Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
13 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | Light up a spark
Demish
Internationale ster



Het verhaal over Kian en zijn broertje was precies hetgeen geweest wat ze had bedoeld. Voor haar ogen had ze de twee jonge jongens zien rennen en zien verstoppen. In haar hoofd was Josh een kleinere versie van Kian, met hetzelfde donkerblonde haar en groene ogen. Die laatsten wellicht iets lichter of donkerder dan die van Kian zelf en vast net zo bijdehand. De kennis dat hij een broertje had was nieuw voor haar, waardoor ze automatisch vragen voor hem had. Waar was Josh nu? Had hij ook in het verzet gezeten, of as hij ergens veilig? Maurelle hoopte op dat laatste.
‘Je hebt je broertje hiervoor nog nooit genoemd,’ sprak ze zacht.  Blijven praten hielp. Denken aan Kian en zijn jongere broertje verdreef de gedachten over Valeria en de pijn die ze in haar handen voelde. ‘Waarom?’
Kian zijn hoofd bleef gebogen, maar hij depte niet langer haar hand schoon. Hij staarde naar de striemen en wonden op haar handen, maar Maurelle wist dat hij iets anders voor zijn ogen zag. ‘Ik heb geen eenduidig antwoord. Door zijn naam niet te noemen, zijn bestaan stil te houden, voelt het alsof ik hem buiten alle narigheid en ellende kan houden.’
Maurelle slikte. Ze wilde zijn hand vastnemen, maar haar wonden belemmerden haar. Altijd was hij beschermend. Altijd dacht hij aan anderen. Alsof ze zijn verantwoordelijkheid waren. Nog geen half uur geleden had ze de schuld in zijn ogen gezien, omdat zij een beslissing had gemaakt om voor hem te zorgen en dat haar duur was komen te staan. Ze wist dat het normaal moest zijn om diezelfde verantwoordelijkheid te voelen voor een broer of zus, maar Kian was zo beschermend van aard dat hij het zijn persoonlijke taak maakte dat niemand pijn zou lijden. Niet zonder zijn toezicht.
‘Kian.’ Maurelle leunde voorover en legde haar voorhoofd tegen het zijne. Er was zoveel wat ze hem wilde vertellen. Ze wilde hem verzekeren dat zijn broertje niet verzeild was geraakt in deze ellende. Dat hij een goed leven had, ergens ver weg van hier. Die belofte kon ze hem niet maken, omdat ze wist dat het een leugen zou zijn. Maurelle sloot haar ogen en haalde diep adem. ‘Waar is je broertje nu?’
‘Veilig.’ Kian zijn antwoord was kort, maar voldoende. ‘Ik wil hem niet in gevaar brengen. Ik heb het idee dat als ik alleen al aan zijn naam denk, het een bedreiging is voor zijn leven.’
‘Altijd zo beschermend,’ verzuchtte Maurelle. Ze opende haar ogen. Voor haar was het anders. Het was tien jaar geleden dat ze haar familie voor het laatst had gezien. Elke dag vervaagden hun stemmen, vele herinneringen waren al opgelost in het niets. Herinneringen van voor die tijd had ze nauwelijks. Misschien als zij hen zo levendig zou kunnen herinneren als Kian dat deed, ze het wel zou begrijpen.
‘Ik weet dat je je verantwoordelijk voelt, Ki. Voor mij, voor je broertje. Voor de wereld, nu Eyad je heeft gevraagd het verzet weer op te zetten. Ik kan me niet voorstellen hoe zwaar die druk moet voelen.’ Het was onredelijk voor haar om te vertellen dat hij het simpelweg niet moest voelen. Die woorden zouden niks veranderen aan het drukkende gevoel dat hij moest voelen op zijn borstkas.
Je bent niet alleen. Ook dat had ze hem al eens verteld. Ze betwijfelde of hij het geloofde. Of hij echt dacht dat ze hem overal naar toe zou volgen, hem zou steunen waar ze kon. Ze hoopte dat hij dat deed.
‘Ik weet het,’ zei Kian zo plotseling dat Maurelle twijfelde of ze haar woorden toch hardop uit had gesproken. Ze trok haar hoofd iets terug en keek hem onderzoekend aan.
Zachtjes lachte Kian, waarschijnlijk door haar puzzelende blik. ‘Soms hoef je iets niet hardop te zeggen om gehoord te woorden, Mau.’
Tranen prikten in haar ogen, ze wist niet eens goed waarom. Het geluk dat ze Kian had gevonden, dat hij zijn koppigheid vol had gehouden en haar had kunnen overtuigen om te ontsnappen, overvielen haar zo plotseling dat ze niet wist wat ze moest zeggen. Ze was simpelweg opgelucht dat hij de komende paar uur bij haar kon blijven.
Iemand klopte op de deur. Automatisch trok Maurelle haar hand uit die van Kian. De pijn die ze voelde liet haar vloeken. ‘Maurelle? Ben je daar?’
Het was heer Eyad.
Haar ogen schoten naar Kian. Ze was zich er niet van bewust geweest dat hij haar misschien had gehoord. De landheer was te vertrouwen, maar de aanwezigheid van Kian was alle veiligheid die ze nodig had gehad. Lucion had vast goede intenties, maar diep van binnen wenste Maurelle dat hij niet was gekomen.
Kian keek vragend haar kant op, omdat ze nog geen antwoord had gegeven. Uiteindelijk knikte ze, omdat ze hem niet zomaar af wilde wijzen. Misschien kon ze hem kort spreken en zou hij daarna weer vertrekken. Kian knikte en kwam overeind, waarna hij de deur opende voor heer Eyad.
Lucion Eyad leek niet eens op te merken dat Kian zich ook nog in de ruimte bevond, of zich te beseffen dat Maurelle haar kamergenote ook afwezig had kunnen zijn. ‘Gelukkig ben je hier!’
Hij knielde voor haar neer, de plek waar Kian zojuist had gezeten. ‘Ik hoorde je schreeuwen. Wat is er gebeurd? Wacht.’ De man toonde de spullen die hij mee had genomen. ‘Ik wist niet wat ze… waar,’ zijn handen gleden naar haar handen. ‘Ik hoop dat iets van dit helpt om de pijn te verzachten.’
Daynty
Internationale ster



Lucion beende de kamer in alsof hij iedere gedachte aan hoe gevaarlijk dat kon zijn was vergeten. Voor hetzelfde geld was het Valeria geweest die de deur had geopend. Als zij ontdekte hoe familiair de landheer met zijn slaaf omging, had ze iets veel interessanters om door te vertellen dan Maurelle bij de medicijnvoorraad betrappen. 
‘Wat doe je hier?’ Het lukte Kian niet om elk spoortje afkeuring uit zijn stem te weren. Met gebalde vuisten keek hij naar Lucion, die zich omdraaide alsof het nu pas tot het doordrong dat Maurelle niet alleen was. Hij richtte zich op van zijn knieën. 
‘Die vraag kan ik beter aan jou stellen.’ Zijn ogen schoten naar de deur, waarachter voetstappen klonken die vluchtig voorbij schuifelden. Hij dempte zijn stem. ‘Ben je gek geworden? Als iemand je hier ziet, met haar…’ 
Kian knarste met zijn tanden om de implicatie die onder Lucions woorden lag. De man had geen recht om te beweren dat Kian onvoorzichtig was, als hijzelf zomaar hier binnen kwam gewandeld zonder te weten wie er in de kamer was. Kian, daarentegen, had zeker geweten dat het leeg was. Maurelle had hem dat immers zelf gezegd. 
‘Niemand ziet me’, antwoordde hij. ‘Daar zorg ik wel voor. Het zou goed zijn als jij ervoor zou zorgen dat niemand haar nog met een vinger aanraakt.’
Nu verduisterde er iets in Lucions ogen. Hij draaide zich weg van Maurelle en zette een stap naar Kian doe. ‘Pas op je woorden’, waarschuwde hij. ‘Lazar heeft me verteld wat ze heeft gezegd over de reden dat ze bij de medicijnvoorraad was.’ Hij keek achterom naar Maurelle, die haar hoofd boog. ‘Ik weet dat dat niet waar is. Dat betekent dat ze daar was voor jou.’ 
Kian draaide zijn lichaam weg van de man, van zijn beschuldigende woorden en priemende blik, niet wetende of hij zich anders in kon houden. Het schuldgevoel welde in hem op als een plotselinge storm, heviger dan het buiten had gedaan. 
Dankzij jou heeft ze pijn, Kian. De stem in zijn gedachten herinnerde hem maar al te graag aan de waarheid van Lucions woorden. Ze was daar voor jou. 
Lucion was nog niet uitgepraat. ‘Ik breng haar nu in ieder geval iets voor de wonden en de pijn.’
De frustratie van eerder overspoelde het schuldgevoel. Lucion herinnerde hem aan precies hetgeen waar Kian niet tegenin kon: hij kon Maurelle niet helpen met haar handen. Hij had haar wonden kunnen schoonmaken en haar gedachten kunnen afleiden met een verhaal, maar wat had ze daar nu aan? 
Er klonk een zacht gejammer vanaf het bed. Kian en Lucion draaiden zich beiden met een ruk om. Maurelle had een flesje ontsmettingsmiddel gepakt dat Lucion had meegebracht en probeerde de dop eraf te draaien. Meteen schoot Kian naar haar toe. 
‘Laat mij dat maar doen’, zei hij zachtjes en hij nam het flesje voorzichtig van haar over. Naast hem bewoog de landheer onrustig op zijn plek, voortdurend een blik werpend op de deur alsof hij bang was dat er ieder moment een horde soldaten binnen kon stormen. Kian probeerde hem te negeren. Hij deed een beetje van het ontsmettingsmiddel op een schoon doekje en ging ermee over de striemen op Maurelles handen. Hij hoorde haar scherp inademen, maar ze hield zich sterk. Ze hield zich altijd zo sterk. Hij wist niet of hij dat nog had gekund als hij degene was geweest die al jaren in het kamp zat. 
Door de kier van de deur dreef opnieuw geschuifel de kamer binnen. Kian spitste zijn oren en luisterde, zijn hart kloppend in zijn keel. Het klonk alsof de voetstappen stilhielden bij de deur, maar daarna verwijderden ze zich. Voor Lucion was het echter de druppel. 
‘Je kan hier niet langer blijven.’
Kian keek op, nog steeds geïrriteerd vanwege de onderbreking, maar ze wisten beiden dat hij er niets tegenin kon brengen. Met iedere minuut die verstreek werd de kans groter dat Maurelles kamergenote terugkwam. 
Hij ging langs de laatste wond met het doekje, waarna hij overeind kwam. Het liefst ging hij met zijn vingers langs haar wang en verzekerde hij haar ervan dat ze dit zou overleven, dat ze door de pijn heen zou komen, maar met Lucions brandende ogen op hem, gaf hij alleen een kneepje in haar bovenarm. 
