Daynty schreef:
Raewynn
Het begon met geritsel van bladeren, een takje dat zachtjes knapte onder een gewicht dat erop belandde. Bladeren van struiken die langs iets heen streken. En niet lang daarna een ademhaling, al snel gevolgd door meerdere. Vlak voor Raphael binnen een tel zijn boog gepakt had en een pijl had gespannen, drong het tot Raewynn door dat het geen mensen waren die hen naderden - die ademden niet zo luid, niet zo diep.
Een reeks scheldwoorden verliet zacht haar lippen toen het geroffel van poten zich bij de andere geluiden voegde. Op iedere andere plek zou ze zich weinig druk hebben gemaakt om naderende dieren, maar zelfs zonder communicatienetwerk en in deze verbrokkelde wereld, was het wijdverspreid dat het noordwesten bekend stond om de gemuteerde dieren. Wolven, in het bijzonder, en ook Raphael had dat inmiddels beseft.
Ditmaal zonder te protesteren volgde ze zijn orders op. Raewynn zette haar benen in beweging en greep ondertussen naar haar twee dolken. Op dit moment baalde ze er meer dan eens van dat ze haar pistool een paar weken terug achter had moeten laten wegens gebrek aan nieuwe munitie. Deze wolven waren niet iets waarmee ze graag een gevecht van dichtbij aan ging. Zij waren wat de geëvolueerden waren onder de mensen - sneller, sterker en slimmer dan hun soortgenoten die door de mutatie over waren geslagen.
De bosgrond vloog onder haar voeten door en de bomen suisden langs haar heen terwijl ze al haar krachten gaf om uit de buurt te komen van de beesten. Ze vertrouwde erop dat Raphael voldoende met zijn pijlen uit de voeten kon om de dieren van zich af te houden.
‘Rotbeesten’, siste ze toen ze het geroffel van poten langzaam maar zeker dichterbij hoorde komen. Af en toe klonk er gejank en haakte één van de schaduwen die ze vanuit haar ooghoeken tussen de bomen door zag flitsen af, maar het duurde nooit lang voor een volgende die plek innam. Ze liepen op haar in. Ze was niet snel genoeg. Was dit hoe gewone mensen zich altijd voelden?
Raewynn hield haar pas iets in. Het had geen zin om te proberen de wolven te snel af te zijn. Het enige waarmee zij en Raphael het zouden kunnen winnen, was door hetgeen te gebruiken dat mensen al millennia lang het voordeel gaf: haar hersens.
Grijs en vaalbruin flitste door de zijkant van haar blikveld. Ze vertraagde nog iets, klemde haar handen steviger rond haar wapens, klaar om de wolf die zich in haar richting lanceerde er spijt van te laten krijgen. Ze had zijn snelheid echter zwaar onderschat. De vlijmscherpe tanden van het dier bevonden zich vlak voor haar voor ze er erg in had. Maar de klap van de wolf kwam niet. In plaats daarvan sloeg iets vanaf de zijkant vol tegen haar aan. Was het nog een wolf?
De vaart waarmee het gebeurde, sloeg haar tegen de grond. Eén keer draaide de wereld om haar heen, terwijl ze op de achtergrond gegrom hoorde, dat daarna overging in een hoog gepiep. Raewynn krabbelde overeind van de vochtige bosgrond en struikelde een paar passen achteruit. Ze haalde met haar dolk uit naar een andere wolf die van opzij naar haar toe schoot. Het dier was net lang genoeg afgeleid door het mes dat zijn oog schampte voor haar om een blik te kunnen werpen op de grijsbruine wolf die haar aan had willen vliegen. Verbazing vonkte in haar ogen toen ze Raphael onder het dode gewicht van het dier zag liggen, nauwelijks zichtbaar door de dikke vacht.
Leefde hij nog? Raewynn had geen tijd om zich nu druk te maken over die vraag. Het viertal wolven dat nog rechtop stond en uit de schaduwen naar voren sloop, toonde geen interesse in Raphael. Dat deden roofdieren alleen als de prooi al dood was, toch?
Haar ogen schoten naar een wolf met een donkere vacht, zo zwart dat hij haast samensmolt met de omgeving, nu de zon achter de horizon was verdwenen. Deze wolf was nog een tikkeltje groter dan de anderen, keek bloeddorstiger uit zijn ogen, maar zag er eveneens slinkser uit. Alles aan het dier schreeuwde dat hij de leider van de roedel was, het alfamannetje.
