‘Wat is je naam?’ vroeg hij op een dwingende toon. Het werd zo onderhand tijd dat zij hem eens van antwoorden zou voorzien. Hij bleef haar aankijken terwijl hij zijn pijl en boog naast hem neerlegde, enkele takken over zijn knie brak en op het vuur gooide. Vervolgens pakte hij zijn boog weer op, stak zijn pijl in de koker die links aan zijn rugzak was bevestigd en hing zijn boog erachter. Bedachtzaam stond hij op.
‘Voor als je je handen wilt opwarmen’, sprak hij toen, met een knik naar het kampvuur. Even bleef hij nog aarzelend staan, zijn fronsende blik gericht op de verslapte greep die zij op haar boog had, daarna draaide hij zich resoluut om en beende met grote passen weg. Terug bij de spar waar vandaan hij zijn eerste blik op de vreemdelinge had geworpen, greep hij zijn speer en keerde zich snel weer om. Hoewel hij niet het vermoeden had dat ze meteen een pijl in zijn rug zou schieten, was hij er toch geruster op als hij haar in het oog kon houden. Langzaam liep hij terug totdat hij op enkele lichaamslengtes van de vuurplaats was aangekomen. Hij liet zichzelf op een grote steen neerzinken en liet de vingers van zijn linkerhand peinzend naar zijn baard gaan – alleen maar om erachter te komen dat deze was verdwenen. Bij gebrek aan beter liet hij zijn vingers over zijn stoppels glijden. Hoewel zijn baard in de winter een erg welkome gezichtsverwarmer was geweest, had hij hem een paar nachten geleden zonder spijt laten kennis maken met zijn scherpste mes. Toch had hij zichzelf blijkbaar snel de overpeinzende houding van zijn vader aangeleerd. Hij grimaste vluchtig, schudde zijn hoofd en liet zijn hand in zijn schoot vallen.
Zijn vader had in elk geval geweten hoe hij nu verder moest.
Daynty
Internationale ster



Een lichte frons vormde zich tussen Leora’s wenkbrauwen. Ze bekeek het provisorische kompres opnieuw. De naam van de bloemen die hij noemde, herkende ze. Ze had de naam vaak genoeg gezien op de tubes zalfjes die erbij werden gehaald na de training als iemand flinke blauwe plekken of kneuzingen had. Toen ze kleiner was, hadden de gele bloemen ook binnen de muren van Heavensgate gebloeid, maar nu ze erover nadacht, had ze ze daar de laatste jaren nauwelijks nog gezien. Ze had echter nog nooit meegemaakt dat iemand van de pure bloemen zelf een mengsel maakte. 
‘Waarom gebruik je niet gewoon een zalf?’ vroeg ze, zich al te bewust van de voorraad medicijnen in haar eigen rugzak. Hij droeg ook een rugtas mee. Wat zat daar allemaal in als het geen medicijnen waren? 
Een vlaag verontwaardiging gleed over Leora haar gezicht bij zijn gefrustreerde uitval. In gedachten borrelden al de woorden op die ze naar hem terug kon bijten, maar ze slikte ze op het laatste moment in. Ze kon hem zijn irritatie niet geheel kwalijk nemen; ze had hem tot nu toe nog vrijwel geen concreet antwoord op zijn vragen gegeven. Toch kon ze het niet laten om binnensmonds wat te morren. ‘Dat jij dwaas genoeg bent om zo vrijgevig te zijn met informatie, betekent niet dat iedereen dat moet zijn’, mompelde ze. 
In een reflex had Leora haar boog alweer half geheven toen hij onverwacht bewoog, maar hij hurkte alleen maar neer bij de resten van zijn kampvuur. Met lichte belangstelling keek ze toe hoe hij het zand wegveegde en wat met de takken rommelde, waarna de vlammen gretig terug tot leven kwamen. Ze kon niet ontkennen dat ze onder de indruk was. De vorige ochtend was elke poging van haar en Josh om een vuur te maken uitgelopen op niets, nog geen één vlammetje – de stukken hout die ze ervoor hadden verzameld hadden alleen maar liggen roken, en het dorre gras en de dode bladeren die ze gebruikt hadden als aanmaakmateriaal, brandden veel te snel op. En zij hadden nog wel lucifers en aanstekers gehad om hen op weg te helpen. Als hout dat ogenschijnlijk droog genoeg was toch nog te vochtig was, hoe moest ze dan ooit een vuur maken? De andere expeditieleden waren getraind in dat soort dingen, niet zij. Het maakte haar des te meer bewust van de benauwde situatie waarin ze was beland nu ze er helemaal alleen voor stond. 