‘Dankjewel’, sprak ze met een zwakke glimlach. Daaronder lag iets van somberheid, maar hij kon niet goed plaatsen waarom. ‘En bedankt voor het verhaal.’ 
‘Ik ben bezig met het vinden van een uitweg voor jullie’, zei Lucion toen Kian van het bed wegstapte. ‘En ik denk dat ik iets op het spoor ben. Ik zal het binnenkort laten weten.’
Kian knikte de man kort toe, hopend dat hij inderdaad dichtbij een ontdekking was, waarna hij de kamer uit glipte. Buiten was het stil als altijd, op het ritmische gestamp van de wachtlopende soldaten na. Terwijl hij zijn weg maakte naar de barakken, wierp hij een blik op het hoofdgebouw dat een eind verderop net van het donker te onderscheiden was. Valeria was nog daar, evenals de man die Maurelles handen had opengeslagen met een zweep. Hij kon ze opzoeken. Hij zou de zweep van de man pakken en hun lichamen bedekken in bloed en vlammende pijn. Hij zou de zweep om Valeria’s keel wikkelen en ervoor zorgen dat ze nooit meer iemand kon verraden. 
De razernij overviel hem zo plots en zo hevig dat Kian abrupt bleef staan. Hij herkende zijn eigen gedachten bijna niet door de diepreikende moordlust die niet zomaar kriebelde in zijn lichaam, maar veel dieper ging dan dat. Tot in zijn botten en de kern van zijn bestaan. De beelden hadden een moment zo helder voor zijn ogen gestaan dat hij naar zijn handen en kleren keek om te controleren of er geen bloed aan zat, of hij niet daadwerkelijk naar de woede gehandeld had. 
Zijn handen en kleren waren schoon. Kian schudde de woede van hem af en vervolgde zijn weg, maar diep in zijn ziel bleef iets onrustig. 
Demish
Internationale ster



‘Het was niet aan jou om Kian weg te sturen.’ Zodra Kian de kamer had verlaten, gooide Maurelle de woorden eruit. Ze had zich ingehouden toen de twee hadden gediscussieerd. Het liefst had ze van het bed willen klimmen om zich tussen Lucion en Kian te werpen. Het was dan wel de landheer die naar haar toe was gekomen met medicijnen en verband, maar het waren de armen van Kian geweest die ze om zich heen had willen voelen. Dat heer Eyad zo beschuldigend zijn mening had geuit naar Kian, frustreerde haar. Alsof hij zich niet besefte dat zij degene was die de keuze had gemaakt. Kian had haar niet opgedragen om de medicijnen te pakken. Dat had ze zelf gewild.
Lucion knielde weer voor haar neer en pakte het ontsmettingsmiddel dat Kian aan had geraakt. Zijn donkeren ogen keken op. Ze waren gevuld met intensiteit en een bepaalde strengheid, wat haar deed beseffen dat ze haar woorden misschien te vlug uit had gesproken. Zo hoorde ze niet tegen hem te spreken. Toch rechtte ze haar rug. Ze had ergere mannen getrotseerd.
‘Wat je moet begrijpen, Maurelle, is dat als ze hem hier hadden betrapt, het vele malen erger was afgelopen dan als ze mij hier treffen. In werkelijkheid heb ik jullie allebei beschermd door hem weg te sturen.’ Hij ontsmette haar wonden en Maurelle haalde rillerig adem. We hield haar hoofd achterover en kneep haar ogen dicht. Ze verlangde naar Kian zijn stem die haar een verhaal vertelde over zijn broertje. Een glimp van het normale leven.
‘Wat ik begrijp,’ ze blies haar woorden met een wolk adem uit, ‘is dat jij privileges hebt en Kian niet. Maar hij wist dat hij hier veilig was, omdat hij me vroeg waar Valeria zich bevond. Jij kwam hier zomaar binnen, niet wetend wat je zou treffen. En toch stuur je hem weg.’
Lucion legde het ontsmettingsmiddel op de grond, samen met de gebruikte doek. Haar handen tintelden. Ze schok van de koele zalf die op haar palmen werden gesmeerd en opende haar ogen weer. Het aanzicht van haar verwonde handen maakte haar misselijk. Kian had haar daarvan kunnen afleiden.
‘We zijn vrienden,’ verklaarde Lucion zijn acties. Maurelle snoof. Ze kon zich niet inbeelden dat iemand zoals hij daadwerkelijk een vriendschap op wilde bouwen met een gevangene. Een slaaf. Wat ze ook niet begreep, was dat hij haar niet reprimeerde voor de grote mond die ze opzette. Ieder ander had haar al lang een klap in haar gezicht gegeven. ‘En hij had gelijk. Ik had dit moeten voorkomen. Als ik had geweten dat iemand vermoedens had…’
‘Eén van mijn laatste vrienden gooide me voor de wolven,’ onderbrak Maurelle hem. ‘En Kian…’ Kian was haar vriend, maar dat dekte de lading niet. Hij was meer dan dat. Hij hoorde meer dan dat te zijn. Misschien dat als ze een normaal leven hadden geleid, hij dat ook wel was geweest. Dan hadden ze door de bossen kunnen wandelen in Avarena en had hij haar zijn hut kunnen laten zien.
‘Kian?’ drong Lucion aan. Zodra hij de zalf volledig over haar handen had verspreid, pakte hij gaas en verband en startte hij met het inzwachtelen van haar palmen.
‘Kian… Vertelde me een verhaal, om me af te leiden.’ Maurelle draaide haar hoofd weg. Ze kon niet hardop toegeven dat ze gevoelens had voor Kian. Heer Eyad hoefde dat niet te weten. Daarnaast wist ze diep van binnen dat het nooit een kans van slagen zou hebben. Het kamp had teveel in haar aangetast.
‘Waar hadden jullie het over?’ 
‘Zijn familie.’ Ze zou niet het hele verhaal herhalen. Kian had het haar in vertrouwen verteld en dat vertrouwen was de basis voor hun hele plan. Zoiets wilde ze niet riskeren.
‘En jouw familie?’ Haar linkerhand was nu ingepakt door een laag verband. De zalf die was gebruikt, zou de pijn waarschijnlijk verzachten. Dan zou ze misschien nog kunnen slapen. Eyad wisselde naar haar rechterhand.
Maurelle weigerde te denken aan haar familie. Daar was ze al snel mee opgehouden toen ze aan was gekomen op kamp Haldor. Haar ouders waren niet bij haar geweest. Hun locatie was onbekend. Ze wist dat ze nog hadden geleefd toen een soldaat haar mee had gesleurd over de grond, maar ze wist niet welk lot ze hadden moeten ondergaan. In haar hoofd waren haar ouders dood. Ergens hoopte ze dat zelfs, zodat ze niet zouden moeten lijden in een werkkamp of een gevangenis.
‘Mijn familie is nergens,’ bekende Maurelle op een fluistertoon. ‘Toen ik elf of twaalf was, vielen soldaten ons huis binnen. Dat was de laatste keer dat ik mijn ouders zag. Andere familie zagen we vrijwel nooit. Ik kan me niemand anders herinneren.’
Het knaagde aan haar dat het niet Kian was die voor haar zat en dit verhaal aanhoorde. Ze wist dat ze dat niet hoorde te voelen, zeker omdat Lucion zijn moeder onderdeel was geweest van hetzelfde volk als Maurelle. En toch was hij vrij, had hij land tot zijn beschikking en zat zij al een decennium lang opgesloten. Hij zou het niet begrijpen.
‘Het is verschrikkelijk wat met het Nachtvolk is gebeurd.’ Heer Eyad sprak alsof het een feit was waar niets meer aan te veranderen was. Alsof het buiten zijn macht lag. Hij legde haar verbonden handen neer op haar schoot. ‘Maar misschien ben je minder alleen dan je denkt. Mijn vader had veel documenten over ze, vanwege mijn moeder. Ik kan ze voor je bekijken.’
Het liefst wilde Maurelle haar hoofd schudden. De kans dat hij iets zou vinden, was klein. Ze had het concept familie al een lange tijd geleden opgegeven. En wat als hij iemand zou vinden? Wat zou ze dan met die informatie moeten? Het was niet mogelijk om zomaar voor diegene te verschijnen en hun familieband aan te kondigen.
‘Maurelle?’ drong hij aan. ‘Ik heb alleen je achternaam nodig. Dat is waarschijnlijk genoeg.’
‘Alberich.’ Ze schoof verder naar achteren op haar bed. Hij mocht alle goede bedoelingen in de wereld hebben, haar als een vriend zien, maar op het moment zou hij niks goeds kunnen zeggen. Hij zou niks kunnen doen om haar af te leiden of haar gerust te stellen. Alleen Kian kon dat. ‘Ik zou graag willen slapen.’
Lucion keek haar aan met een blik die ze niet begreep, maar uiteindelijk knikte hij. Hij raapte de spullen bij elkaar. Ondertussen liet Maurelle zich op het bed zakken en draaide ze zich weg van hem. Alleen zijn was niet iets waar ze naar uit keek, maar op dit moment was dat haar enige optie.
‘Laat je het me weten als je iets nodig hebt?’ Aan zijn stem te horen stond hij bij de deur. Maurelle kneep enkel haar ogen stevig dicht en wachtte af totdat hij uiteindelijk de kamer verliet.
Daynty
Internationale ster



De poort van de academie doemde voor hen op, massief en dreigend, opgetrokken uit donker steen en gesloten met een gietijzeren hek zo sterk dat Rheana alleen maar kon wensen dat dat hekwerk de angst in haar lichaam in toom hield, dat ze het daaromheen kon plaatsen en het op afstand kon houden. 
Maar dat ging niet. Haar handen wrongen nerveus om de teugels, haar vingers koud en klam ondanks de lentezon die over hen neerdaalde. Terwijl de poort met iedere stap dichterbij kwam, moest ze denken aan de poort van Kamp Haldor, bij de aanblik waarvan ze een zelfde soort vrees had gevoeld. Alleen daar was ze bang geweest voor de verschrikkingen die ze zou zien, hier op de academie bevond zich niet die ellende, maar de bron ervan. 
De wachters aan weerszijden van de poort schoten geschrokken in de houding bij het horen van de paardenhoeven die op de straat klepperden. Dain en Dimitri reden voorop. Hun inktzwarte uitrusting slokte het zonlicht op. 
De scharnieren van de poort piepten klaaglijk toen de soldaten deze openden. Op de binnenplaats draaiden hoofden nieuwsgierig hun kant op, en naar de paar in volle uitrusting gestoken mensen die hen opwachtten. 
