Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
17 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | Light up a spark
Daynty
Internationale ster




"De sterren vertelden dit verhaal lang geleden al. Met het wisselen van 
de sterrenbeelden van Zwaan naar Wolf zal een donkere deken over
Avarena heen vallen. Het zal de oplaaiende vuren van rebellie verstikken
tot het niets meer zijn dan de rokende restjes van een eens zo sterke 
hoop op verlossing. Maar in dat donker kruisen de paden van vier mensen.
Zij zijn de lichtjes in de duisternis, de vonkjes die de vuren opnieuw kunnen
ontbranden.  Alleen wie vecht tegen de duisternis moet oppassen daar zelf
niet door verzwolgen te worden."

Een orpg met @Demish  (:

---

Rheana Safire Navenah





Kian Raphael Warden




"Though my soul may set in darnkness,
It will rise in perfect light
For I have loved the stars too fondly,
To be fearful of the night." 


Locaties & kaarten
Landkaart continent
Kamp Haldor
Demish
Internationale ster




Maurelle Suzette Alberich



Dain Orin Sindri

Demish
Internationale ster



‘Kom op Maurelle, wees blij voor me,’ smeekte haar beste vriendin haar. Maurelle haar donkere ogen bleven gefocust op het werk, terwijl haar handen moeiteloos doorgingen met het herhalen van de handeling die ze zichzelf jaren geleden al aan had geleerd, precies zoals de bewakers en opzichters het wilden zien. Ondertussen kon Maurelle het met haar ogen dicht, of met haar blik afgewend. Dat laatste wilde ze echter niet doen. Ze gunde haar beste vriendin geen blik waardig.
Naar aanleiding van goed gedrag en gehoorzaamheid was het mogelijk voor de mensen in het werkkamp om gepromoot te worden naar ander werk. Het werk wat Maurelle deed, hersenloos werk dat met de minuut saaier werd, was het werk waar iedereen mee begon. Maar, door de jaren heen was het mogelijk om ander werk te krijgen. Bijvoorbeeld in de keukens, maar ook als een schoonmaker voor één van de opzichters. Dat was de plek waar haar beste vriendin was beland. Ze had het “heugelijke” bericht ontvangen dat ze vanaf nu zou werken als schoonmaakster.
Maurelle dacht zelf anders over het werk. Waarschijnlijk zou haar beste vriendin in betere werkomstandigheden verkeren. Minder mensen om haar heen, wellicht minder fysiek zwaar werk, maar de vraag was wat het haar daadwerkelijk op zou leveren. Maurelle was al enkele jaren een inwoner van het werkkamp en ze had veel verhalen gehoord. Lang niet allemaal met een goede afloop. Het laatste wat zij wilde, was werken voor één van de opzichters. Ze zou behandeld worden als een soort slaaf. Op haar huidige werkplek was het niet veel beter, maar hier had ze tenminste nog anderen met wie ze haar leed zou kunnen delen.
‘Waarom ben je zo egoïstisch? Dit is iets goed. Voor mij, maar ook voor jou! Wie weet beval ik en kan ik er voor zorgen dat jij ook daar terecht komt.’ Haar beste vriendin legde een hand op haar schouder, maar Maurelle schudde hem meteen van zich af. 
‘Je weet hoe ik daar over denk,’ beet ze haar beste vriendin toe. 
Een hard, alarmerend geluid liet de werkers weten dat het einde van hun dienst erop zat. Anderen zouden het van hen over nemen. Maurelle stapte naar achteren en pakte een doek, waarmee ze haar besmeurde handen afveegde. Ze had gehoopt dat met het einde van de dienst ook het einde van de discussie in zicht zou komen, maar daar leek het nog niet op.
‘Kun je al die verhalen die je hebt gehoord, niet laten voor wat ze zijn? Verhalen en roddels? Je bent mijn beste vriendin en dan hoor je blij voor me te zijn!’ hield ze vol, wat Maurelle alleen maar meer geërgerd maakte dan dat ze al was geweest voordat ze aan het gesprek waren begonnen.
Zonder nog een woord vuil te maken aan de discussie, liep Maurelle het gebouw uit. Het licht prikte in haar ogen, ondanks dat de zon zich had verstopt achter dunne, grijze wolken. Verderop hadden meerdere mensen zich bij elkaar verzameld, wat maar één ding kon betekenen. 
Wederom een nieuwe groep onderdrukte mensen, die hier alleen nog maar meer de grond in zouden worden gestampt. 
Daynty
Internationale ster



Vijf dagen en vier nachten hadden zich aaneengeregen tot een waas van door elkaar geschud worden op hobbelige weggetjes, hongerig grommende magen en het gesteun en gesnik van pijn en verdriet. Dat laatste was het ergst. Kian kon zich afsluiten voor de fysieke ongemakken, voor het gehobbel en de honger. Hij kon zijn ogen sluiten om de andere gevangenen in de kar niet te hoeven zien, maar hij kon zijn oren niet dichtdoen voor hun lijden. Iedere snik, iedere jammerklacht drong zijn hoofd binnen en beet zich daar vast als een hardnekkig insect. Een jongetje dat bijna de hele reis naast hem had gezeten, vroeg continu fluisterend om zijn moeder. 
Maar er was niemand die antwoordde. 
In het begin had Kian zich afgevraagd wat er met zijn moeder gebeurd was. Zouden ze gescheiden zijn geraakt in de chaos? Zouden de soldaten hem van zijn moeder hebben weggetrokken? Of zou ze dood zijn? Wat er ook was gebeurd, een vrolijk verhaal zou het niet zijn, vandaar dat hij de vragen na een dag uit zijn hoofd had verbannen. 
Het was tegen de avond van de vijfde dag toen de kar met een ruk tot stilstand kwam. Ongebruikelijk was dat niet, ware het niet dat er dit keer veel rumoer buiten de kar klonk. Kian herkende de zware voetstappen van de soldaten die de kar begeleidden en de bulderende stem van hun luitenant. Maar bij dat geluid hadden zich andere stemmen gevoegd en geluiden van gereedschappen die tegen stenen sloegen en bevelen die geschreeuwd werden. Het gefluit van de vogeltjes en het ruisen van de bladeren van het bos waar ze de laatste drie dagen doorheen hadden gereisd, waren weggestorven. 
Kian plaatste zijn handen naast zich op de houten vloer en duwde zichzelf iets rechterop. Door een kiertje tussen twee planken van de zijwand tuurde hij naar buiten in de hoop om iets meer te kunnen zien van de nieuwe omgeving. 
Stof en steen. In die twee woorden viel het uitzicht samen te vatten: een stoffige ondergrond eindigde enkele meters verderop abrupt in een steile bergwand, die zover omhoog liep dat hij de top niet kon zien. Voor Kian zich kon bedenken waar ze precies waren, klonk er gerommel aan het slot van de deuren, die daarna open gingen. Het daglicht stroomde de kar binnen, ongenadig fel ondanks dat de zon aan de afdaling richting de horizon was begonnen. Hij draaide zijn hoofd weg en knipperde. Toen zijn ogen eenmaal gewend waren aan het licht waren de soldaten bezig om de gevangenen uit de kar te dirigeren. Iedereen die niet snel genoeg was of die te zwak was om zijn eigen gewicht te dragen, werd bij een arm vast gepakt en niet al te zachtzinnig de kar uit getrokken. 
Hoewel zijn spieren stram aanvoelden van het lange zitten en de koude nachten kwam Kian op eigen kracht de kar uit. Het voelde haast onwennig om na zo’n lange tijd weer rechtop te staan. 
Terwijl hij achter de andere gevangenen aan schuifelde, nam hij vluchtig de omgeving in zich op. Achter hem lag de bosrand op een goede honderd of tweehonderd meter afstand. De bomen hielden abrupt op en gingen over in een rotsachtig terrein, dat vlak was gemaakt voor de grote stenen poort die ze gepasseerd waren en waarvan het hek dichtzat. De binnenplaats achter de poort werd links en rechts begrensd door bergen en voor hem lag een verzameling gebouwen, sommigen losstaand, naderen uitgehouwen in de bergwanden. Wat echter het meest in het oog sprong, was de enorme steengroeve die tegenover de gebouwen lag. 
Uit één van de gebouwen kwamen mensen gelopen. Ze droegen identieke kleren, vermoeidheid tekende hun gezichten en de meesten wierpen bevreesde blikken op de soldaten die om de zoveel meter opgesteld stonden. Langzaam maar zeker begon het tot Kian door te dringen waar hij was: deze plek was een werkkamp. 
Achter hem ontstond commotie. Er klonk een kreet, gevolgd door een soldaat die iets schreeuwde naar de anderen. Kian draaide zich net op tijd om, om te zien hoe een soldaat het jongetje dat de hele weg om zijn moeder had gevraagd, werd vastgegrepen terwijl hij richting de poort rende. Hij moest zijn ontglipt aan de soldaten bij de kar. 
De soldaat sleepte hem over de grond mee terug naar de andere gevangenen. Het gezicht van de jongen straalde één en al angst en paniek en pijn uit en hij probeerde zich los te worstelen uit de greep van de soldaat. Die sloeg hem geërgerd met het heft van zijn dolk tegen zijn hoofd. 
Kian had het schouwspel met gebalde vuisten aangekeken, maar dit was voor hem de druppel. Snapte die soldaat nu niet dat het jochie gewoon doodsbang was? Hij kon nota bene niet veel ouder dan een jaar of zeven, acht zijn. 
‘Hé, doe eens normaal,’ grauwde hij terwijl hij de soldaat een fikse duw tegen zijn schouders gaf. De man liet de jongen los en richtte zijn razende blik nu op Kian. De eerste stomp op zijn kaak kwam niet als een verrassing, maar toch verdwaasde de klap hem een moment. Hij haatte het dat zijn lichaam al zo verzwakt was. Toch was hij niet van plan zich zo gemakkelijk uit het veld te laten slaan. Hij zette zijn voeten steviger op de grond en sloeg terug. 