Hoewel, misschien klopte dat toch niet helemaal, bedacht ze toen Daryan zei dat ze haar handen op kon warmen aan het vuur. Na een korte aarzeling liet ze haar boog helemaal zakken. Echter, pas toen hij zich omdraaide en wegliep naar de plek aan de bosrand waar ze hem voor het eerst had gespot, hurkte Leora neer bij het vuur. Ze legde haar boog en de pijl naast zich in het gras, waarna ze haar handen bij de vlammen hield. Direct slaakte ze een zachte zucht van verlichting. 
Over het vuur heen volgde ze Daryans pad terug naar de waterkant. Hij had een speer in zijn hand nu, een wapen dat ze niet eerder op had gemerkt en waarvan ze niet goed wist hoe ze zich erover moest voelen dat hij hem er nu bij had gepakt. Toch nam hij vooralsnog een weinig dreigende houding aan door op een rots te gaan zitten. 
‘Leora’, zei ze, terugkomend op de vraag die hij even geleden had gesteld. ‘Mijn naam is Leora.’ Ze nam zelf ook een iets comfortabeler houding aan door op haar knieën te gaan zitten. ‘En ik ben alleen hier. Ik kom van een klein stukje noordelijker.’ Dat leek haar genoeg informatie over waar ze vandaan kwam voor nu. ‘Wat doe jij hier? Hoe…’ Ze bedacht zich halverwege haar vraag. Ze kon hem niet vragen hoe hij in zijn eentje hier overleefde, het zou impliceren dat zij altijd met andere mensen was geweest. Iets noemen dat het bestaan of de locatie van Heavensgate kon verraden, wilde ze koste wat het kost voorkomen. Zeker zolang ze nog zo weinig over hem en zijn beweegredenen wist. ‘Hoe lang ben je al alleen?’ vroeg ze in plaats daarvan.

LastRequest
YouTube-ster



Haar stem wekte hem uit zijn overpeinzingen. Leora. Het was niet een naam die hij eerder had gehoord, al verwonderde dat hem niets. Hij had nooit veel namen gekend. De meeste ‘mensen’ die hij tegen het lijf was gelopen, waren al geïnfecteerd op het moment van ontmoeting. Hun naam was op dat moment niet meer van belang.
Zwijgend bestudeerde hij haar terwijl ook zij een wat gemakkelijkere houding aannam. Ze oogde iets minder gespannen, al kon dat ook komen doordat de kou uit haar lichaam werd verdreven. Dat ze haar wapens had neergelegd, was in elk geval een goed teken. Haar volgende woorden verrasten hem. Ze had blijkbaar toch besloten om iets van zichzelf prijs te geven, al was het niet veel. Ze was dus alleen. Althans, ze had gezegd hier alleen te zijn. Wellicht borg de noordelijkere locatie waar ze vandaan kwam nog wel enkele anderen. Hij stond op het punt haar hiernaar te vragen toen hij zich bedacht. Zijn vraag of er anderen waren was inmiddels wel duidelijk. Als ze hier geen direct antwoord op gaf, koos ze hier bewust voor. Haar in het nauw drijven zou waarschijnlijk geen uitgebreider antwoord opleveren en misschien zelfs tot het tegenovergestelde leiden.
Daryan fronste bedenkelijk, zich bewust van het geluk dat hij haar hier tegen het lijf was gelopen. Als de locatie waar ze vandaan kwam noordelijker lag, was hij er op zijn tocht naar het zuiden langsgekomen. Waarschijnlijk gescheiden door enkele bergketens, maar toch. Als hij haar hier niet had getroffen, had hij haar en haar voormalige onderkomen compleet gemist.
De twijfeling in haar stem bij haar volgende vraag deed hem weer naar haar opkijken. Hoewel hij zich bij haar eerdere vraag had verbeten en verbolgen had besloten geen informatie meer met haar te delen, had het beetje wat ze hem over zichzelf had verteld hem weer toegeeflijker gemaakt. Bovendien voelde hij opeens sterk de behoefte om haar meer over zijn leven te vertellen, of meer over haar leven te horen. Angst om haar te veel te vertellen kende hij niet. Hij had toch niets meer te verliezen dan zijn eigen leven. En wat dat betrof, was zijn angst om weer alleen te zijn groter dan de angst om zijn leven te verliezen. Hij besloot te beginnen bij haar eerste vraag, die hij in eerste instantie had genegeerd.
