Daynty schreef:
Idas zijn antwoord bracht een verheugde grijns om haar lippen. Dit was hoe ze het graag hoorde. Hij wilde niet langer alleen de heksen beschermen, hij wilde wraak op de goden. Hij wilde hun rijk, net zoals zij het rijk van haar zus wilde.
Met een elegante draai drapeerde Liraz zichzelf op de armleuning van zijn fauteuil. ‘Dan gaan we dat toch voor je regelen,’ sprak ze voldaan. Haar vingers gleden langs zijn kaak tot ze stilhielden onder zijn kin en zijn hoofd met een rukje iets optilden zodat hij wel naar haar omhoog moest kijken. ‘Liefje,’ voegde ze er op een scherpe toon aan toe.
Idas ogen verduisterden. Even keek hij haar aan, waarna hij haar vingers wegtikte bij zijn kin en overeind kwam uit de fauteuil. Met zijn volle lengte torende hij ruim een kop boven haar uit, en nog steeds met donkere ogen keek hij op haar neer. ‘Hoe dacht je dat te gaan regelen als je ontheven bent van je taken?’
Een spiertje in haar kaken verstrakte en haar vingers drukten zich steviger tegen het glas aan. Hoe wist hij dat ze was ontheven van haar taken in het dodenrijk? Geërgerd nam ze een grote slok drank, die brandend weggleed door haar keel. De goden moesten het hem verteld hebben en zij hadden het vast van Hades gehoord. Hij was de eerste god die moest wijken, besloot ze.
Idas keek haar nog steeds aan, wachtend op een antwoord, zijn ogen brandend op haar gezicht. Liraz maakte een achteloos gebaar met haar vrije hand. ‘Dat ik van mijn taken ben ontheven doet er niet toe.’ Ze gooide ook de laatste slok achterover en zette het lege glas weg. ‘Het is alleen maar handig dat mijn taken me niet in het dodenrijk houden nu.’
Een van Idas perfecte, donkere wenkbrauwen bewoog omhoog. ‘Het doet er niet toe? Wat heb ik aan een verbannen prinses?’
Liraz schoot abrupt overeind van de armleuning. ‘Hetzelfde als dat ik heb aan een verbannen god,’ kaatste ze terug. Haar ogen boorden zich in de zijne, niet van plan om zich af te laten schrikken door hoe intimiderend hij voor haar stond. ‘En bovendien ben ik niet verbannen. Ik ben ontheven van mijn bezigheden, dat is iets heel anders.’ Ze trok een wenkbrauw op op dezelfde arrogante manier als hij dat had gedaan. ‘Uitgerekend jij zou dat toch moeten weten.’
Met een grom verkleinde Idas de afstand tussen hen, tot er vrijwel geen ruimte meer tussen hun lichamen zat. ‘Was je ooit van plan om mij ervan op de hoogte te brengen?’
Liraz tilde een hand op en plukte achteloos een stofdeeltje van zijn blouse af. De warmte die van zijn huid afstraalde gloeide tegen haar vingers en brandde dwars door haar jurk op haar eigen huid zo dichtbij als hij stond. ‘Natuurlijk had ik het je verteld,’ antwoordde ze. ‘Als je mij daar een kans voor had gegeven.’
Idas snoof, een teken dat hij haar niet geloofde. Op dit moment kon Liraz zich daar weinig druk over maken. De euforie die ze voelde omdat hij met haar voorstel had ingestemd overheerste nu en ze was niet van plan dat door hem te laten verpesten.
‘Het is nog steeds geen antwoord op mijn vraag,’ bromde Idas. ‘Hoe dacht je alles te gaan regelen?’
Haar blik zakte van zijn ogen af naar zijn lippen, langs zijn hals naar zijn borstkas, waar haar symbool nog vlak boven zijn hart preikte. Ze schoof de stof van zijn blouse nog iets verder opzij, zodat haar vingertoppen het gemarkeerde deel van zijn huid zacht konden beroeren. Idas verstijfde merkbaar onder haar aanraking, maar ze had het idee dat dat door iets heel anders kwam dan door angst of afkeer voor haar. Met een scheve grijns keek ze naar hem omhoog.
‘Wat doe je?’ vroeg hij geërgerd, maar hij sloeg haar hand niet weg.
‘Zit,’ droeg ze hem op. Hij keek haar aan alsof ze zojuist nog een van zijn beelden kapot had gegooid op de vloer. Liraz legde haar hand plat op zijn borstkas en duwde hem met kracht terug in de fauteuil. ‘Of wil je mijn teken de rest van je leven op je dragen?’
Ze kwam voor hem staan en boog zich iets voorover, naar Idas toe. Het speldje dat haar symbool had achtergelaten in zijn huid was opgelost in het niets toen hij het had aangewend om haar mee op te roepen, maar de lijnen ervan verdwenen niet zomaar. Liraz plaatste haar linkerhand op zijn bovenbeen voor steun en bracht haar andere hand naar zijn borst. Lichtjes gleden haar vingers over zijn huid, terwijl er gefluisterde woorden over haar lippen rolden, een tegenspreuk om op te heven wat ze had gedaan.