Demish
Internationale ster



Ondanks dat dit oude kost was voor iemand als Maurelle, wie al aardig wat jaren had gesleten in het kamp, had haar nieuwsgierigheid het gewonnen en had ze zich bij de menigte gevoegd. Met haar armen over elkaar en toegeknepen ogen keek ze toe hoe wederom iemand de held uit probeerde te hangen.
Dwaas.
Wie dacht hij dat hij was? Een sterke man? Een voorbeeld voor vele anderen? Een rebel die zijn laatste gevecht nog niet had gevochten? Hij was al hier, wat betekende dat zijn laatste gevecht al had plaatsgevonden. Hij as misschien een grote naam geweest in de buitenwereld, maar hier? Hier was hij niks meer dan één van de gevangen. Het maakte niet meer uit of je een opstand had geleid, op was gepakt voor hoogverraad of dat je simpelweg op de verkeerde plek was rond de verkeerde tijd. De uniformen die ze droegen, waren daar het voorbeeld van. Dat hij dacht dat hij één van de soldaten aan kon spreken op zijn gedrag, was onnozel en gevaarlijk.
Maurelle had een soortgelijke reis achter de rug gehad als deze jongeman, jaren geleden. Dagen lang had ze vast gezeten, wachtend totdat de wagen eindelijk eens zou stoppen. Ze herinnerde zich nog goed het droge gevoel in haar mond en het zwakke, zware gevoel dat haar ledematen hadden ervaren. Niemand was in staat om een gevecht aan te gaan op die manier, laat staan het gevecht te winnen. Toch leek hij vastberaden om een slag terug te kaatsen naar de soldaat die hem had geprobeerd te corrigeren.
‘Dwaas,’ mompelde ze, dit keer hardop. Hij had de slag moeten nemen en het moeten laten voor wat het was. Nu hij terugvocht, zou het des te erger worden. Dit was immers niet de eerste keer dat Maurelle de nieuwkomers had aanschouwd. Altijd was er één die terugvocht, om wat voor een reden dan ook. Dit keer was het een jong kind dat weg was geglipt en ruw was behandeld. Hoe erg Maurelle het ook vond om het te zien, aangezien ook zij ooit jong hier aan was gekomen, wist ze beter dan het kind te hulp schieten. Daar kwam alleen maar narigheid van.
De soldaat had de stoot weten te ontwijken. Hij had de arm van zijn belager vastgenomen en hardhandig omgedraaid. Met een schop in zijn knieën wist hij de jongen op de grond te krijgen. Hij was de zoveelste die het voorbeeld zou worden voor de nieuwkomers. En verkeerde stap betekende straf. Zowel fysiek als mentaal. Ze hadden een groot arsenaal aan straffen, de één nog creatiever dan de ander. Dit was slechts een voorproefje.
Een andere soldaat voegde zich bij het duo en haalde uit met zijn voet. Maurelle wendde haar hoofd af op het moment dat het lichaam van de jongen in elkaar klapte. Het beste was als ze zich om zou draaien, zoals ze zichzelf keer op keer probeerde te vertellen. Nog nooit was het haar gelukt om het daadwerkelijk op te brengen om haar hakken in het zand te zetten, zich om te draaien en weg te lopen. Ze bewonderde mensen die weg konden lopen van dit soort situaties. Zij was er echter niet één van. 
Niemand in de zwerm van toeschouwers bemoeide zich er mee. Geen van hen riep dat ze op moesten houden, of dat hij enkel een kind had willen helpen. Nee, ze wisten wel beter dan dat. Want als zij één verkeerde opmerking zouden maken, dan zouden ook zij in het zand belanden en er niet van af komen zonder kleerscheuren. 
Tegen haar verwachting in, gaf de jongeman het niet op. Hij wist de tweede soldaat op de grond te trekken. Het publiek was hoorbaar verbaasd en de verrassende actie zorgde er voor dat een derde en vierde soldaat zich geroepen volden om in te grijpen.
Daynty
Internationale ster