‘Ik gebruik geen zalf omdat dat een veel langer proces is om te maken en ik wilde snel weer onderweg zijn. Ik kom ook van noordelijk van hier. De afgelopen twintig jaar zijn we steeds noordelijker getrokken om degenen die door het virus zijn aangetast te ontlopen.’ Hij zweeg even en richtte zijn blik op het vuur. ‘Ik ben alleen sinds het najaar. De winter is geen veilige periode om te reizen, dus heb ik het najaar gebruikt om een onderkomen te vinden en een voorraad aan te leggen. Daarna heb ik de winter uitgezeten.’ Zijn vingers streken bedachtzaam over de groefjes die hij in zijn speerschacht had gekerfd. Hij richtte zijn blik op de maan, die steeds slechter zichtbaar werd naarmate de zon hoger klom. Over enkele dagen zou het volle maan zijn.
‘Het was eenzaam en ik besloot om naar het zuiden te trekken zodra de winter voorbij was. Ik ben nu ruim een maand onderweg. Vroeger bestond er een grote stad in het zuiden, aan de kust. Ik hoopte daar mensen te treffen.’ Hij haalde zijn schouders op en keek Leora aan. ‘Ik had eigenlijk verwacht nog een maand onderweg te zijn voordat ik de kans zou krijgen iemand te ontmoeten. Vandaar dat ik nieuwsgierig ben of er meerdere mensen zijn. Hier, of waar je vandaan komt.’ Hij bleef haar aankijken, zijn hoofd iets schuin en zijn wenkbrauwen lichtelijk opgetrokken, als in een uitnodiging, maar vroeg verder niets meer. Hij had het vermoeden dat ze hem toch niks zou vertellen wat ze niet wilde prijsgeven, dus liet hij de keuze bij haar.
Daynty
Internationale ster



Leora had al geen antwoord meer verwacht op haar vraag over de zalf, maar nu kwam dat dan toch. Al werd dat beetje informatie bedolven onder de woorden die daarna volgden. Twintig jaar. Was dat hoelang hij al onderweg was? Hij en zijn metgezellen, de “we” waar hij het over had. Het was voor Leora niet moeilijk om te raden wat er met zijn reisgenoten moest zijn gebeurd – hij had immers direct geraden wat er met haar metgezeld was gebeurd, van wie het bloed op haar jas was. 
‘Er valt niet te ontkomen aan de geïnfecteerden’, zei ze, doelend op zijn beweegredenen om zover naar het noorden te trekken. ‘Er zaten noordelijk misschien minder geïnfecteerden toen de uitbraak startte lang geleden, maar de kou doet hen niets. Ze zullen zich altijd verspreiden, zoekend naar nieuwe mensen om te infecteren, ook naar het noorden. Dat is hoe het virus overleeft.’ 
Ongetwijfeld had hij dat inmiddels ook al doorgehad, maar ze was van mening dat het nooit kwaad kon om anderen iets te leren over het virus. Ze mocht hem dan wel niet volledig vertrouwen, ze gunde het haar medemens ook niet om hetzelfde lot te ondergaan als de geïnfecteerden of alle slachtoffers die al het leven hadden gelaten sinds de uitbraak. 
Met lichte verbazing keek Leora op naar hem. Alleen sinds het najaar? Ze waren nu aan het prille begin van de lente, wanneer de nachten nog ijzig koud konden zijn, maar de zon de natuur langzaam terug tot leven wekte. Dat betekende dat hij al bijna een half jaar alleen was. 
‘Dat is een lange tijd om alleen te zijn’, merkte ze op, een vleugje ontzag in haar stem. Het was voor haar moeilijk om te bevatten hoelang dat precies was, hoe eenzaam de dagen moesten zijn geweest voor hem, de lange, koude nachten alleen. In het half uur dat zij van het hutje naar de rivier was gelopen vanochtend, had de eenzaamheid al zwaar neergedrukt op haar schouders. De gedachte dat ze er helemaal alleen voor stond, dat er niemand was om op terug te vallen, niemand die haar vaardigheden aanvulde waar dat nodig was – en andersom. 
Leora begreep zijn nieuwsgierigheid. Het was verleidelijk om eraan toe te geven, al was het alleen maar uit medelijden. Maar haar rationele kant riep haar tot orde – het was haar en de andere expeditieleden strikt verboden de locatie van Heavensgate te delen met zomaar iedereen die ze tegenkwamen. Leora herinnerde zich nog goed het incident dat had gevolgd op de laatste keer dat een verkenningsteam een paar overlevenden was tegengekomen en hen had gewezen op de veilige haven die Heavensgate vormde. Eén van hen bleek besmet te zijn bij aankomst bij de muren van Heavensgate, en was de toegang geweigerd. Het gevecht dat erop had gevolgd, had de levens geëist van de besmette persoon, zijn twee reisgenoten en twee bewakers van Heavensgate. Leora kon de levens van alle mensen binnen de muren niet op het spel zetten.
