Marije heeft de tekening gemaakt, ik schreef het verhaal. Hope you guys like it!
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Onthutst staarde ze naar haar eigen handen, die in het duister werden gehuld door de flakkerende schaduwen van het brandende huis achter haar. Haar ouders waren daarbinnen, net als haar broertje en al hun persoonlijke bezittingen. Herinneringen. Haar hele leven. Ergens in de verte hoorde ze al de sirenes van een brandweerauto, maar ze verroerde zich niet. Zou ze moeten vluchten? Zou ze schuldig worden bevonden voor moord? De kans was aanwezig, dat was zeker, maar ze wist niet of ze het aankon om op de vlucht te slaan. Ze was een gevaar, een monster dat het verdiende om achter de tralies gezet te worden, al vreesde ze dat dat niet genoeg zou zijn om haar in bedwang te houden. Ze had er geen controle over, wist niet waar het vandaan kwam of hoe ze er weer vanaf kon komen, maar feit bleef dat ze zojuist had toegekeken hoe haar handen vlam hadden gevat en het huis waar ze haar hele jeugd had gewoond in rook op was gegaan, gepaard met de weerzinwekkende stank van brandend vlees en het bloedstollende geschreeuw van haar familie, die door hetzelfde vuur werden verteerd. Het was niet haar schuld, maar ze was hoe dan ook schuldig.
‘Eliza? Liefje?’ Iemand sprak, maar ze reageerde niet op het geluid. ‘Eliza, het is hier niet veilig voor je, je moet verder weg bij de vlammen. Kom liefje, ik weet dat het moeilijk is, maar je moet nu echt opstaan.’ Iemand pakte haar arm en trok haar overeind. Ze liet het gebeuren, maar enkel omdat ze net zo weinig energie over had om tegen te werken als dat ze die had gehad om op te staan. Ze was leeg, uitgeput, als de uitgedoofde lont van een waxinelichtje dat niet langer kaarsvet had om op te branden. Ironisch, om er op die manier, met die woordspelingen, over na te denken, aangezien het een haast letterlijke beschrijving gaf van de werkelijkheid.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg de stem bezorgd. Ze antwoordde niet. Misschien, als ze voor de rest van haar leven apathisch voor zich uit zou blijven, zou haar lichaam niet langer in staat zijn te doen wat het zojuist had gedaan. Het was het proberen waard.
‘Eliza?’ Nog een stem. Mannelijk, dwingend, maar nog altijd vriendelijk. Spreken deed ze echter niet. ‘Eliza, mijn naam is Gary. Ik ben een hulpverlener en ik zal alles in mijn macht proberen om jou er bovenop te krijgen. Het is niet erg dat je nog niet wilt praten, ik snap het juist heel goed, maar ik zal je wel even moeten onderzoeken. Het zal niet lang duren.’
‘Raak me niet aan.’ Het was weinig meer dan een fluistering.
‘Eliza?’
‘Raak me niet aan. Ik wil je geen pijn doen. Ik wilde niemand pijn doen.’ Ze zette zonder op te kijken een pas naar achter, weg bij de stem, weg van de handen die al bezorgd haar kant op waren gekomen.
‘Er is niets om bang voor te zijn, je zal me heus geen pijn doen. Je mag best in mijn hand knijpen als je bang bent, ik kan wel tegen een stootje.’ Zijn hand bewoog weer naar voren en schampte haar onderarm. Ze voelde het weer. De hitte, de energie die ze kwijt dacht te zijn. Hij was terug, heviger, beangstigender dan net. Ze was blij.
‘Ik zei, raak me niet aan,’ fluisterde ze. Ze hief haar hoofd op en keek de man aan. Een rode gloed was te zien in haar ooit zachtaardige, blauwe ogen. Ze voelde zich machtig, onoverwinnelijk. Ze wilde hem pijn doen, nu wel. Waarom haar moraal zo snel was vervlogen, wist ze niet, maar ze wist wel dat dit een betere optie leek, simpeler. De energie vrij laten was makkelijk, ze hoefde enkel haar instinct te volgen en dat was al genoeg om haar vingertoppen te doen ontvlammen en deze langs haar pols omhoog te laten kruipen. Ze voelde de warmte niet, zag enkel de onthutste blikken en angst.
‘Eliza.’ Haar naam, meer niet. Meer kon niet worden uitgebracht voordat haar hand de zijne greep en zijn geschreeuw begon. De sirenes waren weggevallen, net als de stemmen die haar naam hadden geroepen. Enkel het geschreeuw en het geknetter van de vlammen, die langzaam maar zeker begonnen aan hun zoektocht langs zijn lichaam, gevoed door de restanten van zijn brandende kleding.
Iets sloeg haar achterover, drukte haar tegen de grond waar ze op terecht was gekomen en vertroebelde haar zicht. Water droop van haar lichaam op de grond en nog even bleef de brandweerslang op haar gericht, voordat de druk verdween en de toevoer van water stopte. Ze verroerde zich niet. De energie was verdwenen, het holle gevoel terug gekeerd en het besef van wat zojuist was gebeurd, drong tot haar door. Ze keek opzij, waar een groep mensen zich om de roerloze, zwartgeblakerde resten van de hulpverlener, Gary, hadden geschaard. Sommigen keken enkel onthutst, anderen huilden, weer anderen staarden haar vol ontzetting en afschuw aan. Ze was het monster. Ze moest gestraft worden. Ze was schuldig.