Demish schreef:
Het was een vreemde gewaarwording: alle gewonden bij elkaar.
Het hadden er nog zoveel meer kunnen zijn. Adair rilde bij het idee. De omliggende boerderijen waren niet vijandig. Iedereen had zijn eigen grond, natuurlijk. En als er gestolen zou worden van elkaar, dan zou er wel wat onenigheid ontstaan. Maar hij kon zich niet indenken dat het ooit zo ver zou komen dat één familie een ander aan zou vallen. Dat was bijna onmenselijk.
Toch ging het er in de natuur anders aan toe. Daar leken mensen zoveel om hun eigen territorium te geven dat ze, als er van hen werd gestolen, ze het bestraften met de dood. En slechts zes mensen waren aan de dood ontsnapt.
Adair leverde de gewonde man af in de schuur. Onwennig bleef hij staan, niet wetend wat hij nu moest doen of waar hij behulpzaam kon zijn. Hij had geen idee hoe je wonden moest verbinden, in ieder geval niet zoals zijn moeder dat deed. En hij had nooit geleerd om van planten of kruiden brouwsels te maken, die de pijn konden verzachten of zelfs verhelpen.
Zijn ogen vielen op de jonge vrouw die op de grond was gaan zitten. Ze had haar zusje het laatste stuk gedragen, maar wie weet hoe lang ze haar daarvoor al in haar armen had gehad. En dat niet alleen, ook zij was gewond. Ook haar kleding zat onder het bloed. Ook haar lichaam was uitgeput.
Twijfelend liep hij naar haar toe, niet zeker of ze nu wel aangesproken wilde worden. Hij kon haar echter niet op de grond van de schuur laten zitten. Ze was misschien niet zo ernstig gewond als de anderen, maar ook zij verdiende hulp. Al was het maar wat schoon water om zichzelf iets op te frissen, zodat ze daarna haar wonden konden bekijken.
‘Hoi,’ zei Adair voorzichtig. Hij wist simpelweg niet of dat een normale begroeting was. Hoe begroette je iemand die net was aangevallen en nu uitgeput was? Dat was niet iets wat iemand hem ooit had geleerd.
Hij knielde voor haar neer en leunde met zijn armen op zijn knieën.
‘Dat was erg dapper, wat je voor je zusje hebt gedaan.’ Ze had al die tijd gezorgd dat haar zusje veilig was gebleven. Ze had gezocht naar hulp. En ondanks dat ze bot uit de hoe was gekomen, had ze alleen maar gehandeld vanuit die invalshoek. Ze had haar zusje willen helpen en ze had er alles voor willen doen.
‘Wat zeg je er van als ik je ook meeneem naar één van de bedden? Dan pak ik een emmer met schoon water en dan kan je in ieder geval jezelf wassen. En daarna kan iemand misschien naar je wonden kijken.’ Hij wierp een blik op het bloed. Hij had nog nooit zoveel bloed op één persoon gezien. Het ergste wat hij had gezien, was een diepe snee in de hand van zijn vader omdat hij onvoorzichtig was geweest met het vasthouden van de hakbijl.
Het was een vreemde gewaarwording: alle gewonden bij elkaar.
Het hadden er nog zoveel meer kunnen zijn. Adair rilde bij het idee. De omliggende boerderijen waren niet vijandig. Iedereen had zijn eigen grond, natuurlijk. En als er gestolen zou worden van elkaar, dan zou er wel wat onenigheid ontstaan. Maar hij kon zich niet indenken dat het ooit zo ver zou komen dat één familie een ander aan zou vallen. Dat was bijna onmenselijk.
Toch ging het er in de natuur anders aan toe. Daar leken mensen zoveel om hun eigen territorium te geven dat ze, als er van hen werd gestolen, ze het bestraften met de dood. En slechts zes mensen waren aan de dood ontsnapt.
Adair leverde de gewonde man af in de schuur. Onwennig bleef hij staan, niet wetend wat hij nu moest doen of waar hij behulpzaam kon zijn. Hij had geen idee hoe je wonden moest verbinden, in ieder geval niet zoals zijn moeder dat deed. En hij had nooit geleerd om van planten of kruiden brouwsels te maken, die de pijn konden verzachten of zelfs verhelpen.
Zijn ogen vielen op de jonge vrouw die op de grond was gaan zitten. Ze had haar zusje het laatste stuk gedragen, maar wie weet hoe lang ze haar daarvoor al in haar armen had gehad. En dat niet alleen, ook zij was gewond. Ook haar kleding zat onder het bloed. Ook haar lichaam was uitgeput.
Twijfelend liep hij naar haar toe, niet zeker of ze nu wel aangesproken wilde worden. Hij kon haar echter niet op de grond van de schuur laten zitten. Ze was misschien niet zo ernstig gewond als de anderen, maar ook zij verdiende hulp. Al was het maar wat schoon water om zichzelf iets op te frissen, zodat ze daarna haar wonden konden bekijken.
‘Hoi,’ zei Adair voorzichtig. Hij wist simpelweg niet of dat een normale begroeting was. Hoe begroette je iemand die net was aangevallen en nu uitgeput was? Dat was niet iets wat iemand hem ooit had geleerd.
Hij knielde voor haar neer en leunde met zijn armen op zijn knieën.
‘Dat was erg dapper, wat je voor je zusje hebt gedaan.’ Ze had al die tijd gezorgd dat haar zusje veilig was gebleven. Ze had gezocht naar hulp. En ondanks dat ze bot uit de hoe was gekomen, had ze alleen maar gehandeld vanuit die invalshoek. Ze had haar zusje willen helpen en ze had er alles voor willen doen.
‘Wat zeg je er van als ik je ook meeneem naar één van de bedden? Dan pak ik een emmer met schoon water en dan kan je in ieder geval jezelf wassen. En daarna kan iemand misschien naar je wonden kijken.’ Hij wierp een blik op het bloed. Hij had nog nooit zoveel bloed op één persoon gezien. Het ergste wat hij had gezien, was een diepe snee in de hand van zijn vader omdat hij onvoorzichtig was geweest met het vasthouden van de hakbijl.