Kian was vaardig in de kunst van het vechten, maar het in zijn eentje opnemen tegen vier getrainde soldaten was normaal gesproken al een uitdaging. In zijn huidige toestand was het simpelweg onbegonnen werk. Hij moest er genoegen mee nemen dat hij in ieder geval twee soldaten tegen de grond had gewerkt – iets dat, aan de geluiden van de toegestroomde omstanders te horen, onverwacht was. Ze konden hem uithongeren, konden hem laten werken tot hij erbij neer viel en hem straffen zo wreed als ze wilden, maar hij mocht zijn vechtlust niet opgeven. Hij moest volhouden. Voor zijn ouders. Voor zijn broertje, aan wie de jongen voor wie hij het op had genomen hem zo erg deed denken. Hij moest het doen voor iedere rebel die zijn of haar leven had gegeven voor een betere toekomst. Kian prentte die woorden in zijn geheugen. Waarschijnlijk zou hij ze de komende tijd nog vaak nodig hebben. 
Met vier man werkten ze hem tegen de grond in een wolk van stof. Eén van de soldaten trok zijn armen overdreven ver op zijn rug en bond er een touw omheen dat venijnig in zijn huid sneed. Twee soldaten bleven aan weerskanten achter hem staan, hun handen als bankschroeven om zijn schouders, en de andere twee stapten weg eens ze zich ervan verzekerd hadden dat hij niet nog een keer iets uit kon halen.
‘Ik blijf het me afvragen,’ sprak een zware stem haast melancholisch, ‘waarom er toch altijd eentje tussen zit die denkt dat de held uithangen een goed idee is.’ 
De stuif dwarrelde langzaam, bijna vredig terug richting de grond en onthulde degene die had gesproken. De man was lang en mager. De handen die uit de mouwen van zijn jasje staken waren bonig en zijn gebrek aan spiermassa verraadde dat het zwaard dat aan zijn heup hing vooral voor de sier was. Ondanks zijn fragiele voorkomen, straalde hij autoriteit en minachting uit. Zijn ogen waren twee messen die recht in Kians blik sneden. Vlijmscherp en koud en wreed. 
Kian wist dat de man geen antwoord verwachtte en staarde standvastig terug. 
‘Het is dapper, maar dom.’ Met langzame passen liep de man om hem heen, als een roofdier die om zijn prooi cirkelt. ‘Bewonderingswaardig, maar roekeloos.’ Voor hem bleef de man weer staan. ‘Maar maak je geen zorgen. Je zal het snel genoeg afleren.’ Hoewel zijn mondhoek slechts een klein beetje omhoog trok, zat zijn grijns vol beloften van pijn en gruwelen.
De man stapte achteruit en richtte zich nu tot de andere gevangenen, die op een kluitje bij elkaar stonden. ‘Als één van de opzichters wens ik jullie graag welkom in Kamp Haldor. Ik ben opzichter Dragos. Hoewel ik een hekel heb aan dit soort ongeregeldheden –‘ Hij wierp een blik op Kian, ‘– is het fijn dat ik meteen een duidelijk voorbeeld kan stellen.’ De opzichter hief zijn stem zodat ook het publiek dat iets verder weg stond hem duidelijk kon verstaan. ‘Dit soort opstandig gedrag wordt hier niet getolereerd. Doe je toch iets doms? Straf. Werk je niet hard genoeg of voer je je taak niet goed genoeg uit? Straf. Probeer je te communiceren met iemand buiten de muren, heb je verboden bezittingen of probeer je andere gekheid uit te halen? Ik denk niet dat ik het nogmaals hoef te herhalen, of wel?’ 
Dragos hief zijn kin en keek naar de gevangenen. ‘Of wel!?’ herhaalde hij met bulderende stem. Het geluid was zo plots dat er een schok door de groep mensen heen trok, onmiddellijk gevolgd door instemmend gemurmel. Kian had niet verwacht dat de man zo’n longcapaciteit had. 
‘Fijn,’ glimlachte Dragos mierzoet alvorens zich terug naar Kian te draaien. ‘Deze jongeman hier houdt kennelijk wel van een gevecht, dus een gevecht zal hij krijgen. Sergillius, Lazar.’ Hij knikte naar twee soldaten vlakbij. ‘Laat hem maar eens zien wat een echt gevecht is.’
Het was geen gevecht maar een afranseling. Sergillius en Lazar waren beiden een boom van een man die geen enkele moeite deden de kracht in hun slagen te beperken en Kian kon ze op geen enkele manier afweren met zijn armen vastgebonden.
 Eén van hen had een grote ring om, waardoor elke stomp op Kians kaak of in zijn buik voelde als een mokerslag. Hij wist niet hoelang het doorging voor de soldaten het bevel kregen te stoppen, maar tegen die tijd kon Kian alleen nog maar roerloos op de grond liggen. Bloed gutste uit zijn neus en drupte uit zijn lip. De metalige smaak vulde zijn mond. Zijn hoofd bonkte en de wereld draaide om hem heen, één waas van rotsen en soldaten en zand. 
Opzichter Dragos zei iets tegen de gevangenen, maar Kians hersenen weigerden om de woorden te registreren. Daarna richtte de opzichter zich tot hem. ‘Ik zou maar snel opstaan, anders mis je het eten ook nog.’ Na die woorden en een laatste, vergenoegzame blik draaide hij zich om en liep weg. 
Hoewel het woord eten Kian eraan herinnerde hoe hol zijn maag aanvoelde, kreeg hij het nog niet voor elkaar om zijn lichaam van de grond te slepen.

Demish
Internationale ster



Het was een toespraak die Maurelle al vaker had aan moeten horen. Zelf had ze hem nog nooit moeten ondergaan. Althans, niet op deze manier. Maurelle haar fouten waren veel kleiner, maar al met al was het een grote verzameling. Te laat komen op haar werkplek, na de avondklok het terrein betreden. Het waren kleine overtredingen. Vanzelfsprekend had ze haar straf er voor ontvangen, maar ze had nooit op de grond gelegen, creperend van de pijn onder het toeziend oog van tientallen mensen die zweerden om nooit dezelfde fout te maken als dat zij had gedaan. 
Dragos had gesproken, al refereerde Maurelle altijd naar hem als Draak. Niet in zijn gezicht, natuurlijk. De show was voorbij en langzaam maar zeker droop iedereen af. Ze had verwacht dat de jongeman weer overeind zou krabbelen. Hij had zijn vechterslust laten zien door niet meteen op te geven en ze had gedacht dat hij zich simpelweg in elkaar had laten slaan omdat hij had geweten dat hij zou verliezen en dat het onnodig veel energie op zou slokken. Het leek nu echter alsof hij daadwerkelijk geen poot meer had om op te staan.
De twijfel sloeg bij haar toe. Zijn lichaam bleef op de grond, bedekt in zand en stof. Niemand hielp hem, omdat ze bang waren voor hetgeen wat hun kan op zou komen. Normaal gesproken zou ook zij zich omdraaien. Hij was niet haar zorg. Ze kende hem niet eens, dus wat maakte het haar uit als hij nog langer op de grond zou liggen? Het zou niks aan haar leven veranderen als ze hem daar zou laten liggen. Toch kon ze het niet opbrengen om zich om te draaien en verder te gaan met haar dag.
Haar beste vriendin, Valeria, had een smalle hand rond Maurelle haar arm gelegd. De hand probeerde haar voorzichtig weg te trekken van de plek.
‘Mau, kom. Ik zie die blik in je ogen en ik weet wat je denkt.’ Valeria probeerde haar twijfel weg te nemen, maar het werkte voor Maurelle alleen maar averechts. Valeria was enkel bang dat Maurelle in de problemen zou raken als ze op de jongen af zou stappen, maar de meeste opzichters en soldaten waren al vertrokken. Er waren nog slechts twee mannen die toekeken, klaar om toe te slaan als de jongen op de grond toch nog een aanval zou plannen.
‘Ik ga naar hem toe,’ besloot Maurelle. ‘Als je je nieuwe baantje veilig wil stellen, kijk dan vooral de andere kant op.’ Valeria wilde vast niet geassocieerd worden met probleemmakers. Zeker niet als dat zou kunnen betekenen dat ze haar nieuwe werkplek zou verliezen.
De voetstappen van haar beste vriendin stierven achter haar weg, wat betekende dat Valeria haar nieuwe kant had gekozen. Maurelle schudde kort haar hoofd, terwijl de gedachte of ze nog wel vrienden waren voor even door haar hoofd spookte. Wellicht dat als Valeria haar kant van het verhaal in zou zien en zou snappen hoe verraden ze zich voelde, er meer mogelijk was.
Voor nu maakte Maurelle haar weg naar de jongeman op de grond. Hoe dichterbij ze kwam, hoe duidelijker werd dat hij ongelooflijk hard was toegetakeld. Dat hij de afgelopen dagen niet veel te eten of te drinken had gehad, en waarschijnlijk weinig slaap, maakte het niet veel beter.
‘Hé,’ begroette ze hem, maar ze knielde niet bij hem neer. Als ze dat zou doen, zouden ze mogelijk iets achter haar handelingen zoeken en zou ze binnen enkele seconden ook op de grond worden gedrukt. Daar zat ze niet op t wachten. Ze kon hem hier echter ook niet laten liggen. 
‘Je moet opstaan, anders worden ze je zat en trekken ze je omhoog aan wat ze dan ook vast kunnen grijpen.’ Haar, armen, benen. Het maakte de opzichters niet uit.
‘Kom op. Ik beloof je dat het eten hier nog zo slecht niet is.’
Daynty
Internationale ster