‘Luitenant Sindri.’ Een man met zoveel onderscheidingen op zijn schouders dat de stof van zijn kleding nauwelijks te zien was, stapte naar voren. Zijn stem klonk warm, maar daaronder lag een onmiskenbaar dreigend timbre. Een toon die onmiddellijk gehoorzaamheid afdwong. ‘Welkom terug op de academie.’
Voor haar steeg Dain af van zijn paard. Zijn bewegingen waren soepel, maar Rheana meende een stijfheid in zijn houding te zien. Echter, zo snel als het gekomen was, was het weer verdwenen. 
‘Directeur Festus.’ Dain stapte naar de man toe en schudde zijn hand. ‘Het is een eer om terug te zijn.’
‘De eer is geheel aan onze kant, luitenant. Het doet me altijd een plezier om een van de beste leerlingen van de academie te zien terugkeren. De omstandigheden zijn misschien minder aangenaam, maar…’
Rheana’s aandacht gleed weg van het gesprek terwijl ze de academie in haar opnam. Het was een verzameling massieve gebouwen, bestaande uit dezelfde donkere steensoort als de poort. Verder was er alleen maar zand. Zelfs in de woestijn ten oosten van de Resa was meer leven dan hier. 
Of eigenlijk was dat niet helemaal waar, bedacht ze zich toen ze een paar ogen op haar voelde branden. In een doorgang tussen twee gebouwen ontdekte ze een paar figuren. Drie jongens hingen rond in de schaduwen, die niet verborgen hoe gespierd hun lichamen waren. Hoewel het vanaf deze afstand moeilijk te zien was, schatte Rheana dat ze iets jonger waren dan zij. Ze droegen alle drie dezelfde, donkere kleding, maar het was niet de uitrusting van een volwaardige Onyx. Het waren studenten. 
Haar blik kruiste met die van de voorste jongen. Waar zijn kameraden woorden uitwisselden met elkaar, stond hij stil als een standbeeld, met over elkaar geslagen armen leunend tegen het gebouw naast hem. Het enige dat bewoog, waren zijn lippen. Ze krulden zich op tot een grijns die haar hartslag omhoog joeg. Niet omdat hij zo knap was - maar om de belofte van gevaar die op zijn gezicht lag.
Toen ze snel haar blik afwendde, stond Dimitri naar haar te kijken. Ook hij moest de drie jongens gezien hebben en in zijn ogen glinsterde iets gevaarlijks. Hij stapte naar haar toe en drukte de teugels van zijn paard in haar handen. ‘Welkom op de academie, Rheana.’ Hij spuugde haar naam uit alsof het iets vies was, waarna hij naar een gebouw tegen de muur van de academie gebaarde. ‘De stallen zijn daar.’
Hij draaide haar de rug toe en voegde zich bij het gezelschap. Rheana keek naar Dain, afwachtend, hopend dat hij zich een moment om zou draaien om iets te zeggen. Dat ze daarna kon rusten, dat hij haar de academie zou laten zien, dat hij haar later zou vertellen wat zij hier ging doen. Maar hij draaide zich niet eens om.
Rheana ademde in en nam de paarden mee naar de stallen. Zodra ze de drempel overstapte, keek ze verwonderd de enorme ruimte in. Het gebouw strekte zich verder uit naar achter dan ze vanaf de buitenkant in had geschat. In de eerste instantie leek het verlaten, op de talloze paarden na, maar toen ze verder het gangpad in liep, dook er vanuit een van de stallen een tenger figuur op. 
‘Hallo.’ De stem van het meisje was zo zacht dat Rheana de begroeting bijna niet hoorde. Ze probeerde een glimp op te vangen van haar gezicht, maar het meisje boog snel haar hoofd. Ze droeg simpele kleding. ‘Hier zijn een paar legen stallen.’ 
Toen ze de stal uit glipte en voorging over het gangpad, ving Rheana een glimp op van een stukje van haar nek en de bovenkant van haar rug, die bloot werden gelaten door de kleding en haar strak ingevlochten haren. Aan de onderkant van haar nek ontwaarde Rheana een lichte bobbeling op een plek waar haar huid iets lichter was. Ze kneep haar ogen samen om het beter te kunnen zien.
Het was een litteken. Een litteken in de vorm van het symbool van de Onyx. Langzaam drong dat gruwelijke besef tot haar door. Ze hadden haar gebrandmerkt. 
Rheana merkte pas dat ze stil was blijven staan toen het meisje zich omdraaide en haar vragend aankeek. Het lukte Rheana niet meteen om zichzelf te herpakken. Op haar netvlies brandden nog de lijnen van het litteken: twee gekruiste lijnen tegen een schildvormige lijn. Twee zwaarden voor een schild. 
‘Is er iets?’ De stem van het meisje klonk geschrokken, bang bijna, en haar ogen schoten om haar heen. Rheana herkende die schrik van haar eerste dagen op het kasteel. Iedere keer als iemand net iets te lang naar haar keek, was ze bang dat dat was omdat ze iets fout had gedaan. En fouten werden afgestraft. 
‘Nee’, antwoordde ze snel en de spanning uit het meisje haar houding zakte iets. Toch voelde Rheana de druk om te verklaren waarom ze had lopen staren. ‘Ik zag, eh… Je nek. Het litteken.’
‘Oh.’ Het meisje raakte haar nek aan en draaide haar hoofd weg. ‘Elke slaaf hier heeft deze’, zei ze terwijl ze de deuren van drie lege stallen ontgrendelde. ‘Als er iemand waagt om weg te lopen, weet iemand die ons vindt waar hij ons naar terug moet brengen.’
Het meisje vertelde het alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. 
Waarschijnlijk is het dat voor de slaven hier ook. Die gedachte maakte haar misselijk. 
‘De spullen voor het verzorgen van de paarden liggen daar.’ Het meisje wees naar een openstaande deur halverwege het gangpad. ‘Ik ben bij de stallen achterin als je iets nodig hebt.’ Ze maakte aanstalten om weg te lopen.
‘Wacht! Wat is je naam?’
Het meisje aarzelde een seconde een keek schichtig naar de deur voor ze antwoordde. ‘Nycti.’ Daarna haastte ze zich het gangpad af. 
Rheana’s ogen vergrootten zich iets. De klank van de naam was onmiskenbaar Syracaans. Kwam Nycti ook uit Avarena? En hoe lang zou ze al op de academie zijn? Of wellicht was ze een van de weinige overgebleven Syraca in Veros. 
Rheana maakte weinig haast met het aftuigen en poetsen van de paarden. De eentonige, simpele handelingen hielpen om haar hoofd leeg te maken. Om niet te denken aan het idee dat ze straks in haar eentje rond moest dwalen over het terrein van de academie om Dain te zoeken. Wat als hij nog steeds in gesprek was met de directeur? Het leek haar geen goed idee om hem te storen. 
‘Jij bent een nieuw gezicht.’ 
De plotselinge stem achter haar maakte dat ze bijna uit haar vel sprong van schrik. Ze draaide zich om naar de persoon die haar zo geruisloos beslopen had. Het gezicht waar ze in keek, herkende ze meteen. Het was de leerling die haar op de binnenplaats in de gaten had gehouden met zijn vrienden. Alleen nu was hij alleen. Het gangpad achter hem was leeg. 
‘Ik ben pas net aangekomen’, antwoordde Rheana, niet goed wetend wat hij verwachtte dat ze zou zeggen. Waar was Nycti gebleven? De manier waarop de jongeman voor haar haar met een gehaaide blik in zich opnam, maakte haar nerveus. Toen ze van het frustrerend lege gangpad terugkeek naar hem, lag er een geamuseerde schittering in zijn ogen. 
‘Dat weet ik’, zei hij. Hij stapte door de openstaande staldeur. De ruimte leek een stuk kleiner met zijn dreigende aanwezigheid. ‘Daarom leek het me wel zo aardig om je op de juiste manier te verwelkomen.’ 
In een flits greep hij haar bovenarm vast en trok hij haar naar zich toe. Meteen besefte Rheana dat zijn verwelkoming zich niet beperkte tot woorden. Zijn andere hand tastte naar haar borsten. Ze verstijfde onder zijn aanraking. 
Duw hem weg! Schreeuw om hulp! De gedachten galmden luid door haar hoofd, maar haar spieren weigerden. Pas toen hij naar voren boog om haar te zoenen, schrok ze wakker. Met alle kracht die ze in zich had, duwde ze hem van zich af. 
Het was alsof ze tegen een muur duwde. 
Hij week geen centimeter. Haar protest maakte zijn grijns enkel breder. ‘Is dit hoe je doet tegen iedereen die aardig is voor je? Dat kan natuurlijk niet.’ Zijn vingers grepen zich vast in haar haren en trokken haar hoofd ruw naar achter zodat ze niets anders kon dan hem aankijken. ‘Bedank me omdat ik zo aardig ben om je te verwelkomen’, siste hij. ‘Bedank me en misschien zal ik zachtjes doen.’ Hij lachte - een belofte dat wat ze ook zou zeggen, hij niet rustig met haar zou doen.
Rheana spartelde om uit zijn greep te komen. Hij verstevigde de greep op haar haren en er schoten tranen in haar ogen. 
‘Ik hoor je nog niet.’ Hij duwde haar tegen de buitenmuur van de stal. ‘Je maakt het alleen maar…’
‘Wat is hier in vredesnaam aan de hand!?’ De bulderende stem maakte dat de jongen onmiddellijk achteruit schoot. Rheana dook snel van hem weg en met trillende handen trok ze haar jurk goed. Door de tranen die haar zicht vertroebelden keek ze naar het gangpad. Dain, nog steeds in volle uitrusting, had zijn handen in zijn zij geplaatst, eentje ervan rustend op zijn zwaard, en richtte zich met zijn volle lengte op. Ze had hem nog nooit zo boos gezien. 
‘Ik gaf haar alleen een warm welkom, meneer’, antwoordde de jongen bijna verveeld. Zijn nonchalante houding verdween op slag toen Dain hem vastgreep, de stal uit sleepte en met een harde klap tegen een dichte staldeur aan smeet. Met een hand om zijn keel geklemd hield hij de jongen op zijn plek. 
‘Rheana daar is míjn bediende’, grauwde hij. ‘En als jij of iemand anders haar ook maar met een vinger aanraakt, dan hak ik je hand eraf. Begrepen?’
De jongen staarde met grote ogen omhoog naar Dain. Zelfs Rheana was bang voor de woede die van hem af golfde. Zijn vingers verstevigden de grip op de keel van de jongen toen een antwoord uitbleef. De jongen krabde naar zijn hand, maar Dain trok zich er niets van aan. 
‘Ik vroeg of je me begrepen had?’ De gevaarlijk lage toon van zijn stem bezorgde haar kippenvel. Ze kon alleen maar blij zijn dat het niet aan haar gericht was. 
‘Ja’, piepte de jongen, vechtend voor lucht. ‘Ja!’