‘Jullie zouden mij wel graag willen hebben, hè?’ daagde ze de wolven uit, terwijl ze langzaam achteruit liep, haar dolken defensief voor zich uit gestoken. ‘Kom me dan maar halen.’ Met een goed gemikte worp trof Raewynn één van de dieren in een poot - genoeg om de aandacht van de roedel een fractie van een seconde te laten verslappen. Ze draaide zich om en zette het opnieuw op een rennen. Het duurde niet lang voor rechts en links van haar de gestalten van de dieren opdoken tussen de bomen. Vanuit haar ooghoeken pinde ze haar blik vast op de zwarte vacht van de alfa, die haar vanaf de rechterkant langzaam maar zeker in begon te sluiten.
Zodra de wolf dichtbij genoeg was, wierp Raewynn zich opzij. Ze gooide haar volle gewicht tegen de zwarte flank aan en boorde haar dolk tussen de ribben van het dier. Boomwortels en stenen kneusden haar lichaam toen ze samen met de wolf over de grond rolde. Het dier haalde uit naar haar met zijn klauwen, probeerde zijn tanden in elk lichaamsdeel van haar te zetten dat ook maar iets te dicht in de buurt kwam. Raewynn negeerde de stekende pijn van de sneeën op haar armen en stak in het wildeweg rond met haar dolk. Alles van de wolf dat ze kon raken, was goed. In de wirwar van tanden en klauwen en zwarte vacht was het nauwelijks te zien wat ze precies deed. Opnieuw flitsten lange, witte tanden in het laatste beetje daglicht. Het hielp haar om zich genoeg te oriënteren om de punt van haar wapen door de keel van de alfa te drijven.
Zodra ze de spieren van de wolf voelde verslappen, worstelde ze zich onder het dier vandaan. Ze greep de vacht vast met haar vingers en bleef achter het stervende lichaam zitten.
‘Durven jullie nu ook nog?’ grauwde ze naar de andere wolven, die op een paar meter afstand tot stilstand waren gekomen. ‘Nou? Willen jullie net zo eindigen als jullie leider hier?’ Raewynn duwde het alfamannetje van zich af, richting de drie wolven. Van hun zelfverzekerde houding was niet zoveel meer over, nu hun leider dood voor hen op de bladeren lag.
‘Nou?’ schreeuwde ze. Raewynn maakte een schijnbeweging naar voren, alsof ze hen aan ging vallen. Eén van de wolven jankte zacht, waarna het zich omdraaide en tussen de bomen verdween. Niet lang daarna volgden de anderen.
Hijgend streek Raewynn een paar lokken uit haar gezicht. Ze bleef even staan, omringd door de stilte, die voortleefde alsof er niets voorgevallen was, terwijl langzaam tot haar doordrong wat er zojuist gebeurd was. Een gemuteerde alfawolf aanvallen - wat bezielde haar? Voorzichtig tastte ze met haar vingers naar een brandende pijn rond haar sleutelbeen, waar de klauwen van de alfa haar huid open hadden gereten. Het had maar een paar centimeter hoger hoeven te zijn…
Raewynn drukte de gedachte resoluut van zich af. Ze wierp een laatste, hatelijke blik op de zwarte wolf alvorens zich terug te haasten naar de plek waar ze Raphael het laatst gezien had. Hij was niet veel verplaatst. Hij had het zware wolvenlijf bovenop hem een klein stukje van zich af weten te duwen, maar hij lag nog steeds gevangen onder het gewicht. En het bloed. Overal zat bloed.
Toen ze dichterbij kwam, zag ze dat zijn shirt aan de voorkant in flarden om zijn lichaam hing. Diepe sneeën liepen over zijn borstkas en buik. Hij zag er meer dood dan levend uit.
‘Nee, nee, nee’, mompelde ze. Raewynn stopte haar dolk weg en liet zich naast hem op haar knieën zakken. ‘Waag het niet om dood te zijn.’ Ze drukte haar eigen pijn weg en duwde de wolf van Raphaels bovenlichaam af, waarna ze hem bij zijn armen pakte en onder het dier vandaan sleepte. Godzijdank voelde ze nog een hartslag bij zijn hals.
Raewynn trok haar gewassen shirt van haar rugtas en drukte de stof hiervan tegen zijn wonden aan. Ze hoopte met heel haar hart dat hij snel bij zou komen, dát hij überhaupt bij zou komen. Ze wist niet zeker of de wolven lang weg zouden blijven. Als Raphael niet snel bij kwam, zou ze hem het laatste stuk moeten slepen. ‘Ik zweer het, als je dood gaat, kom ik je persoonlijk terug naar het leven halen om je zelf te vermoorden. Echt waar.’
@Hadesu