Het was verleidelijk, zo verleidelijk, om gewoon op de grond te blijven liggen, zijn ogen te sluiten en toe te geven aan de vermoeidheid die voortvloeide uit de slapeloze nachten van de afgelopen dagen. Slaap betekende dat hij niets hoefde te voelen. Geen pijn, geen wanhoop, geen frustratie. 
Terwijl de gevangenen wegschuifelden, sneed een soldaat het touw dat zijn armen bij elkaar hield door. Had hij dat niet een paar minuten eerder kunnen doen? Zijn schouders voelden klaaglijk pijnlijk aan van de onnatuurlijke positie waarin zijn armen hadden gezeten, maar het was niets vergeleken met de pijn die in de rest van zijn lichaam huisde.  
Ergens had Kian gehoopt dat er iemand achter zou blijven, dat iemand zich zijn lot aan zou trekken en hem hier niet alleen zou laten liggen. Tegelijkertijd wist hij dat dat naïeve hoop was. Opzichter Dragos had glashelder gemaakt dat hij deze straf verdiend had en Kian had niet de indruk dat het erg gewaardeerd zou worden als iemand hem hielp. 
Een zachte begroeting bereikte zijn oren. Eerst dacht hij dat hij het niet goed gehoord had, dat zijn verdwaasde hersens hem plaagden met verbeeldingen. Toen de persoon opnieuw iets zei, besefte Kian pas dat toch niet iedereen weg was gelopen. Hij klampte zich vast aan de stem, aan de waarschuwing die na echode in zijn hoofd en plaatste zijn handen naast zijn bovenlichaam op de grond. Zijn ribben protesteerden hevig op het moment dat hij zichzelf overeind duwde en een kreun van pijn kon hij niet tegenhouden. Desondanks voelde het een stuk beter om rechtop te zitten. De verleiding om te gaan slapen was veel minder groot. 
Met de rug van zijn hand veegde hij het bloed onder zijn neus weg. Hij wilde niet weten hoe hij er nu uitzag. Als er mensen waren die niet hadden gezien hoe hij was gestraft, dan vertelden de verwondingen dat verhaal met elk pijnlijk detail op zijn lichaam getekend. 
‘Dat kan ik me niet voorstellen,’ reageerde hij. Een werkkamp als dit, bestuurd door mensen zoals Dragos, zag Kian niet bepaald als een plek waar culinaire wonderen plaatsvonden. Toch overtuigde de gedachte van eten, hoe vies of armzalig dan ook, hem er voldoende van om op te staan. Als hij meer te eten had gehad, had hij wellicht terug kunnen vechten. Als hij niet zo verzwakt was geweest, voelde hij zich nu een stuk minder beroerd. En aangezien de opzichter duidelijk had gemaakt dat op het niet juist of voldoende uitvoeren van het werk ook een straf stond, schatte Kian in dat hij al het eten dat hij kon krijgen met beide handen aan moest grijpen. Hij kon enkel hopen dat hij geen werk in de steengroeve zelf toegewezen kreeg. Heel de dag stukken rots uithakken in de zon of zware blokken steen omhoog slepen, klonken weinig aantrekkelijk.
Kian spuugde wat bloed uit en keek daarna omhoog naar de persoon die hem niet alleen had gelaten. Haar grijze kleren verraadden dat ze niet één van de gevangenen was die hier samen met hem waren gebracht. Ze zat hier al langer. 
De soldaten die bij hem achter waren gebleven straalden ongeduld uit. Kian dwong zichzelf om overeind te krabbelen van de grond. Iedere seconde dat hij bleef zitten, groeide hun ongeduld en hij wilde het niet op zijn geweten hebben dat het meisje dat hem had benaderd ook slachtoffer werd van die ongeduld. 
‘Bedankt,’ zei hij, terwijl hij haar volgde richting het juiste gebouw. ‘Dat je naar me toe gekomen bent.’

Demish
Internationale ster



Het was moeilijk om hm niet even te bekijken. Zijn donkerblonde haar hing slap over zijn voorhoofd, wanhopig om een goede wasbeurt. Eentje die hij hier niet zou krijgen. Hij had een scherpe kaaklijn en blauwgroene ogen, waarvan de intensiteit weg was getrokken en slechts een doffe blauwe waas achter had gelaten. Zijn knappe gezicht werd belemmerd door het rode bloed dat uit zijn neus gutste. Ondertussen was het lastig om te kunnen concluderen of het bloed bij zijn lip afkomstig was van een wond daar, of dat het ook uit zijn neus was gelopen. Maurelle besloot er niet op te reageren en draaide zich om, klaar om richting het gebouw te lopen waar ze zouden eten.
‘Het is niks,’ wimpelde Maurelle zijn bedankje weg. Ze had het dan wel met name voor hem gedaan, omdat de soldaten hem vroeg of laat weg hadden gesleept als hij er te lang over had gedaan. Wellicht had ze het ook gedaan om Valeria te irriteren, omdat ze boos op haar was voor het aannemen van de baan. Zelf zou Maurelle nooit zo laag willen zinken. Niet als dat zou betekenen dat ze zou worden overdragen aan één of andere opzichter om al zijn vuile klusjes uit te voeren, en wie weet wat er nog meer bij zou komen. Met dit soort acties was dat te voorkomen, wat maakte dat haar toenadering naar de jongeman ook puur eigenbelang was.
‘Ik ben trouwens Maurelle,’ stelde ze zichzelf voor, zonder zich om te draaien naar de jongeman die enkele stappen achter haar liep. Ze had al door dat zijn energie zo laag zat dat het moeilijk voor hem bleek om haar bij te houden, zeker met de opgedane schade die was veroorzaakt door de soldaten en opzichter Dragos.
‘Kian,’ hoorde ze achter zich. Met een opgetrokken wenkrauw keek ze over haar schouder naar de jongeman. Een naam zij veel over een persoon, maar tegelijkertijd gaf het haar weinig informatie. Ze wist niet wie Kian was, waarom ze hem hadden gerasterd en hadden besloten dat hij de rest van zijn leven hier door zou moeten brengen. Ze wist niet of hij afkomstig was van Averna, of één van de buurlanden. Ze gokte Averna, al was dat eerder haar intuïtie dan dat ze een keuze maakte op basis van feiten.
Het gebouw waar ze hun maaltijden nuttigden was in het midden van het complex. Het was lang niet groot genoeg voor iedereen, aangezien de populatie in de werkkampen alleen maar groeide. Velen kozen er voor om later te eten, maar riskeerden daarmee wel dat er niet voldoende over was. Nu leek het nog mee te vallen met de drukte. De rij begon pas binnen. Dat terwijl Maurelle op de meeste dagen al buiten stond te wachten voor een bord met eten.
‘Ik heb misschien gelogen over het eten,’ gaf ze aan hem toe, terwijl ze hem een dienblad overhandigde. Ze kregen dan wel drie maaltijden per dag, maar het bestond met name uit afvalvlees met een zogenaamde saus waar ze een naam aan gaven die bij lange na niet klopte met wat er op hun bord kwam te liggen. Het ontbijt was oud brood, of verbrand. Hetgeen wat weg werd gegooid, omdat ze het niet konden verkopen. Maar eten was eten en het was genoeg geweest om Kian omhoog te krijgen. 
Er liep een bediende van de keuken langs, die over het koord van zijn short een kleine handdoek had gedrapeerd. Met haar snelle vingers wist Maurelle de doek te pakken, zonder dat de bediende het door had. Ze gaf de doek aan Kian.
‘Hier, voor je neus.’
Daynty
Internationale ster