Bovendien was omkeren en teruggaan voor haar niet zomaar een optie – niet meer. 
‘Het zuiden, waar je vandaan kwam’, begon ze, zijn vraag aan de kant zettend, hopend dat hij daarop niet ook zou weigeren haar vragen te beantwoorden. ‘Hoe is het daar?’
LastRequest
YouTube-ster



Daryan knikte bedachtzaam bij haar woorden. Dat de geïnfecteerden overal zaten, viel helaas niet te ontkennen. Hoewel zijn vader in zijn voorzichtigheid altijd aanstuurde op het noorden, gezien dat vroeger minder dichtbevolkt was geweest, hadden ze ook in de meest afgelegen gebieden bedachtzaam moeten zijn op een ontmoeting met een geïnfecteerde. Daryan had altijd het idee gehad dat het zuiden nog erger moest zijn, maar er zat een kern van waarheid in haar woorden. Als iedereen in het zuiden dood of geïnfecteerd was, bleven de geïnfecteerden daar natuurlijk niet hangen. Een wolf trok ook verder op het moment dat zijn prooidieren dat deden.
Hij meende dat haar stem iets veranderde toen hij haar vertelde dat hij sinds het najaar geen gezelschap had gehad en keek haar peilend aan. Ze leek verbaasd maar oprecht en haar woorden troffen hem. Opeens voelde het alsof het volle besef van al die eenzame nachten, al die bittere koude ochtenden en de lange, lege dagen bij hem binnendrongen. Natuurlijk was hij zich hier elk moment bewust van geweest, maar het was een kwestie van overleven. Het najaar en afgelopen maand waren nog het minst erg. In het najaar waren zijn dagen gevuld geweest met het aanleggen van een voedselvoorraad die hem door de winter zou helpen. Het waren toen slechts de nachten die hem in al zijn eenzaamheid troffen. Maar tijdens de lange, stille wintermaanden, leken de nachten en de dagen in elkaar over te gaan. Hij had zichzelf geprobeerd bezig te houden met het vervaardigen van allerlei houtsnijwerken en het verbeteren van zijn kruidenkennis, maar het was een zware periode geweest. Dankbaar voor haar gezelschap, richtte hij zijn aandacht weer op Leora, wensend dat zij inderdaad onbesmet bleek.
Zijn schouders zakten iets bij haar tegenvraag. Ze zou dus inderdaad niet ingaan op de vraag of er al dan niet andere overlevenden waren. Maar zij was hier, schijnbaar levend. Indien dat zo bleef, was dat voor hem voorlopig al een hele verbetering.
‘Ik ben geboren in Hudson’s Hope,’ begon hij, in antwoord op haar vraag. ‘We woonden daar met achttien mensen op het moment dat Hudson’s werd gevonden door een groepje mannen. Ze leken in eerste instantie heel enthousiast over de manier waarop wij ons leven daar hadden opgebouwd, maar al snel bleek dat ze meer dan alleen enthousiast waren. Waarom begrijp ik nog steeds niet, ze waren meer dan welkom om in vrede bij ons te blijven wonen, maar ze wilden meer. Ze spraken over het opbouwen van een nieuwe gemeenschap, maar ze waren zwaar bewapend en hun bedoeling werd al snel duidelijk. Ze zagen de mannen die er al woonden als concurrentie en wilden zich de vrouwen toe-eigenen. Meer dan de helft van ons is gesneuveld in het gevecht dat volgde. Mijn vader is daarna gevlucht met mij en nog vier overlevenden.’ Hij pauzeerde even, twijfelend of hij meer moest zeggen over de anderen, maar besloot dat hij al teveel had gezegd. ‘Ik weet niet veel meer van het leven daar. Het was gemoedelijk, voor zover ik als kind meekreeg. Maar na dit voorval zijn we er nooit meer terug geweest. We zijn naar het noorden getrokken en daarna elke keer naar een nieuw gebied verhuisd. We zijn nog één keer twee jaar op dezelfde plek gebleven, maar meestal was het alleen in de winter dat we ons tijdelijk vestigden. Het leek veiliger om in beweging te blijven.’
Hij zweeg even, terugdenkend aan het zwervend bestaan dat hij altijd had gekend. Het maakte hem nieuwsgierig naar haar voormalige bestaan en hoewel hij eerder had besloten er niet meer naar te vragen, kon hij zijn aangeboren nieuwsgierigheid niet bedwingen. Hij besloot te gaan voor een relatief veilige vraag, waarbij ze niet zou hoeven ingaan op de locatie van haar voormalige woonstede. ‘Hoe lang ben jij al alleen?’
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Pagina: | Volgende | Laatste