Schrijfwedstrijd S8 Ronde 3 |
Het was tijd, vandaag was het tijd. Even kneep Uney haar ogen dicht zodra ze haar hut uitstapte, de zon stond al hoog aan de hemel. “Djala me Uney.” De vrouw boog haar hoofd als antwoord op de begroeting. Het was een speciale dag, gezegend door de godin Yeha. De godin van het eeuwig brandende vuur. Zij zorgde voor hen, dat zij als stam konden leven en dat zijzelf samen met haar man, de god Emhu, kon leven. Emhu zorgde voor de vruchten aan hun bomen en de beesten in hun netten. Ze waren Yeha en Emhu eeuwig dankbaar. Vandaag was er voor Uney juist een extra reden om Yeha te danken. Vandaag zou ze haar man krijgen en voor hem zou ze Yeha’s vuur bewaken. De dames die ze tegenkwam groetten haar met dezelfde woorden, “Djala me Uney,” waarop ze antwoordde met een knikje. Deze dag kon ze niet spreken tot haar man haar had. Voor ze echter aan haar man gegeven zou worden, kreeg ze haar tekeningen. Voor de tekeningen mocht ze naar Yeha’s vuur, want daar werden ze gezet. Met een nerveuze lach boog Uney diep voor Moeder-Oudste voor wie ze knielde. Kalm boog ze haar hoofd even en schonk de vrouw haar arm. Ze wist wat er ging gebeuren, maar een glimlach lag nog op haar gezicht. Uney was niet bang voor de pijn die zou gaan komen. Ze waren sterk, ze waren krachtig. Yeha en Emhu konden trots zijn op hun volk. Uney sperde haar ogen open zodra ze de hitte op haar arm voelde, maar ze verdiende het nu. Haar man kreeg haar en zij verdiende haar tekens. De pijn was immens en ondragelijk, maar ze verbeet het en keek toe hoe de steen in haar huid kerfde. Het rode water kwam uit de openingen en ze bekeek ze kalm. Het teken van de godin Yeha in de vorm van het vuur en de god Emhu in de vorm van hun gevangen beesten. Weer verhitte Moeder-Oudste de steen, maar nu drukte ze die op het rode water en op de openingen. Het was klaar, zij was klaar. Uney was klaar voor haar man. Ze zakte met haar hoofd op de grond als dank en kwam erna overeind. Er moest nog maar een ding gebeuren voor ze haar man zou krijgen en dat was de zegen krijgen van haar vader. Als hij haar tekens zag, dan zou ze die zeker krijgen. Met opgewonden pas liep ze naar de hut waar alle oudsten waren, daar zou ze haar vader vinden op deze speciale dag. Al snel vond Uney haar vader, hij controleerde haar tekens en glimlachte. “Ye umbe Uney, aija timoi Yeha curinai.” Het was tijd, tijd om een vrouw onder Yeha te worden. Hij knikte tevreden en bracht haar mee naar binnen toe waar de man, Qezu, op haar wachtte. Ze werd op haar knieën gedrukt en de stamoudste sprak de woorden van het verbond tussen Yeha en Emhu uit. Ze luisterde met gebogen hoofd terwijl haar man naar haar toe kwam. Tweemaal kreeg ze een klap in haar gezicht, links en rechts, waarna hij de botten om haar hals vastmaakte. Ze was van hem. Uney boog haar hoofd diep en glimlachte van trots. “Maj curinai Uney.” Sprak hij haar zacht toe en langzaam keek ze op, ze was zijn vrouw. “Moj curinoi Qezu.” Ze was aan hem verbonden, hij was haar Emhu en zou haar en Yeha’s vuur beschermen. |