Haar handen bewogen zo vlug dat Kian het niet gezien zou hebben als hij er niet met zijn neus bovenop had gestaan. De keukenbediende zelf merkte er niets van en liep met een verbeten gezicht door, een aardewerken kom tillend die er zwaar uitzag. 
Met iets opgetrokken wenkbrauwen nam hij de doek van Maurelle aan. ‘Dankjewel…?’ In zijn stem lag een onuitgesproken vraag: stal ze vaker dingen van nietsvermoedende mensen? Met zo’n vingervleugheid en in een drukke ruimte als deze zou het hem niets verbazen als ze dit trucje vaker succesvol uitvoerde. Het liet hem meteen denken aan alle mogelijkheden die zoiets bood. Zou ze ook in staat zijn de bewakers iets afhandig te maken? Sleutels, een wapen of andere bruikbare voorwerpen. En zou ze er zelf wel eens over na hebben gedacht om die vaardigheid in te zetten om weg te komen uit dit kamp? 
Waarschijnlijk zou ze hem uitlachen als hij zijn gedachten hardop uitsprak. Ongetwijfeld hadden ze de naïviteit van iemand die nog geen dag in dit kamp had meegemaakt. De meeste mensen in de eetzaal zagen er weinig hoopvol uit. Hun gezichten zagen grauw als hun outfit en de meesten werkten hun avondeten in stilte naar binnen. De enkelen die wel een gesprek voerden, deden dit op gedempte toon, alsof te hard praten een toorn over hen af zou roepen waar ze niet te maken mee wilden krijgen. 
Zijn oog viel op een paar mannen die een tafel in het midden van de eetzaal bezetten. Ook zij droegen de grijze kleding van het werkkamp, maar ze waren zichtbaar gespierder en meer weldoorvoed dan de rest. Dat kon een aantal dingen betekenen. De mannen waren hier wellicht nog niet zolang en teerden nog op de reserves die ze hadden. Of ze waren op één of andere manier in de gunst gekomen bij het keukenpersoneel of de bewakers. Hoewel de meeste soldaten die Kian tot nu toe had gezien er kil en afstandelijk uitzagen, zou het hem niets verbazen als zeker een paar van hen corrupt waren. Iedereen had een prijs. 
De laatste mogelijkheid was er eentje die hij liever zo snel mogelijk weer vergat: de mannen pakten het eten van andere gevangenen af. Ze waren groot en gespierd genoeg om de meeste andere gevangenen geen schijn van kans te geven. 
Kian veegde met de doek het bloed rond zijn mond weg, waarna hij de stof tegen zijn neus drukte. Hij hoopte dat de bloedneus snel op zou houden. De pijn van de klappen die hij had geïncasseerd was al erg genoeg. Het ongemak van een bloedneus hoefde daar niet ook nog bij. 
Aan de zijkant van de zaal was een tafeltje met een paar lege stoelen waar ze heen liepen. Achter hem begon de rij voor het eten langzaam maar zeker flink te groeien. Hoeveel mensen zouden er in dit kamp zitten? De massieve poort, ruime binnenplaats en grote verzameling gebouwen gaven de indruk dat het er gemakkelijk enkele honderden konden zijn. Het was een dorp op zich. De gedachte dat er verspreid door Avarena meerdere van deze massale werkkampen waren, maakte hem misselijk. 
‘Hoelang zit jij hier al?’ vroeg Kian terwijl hij tegenover Maurelle plaatsnam. Hij was zich ervan bewust dat het misschien een erg persoonlijke vraag was of dat het iets was waar ze niet graag aan dacht, maar hij had de indruk dat het bij haar toch geen zin had om eromheen te draaien. 
Met zijn vork schoof hij het spul op zijn bord dat voor eten door moest gaan heen en weer. Fronsend bekeek hij het prutje dat leek op een mengsel van aardappelpuree met vlees. Een plakkerige, donkere saus waarvan hij geen idee had wat het voor moest stellen, maakte het mengsel tot een klef geheel. 
‘Ik zal het je niet snel vergeven dat je gelogen hebt over het eten,’ bromde hij, hoewel de woorden weinig serieus bedoeld waren. Hij was allang blij dat hij het zeurderige, holle gevoel in zijn maag eindelijk kon stillen.


Demish
Internationale ster



Ondanks dat het een gezamenlijke plek was, was het altijd rustig in de zaal. Op een incident hier en daar na, gebeurde er niks en praatte iedereen op een zachte toon met elkaar. De mensen hier wisten ook wel beter dan te schreeuwen of veel oproer te veroorzaken. Het leven en de vechtlust was een lange tijd geleden al uit hen geslagen. Maurelle moest toegeven dat ook zij minder en minder begon te vechten tegen hetgeen wat ze haar opdrongen, maar er waren altijd nieuwelingen die het nog probeerden. Mensen zoals Kian.
‘Jij bent wel direct, of niet?’ vroeg ze, doelend op de persoonlijke vraag die hij haar had gesteld. Het was een ongeschreven regel dat je die vraag niet stelde. Wie weet wat voor diepe wonden zo’n vraag weer kon laten openen. Hij vroeg haar nog net niet wat ze had gedaan dat ze hier was beland. Niet dat Maurelle daadwerkelijk iets had gedaan, maar ook dat was niet iets wat ze wilde delen met een jongeman die ze zojuist had ontmoet en nog lang niet vertrouwde.
Kian haalde enkel zijn schouders op.
Maurelle prikte met haar vork in het bruine hoopje dat voor haar lag. ‘Lang, lang genoeg.’ Te lang, maar dat laatste zou ze niet hardop zeggen. Als de verkeerde persoon haar woorden zou opvangen, dan zouden ze van mond tot mond reizen en ondertussen zou het dan veranderd zijn in het verhaal dat ze een plan had gemaakt om te ontsnappen. Dan zouden de soldaten voor haar neus verschijnen en haar straffen, ook al was het niet haar intentie geweest. 
Haar ogen gleden door de ruimte. Vrijwel alle tafels waren gevuld. Waarschijnlijk zouden de lege stoelen ook niet voor lang vrij blijven. Ieder leek zich echter te bemoeien met zijn eigen maaltijd. Kleine gesprekken werden gevoerd, maar tussen de verschillende tafels was weinig interactie. De soldaten die in de ruimte stonden, om de ordelijke rust te bewaren, hielden alles nauwlettend in de gaten. Het zou niet de eerste keer zijn dat er strubbelingen zouden ontstaan tijdens een maaltijd. Niemand leek echter op hen te letten. Althans, niet meer dan normaal.
Voorzichtig boog ze zich iets naar hem toe. Haar donkere ogen controleerden nogmaals of er daadwerkelijk niemand aandacht aan hen besteedde, waarna ze begon te spreken: ‘Luister, ik ga je dit advies maar één keer geven. Wat je net deed, was dom. Helden zoals jij, daar hebben ze hier niks mee. Ze drukken je liever zo snel mogelijk de kop in. Mensen zijn er om gemarteld, zelfs om dood gegaan. Als je hier wil overleven, dan kan je beter niet heldhaftig doen.’
Ze snapte het, maar al te goed. Iedere keer als ze een kind hier naar binnen zag worden gebracht, dan brak haar hart. Maurelle had echter al snel geleerd dat het niemand hielp als een volwassenen voor het kind op kwam. Het had eerder een averechts effect, zoals het dat nu ook had gehad. In het werkkamp gaven ze niet om leeftijd, geslacht of andere factoren. Iedereen hier was uitschot en in sommige ogen verdienden ze nog minder dan dat ze nu kregen. 
Maurelle zakte terug in haar stoel en nam een hap van het eten. Het smaakte naar vrijwel niets en de textuur was alles behalve prettig, al was het eten met textuur vaak nog beter dan zonder.
Daynty
Internationale ster



