Demish schreef:
De spreuk van Naylene had haar werk gedaan. Ze had Ashton uitgedroogd en zijn lichaam was tot niets meer in staat. Alles leek vast te zitten, alsof hij versteend was. Zijn huid schuurde over zijn botten en zelf ademen was haast onmogelijk. Maar zijn gedachten gingen maar door. Iedere dag probeerde hij een oplossing te bedenken. Een manier om uit deze verschrikkelijke staat te komen. Hij haatte Naylene voor wat ze hem had aangedaan. En waarom? Om aan Michael te bewijzen dat hij geen gevaar voor hun relatie was. In Ashton zijn ogen liet dit alleen maar zien dat zolang hij levend en wel was, hij een bedreiging was. Hij was alleen out of the picture als hij ook letterlijk verdween en nooit meer terug zou komen, zoals nu.
Toch hadden ze niet goed genoeg nagedacht over zijn gevangenis. Ze hadden hem dan wel opgesloten en in al die weken had hij geen menselijk bloed naar binnen kunnen krijgen, maar het oude pand was verlaten en werd wel bezocht door dieren. Dieren die hij, met ontzettend veel pijn en moeite te pakken had weten te krijgen. Hij had geleefd op de kleine beetjes bloed van ratten en vogels. Niet zijn smaak, absoluut niet, maar het was genoeg voor hem om iedere dag weer een beetje op kracht te komen. Zijn lichaam functioneerde nog lang niet, maar de uitdroging die Naylene had veroorzaakt, was afgezwakt. Zijn huid had weer een iets normalere kleur en hij kon zich voortbewegen, al kostte dat laatste wel energie. En een groot deel had hij niet om te bewegen, want er was een spreuk op het pand geplaatst, waardoor zijn ring geen effect op hem had. Het sieraad wat hem normaal tegen de zon beschermde, werkte nu niet meer.
Iedere dag had Ashton geluisterd of er mensen in de buurt waren geweest. Of hij iemand deze kant op had kunnen lokken. Hij had voor een lange tijd niks gehoord. Hij had voldoende aan het bloed van de dieren, maar hij had een mens nodig om hier uit te komen. Er woonde een heks in Japan, Vivian. Ze kenden elkaar al een hele tijd en Ashton vond dat hij nog aardig wat gunsten bij haar had te vragen. Hij had haar nodig om de spreuken te verbreken, zodat hij uit zou kunnen breken. Hij had echter geen telefoon meer, dus hij kon Vivian niet bereiken. Een mens dat in de buurt zou zijn, was wel een optie.
Vandaag was de dag dat Ashton eindelijk twee stemmen had gehoord. Zwak, in de verte. Twee vrouwen. Van wat Ashton had kunnen opvangen, waren ze aan het rondtrekken en was het een stel. Ashton had al bedacht hoe hij het aan zou vliegen als ze er eenmaal zouden zijn, maar hij moest de twee dames eerst naar de verlaten loods zien te lokken.
Als vampier kon hij de gedachten van anderen beïnvloeden. Als hij dichtbij iemand was, kon hij veel meer dan van ver af. En met meer bloed op was hij sterker, wat zijn vaardigheid ook alleen maar verbeterde. Nu had hij het moeten doen met smekende woorden en beelden van de loods. Die had hij afgevuurd op de vrouwen, smekend of ze hem konden helpen. Het had gewerkt, want ze waren er bijna. Hij hoorde het aan hun stemmen. Zelf had hij plaatsgenomen op de grond, liggend zoals hij zijn eerste weken hier door had gebracht. Zijn plan was dat de vrouwen zouden schrikken en naar hem toe zouden rennen, zodat hij gemakkelijk toe zou kunnen slaan. Want ook dat zou hem veel energie kosten en het was juist belangrijk dat hij zijn energie nu op de juiste manier zou gebruiken.