Dain liet hem los en gaf hem een harde duw naar de uitgang. ‘Maak dat je wegkomt.’ 
De jongen wist niet hoe snel hij van Dain weg moest komen. In zijn haast struikelde hij zelfs nog over zijn eigen voeten. Toch weerhield dat hem er niet van om een hatelijke blik achteruit te werpen, naar haar toe. Rheana dook dieper weg in de stal, bevend over haar hele lichaam. 
‘Rheana?’ Haar ogen schoten naar Dain. Hij stapte behoedzaam de stal in. Van zijn woede was niets terug te vinden. In zijn ogen lag alleen maar bezorgdheid. ‘Is alles…’ Hij leek zich te bedenken dat dat een domme vraag was en schudde zijn hoofd. ‘Het spijt me.’ Voorzichtig legde hij zijn handen op haar armen. Rheana probeerde het trillen van haar lip te onderdrukken terwijl ze in zijn gezicht keek, hopend dat zijn vertrouwde gelaatstrekken haar konden kalmeren. ‘Dat je dat mee moest maken’, praatte hij verder. ‘Dat ik niet eerder was.’
Ze schudde haar hoofd en drukte haar lippen op elkaar. Ze wilde zeggen dat het niet zijn schuld was, maar er kwam alleen een gesmoorde snik uit haar mond.
Demish
Internationale ster



De woede had hem bestormd als honderden donkere wolken gevuld met onweer, klaar om toe te slaan. De hand die verdraaid was geweest in haar donkere haren, zijn standvaste lichaam tegen het hare… Het was genoeg geweest om Dain tot het uiterste te drijven. Rheana was zijn bediende, maar het was meer dan dat. Hij wilde niet dat iemand haar pijn zou doen, op wat voor een manier dan ook. Ieder die pijn bij haar teweeg zou brengen, zou de toorn van zijn woede ondervinden. Niemand mocht haar aanraken, of er ook maar aan denken. Als hij een vleug op zou vangen van hun ziekmakende hersenspinsels, zou hij niet garant staan voor de schade die hij hen zou toedienen.
De bezorgdheid om haar rillende lichaam en de tranen in haar ogen verblindden zijn woede naar de bekrompen student. Nu was hij op tijd geweest. Nog steeds te laat, maar hij had erger kunnen voorkomen. Dit was slechts één student. Eén man die dacht dat hij het recht had gehad om haar lichaam tot het zijne te verklaren. De jongen zou Dain zijn waarschuwing misschien verspreiden, maar Dain wist ook dat er studenten op de academie waren die hielden van een uitdaging. Hij wist hoe die jongens konden denken. Ooit was hij onderdeel van hen geweest. Hij had zichzelf misschien nooit zo ver laten gaan, maar hij had pijn op andere manieren weten te veroorzaken.
‘Het spijt me dat ik je alleen liet. Dat had ik niet moeten doen. Ik had je mee moeten nemen naar binnen.’ Toen ze waren gearriveerd op de academie was hij zo verwikkeld geraakt in het gesprek met directeur Festus dat hij zich niet had kunnen bekommeren om Rheana. Toen hij daar eindelijk een moment voor had gehad, was ze verdwenen en had Dimitri gedaan alsof hij niet had geweten waar ze naar toe was gegaan.
Rheana schudde snikkend haar hoofd. Dain wilde niets liever dan de afstand tussen hun lichamen overbruggen en haar in zijn armen sluiten. Hij zou haar pijn niet weg kunnen nemen. Hij zou niet kunnen wissen wat er zojuist was gebeurd. Hij had de student moeten vermoorden voor wat hij had willen doen met Rheana, maar het was juist Rheana die hem in zijn gedachten tegen had gehouden. Wat had ze van hem gedacht als ze hem iemand had zien doden?
‘Laat me je naar je kamer brengen.’ Dat was de eerste plek waar hij haar haar had gezocht. Ze hadden haar weggestopt bij de andere slaven en onderdanig personeel. Haar kamer was echter leeg geweest, op de tas na waar ze haar bezittingen in had vervoerd de afgelopen weken. Hij had meteen naar de stallen moeten gaan. Als hij logisch na had gedacht, dan had hij kunnen redeneren dat ze zich daar had bevonden. Dan had hij de student misschien kunnen stoppen voordat hij haar aan had geraakt.
Rheana staarde langs Dain heen naar buiten. Hij wierp een blik over zijn schouder. De student zou daar niet langer zijn. Hij zou onbenullig zijn als hij zou denken dat hij een tweede kans zou krijgen voor zijn plan als Dain zou vertrekken.
‘Hij is daar niet, dat beloof ik je.’ Zijn handen gleden van haar bovenarmen en hij zette een stap naar achteren. Plotseling besefte hij zich dat hij misschien wel te dichtbij stond. Dat ze zich niet comfortabel voelde bij een man die boven haar uittorende zoals de student had gedaan.
Met sussende woorden had hij Rheana uiteindelijk uit de stallen weten te krijgen. Het was een korte wandeling geweest naar haar slaapkamer. Dain had zijn best gedaan om zijn afstand te behouden. Niet alleen voor haar, maar ook voor zijn omgeving. Vanaf het moment dat hij door de poorten was gegaan en het embleem van de Onyx had gezien, had hij zich moeten opstellen als de luitenant die zij hadden opgeleid. Hij haatte het. Het maakte hem misselijk. Het bracht hem op plekken in zijn hoofd waar hij niet wilde zien en het liet hem dingen doen die hij niet langer wilde doen.
Hij opende de deur voor Rheana en liet haar als eerste naar binnen. Ze bewoog zo voorzichtig, als een gewond dier. Dit was wat hij had willen voorkomen. Die avond op het feest, toen hij had besloten dat hij Rheana terug zou moeten laten keren naar Avarena, dit was één van zijn redenen geweest. De grootste reden durfde hij zich niet voor de geest te roepen.
De laatste twee dagen had hij enkel aan het lente feest kunnen denken dat ze in het dal hadden gevierd. Onwetend met elkaar. Nu hij wist dat het Rheana was geweest, had hij gewild dat hij meer tijd met haar door had gebracht. Dat hij haar langer in zijn armen had gehouden, zijn lippen zou hebben aangeraakt met de zijne. Het zou hen, hem, een perfect afscheid hebben kunnen bieden.
Rheana had haar armen beschermend om haar eigen lichaam heen geslagen. Ze zag er zo geraakt uit, met de tranen onder haar ogen en haar bovenste haren die in de war zaten. 
Niet egoïstisch zijn. Niet met haar.
‘Het is hier te gevaarlijk voor je,’ sprak Dain. Hij zocht naar de Onyx in hem. Naar de man die orders kon geven zonder emotie. De man die zich om kon draaien en weg kon lopen van een gevecht. Bij Rheana was het lang niet zo gemakkelijk om dat deel van hem te vinden. ‘Zodra de lessen beginnen, zodra ik volledig gestart ben met mijn nieuwe werk, is het beter als je terugkeert naar Avarena.’
Daynty
Internationale ster



Als Dain vond dat het te gevaarlijk was voor haar op de academie, zelfs nadat hij de leerling in niet mis te verstane woorden duidelijk had gemaakt wat de gevolgen waren als ze haar aanraakten, wat voor dingen stonden haar hier dan in godsnaam nog meer te wachten? 
‘Maar… Maar je hebt ze gewaarschuwd nu’, bracht ze tegen zijn woorden in. ‘Is dat dan niet genoeg?’ Als de dreiging een hand te verliezen de studenten niet afschrok, wat dan wel? Ze had geweten dat de academie een wrede plek was voor vrouwen, helemaal voor slaven. Een gevaarlijke plek. Maar Dain had ieder woord van zijn dreigement gemeend en de jongen had zelfs nog het lef gehad hatelijk naar haar om te kijken. Kende hij dan geen angst voor de Onyx? 
Natuurlijk niet, binnenkort is hij één van hen. 
‘Dat is genoeg, voor nu’, antwoordde Dain. ‘Maar er zijn andere manier om je lastig te vallen en dat weten ze.’
Wat voor dingen? wilde ze hem vragen. Ze slikte de woorden echter in. Ze wilde niet weten hoe duister de dingen waren die de studenten bedachten, op welke manieren ze haar allemaal konden schaden zonder haar aan te raken. En Dain was er van overtuigd dat ze haar niet met rust zouden laten. 
Hij kan het weten. Hij is zelf ook een leerling geweest hier.
Die gedachte werkte ontnuchterend, want het was de waarheid. Als Dain zei dat haar ergere dingen te wachten stonden, dan had hij gelijk. Rheana drukte haar armen steviger tegen haar lichaam aan en keek naar hem. Was hij vroeger net zo geweest als de student in de stallen? Had hij ook slaven lastig gevallen, ze meegesleept naar afgelegen plekjes om zijn lusten op hen te botvieren? Ze besefte dat het moeilijk was om zich Dain voor te stellen op die manier. Dat was gevaarlijk - ze mocht niet vergeten wat hij was. Maar waarom maakte hij dat dan zo verdomd makkelijk? 
Rheana ademde diep in en probeerde haar hart, die nog steeds als een razende tekeer ging, tot bedaren te brengen. ‘Dankjewel. Dat je wel op tijd was.’ Misschien was hij niet op tijd geweest om te voorkomen dat de jongen haar had aangeraakt, maar als Dain helemaal niet op was komen dagen… Ze schudde de gedachte van zich af. 
Hij keek haar vertwijfeld aan, niet overtuigd van die woorden. Daarna knikte hij, om naar de deur te lopen. ‘Neem wat rust om bij te komen. Zolang als je nodig hebt. Ik vertel de slavenopzichter wel een reden waarom je vandaag niet meteen aan de slag kan.’
Zodra hij de deur van haar kamer achter zich dichttrok, zakte Rheana op het bed neer en barstte ze in huilen uit. Het lelijke, rauwe soort huilen, dat haar verscheurde met iedere snik. Ze begroef haar gezicht in haar handen en veegde de tranen uit haar ogen, maar ze kwamen net zo hard weer terug. Waar was ze in godsnaam beland? Ze kroop verder het bed op en maakte zich klein, haar armen om haar knieën heen geslagen. Nog steeds voelde ze de handen van de leerling op haar lichaam, het trekken van zijn vingers aan haar haren. Het was onvermijdelijk dat ze hem weer zou zien. Hoe zou ze hem ooit aan kunnen kijken zonder keihard weg te willen rennen? 
Plotseling miste ze haar broer, meer nog dan in Kamp Haldor. Nathan had precies geweten wat hij moest zeggen om haar te kalmeren. Hij zou naast haar zijn gaan zitten, haar hebben verteld dat ze sterker was dan ze dacht. In gedachten zei ze die woorden tegen zichzelf, maar ze klonken zwak en niet overtuigend. 