Lang genoeg. Het was een bijster nietszeggend antwoord en dat frustreerde hem, want uit het feit dat ze een écht antwoord op zijn vraag ontweken had, kon hij opmaken dat ze hem dat waarschijnlijk ook niet ging geven als hij daar om vroeg. Niet nu, in ieder geval. Misschien later. Ondertussen vroeg hij zich af hoelang “lang” precies was. Een paar maanden, een jaar? Een aantal jaar? Onderzoekend nam Kian de jongedame tegenover hem in zich op. Ze was aan de magere kant, maar niet heel erg ondervoed. Haar donkere ogen straalden iets mysterieus uit, wat versterkt werd door het feit dat hij niet de antwoorden kreeg die hij wilde. Haar blik oogde niet zo uitgedoofd als die van de meeste anderen in de zaal, maar een echte vechtlust was er niet in te zien. Hij gokte dat ze hier allang genoeg zat voor die vechtlust om gebroken te worden. 
Kian kauwde bedenkelijk op het eten. Er zat weinig smaak aan, maar na de afgelopen dagen had het net zo goed een maaltijd van een geweldige herberg kunnen zijn. Het was warm - of lauwwarm eigenlijk, maar zulke hoge standaarden kon hij niet hebben op een plek als dit - en het vulde. Dat was het belangrijkst. 
Zijn wenkbrauwen bewogen zich iets omhoog bij het horen van Maurelles waarschuwende woorden. Ze sprak ze zo zacht uit dat hij ze bijna niet kon horen, maar dat maakte niet dat ze minder hard insloegen. Hij begreep dat ze hier niets hadden op mensen die anderen probeerden te helpen. Echter, hij wist niet of hij dat ooit af zou kunnen leren, of hij dat ooit op zou kunnen geven. 
Kian legde zijn onderarmen voor zich op de tafel en boog zich naar haar toe net zoals zij had gedaan, zodat anderen hun gesprek niet op konden vangen. 
‘Ik waardeer de waarschuwing, maar ik…’ Hij keek op toen er achter hem een aantal mensen opstonden. Zodra ze weg waren gelopen, praatte hij verder. ‘Ik ben niet van plan om hier te overleven. Ik ben van plan om hier weg te komen.’
Hij zag Maurelles ogen groot worden en ze keek snel om haar heen of niemand gehoord had wat hij zei. Het vertelde hem meteen dat het erg roekeloos of gevaarlijk was om over zoiets als ontsnappen te praten. Toch kon hij zich niet voorstellen dat niemand hier daar ooit over had nagedacht. Dat Maurelle er nooit over had nagedacht. Waarschijnlijk zou ze hem vertellen dat hij het hier nooit meer over moest hebben en dat hij dat belachelijke idee uit zijn hoofd moest zetten, maar Kian kende zichzelf goed genoeg. Hij zou het niet kunnen vergeten. Als hij uit kon vinden welke bewakers om te kopen waren, welke personeelsleden toegang hadden tot de andere gebouwen of hoe die gebouwen er vanbinnen uitzagen en wat zich er allemaal bevond… Hij weigerde te geloven dat het volstrekt onmogelijk was om weg te komen uit Kamp Haldor. Er waren zoveel gevangenen en beduidend minder soldaten. De orde hier hing puur aan elkaar door de angst voor de tirannie van de opzichters. Dat was een groot obstakel, dat kon hij niet ontkennen, maar er moest een weg omheen zijn. Misschien dat zijn hoop de komende dagen stukje bij beetje af zou brokkelen, als hij echt kennis zou maken met het leven hier, maar voor nu kon hij zijn gedachten erover nog even laten gaan.


Demish
Internationale ster



Toen de veilige muren van het kasteel, dat zich midden in Lavarr bevond, langzaam tevoorschijn waren gekomen, had Dain de lang ingehouden adem pas los kunnen laten. Toch was de zware druk op zijn borstkas nog niet verdwenen. Zijn hele lichaam voelde loom aan, verlamd. Men zou zeggen dat het kwam door de diepe wond die gemaakt was in zijn linker onderarm, de arm waar hij mee vocht. De verwonding was echter niet de reden dat Dain met moeite vooruit kwam en zijn gedachten aanvoelden als een donkere wolk. Het was te ver gegaan. Dit keer had hij zichzelf en de andere leden van de orde van de Onyx kunnen zien voor wat ze werkelijk waren en hij wist niet of hij dat beeld wel onder ogen wilde komen.
Dain vocht al jaren voor generaal Arrion. Vanaf het moment dat hij de leeftijd had gehad om het slagveld te betreden, had hij zich gemeld bij de orde van de Onyx. Ver daarvoor was hij al begonnen met trainen. Zowel zijn oom, vader als broer hadden gevochten voor generaal Arrion en Dain was opgegroeid met het idee dat dat hetgeen was wat een man hoorde te doen. Vechten voor zijn land, voor de generaal en de keizer die aan zijn zijde stond. 
Dat was dan ook wat hij had gedaan en hij was er verdomd goed in geweest. Iets wat de generaal ook op was gevallen. Dain was door de jaren heen omhoog geklommen en was meer dan een simpele soldaat. Hij had verantwoordelijkheden en zijn naam was welbekend binnen de orde.
Sinds de opstanden en protesten in Avarena was Dain daar gepositioneerd. Het grootste gedeelte van zijn dienst had hij doorgebracht in Veros, waar hij ook op was gegroeid. Hij was nu slechts enkele maanden in Averena, waar hij verbleef in het kasteel van generaal Arrion. De verhalen die hij over het land had gehoord, waren in niets te vergelijken met hetgeen wat hij aan had getroffen.
Een lap stop was steving rond zijn onderarm gebonden, maar bij elke stap die Dain maakte, trok de pijn door zijn lichaam. Hij voelde zich licht in zijn hoofd en zijn ademhaling was zwaar. De klinkers onder zijn voeten lagen voor zijn gevoel schots en scheef. Eén van de andere soldaten wist nog net te voorkomen dat hij struikelde over zijn eigen benen en wist hem op te vangen. Twee sterke armen ondersteunden hem in zijn verdere weg.
‘We zijn er bijna, heer Sindri. Zodra we binnen de muren van het kasteel zijn, halen we de verplegers.’ Dain knikte. Verplegers. Die zouden hem kunnen helpen. Plukken van zijn lange, donkere haar waren uit het leren touw gezakt en vielen voor zijn ogen. De opgang naar het kasteel was in zicht, maar zelfs met de ondersteuning van één van de anderen soldaten, haalden zijn benen het niet. Het laatste wat hij zag, waren de klinkers van de straat.
Daynty
Internationale ster