Met veel moeite kwamen de twee jonge vrouwen de loods binnen. De één slaakte een gil bij het zien van zijn lichaam, wat hij als levenloos aan hen had gepresenteerd. De ander rende naar hem toe. ‘Wees niet dood, wees alsjeblieft niet dood.’
‘Jij wilde hier komen!’ Wees de andere vrouw haar terecht. Ashton moest zijn best doen ome en glimlach te onderdrukken. De vrouw die naar hem toe was gerend, was bij hem neergeknield. Ze voelde eerst zijn pols en draaide hem vervolgens om. Ashton opende zijn ogen en zag het geschrokken gezicht van de vrouw.
‘Hij leeft nog!’ liet ze haar vriendin weten.
‘Nauwelijks…’ merkte Ashton op. ‘Maar daar kunnen jullie me bij helpen.’ Dat was waarom ze hier waren. Zonder twijfel trok Ashton de vrouw naar zich toe en zette hij zijn tanden in haar hals. Geen spelletjes, geen dwang. Geen controle over haar gedachten of over die van haar vriendin. Alleen maar haar bloed en zijn tanden die ruw haar nek open trokken. Het was weken geleden dat hij bloed had gehad en het smaakte naar meer. Hij wilde zijn gezicht in haar nek duwen, al het bloed proeven wat ze in zich had en dan nog zou het niet genoeg zijn. Het geschreeuw achter hem moedigde hem alleen maar meer aan.
De vrouw viel binnen enkele seconden dood neer op de grond, haar nek in een rare hoek gebogen en het laatste beetje bloed van haar lichaam plakte aan haar huid, die volledig kapot was gescheurd door Ashton. Hij kwam overeind en draaide zich naar de andere vrouw. Bij het ontmoeten van zijn ogen gilden ze opnieuw, draaide ze zich om en rende ze van hem weg.
Nu Ashton bloed op had, voelde hij zich als herboren. Het was niet genoeg om op te leven nadat hij zo’n lagentijd niks had geproefd, maar op dit moment voelde hij zich alsof hij de wereld aan kon. Hij rende achter de vrouw aan en haalde haar met gemak in. Met zijn hand rond haar keel duwde hij haar tegen de muur aan. ‘Denk maar niet dat je zomaar weg kunt komen, kleintje. Je vriendin smaakte goed en ik ben benieuwd naar jou, maar ik zal beloven dat ik iets voorzichtiger ben met jou.’ Hij gaf wat extra druk op haar hals, waar hij haar slagader voelde kloppen. ‘Want ik heb je ergens voor nodig. Je moet iets voor me doen.’
‘Nooit!’ stribbelde de vrouw tegen, zo overstuur dat ze niet eens iets anders kon verzinnen. Ashton boog zich naar haar toe en ook haar bloed vulde zijn mond. Hij dronk gulzig en slordig, waardoor het bloed over zijn kin druppelde en het mengde met het overgebleven bloed van zijn vorige slachtoffer. Zoals beloofd liet hij de vrouw echter op tijd los. Hij vond het zelfs nog in zijn hart om haar wat van zijn bloed te geven, zodat ze heelhuids terug zou kunnen naar de stad.
‘Kijk, dat viel toch wel mee?’ Ashton veegde haar haren uit haar gezicht en hield vervolgens zijn vingers onder haar kin. Vervolgens keek hij haar diep in de ogen aan. ‘Je moet voor mij terug naar de stad, Tokio. In Harajuku woont een vrouw, Vivian. Vertel haar dat je door Ashton bent gestuurd, en dat hij haar nodig heeft en vertel haar waar ik ben. En wees vooral niet bang om haar er aan te herinneren dat ik al eens iets heel groots voor haar heb gedaan, dus ze staat bij me in het krijt. En je gaat niet bij haar weg voordat ze er mee instemt om hier te komen en deze shit voor me op te lossen. Ik heb genoeg gehad van rattenbloed.’