‘Oh Nathan’, fluisterde ze. Waar zou hij nu zijn? Ze sloot haar ogen. Waarschijnlijk was hij aan het werk in de haven bij de rivier, waar hij bijna dag en nacht te vinden was in een wanhopige poging genoeg geld bij elkaar te krijgen om de criminelen die achter hem aan zaten af te betalen. Dezelfde reden die haar in had laten stemmen met haar verbond met het verzet.
Alleen Nathan had niets van zich laten horen. In haar laatste brief vanuit het kasteel in Avarena had ze hem laten weten dat ze met een Onyx mee moest naar de academie in Veros. Ze had het adres van de academie onderaan de brief gezet. Hoe druk Nathan het ook had, hij maakte altijd tijd om terug te schrijven. 
De gedachte om haar kamer uit te gaan en in haar eentje de academie te doorkruisen op zoek naar de postruimte maakte haar misselijk. Hoe graag ze nu ook een brief van haar broer wilde lezen, ze kon zich er niet toe zetten. 
Haar vingers gingen naar de armband om haar pols. De vertrouwde bolling van de kralen kalmeerde haar iets. Dat bracht haar op een idee. Rheana duwde zichzelf overeind, trok haar tas over de vloer naar zich toe en groef tussen de spullen naar het zakje kralen dat ze zorgvuldig onderin had verborgen. Dit was de eerste keer sinds ze ze gekocht had dat ze de kralen kon bekijken. Ze ging in kleermakerszit op het bed zitten en haalde een handjevol kralen uit het zakje, evenals een stukje koord. 
Met haar broer en hun thuis in gedachten koos ze de mooiste kralen uit. Rood en oranje voor de warme tinten van de woestijn vlakbij, transparante glaskralen voor het glinsterende water van de Resa, en een groene kleur voor Nathans ogen. Onwillekeurig beeldde ze zich in wat voor ongeruste blik daarin moest hebben gelegen toen hij gelezen had dat ze naar de academie ging. Ze had erover getwijfeld hem op te zoeken om het hem persoonlijk te kunnen vertellen en afscheid van hem te nemen, maar ze wist dat hij haar tegen zou hebben gehouden. En dat mocht niet. Niet als ze op tijd genoeg geld wilde krijgen om zijn veiligheid en vrijheid te kopen.
Je hebt tot de volle maan in augustus om ons geld bij elkaar te krijgen, hadden ze tegen hem gezegd. Anders ben je van ons. Rheana herinnerde zich ieder woord die de vrouw had gesproken. Nathan had haar opgedragen zich te verstoppen in haar kamer en onder geen beding naar buiten te komen tot de mensen weg waren, maar dat had haar er niet van weerhouden het gesprek af te luisteren. 
De volle maan in augustus. Op dat moment was dat zes maanden ver weg geweest, inmiddels nog maar vijf. Vijf maanden om het absurd hoge bedrag dat hij hen verschuldigd was bij elkaar te krijgen. Hoe hard hij ook werkte, dat was veel te weinig tijd. 
Daarom moest ze het verzet iets nuttigs geven. Informatie waar ze iets aan hadden. Heel misschien kon ze Kaspian overtuigen om haar alvast een deel van het geld te geven, misschien dat het Nathan wat meer tijd kon opleveren.
Alleen hoe kon ze aan informatie komen als Dain haar terugstuurde naar Avarena? In de twee maanden die ze op het kasteel gewerkt had, had ze niets nuttigs gehoord. Maar hier, op de academie van Veros’ elitesoldaten, werden ongetwijfeld veel belangrijker dingen besproken. 
Ze kon niet terug. Dat besef drong zo helder tot haar door dat het de restjes angst voor het verlaten van haar kamer naar de achtergrond duwde. Zorgvuldig borg Rheana de nieuwe armband en de kralen op. Het rijgen van de armband had haar hoofd tot rust gebracht, genoeg om de academie te trotseren en Dain te vinden. 
Buiten haar kamer ontweek ze de leerlingen die ze tegenkwam zo goed als ze kon. Uiteindelijk vond ze een slaaf die haar kon vertellen dat Dain in een van de overdekte trainingsringen was. Aangezien de zon nog steeds stralend aan de hemel stond en de leerlingen buiten op de velden aan het trainen waren, trof ze Dain in een verder verlaten ruimte. Het enige geluid kwam van de klappen van zijn zwaard tegen de houten oefenpop voor hem. 
Rheana vertraagde haar pas. Elke uithaal zat vol agressie, omgezet in een dodelijke precisie. De splinters vlogen van de pop af iedere keer dat zijn zwaard zich in het hout begroef. Omdat hij met zijn rug naar haar toe stond, merkte hij haar niet meteen op. Behoedzaam kwam ze dichterbij de rand van de ring. Ze had hem niet eerder zo heftig met zijn zwaard in actie gezien - tot haar opluchting niet met zijn linkerhand. Zweetdruppels parelden vanuit zijn nek naar beneden, over de spieren van zijn schouders, de blote huid van zijn rug. 
Rheana dwong haar ogen terug naar boven. In de korte stilte in het moment dat hij zijn zwaard los moest trekken uit het hout sprak ze zijn naam uit om zijn aandacht te trekken. 
Met een frons op zijn gezicht draaide hij zich om. ‘Rheana.’ Hij klonk verbaasd en haastte zich naar haar toe. ‘Wat doe je hier? Is er iets aan de hand?’
‘Ik zocht je’, antwoordde ze. Haar vingers plukten aan een splinter in het hout van het hekwerk dat de ring afbakende. Dain legde een hand naast de hare en boog zich langs haar heen om een beker water te pakken van een kastje schuin achter haar. Hij was zo dichtbij dat ze de hitte voelde die van hem afsloeg. Toen hij zich terug bewoog, keek hij haar afwachtend en een tikkeltje bezorgd aan. 
Hoe ging ze hem vertellen dat ze niet terug naar Avarena wilde? Nog niet, in ieder geval - niet tot ze waardevolle informatie had verzameld. Hij had een goede reden om haar weg te willen hebben van de academie, eentje waar ze eigenlijk niet tegenop kon. Je zal wel moeten.
Rheana rechtte haar rug iets en keek hem aan. ‘Ik wil nog niet terug naar Avarena.’ 
Demish
Internationale ster



Zodra hij Rheana haar kamer had verlaten, had hij de agressie nog gevoeld. Iedere leerlign die hij tegen het lijf was gelopen, had meer olie op het vuur gegooid. Hij had hun gezichten niet gezien, hij was geen kennis van hun namen. Allemaal waren ze in zijn ogen hetzelfde. Stuk voor stuk zouden ze de volgende kunnen zijn die haar zouden kunnen benaderen. Die haar aan zouden kunnen raken. Hoe langer Rheana zich op de academie zou bevinden, hoe groter de kans zou worden dat haar weer iets zou overkomen. En de kans was groot dat hij er dan niet bij zou zijn om haar te beschermen.
Met een korte boodschap had hij mede gedeeld dat ze voor de dag niet meer beschikbaar zou zijn. Daarna had hij zich gehaast naar een afgelegen trainingsruimte. De meeste gevechtslessen vonden nu al buiten plaats, wat betekende dat Dain de ring voor zichzelf had. Hij had zich ontdaan van zijn officiële uitrusting en had zijn zwaard gegrepen.
Bij iedere slag beeldde hij zich in dat het de leerling was. Alsof hij met zijn lange, forse lichaam tegenover hem stond. Elke uithaal was dodelijk en Dain verloor zich in zijn gevecht met de houten pop die diende als oefen materiaal. Het gezicht van de leerling vervaagde en maakte plaats voor ieder ander die hem de afgelopen tijd de kast op had gejaagd. Opzichter Dragos, Dimitri, de mannen in de herberg en directeur Festus. Uiteindelijk bleef alleen hij nog over. De persoon die hem daadwerkelijk al die tijd in de weg had gestaan.
Hij had eerder weg moeten gaan. Hij had de baan als leermeester vanaf het begin moeten afslaan, zodat hij in Avarena had kunnen vluchten. Dan had hij Rheana nooit meegetrokken in dit alles. Dan had hij een hoop kunnen verkomen. Zelfs tijdens de reis waren er tientallen kansen geweest voor hem om te vluchten, maar hij had het niet gedaan. En nu was hij hier, op een academie waar ze de elite soldaten trainden. Het was zijn persoonlijke hel op aarde.
Rheana haar plotselinge aanwezigheid had hem laten schrikken. Hoe lang had ze daar gestaan? Waarom wandelde ze überhaupt door de academie? Haar reden werd echter al snel duidelijk, terwijl Dain een paar flinke slokken nam van het water dat hij klaar had gezet.
Zijn ogen schoten haar kant op toen hij haar hoorde. Ze wilde niet terug. Ze klonk zo vastberaden. Hij wist niet waar haar hersenen haar in het afgelopen uur hadden gebracht, maar hij kon geen gehoor geven aan haar wens. Rheana moest terug. Voor haar eigen veiligheid en voor de geruststelling van zijn eigen zenuwen.
‘Dit is niet iets waar we kunnen over onderhandelen, Rheana.’ Hij zette de fles aan de kant en zette een paar stappen naar achteren. Hij draaide het zwaard rond in zijn rechterhand. ‘Je moet terug naar je kamer, uitrusten.’
‘Je arm is nog niet geheeld,’ wierp Rheana tegen en ze knikte naar het verband om zijn linker onderarm. Dain schudde zijn hoofd. ‘We hebben hier dokters, personeel dat verstand heeft van medicijnen. Daarbij is hij bijna zo goed als nieuw. Je hebt je taak volbracht.’
Hij draaide zich om. Voor hem was het gesprek afgelopen. Achter hem hoorde hij de voetstappen van Rheana en in een vlugge beweging stond ze voor hem. ‘Ik kan niet alleen terug. En Dimitri-’
‘Ik zal je nooit laten reizen met Dimitri.’ Dat zou slecht aflopen voor haar. ‘Ik zal er voor zorgen dat je iemand toegewezen krijgt om je te begeleiden tijdens de reis. Iemand die ik vertrouw.’ Geen leerling. In ieder geval geen die een voorkeur had voor het vrouwelijk lichaam.
Rheana leek ontdaan, maar ze rechtte snel haar rug. ‘Maar denk aan alle tijd die het zal kosten voor een ander om te leren wat je nodig hebt, hoe je dingen wil.’
Dain snoof. ‘Nee.’ 
Haar veiligheid was niet een punt om over te discussiëren of te onderhandelen. Waarom deed zij alsof dat wel zo was? Hij kon niet toestaan dat ze hier zou blijven. Ook al wilde hij dat misschien ook. Rheana was de laatste persoon die hem herinnerde aan zijn menselijkheid, aan de man die hij kon zijn. Een onwetende smid uit de hoofdstad van Veros. Iemand die kon genieten van muziek en dans, lekkernijen en drank. Iemand met een simpel leven, met haar aan zijn zijde. Dat was echter niet het leven wat voor hem weg was gelegd.