De nacht was koud en donker en vervuld met de zware voetstappen van soldaten die achter iemand aan zaten. Rheana’s hart ging als een bezetene tekeer en haar borstkas bewoog gejaagd op en neer. Ze sloeg de hoek om en de versleten zolen van haar schoenen slipten over de kinderkopjes. 
‘Rechtsaf!’ De bulderende stem van één van de soldaten weerkaatste tussen de gebouwen die het steegje begrensden. ‘Verlies haar niet uit het oog!’ 
Te laat, dacht Rheana bij zichzelf terwijl opnieuw afsloeg en dieper het doolhof van Eitins Zuidwijk in rende. Dom, dat was het om de avondklok die in deze buurt gold te negeren. Ze had gedacht dat het grootste deel van de stadswacht de handen vol had met de rellen die aan het eind van de middag in het noorden van Eitin waren ontstaan en dat ze de paar patrouilles die in de Zuidwijk waren achtergebleven wel zou kunnen ontwijken. Een vergissing, zo was ze achter gekomen even geleden toen twee patrouilles elkaar hadden genaderd en haar beide hadden gezien. 
Ze dook onder een paar waslijnen door en ontweek een vergeten voetbal. Je buiten op straat wagen na de avondklok was een ernstige overtreding, maar voor Rheana deed haar afkomst daar nog een schepje bovenop. Sinds het falen van de revolutie werd haar volk meer dan eens onderdrukt. Als de soldaten haar in handen kregen, zou het maar zo kunnen dat ze een enkeltje werkkamp kreeg of, als de soldaten wat bij wilden verdienen, dat ze haar zouden verkopen als slaaf. Hoe dan ook, ze moest uit hun handen blijven.
Aan het eind van het straatje doemde een muur op en ze nam een afslag naar links. Zodra ze de hoek om was, botste ze vol tegen iets op. Iemand, besefte ze op het moment dat een grote hand zich om haar bovenarm klemde. Met een ruk keek ze op, recht in het vals grijnzende gezicht van een soldaat. Het voelde alsof de wereld onder haar voeten vandaan zwaaide. Ze had niet eens gemerkt dat haar achtervolgers zich op hadden gesplitst.
Rheana zette zich schrap en probeerde haar arm los te trekken, maar hij gaf geen centimeter mee. 
‘Houd je stil of je bezorgt jezelf alleen maar meer problemen,’ siste hij, waarna hij zijn mond opende om zijn collega’s te roepen. Vanuit het niets klemde een arm zich rond de keel van de soldaat en sloot zijn luchtpijp af. Zijn woorden stokten met zijn adem en zijn ogen werden groot toen hij zich besefte wat er gebeurde. Rheana trok haar arm los uit zijn greep. Geschrokken deinsde ze naar achter, starend naar het lichaam van de soldaat dat nu verslapt op de grond zakte. Met grote ogen keek ze naar de in donkere kleding gehulde persoon die triomfantelijk op het lichaam neerkeek. Was ze van de soldaten gered alleen om in handen te vallen van een bandiet?
 

De kasteelgangen waren imposant en dreigend als altijd, hoe hard de laatste zonnestralen van de avond, die door de boogramen naar binnen vielen, ook probeerden om het grauwe steen er iets vrolijker uit te laten zien. Voor velen was generaal Arrions kasteel ongetwijfeld een indrukwekkend en prachtig bouwwerk, maar voor Rheana stond het voor alles dat ze verafschuwde: de generaal, de keizer, hun wreedheid. Het herinnerde haar onverbiddelijk aan alles dat ze de afgelopen maand had verloren. 
Niet aan denken, sprak ze zichzelf streng toe in gedachten. Niet aan denken. Niet nu, niet hier. 
Ze stond in de centrale hal van het kasteel de vloertegels schoon te schrobben, alleen zodat de eerste de beste persoon die van buiten naar binnen kwam gebanjerd overal weer zand neer kon stampen. Het was een zwaar klusje en bovendien zou ze nooit de informatie waar ze naar opzoek was kunnen vergaren zolang ze dit soort afgedankte klusjes moest doen. De meeste belangrijke gesprekken vonden niet plaats in de kasteelgangen, maar achter gesloten deuren waar zij zich niet zou kunnen vertonen zonder zich heel grote problemen op de hals te halen. Het maakte haar met de dag wanhopiger - ze móest zichzelf opwerken naar klusjes waarmee ze dichter in de buurt van belangrijke figuren kon komen, en snel. 
Door de openstaande kasteeldeuren dreef geschreeuw de hal binnen. Het klonk dringend en meteen keek Rheana op van waar ze mee bezig was. 
‘Verplegers! We hebben verplegers nodig, nu meteen!’ Een groep soldaten, sommigen te voet, anderen te paard, kwamen de binnenplaats op. Rheana herkende hun donkere uitrusting onmiddellijk: het waren Onyx. Alleen het was niets voor hen om in zo’n staat van chaos te verkeren. Eén van de wachters bij de deur kwam meteen in beweging om verplegers te halen die konden helpen de gewonden naar de ziekenboeg te brengen. De ziekenboeg die het nog steeds erg druk had met soldaten die zwaargewond waren geraakt tijdens de opstand twee weken geleden. 
‘Jij daar!’ Het hoofd van de bedienden was uit één van de gangen tevoorschijn gekomen en wees naar Rheana. ‘Ga met hen mee naar de ziekenboeg en maak jezelf daar nuttig. Ze hebben handen te kort.’ 
Rheana veerde overeind en gooide de borstel waarmee ze de vloertegels aan het schoonmaken was in de emmer water. Na een laatste, spijtige blik op de soldaten met hun modderige en in sommige gevallen bloederige laarzen die de hal binnen liepen, haastte ze zich achter hen aan.
Demish
Internationale ster



