Daynty schreef:
De nacht was koud en donker en vervuld met de zware voetstappen van soldaten die achter iemand aan zaten. Rheana’s hart ging als een bezetene tekeer en haar borstkas bewoog gejaagd op en neer. Ze sloeg de hoek om en de versleten zolen van haar schoenen slipten over de kinderkopjes.
‘Rechtsaf!’ De bulderende stem van één van de soldaten weerkaatste tussen de gebouwen die het steegje begrensden. ‘Verlies haar niet uit het oog!’
Te laat, dacht Rheana bij zichzelf terwijl opnieuw afsloeg en dieper het doolhof van Eitins Zuidwijk in rende. Dom, dat was het om de avondklok die in deze buurt gold te negeren. Ze had gedacht dat het grootste deel van de stadswacht de handen vol had met de rellen die aan het eind van de middag in het noorden van Eitin waren ontstaan en dat ze de paar patrouilles die in de Zuidwijk waren achtergebleven wel zou kunnen ontwijken. Een vergissing, zo was ze achter gekomen even geleden toen twee patrouilles elkaar hadden genaderd en haar beide hadden gezien.
Ze dook onder een paar waslijnen door en ontweek een vergeten voetbal. Je buiten op straat wagen na de avondklok was een ernstige overtreding, maar voor Rheana deed haar afkomst daar nog een schepje bovenop. Sinds het falen van de revolutie werd haar volk meer dan eens onderdrukt. Als de soldaten haar in handen kregen, zou het maar zo kunnen dat ze een enkeltje werkkamp kreeg of, als de soldaten wat bij wilden verdienen, dat ze haar zouden verkopen als slaaf. Hoe dan ook, ze moest uit hun handen blijven.
Aan het eind van het straatje doemde een muur op en ze nam een afslag naar links. Zodra ze de hoek om was, botste ze vol tegen iets op. Iemand, besefte ze op het moment dat een grote hand zich om haar bovenarm klemde. Met een ruk keek ze op, recht in het vals grijnzende gezicht van een soldaat. Het voelde alsof de wereld onder haar voeten vandaan zwaaide. Ze had niet eens gemerkt dat haar achtervolgers zich op hadden gesplitst.
Rheana zette zich schrap en probeerde haar arm los te trekken, maar hij gaf geen centimeter mee.
‘Houd je stil of je bezorgt jezelf alleen maar meer problemen,’ siste hij, waarna hij zijn mond opende om zijn collega’s te roepen. Vanuit het niets klemde een arm zich rond de keel van de soldaat en sloot zijn luchtpijp af. Zijn woorden stokten met zijn adem en zijn ogen werden groot toen hij zich besefte wat er gebeurde. Rheana trok haar arm los uit zijn greep. Geschrokken deinsde ze naar achter, starend naar het lichaam van de soldaat dat nu verslapt op de grond zakte. Met grote ogen keek ze naar de in donkere kleding gehulde persoon die triomfantelijk op het lichaam neerkeek. Was ze van de soldaten gered alleen om in handen te vallen van een bandiet?
De kasteelgangen waren imposant en dreigend als altijd, hoe hard de laatste zonnestralen van de avond, die door de boogramen naar binnen vielen, ook probeerden om het grauwe steen er iets vrolijker uit te laten zien. Voor velen was generaal Arrions kasteel ongetwijfeld een indrukwekkend en prachtig bouwwerk, maar voor Rheana stond het voor alles dat ze verafschuwde: de generaal, de keizer, hun wreedheid. Het herinnerde haar onverbiddelijk aan alles dat ze de afgelopen maand had verloren.
Niet aan denken, sprak ze zichzelf streng toe in gedachten. Niet aan denken. Niet nu, niet hier.
Ze stond in de centrale hal van het kasteel de vloertegels schoon te schrobben, alleen zodat de eerste de beste persoon die van buiten naar binnen kwam gebanjerd overal weer zand neer kon stampen. Het was een zwaar klusje en bovendien zou ze nooit de informatie waar ze naar opzoek was kunnen vergaren zolang ze dit soort afgedankte klusjes moest doen. De meeste belangrijke gesprekken vonden niet plaats in de kasteelgangen, maar achter gesloten deuren waar zij zich niet zou kunnen vertonen zonder zich heel grote problemen op de hals te halen. Het maakte haar met de dag wanhopiger - ze móest zichzelf opwerken naar klusjes waarmee ze dichter in de buurt van belangrijke figuren kon komen, en snel.
Door de openstaande kasteeldeuren dreef geschreeuw de hal binnen. Het klonk dringend en meteen keek Rheana op van waar ze mee bezig was.
‘Verplegers! We hebben verplegers nodig, nu meteen!’ Een groep soldaten, sommigen te voet, anderen te paard, kwamen de binnenplaats op. Rheana herkende hun donkere uitrusting onmiddellijk: het waren Onyx. Alleen het was niets voor hen om in zo’n staat van chaos te verkeren. Eén van de wachters bij de deur kwam meteen in beweging om verplegers te halen die konden helpen de gewonden naar de ziekenboeg te brengen. De ziekenboeg die het nog steeds erg druk had met soldaten die zwaargewond waren geraakt tijdens de opstand twee weken geleden.
‘Jij daar!’ Het hoofd van de bedienden was uit één van de gangen tevoorschijn gekomen en wees naar Rheana. ‘Ga met hen mee naar de ziekenboeg en maak jezelf daar nuttig. Ze hebben handen te kort.’
Rheana veerde overeind en gooide de borstel waarmee ze de vloertegels aan het schoonmaken was in de emmer water. Na een laatste, spijtige blik op de soldaten met hun modderige en in sommige gevallen bloederige laarzen die de hal binnen liepen, haastte ze zich achter hen aan.