Hij draaide zich van haar weg en liep met een grote boog om haar heen. Misschien dat als hij verder zou gaan met zijn training, al was het meer een uiting van agressie, ze vanzelf weg zou gaan.
‘Op het kasteel in Avarena is het anders ook niet zo veilig.’ Dain zijn vingers omsloten het heft van zijn zwaard. Wat betekende dat? Had iemand haar daar ook op die vuile manier aangeraakt? ‘En waarom luister je niet naar wat ik wil? Waarom-’
‘Omdat ik om je geef, Rheana!’  Verwoed gooide hij zijn zwaard aan de kant, het schoof door het zand en kwam een paar meters verder tot een stop. Hij draaide zich naar haar toe. ‘Omdat je hier net één uur bent en kijk wat er is gebeurd, kijk naar wat er nog kan gebeuren. Ik kan er niet altijd zijn om je te beschermen, om een oogje in het zeil te houden. En ik weet dat het oneerlijk is om jou weg te sturen, want wat die leerling je probeerde aan te doen, kon nooit jouw schuld zijn. Maar jouw aanwezigheid hier brengt je in onveilige situaties en ik sta niet toe dat iemand je iets aan doet.’
De stortvloed van emoties die gehuld gingen in zijn woorden kostten hem haast nog meer energie dan de fysieke inspanning van het afgelopen uur. Zijn borstkas ging snel op en neer en zijn hart klopte in zijn keel. 
Rheana bleef stil. Geen enkel woord viel over haar lippen. Ze keek hem met geschrokken ogen aan. Langzaam veranderde er iets in haar blik, in haar houding. Ze liep op hem af en legde haar arm rond zijn hals. Ze bracht haar eigen lichaam omhoog door op haar tenen te staan en daarmee was het alsof ze versmolten in elkaar. Instictief boog hij zijn hoofd naar voren, om hetgeen te starten waar hij al dagen geleden aan had willen beginnen. Ze was zo dichtbij. Een fout was zo dichtbij… Daim klemde zijn lippen op elkaar en trok zich iets terug. Hij kon het niet.
De wilskracht die bij hem ontbrak, leek Rheana wel te bezitten. Haar lippen vonden de zijne, maar Dain kon zich onmogelijk mee laten voeren door de zoen. Hij wilde het wel. Hij wilde zijn gedachten uitbannen, haar lichaam tegen het zijne voelen. Het zou alles echter alleen maar gecompliceerder maken. 
Hij trok zich terug.
‘Als je echt om me geeft…’ Ze zocht naar woorden, alsof ze logica probeerde te vinden in hetgeen wat hij zojuist had gezegd. Wat zij zojuist had gedaan. ‘Laat me dan nog even blijven. Een paar weken, maximaal.’
‘Rhea, ik-’ Hoe moest hij verwoorden wat er nu door hem heen ging, nu ze hadden gezoend? Hij nam haar armen vast en maakte zich los. ‘Ik blijf bij mijn beslissing. Dit is precies waarom.’ 
Daynty
Internationale ster



Twee dagen later was de woeste zee van woede weggeëbd uit zijn lichaam, maar de onrust had hem niet verlaten. De beelden van wat hij de personen die Maurelle hadden gestraft aan had willen doen, zweefden nog steeds ergens achterin zijn gedachten. 
Kian hief zijn hand en sloeg de beitel opnieuw tegen de rots aan. In plaats van de zachte steen waar het grootste gedeelte van de steengroeve uit bestond, sloeg hij dit keer op een hardere rotslaag. De gevangenen om hem heen hadden deze laag al bereikt. Het feit dat hij net iets langzamer werkte, was het enige zichtbare bewijs dat zijn verwondingen hem nog steeds parten speelden. 
De klap op het harde gesteente dreunde door zijn arm naar zijn schouder en rug. Hij siste en liet de beitel bijna tussen zijn vingers door glippen. Enkele anderen naast hem wierpen een schichtige blik opzij, maar staakten hun handelingen niet. Iedere vertraging, iedere afleiding werd afgestraft. Toch nam Kian een paar seconden langer om de pijn te verbijten, terwijl hij onopvallend om zich heen keek naar de dichtstbijzijnde soldaat. Achter de man, bovenaan de steengroeve, schoot een glimp van rode haren voorbij, onmisbaar in het felle zonlicht. 
Kians spieren verstrakten onmiddellijk. Datzelfde diep binnenin dat de bron van zijn woede vormde, wist aan wie de haren toe behoorden voordat het tot hemzelf doordrong. Hij staarde naar de plek waar Valeria alweer uit het zicht was verdwenen, er niet over uit of hij blij moest zijn dat er zoveel afstand tussen hen in zat of dat hij dat moest haten. 
‘Hé! Wat staan we hier te dromen?’ De soldaat die even geleden nog verderop op het pad had gelopen stond nu vlakbij. Zijn zweep wikkelde zich om Kians pols en met een ferme ruk trok het hem op zijn knieën. Hij kreunde van de pijnscheut die door zijn rechter bovenbeen trok. Met de woede van het zien van Valeria nog vers en hevig aanwezig in zijn lichaam dwong Kian zijn lichaam overeind. Hij stapte naar voren, zijn hand stevig om de beitel geklemd, zijn gedachten slechts gefocust op één ding: waar hij de soldaat met het gereedschap zou raken. Welke plek zou de meeste schade toebrengen? 
Maar zijn bewegingen waren wankel door de wond aan zijn been. Voor hij een stap kon zetten, hield een ijskoude druk tegen zijn keel hem tegen. 
‘Waar gaat dat heen?’ De soldaat had de zweep verwisseld voor zijn zwaard. Kian gromde en keek de man aan. Het zien van zijn grijnzende, bijna uitdagende gezicht schudde hem wakker uit de waas van woede. Geschrokken liet hij de beitel los. 
Hij was niet van plan geweest om de man daadwerkelijk iets aan te doen, probeerde hij zichzelf te overtuigen. Het was een opwelling geweest, een onbewaakt moment. Een onbewaakt moment waarop je bijna de schedel van een soldaat had ingeslagen. 
Kian struikelde achteruit, ontzet door de waarheid van die realisatie. Er waren ontelbare momenten geweest waarop hij de soldaten die hen afranselden iets aan wilde doen, maar dit was de eerste keer dat hij slechts een ademtocht verwijderd was geweest van handelen naar die gedachten. En dat terwijl hij juist met Maurelle had afgesproken dat hij geen aandacht op zich zou vestigen, dat hij de schijn op zou houden dat de marteling in de Toren het verzet in hem gebroken had. 
‘Ik wilde alleen opstaan’, reageerde Kian.
De ogen van de soldaat vernauwden. ‘Zei je wat?’
Kian ademde scherp uit tussen zijn opeengeklemde kaken door. Een moment lang staarde hij de soldaat aan, verwikkeld in een innerlijk gevecht tussen zijn woede en zijn verstand. Uiteindelijk won dat laatste. Hij sloeg zijn ogen neer en boog zijn hoofd. ‘Nee, soldaat’, mompelde hij. 
‘Dat lijkt er meer op.’ In de minachtende stem van de soldaat was zijn grijns te horen. ‘Jullie verzetsstrijders zijn allemaal hetzelfde.’ Kian hoorde dat de man zijn zwaard terug in de schede schoof. ‘Jullie komen binnen met een grote mond, maar één tripje naar de Toren en jullie kruipen als willoze slaven voor onze voeten.’
De woorden galmden na in Kians hoofd, zo oorverdovend dat het de lach van de man overstemde. Zijn ogen waren strak gefixeerd op de beitel voor zijn voeten. Hij kon naar voren duiken, de beitel pakken en de scherpe kant ervan door de keel van de man rammen. Een einde maken aan zijn minachtende opmerkingen. 
Daarmee maak je ook gelijk een einde aan jezelf. Is dat wat je wil? Maurelle alleen hier achterlaten?
Alle verzet vloeide weg uit zijn lichaam bij die ene gedachte. Hij griste de beitel van de grond en draaide zich terug naar de rotswand, waar hij met krachtige slagen de rots en zijn woede begon weg te hakken. 
Demish
Internationale ster



De tweede dagen die waren verstreken voelden aan als een waas. Lucion deed zijn best om Maurelle zoveel mogelijk gemakkelijke klusjes te geven waar ze haar handen niet teveel mee belastte, maar hoe langer de landheer zich op het kamp bevond, hoe moeilijker het werd om niet te laten merken dat er meer speelde tussen hen. Andere soldaten hadden Maurelle gevonden en gezien haar overduidelijke verwondingen, de sporen die haar straf achter hadden gelaten, was het voor hen des te leuker om haar zwaar werk te laten verrichten.
Valeria had ze niet meer gesproken. Ieder moment dat ze elkaar tegen het lijf waren gelopen, meestal in de kamer waar ze sliepen, had Maurelle haar ontweken. Dat ze hun vriendschap al had moeten zien verwateren, had ze kunnen accepteren. Dat Valeria had besloten om haar te verraden, haar in de gaten te houden en vervolgens het figuurlijke mes van verraad had overhandigd aan de soldaat, was onvergeeflijk.
Heer Eyad had haar de opdracht gegeven om zijn gewassen kleding op te halen, wat een redelijk makkelijke taak was om uit te voeren. Haar handen werden goed verzorgd, vooral door Lucion, en de medicijnen verzachtten de pijn. Toch hielp niets zo erg als de stem van Kiam in haar hoofd en zijn bezorgde, lichte ogen. Maurelle verlangde naar een moment met hem alleen, maar ze wist dat dat teveel gevraagd was. Zeker nu ze in de gaten werd gehouden.
Met een mand vol was liep ze de kamer van Lucion binnen. De donkere man zat gebogen over het bureau, bezig met documenten waar Maurelle hem al vaker had in zien lezen. In haar kriebelde de drang om hem te vragen of hij bezig was voor haar en Kian. Of hij al een weg naar buiten had gevonden. Ze was minder geneigd om te vragen naar haar familie, waar hij tevens ook naar opzoek was. Ze verwachtte immers dat hij niets zou vinden.
‘Ben je gevolgd?’ vroeg hij aan haar, terwijl Maurelle zich stortte op het opvouwen van de was. De bewegingen deden pijn aan haar handen. Iedere keer dat ze haar vingers boog, trok haar huid samen en voelde het alsof de zweep opnieuw samen werd gebracht met haar huid.
‘Niet dat ik weet. In ieder geval niet door Valeria of Lazar.’ De soldaat had immers aangenomen dat Valeria hem foute informatie toe had gespeeld. Daardoor verdacht hij haar niet meer van haar vreemde gedrag, maar het betekende niet dat ze weer veilig was.