Idas zijn antwoord bracht een verheugde grijns om haar lippen. Dit was hoe ze het graag hoorde. Hij wilde niet langer alleen de heksen beschermen, hij wilde wraak op de goden. Hij wilde hun rijk, net zoals zij het rijk van haar zus wilde.
Met een elegante draai drapeerde Liraz zichzelf op de armleuning van zijn fauteuil. ‘Dan gaan we dat toch voor je regelen,’ sprak ze voldaan. Haar vingers gleden langs zijn kaak tot ze stilhielden onder zijn kin en zijn hoofd met een rukje iets optilden zodat hij wel naar haar omhoog moest kijken. ‘Liefje,’ voegde ze er op een scherpe toon aan toe.
Idas ogen verduisterden. Even keek hij haar aan, waarna hij haar vingers wegtikte bij zijn kin en overeind kwam uit de fauteuil. Met zijn volle lengte torende hij ruim een kop boven haar uit, en nog steeds met donkere ogen keek hij op haar neer. ‘Hoe dacht je dat te gaan regelen als je ontheven bent van je taken?’
Een spiertje in haar kaken verstrakte en haar vingers drukten zich steviger tegen het glas aan. Hoe wist hij dat ze was ontheven van haar taken in het dodenrijk? Geërgerd nam ze een grote slok drank, die brandend weggleed door haar keel. De goden moesten het hem verteld hebben en zij hadden het vast van Hades gehoord. Hij was de eerste god die moest wijken, besloot ze.
Idas keek haar nog steeds aan, wachtend op een antwoord, zijn ogen brandend op haar gezicht. Liraz maakte een achteloos gebaar met haar vrije hand. ‘Dat ik van mijn taken ben ontheven doet er niet toe.’ Ze gooide ook de laatste slok achterover en zette het lege glas weg. ‘Het is alleen maar handig dat mijn taken me niet in het dodenrijk houden nu.’
Een van Idas perfecte, donkere wenkbrauwen bewoog omhoog. ‘Het doet er niet toe? Wat heb ik aan een verbannen prinses?’
Liraz schoot abrupt overeind van de armleuning. ‘Hetzelfde als dat ik heb aan een verbannen god,’ kaatste ze terug. Haar ogen boorden zich in de zijne, niet van plan om zich af te laten schrikken door hoe intimiderend hij voor haar stond. ‘En bovendien ben ik niet verbannen. Ik ben ontheven van mijn bezigheden, dat is iets heel anders.’ Ze trok een wenkbrauw op op dezelfde arrogante manier als hij dat had gedaan. ‘Uitgerekend jij zou dat toch moeten weten.’
Met een grom verkleinde Idas de afstand tussen hen, tot er vrijwel geen ruimte meer tussen hun lichamen zat. ‘Was je ooit van plan om mij ervan op de hoogte te brengen?’
Liraz tilde een hand op en plukte achteloos een stofdeeltje van zijn blouse af. De warmte die van zijn huid afstraalde gloeide tegen haar vingers en brandde dwars door haar jurk op haar eigen huid zo dichtbij als hij stond. ‘Natuurlijk had ik het je verteld,’ antwoordde ze. ‘Als je mij daar een kans voor had gegeven.’
Idas snoof, een teken dat hij haar niet geloofde. Op dit moment kon Liraz zich daar weinig druk over maken. De euforie die ze voelde omdat hij met haar voorstel had ingestemd overheerste nu en ze was niet van plan dat door hem te laten verpesten.
‘Het is nog steeds geen antwoord op mijn vraag,’ bromde Idas. ‘Hoe dacht je alles te gaan regelen?’
Haar blik zakte van zijn ogen af naar zijn lippen, langs zijn hals naar zijn borstkas, waar haar symbool nog vlak boven zijn hart preikte. Ze schoof de stof van zijn blouse nog iets verder opzij, zodat haar vingertoppen het gemarkeerde deel van zijn huid zacht konden beroeren. Idas verstijfde merkbaar onder haar aanraking, maar ze had het idee dat dat door iets heel anders kwam dan door angst of afkeer voor haar. Met een scheve grijns keek ze naar hem omhoog.
‘Wat doe je?’ vroeg hij geërgerd, maar hij sloeg haar hand niet weg.
‘Zit,’ droeg ze hem op. Hij keek haar aan alsof ze zojuist nog een van zijn beelden kapot had gegooid op de vloer. Liraz legde haar hand plat op zijn borstkas en duwde hem met kracht terug in de fauteuil. ‘Of wil je mijn teken de rest van je leven op je dragen?’
Ze kwam voor hem staan en boog zich iets voorover, naar Idas toe. Het speldje dat haar symbool had achtergelaten in zijn huid was opgelost in het niets toen hij het had aangewend om haar mee op te roepen, maar de lijnen ervan verdwenen niet zomaar. Liraz plaatste haar linkerhand op zijn bovenbeen voor steun en bracht haar andere hand naar zijn borst. Lichtjes gleden haar vingers over zijn huid, terwijl er gefluisterde woorden over haar lippen rolden, een tegenspreuk om op te heven wat ze had gedaan.