De pijn in zijn arm had hij tot nu toe kunnen negeren. Hoe langer hij echter door had moeten bikkelen zonder de juiste hulp en medicijnen, hoe moeilijker het was geworden. De stof rond zijn arm plakte aan de wond en een groot deel was bedekt in bloedvlekken. De opstandelingen waren beter gewapend geweest dan dat Dain en zijn mannen hadden ingeschat. Hun vaardigheden was het tweede wat hij had onderschat. Toen één van de opstandelingen een zwaard in handen had gekregen, had Dain niet verwacht dat hij ook daadwerkelijk had geweten hoe hij het wapen had kunnen gebruiken in een gevecht. De wond op zijn arm was het bewijs van zijn ongelijk.
Het eerstvolgende wat Dain zag toen hij zijn open had geopend, was de binnenplaats van het kasteel. Was hij even buiten bewustzijn geweest? Het geluid was weg gevallen en de klinkers waren gevaarlijk dichtbij gekomen. Nu werd hij ondersteund door twee mannen en bevond hij zich in het midden van de chaos. Het leek erop dat de wachters al geattendeerd waren om de verplegers te alarmeren.
Eén van de verplegers kwam aangesneld en omdat één van zijn mannen haar naar hen wenkte, koos ze ervoor om hem te helpen.
‘Nee, de anderen…’ Dain schudde zijn hoofd. Meerdere mannen waren gewond. Sommigen misschien nog wel met verwondingen die dringender aandacht zouden moeten krijgen dan die van hem. Althans, in zijn nobele brein waren dat de redeneringen die hij nu maakte.
‘Hij komt nauwelijks vooruit. Hij heeft nu medische zorg nodig,’ sprak Dimitri, zijn rechterhand. ‘Hij is geraakt met een zwaard op zijn linker onderarm, waarschijnlijk heeft hij meerdere kneuzingen en hij heeft een flinke klap tegen zijn hoofd gehad.’
‘Dimitri,’ de toon in zijn stem was waarschuwend, maar het kwam er lang niet zo sterk en zeker uit als gewoonlijk. Dimitri bleef aan zijn zijde, terwijl de andere soldaat plaats maakte voor de verpleegster. Samen begeleidden ze hem naar de ziekenzaal, waar de soldaten terecht konden in geval van nood. Normaal gesproken zou Dain worden opgezocht in zijn eigen kamer, mocht hij ziek zijn, maar dat was nu niet aan de orde.
Dain was één van de eersten die in de ziekenzaal neer werd gelegd op het bed. Het matras veerde onder zijn gewicht. Hij wilde niets liever dan zijn gehele lichaam in het zachte matras laten zakken en wegdromen, maar de verpleegster had hem zojuist al duidelijk gemaakt dat hij wakker moest blijven zolang ze niet wisten wat er precies aan de hand was en hoe hard de klap op zijn hoofd was geweest.
‘Wat is dit?’ de verpleegkundige gebaarde naar zijn arm die in het stof zat.
‘Oh, we hebben de wond afgebonden, zodat het bloeden zou stoppen,’ legde Dimitri uit.
‘Idioten. Dit is waarom soldaten geen verpleegkundigen zijn. Het had hier afgebonden moeten worden.’ De verpleegkundige duidde plek aan boven zijn wond. De doek was echter rond zij hele arm gebonden, als een stuk verband. ‘Op deze manier is het bloeden niet gestelpt, laten we nog maar niet spreken over het eventuele vuil of stof wat nu in de wond zit.’
Dain kreunde bij het idee. Hij kon het zijn soldaten niet kwalijk nemen, aangezien ze alleen maar handen gehandeld in snelheid en hem hadden willen helpen.
‘Ik heb een schaar nodig, voor het geval dat,’ zei de verpleegkundige. Haar ogen schoten heen en weer en vielen op iemand die niet in Dain zijn zicht stond. ‘Jij daar! Blijf hier terwijl ik een schaar zoek. Zorg dat hij wakker blijft en stuur de ander weg. Het gaat hier volstromen en we hebben geen obstakels nodig!’
Daynty
Internationale ster



De ziekenboeg was vol, maar niet zo vol als op de dag twee weken geleden dat ze een baantje als bediende op het kasteel binnen had weten te slepen. Toen was de ziekenzaal zo vol geweest, dat degenen die minder ziek of gewond waren het moesten doen met kleden op de grond in plaats van de smalle houten bedden die in rijen opgesteld stonden. Het was een afspiegeling van hoe groot de opstand eigenlijk was geweest, hoe wijdverspreid. Net als iedereen had ook Rheana de hoop gehad dat ze de macht van generaal Arrion om hadden kunnen werpen. Een hoop die in rook op was gegaan. 
De eerste soldaten van de binnenplaats stroomden de ziekenboeg binnen. Niet iedereen was gewond, maar er zaten een paar tussen die er slecht aan toe waren. Rheana keek toe hoe twee soldaten een derde tussen hen in mee sleepten. Zijn linkerarm was in stof gewikkeld bij wijze van een provisorisch verband, dat echter al doorweekt was geraakt met bloed. Eén blik op de stof en Rheana zag onmiddellijk dat de Onyx lang niet zo bedreven waren in het verzorgen van verwondingen als ze waren in omgaan met wapens. Ergens was het een geruststelling dat zelfs de onverslaanbaar geachte krijgers een tekortkoming hadden. 
Rheana haastte zich naar het bed toe waar de soldaat in neer werd gelegd toen de verpleegster haar een bevel toeriep. Even dacht ze dat ze de woorden niet goed had gehoord. Stuur de ander weg. Begreep de verpleegster wel wat dat precies betekende? Een bediende die een soldaat weg moest sturen? 
Rheana schraapte haar keel en richtte zich tot de man in kwestie. ‘Soldaat, ik moet u vriendelijk vragen om de ziekenzaal te verlaten. Het wordt te druk. We zullen goed voor hem zorgen.’
‘Nee,’ antwoordde hij enkel. Inwendig zuchtte Rheana. Waarom had de verpleegster haar met dit probleem opgezadeld? Alsof een soldaat, een Onyx nota bene, ooit naar een simpele bediende zou luisteren? Toch rechtte ze haar rug, niet van plan om zich zo makkelijk af te laten wimpelen. Bovendien, heel misschien zou de verpleegster een goed woordje voor haar doen als ze nuttig bleek. 
‘Het was eigenlijk geen vraag maar een verzoek,’ verduidelijkte ze. 
De soldaat draaide zich nu weg van het bed. Hij ging rechtop staan en met zijn volle, intimiderende lengte torende hij zeker een kop boven haar uit. ‘Ik zei nee.’
Een maand geleden zou Rheana hebben gemaakt dat ze wegkwam, maar nu hief ze haar kin en trotseerde ze zijn harde blik. ‘Luister…’
‘Nee, jíj moet luisteren, miezerige kleine meid.’ Hij stapte naar haar toe en overbrugde daarmee vrijwel alle ruimte die er tussen hen in was. Ze moest al haar wilskracht aanwenden om niet achteruit te stappen.
‘Als je mij niet nu met rust laat, dan zal ik zorgen dat je daar spijt van krijgt.’ Hij legde zijn hand op het heft van zijn zwaard in een niet mis te verstaan gebaar. 
‘Dus jij verhoogt liever het risico dat je kameraad doodgaat doordat jij in de weg blijft staan?’ Rheana schokte met haar schouders. ‘Prima.’
Afschuw gleed over het gezicht van de soldaat bij het horen van die implicatie. Heel even dacht ze dat de boodschap eindelijk tot hem door was gedrongen, maar zodra de afschuw omsloeg in pure woede - hoe durfde ze hem ervan te beschuldigen het leven van zijn vriend in gevaar te brengen? - was Rheana bang dat hij haar ter plekke neer zou maaien. 
‘Dimitri.’
De soldaat draaide zich met een ruk terug naar het bed. 
‘Luister naar haar,’ bracht de gewonde soldaat met een van pijn vertrokken gezicht uit. Zijn stem klonk broos, maar er lag een zekere autoriteit in de manier waarop hij het bevel gaf. Heel even aarzelde Dimitri, maar uiteindelijk draaide hij zich om. Hij wierp Rheana een vernietigende blik toe en duwde haar in het voorbijgaan ruw aan de kant. Het maakte niet uit - hij was weg. 
Eindelijk durfde ze haar onbewust ingehouden adem te laten ontsnappen. Wat bezielde je? Zo spreken tegen een Onyx. 
‘Vertel me alsjeblieft dat je weet hoe je een wond schoon moet maken.’ De verpleegster dook op naast het bed met een schaar in haar ene hand en een emmer met water en twee doeken in de andere. ‘Ik heb het de afgelopen weken zo vaak uit moeten leggen, ik weet niet hoelang ik dat nog aankan.’ 
Het was duidelijk dat de vrouw niet verwachtte dat een bediende enige medische kennis had.
Het liet Rheana glimlachen. 
‘Ja, ik weet wel hoe dat moet,’ antwoordde ze. 
Verrast en opgelucht keek de vrouw haar aan. ‘Oké, dat is, eh… onverwacht. Maar geweldig. Hier.’ Ze reikte Rheana de emmer water en de doeken aan. ‘Ik knip de stof weg en daarna moet ik draad vinden om te hechten. En kruiden, medicijnen. In de tussentijd maak je de wond schoon en laat hem vooral niet in slaap vallen.’ 
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Pagina: | Volgende | Laatste