Heer Eyad kwam overeind en liep naar de deur, waar hij controleerde of niemand aan de andere kant stond te luisteren. Toen hij daar zeker van leek te zijn, liep hij naar Maurelle toe. De opgevouwen avondjas die ze vast had, nam hij uit haar handen en legde hij op het bed. Hij gebaarde naar de lege plek, waar Maurelle kon zitten.
Voorzichtig nam ze plaats, twijfelend over wat er ging gebeuren. Sinds de nacht dat hij Kian van haar kamer had gestuurd, vond ze het moeilijk om hem te peilen. Hij had geen moment boos of geërgerd op haar gereageerd, ondanks dat zij hem terecht had gewezen op zijn gedrag. Het deed haar twijfelen hoe Eyad hun samenwerking zag.
Hij wandelde naar het bureau en haalde uit één van de lades een stuk papier. Hij nam naast haar plaats en zijn lichaam deukte het matras in. Het papier werd voor haar ogen uitgevouwen. Het duurde een paar seconden voordat haar ogen de getekende gebouwen herkenden. Het was een plattegrond van het kamp. Wat ze echter niet kon plaatsen, waren de kronkelende lijnen die over het papier liepen. Ze waren getekend met een ander soort inkt, waardoor het leek alsof ze later toe waren gevoegd.
‘Het is een plattegrond van het kamp,’ legde Lucion uit. Hij wees naar de getekende lijnen en volgde die met zijn vinger. ‘En dit zijn de tunnels die onder het land doorlopen.’
‘Tunnels?’ herhaalde Maurelle. Ze had nog nooit gehoord van tunnels onder het kamp. Had Dragos ze verzwegen? Dat moest haast wel. Als een gevangenen hier weet van zou krijgen, dan zouden ze kunnen ontsnappen. Dragos zou dat risico niet kunnen nemen. Sterker nog: de opzichter zou elke manier van een mogelijke ontsnappingsroute vernietigen. ‘Denk je dat deze er nog zijn?’
‘Absoluut.’ Lucion boog zich naar de kaart toe, en daarmee schoof hij ook een stuk dichter naar Maurelle toe. ‘Ik heb ze overgenomen van oude bouwplannen van mijn vader, toen het kamp nog niet bestond. De grond was in eerste instantie bedoeld voor een steengroeve, maar toen Dragos hier kwam met zijn plannen…’
Maurelle keek opzij. Ze kende het verhaal. Lucion zijn vader was de oorspronkelijke landheer geweest, maar had niet willen meewerken aan de plannen van Dragos. Dat was hem uiteindelijk fataal geworden. Zijn donkere ogen vonden de haren en snel wendde ze haar gezicht af, terug naar hetgeen wat hij haar had gepresenteerd.
‘Denk je dat we via de tunnels kunnen ontsnappen?’ vroeg ze zacht. Pas toen ze de woorden hardop uitsprak, besefte ze dat dit misschien haar weg naar buiten was. Hun weg naar buiten.
‘Het lijkt me de meest haalbare optie,’ zei heer Eyad. Hij rolde de plattegrond op en overhandigde hem haar. ‘Hier, dan kan je hem aan Kian geven.’
Maurelle knikte en de legde de rol papier op haar schoot. ‘Dankjewel. Ik waardeer echt dat je ons zo probeert te helpen.’
‘Ik houd me aan mijn belofte als jullie dat ook doen.’ Het vernietigen van het kamp. Dat was wat hij hen had verteld. Het idee om terug te keren naar deze plek als ze eindelijk vrij zou zijn, beangstigde haar. Ze wist echter dat het niet meer dan eerlijk was om hun belofte aan hem in stand te houden.
‘Zodra Kian contact heeft met het verzet, kunnen we dat.’ Maurelle rolde de plattegrond uit en besloot hem op te vouwen, zodat ze hem gemakkelijker kon verstoppen in de zakken van haar jurk. Ze keerde terug naar haar taak, het opvouwen van de was. Ze voelde hoe zijn ogen op haar brandden, aftastend of hij haar een vraag moest stellen. 
Het bleef echter stil, zijn woorden afgestorven in zijn gedachten. 
Daynty
Internationale ster



De woorden van de soldaat hadden hem de rest van de dag niet met rust gelaten. Jullie kruipen als willoze slaven voor onze voeten. Ze hadden zich vastgezet in zijn hoofd, zich ingegraven in zijn gedachten. Elke keer als ze naar de achtergrond dreigden te verdwijnen, kwamen ze opnieuw opzetten, als een onkruid dat zich niet liet verdelgen. 
Aan het einde van de dag voelden zijn armen aan als pap. De wond in zijn schouder protesteerde hevig bij iedere beweging, maar in ieder geval had de woede zijn lichaam grotendeels verlaten. Desondanks was hij er niet gerust op. Er bleef een spanning in hem huizen, een alertheid. Hij was bang dat de razernij hem bij het kleinste ding opnieuw in alle hevigheid zou overspoelen. Het voelde onvoorspelbaar en gevaarlijk. En hij had geen idee waar het zo plots vandaan kwam.
Kian sleepte zichzelf achter de andere gevangenen aan de steengroeve uit, richting de eetzaal. Het urenlang inhakken op de harde rotswand en het vechten tegen de woelige gedachten hadden hem meer uitgeput dan hij tijdens het werken door had gehad. Nu hij de gereedschappen had laten vallen en er een warme maaltijd lonkte - of iets wat daarop leek - was het alsof hij tegen een muur van vermoeidheid opliep. De nachten waren al kort en als hij met Maurelle had afgesproken werden er nog meer uren van zijn nachtrust afgesnoept. 
Terwijl hij zich door de stroom mensen liet meevoeren richting het eetgebouw, bekroop hem een onbehaaglijk gevoel. Hij wrong zich tussen een paar gevangenen door naar de buitenkant van de groep en vertraagde zijn pas. Naast de deuren van de eetzaal stond een handjevol soldaten om erop toe te zien dat er geen ongeregeldheden uitbraken, maar ze waren drukker bezig met praten met elkaar dan met het letten op de gevangenen. Niemand hier was zo dom om overdag iets proberen uit te halen. 
Kian schoof zijn handen in zijn zakken en slenterde verder. Het lukte echter niet om het gevoel dat hij bekeken werd van zich af te schudden. Opnieuw liet hij zijn ogen over de omgeving glijden, in de veronderstelling de priemende blik van een soldaat op hem te zien rusten. Vlak voor hij zich bedacht dat het een verbeelding moest zijn, werd zijn aandacht getrokken door een beweging in de schaduwen van het eetgebouw. De gestalte ging deels schuil achter een stuk uitstekend muur aan de rechterkant van het gebouw, maar zelfs nu herkende hij de springerige, donkere krullen en de vorm van haar lichaam. Hij moest zichzelf dwingen om zijn voeten in beweging te houden en niet verbaasd stil te blijven staan. 
Maurelle wenkte hem. Kian controleerde of de soldaten bij de deuren nog steeds afgeleid waren, waarna hij zich van de groep losmaakte en met vlugge passen naar haar toeliep. 
‘Maurelle?’ Geschrokken wierp hij een blik over zijn schouder. ‘Wat doe je hier?’ Zijn ogen namen haar vluchtig in zich op. ‘Is er iets gebeurd?’
Driftig wenkte ze hem om verder achter de muur te stappen. Haar handen waren nog steeds ingezwachteld in verband, zij het minder dik dan twee dagen geleden. ‘Ik heb iets.’ Ondanks dat ze fluisterde, was de verwachting in haar stem onmisbaar. Het maakte dat zijn bezorgdheid plaatsmaakte voor nieuwsgierigheid. ‘Maar ik kan het niet laten zien. Niet hier.’ 
Hoewel Kian haar het liefst meteen had laten vertellen wat ze had gevonden, besefte hij ook dat dit niet de juiste plaats was. Hoewel het uitstekende stuk muur van het eetgebouw hen aan het directe zicht van de soldaten onttrok, waren ze te zien voor iedereen die vanuit de toren of het hoofdgebouw een blik hun kant op wierp. 
Na een vlugge blik op de omgeving leidde Kian Maurelle met een hand op haar rug naar de achterkant van het gebouw. 
Demish
Internationale ster



Brandend had de plattegrond verborgen gezeten tussen haar kleding, wachtend om een groter vuur aan te steken. Bij iedere beweging die Maurelle had gemaakt, had ze de papieren gevoeld. De punten hadden door de stof van haar jurk heen geprikt, het document was verschoven als ze haar armen had gestrekt. Haar gedachten waren bezet geweest door de kronkelende lijnen. Tunnels. Hun kans naar buiten. Het was te groot geweest om te wachten totdat zij en Kian elkaar ergens in de komende nachten zouden treffen. Ze had het kwijt gemoeten, dus had ze een manier bedacht om Kian eerder te kunnen spreken.
Tijdens het avondeten.
Gelukkig had Kian haar gespot en had ze ongezien zijn aandacht weten te trekken. Bij het zien van de miserabele staat waar zijn lichaam zich in bevond, en de vermoeidheid die over zijn gezicht dwaalde, werd ze nogmaals herinnerd aan waarvoor ze dit deed. Voor hem. Voor hen allebei. Kian moest terug naar het verzet, hij moest een einde zien te maken aan deze verschrikkelijke manier van leven. En zij moest ontsnappen. Na tien jaar op het kamp te hebben overleefd, was het haar beurt om te gaan leven. Om te rennen, lief te hebben en verhalen te creëren zoals Kian die had. Simpelweg bestaan was niet langer aan haar besteed. 
De achterkant van het gebouw was beschut. Niet zo beschut als hun gebruikelijke ontmoetingsplek, maar voor nu was het genoeg. Iedere gevangene zou in de eetzaal zijn, dus het grootste gedeelte van de soldaten ook. Niemand zou opmerken dat er twee gevangenen misten. Eigenlijk maar één, sinds Maurelle al weken niet meer mee at met de gevangenen.
Kian stond voor haar, zijn ogen gericht op de plek achter haar. Hij was degene die zicht had op de doorgang die zij net hadden gebruikt. Zijn gezicht stond gespannen, maar in zijn ogen kon ze aflezen dat ze veilig waren en dat ze kon onthullen waarvoor ze hem nog voor de avondklok aan had gesproken.
‘Lucion had iets gevonden in de documenten van zijn vader.’ Maurelle sprak voorzichtig. Ze waren niet alleen, zoals gewoonlijk. In het gebouw naast he bevonden zich zoveel mensen dat het mogelijk zou zijn dat ze zouden worden gehoord.
Met moeite wist ze het document van haar verstopplek te halen. De pijn in haar handen werd weggedrukt door de adrenaline die ze al de hele dag voelde. Ze vouwde het papier open en gaf het aan Kian. Ze wees één van de kronkelende lijnen aan die Lucion haar had laten zien.
‘Tunnels,’ fluisterde ze. ‘Die waren er al voordat Dragos hier het kamp vestigde. Lucion zegt dat ze nog in tact zijn. Als dat klopt, dan zijn er meerdere manieren om hier weg te komen.’ Ze waren zo dichtbij. Het verlangen klonk door haar woorden, de vrijheid die letterlijk om de hoek was.
Het liefst wilde ze springen en zijn handen vastnemen, hem vertellen dat dit hun kans was. Dat ze het vertrouwen had dat ze dit samen aan zouden kunnen. Kian bleef echter rustig, zijn ogen nu gericht op het document in zijn handen. Ze vroeg zich af wat er door zijn hoofd ging. Of hij het met haar zou delen.
‘Ik had niet gedacht dat jullie zo onvoorzichtig zouden zijn.’ De stem deed de haren in haar nek recht overeind staan. Nog voordat ze besefte wat er aan de hand was, greep Kian haar vast en duwde hij haar achter zijn eigen lichaam. In die beweging wist Maurelle het document van hem over te nemen en achter haar rug te houden.
Voor hen stond een soldaat. Een tevreden grijns rustte op zijn gezicht, alsof hij een schat had aangetroffen. Zijn hand lag op zijn zwaard, maar hij had hem nog niet getrokken. Maurelle herkende hem, maar wist zijn naam niet te benoemen. De paniek had alles vervaagd. Haar vermogen om na te denken, om te praten. Het enige wat ze kon, was verstijfd achter Kian staan.
‘Twee gevangen die iets aan het bekokstoven zijn, moeten toch wel slimmer zijn dan dat ze in het daglicht afspreken, hm?’ De soldaat stapte naar voren. Maurelle voelde hoe Kian haar met zijn arm nog verder naar achteren drukte. Ze legde haar hand op zijn arm, de spieren daaronder aangespannen. ‘Ik had genoegen genomen met alleen haar, maar dat jij er bij bent, is des te beter.’
Maurelle haar adem stokte, haar benen trilden. Wat had ze gedaan dat iemand haar op het spoor was gekomen? Ze had moeten wachten totdat het nacht was geworden, dan was het veiliger geweest. Nu waren ze betrapt, door haar. Het hele plan kon mislukken, door haar. Kian zou het verzet niet bij elkaar kunnen rapen, het kamp zou nooit vernietigd kunnen worden.
‘Waarom laten jullie niet zien wat jullie proberen te verstoppen? Ik weet zeker dat Dragos er ontzettend in geïnteresseerd is.’
Daynty
Internationale ster



Een plattegrond van het kamp, dat was wat Lucion na dagenlang de papieren van zijn vader doorzoeken mee was aan komen zetten. Kian kon niet ontkennen dat hij sceptisch was geweest toen Maurelle het papier voor hem had uitgerold, maar zodra ze op de kronkelende lijnen had gewezen waren zijn ogen groter geworden. Hij was met zijn vingers over het papier gegaan, de talloze lijnen volgend die ogenschijnlijk willekeurig over de plattegrond liepen. Het waren niet slechts een paar tunnels, maar talloze die de bergen in liepen en daar van de kaart verdwenen. De meeste tunnels begonnen in het oude gedeelte van het hoofdgebouw, dat was uitgehakt in de bergwand. Al kijkend naar de plattegrond had hij zoveel vragen - Wisten meer mensen van deze tunnels af? Wist Dragos van het bestaan ervan? Wie had ze gemaakt? - maar hun euforie werd ruw verstoord. 
De woorden die de soldaat sprak galmden na in Kians hoofd. Hij had Maurelle in een reflex achter zich geduwd, maar verder had hij een moment lang alleen kunnen staren naar de man die voor hen stond. Naar de hand op de knop van het zwaard. Hoe had hij hen ontdekt? Kian worstelde om zijn hoofd helder te maken. Wat had de man net gezegd? 
Ik had genoegen genomen met alleen haar. Daarmee doelde hij op Maurelle, dat kon niet anders. Was hij haar gevolgd hier naartoe? In zijn gedachten ging Kian razendsnel de mogelijkheden langs. De soldaat kon haar zijn gevolgd omdat hij Maurelle alleen wilde treffen - een gedachte die Kian net op tijd weg wist te drukken om te voorkomen dat het de woede in hem voor de tweede keer vandaag zou ontketenen. Uit de woorden van de soldaat was echter niet naar voren gekomen dat hij Maurelle voor zijn eigen plezier apart wilde hebben. Het klonk eerder alsof hij haar ervan verdacht bezig te zijn met dingen die niet mochten en hij haar daar op had willen betrappen. 
Hij kon geen beter moment voor zichzelf hebben gekozen, dacht Kian verbitterd. Achter hem hoorde hij Maurelles ademhaling haperen toen de soldaat nog een stap op hen af zette. Voorzichtig duwde Kian haar vader achteruit, zijn ogen gefixeerd op de dreiging voor hem. Hoe verder de man de nauwe ruimte in stapte, hoe minder ruimte er was voor hem om zijn zwaard rond te zwaaien. Bovendien zou hij uit het zicht raken van de binnenplaats en de Toren. 
‘Wat laat je denken dat we iets proberen te verstoppen?’ Kians stem klonk kalm, totaal het tegenovergestelde van de paniek die door hem heen gonsde. ‘We wilden alleen even met z’n tweeën zijn.’ Het was geen leugen, niet helemaal althans. Hij en Maurelle wilden daadwerkelijk een moment alleen zijn, maar niet om de reden die de soldaat uit zijn woorden haalde. 
‘Is dat wat je mij wil laten geloven?’ De honende lach van de man liet een nieuwe vlaag van paniek opwellen in Kian. Om zijn arm voelde hij Maurelles vingers zich steviger vastklampen. ‘Dat gaat niet lukken. Daarvoor heeft ze mij genoeg verteld over jouw’, hij keek naar Maurelle, ‘geheimzinnige gedrag.’
Kian voelde de neiging om achterom te kijken, om Maurelle te vragen over wie de “ze” was waarover de soldaat het had. Maar er was een betere manier waarop hij van het onbewaakte moment van de man gebruik kon maken. 
‘Dan heb je je hier door haar heen laten sturen met foute informatie’, reageerde Kian. Hoe hij het ook wendde of keerde, de soldaat moest dood. Die gedachte was voor hem net zo vanzelfsprekend als ademhalen. Er was geen mogelijkheid dat de soldaat kon blijven leven, niet met de informatie die hij nu in handen had. Zelfs al wist hij niet wat ze hier met z’n tweeën deden, het feit dat hij Kian samen had gezien met Maurelle was iets waarvoor hem het zwijgen opgelegd moest worden. Als die informatie bij Dragos kwam, prikte hij onmiddellijk door hun plan heen.
Kian keek gespannen naar de soldaat. Het was zij tweeën of de man - maar daarvoor moest hij eerst achterhalen of er iemand was die zijn verdwijnen aan hen zou kunnen linken. 
‘Ik heb me door niemand laten sturen’, grauwde de man, zijn ego duidelijk gekrenkt door die suggestie. Hij keek opnieuw naar Maurelle, dit keer met meer woede in zijn ogen. ‘Dankzij jou heeft ze onterecht een straf moeten ondergaan. Zodra ze me vertelde over jouw stiekeme gedrag had ik geen aanmoediging nodig om op onderzoek uit te gaan.’
Kian hoorde Maurelle geschrokken inademen. ‘Valeria’, raadde ze. Bij het horen van die naam voelde hij de onrust opwellen in zijn lichaam. In plaats van het proberen te onderdrukken, liet Kian het dit keer toe. Het verhoogde zijn hartslag, verscherpte zijn zintuigen. Het hielp hem om het restje twijfel dat nog in hem huisde - twijfel omdat hij niet iemand wilde vermoorden vlak voor Maurelles ogen - te verstikken. 
‘Zie dit maar als wraak daarvoor.’ De soldaat was jong en arrogant. Dat maakte hem onvoorspelbaar, maar als er een ding was dat Kian had geleerd de afgelopen jaren, dan was het dat iemand die praatte, verwachtte dat de tegenstander daar naar luisterde. ‘Alleen zal het voor jullie -’
Middenin de zin dook Kian naar voren. Zoals verwacht greep de soldaat naar zijn zwaard, maar voor hij het wapen kon trekken had Kian zijn onderarm vastgegrepen en ramde hij deze met al zijn kracht op zijn knie. Bot kraakte en de soldaat schreeuwde. 
Inwendig vloekte Kian. Hij wierp een vlugge blik op de doorgang achter de man, hopend dat er geen soldaten in de buurt waren die hem konden horen. Ondanks dat zijn ene arm nu gebroken en nutteloos langs zijn lichaam hing, reageerde de soldaat snel. Met zijn andere hand greep hij blind naar Kians haren en hij sloeg zijn hoofd tegen de muur van het eetgebouw. 
Ver weg hoorde Kian Maurelle een geschrokken geluid maken, terwijl hij vocht tegen de duizeligheid die hem overviel. Het geluid van een zwaard dat getrokken werd, verdreef de verdwaasdheid uit zijn hoofd. Net op tijd om weg te duiken voor de vlijmscherpe punt die op zijn borstkas afkwam. Het zwaard ketste af op de muur en Kian kromp ineen om het geluid. Hij moest de man uitschakelen, nu. Voor het geluid een hele horde soldaten hun kant op leidde. 
De man had een kostbare seconde nodig om zijn zwaard in de smalle ruimte te manoeuvreren. Kian dook eronderdoor, greep zijn pols vast en sloeg deze tegen een uitstekende punt van de rotswand ernaast. Hij griste het zwaard uit de hand van de man voordat deze op de grond viel en wierp deze richting Maurelle, hopend dat zij het wapen ving zodat het niet opnieuw tegen het steen kletterde. 
De soldaat graaide met zijn armen naar Kian, probeerde zijn gezicht te raken en zijn shirt vast te grijpen, maar zijn vingers waren verzwakt door de pijn. Kian verdwaasde de man met een stomp in zijn gezicht, waarna hij langs de man heen glipte en zijn arm stevig om diens keel heen klemde. De adrenaline verdreef alle vermoeidheid van het werken uit zijn armen. Met zijn andere hand over de mond van de man gedrukt, zodat hij niet om hulp kon schreeuwen, klemde hij met zijn arm zijn luchtpijp dicht. Net zolang tot het lichaam van de man bewegingloos op de grond zakte. 
Kian stak zijn hand uit naar Maurelle, naar het zwaard. Ze staarde met grote ogen naar de soldaat, haar lichaam verstijfd van angst. Kian haatte het. Hij haatte het dat ze hem dit had zien doen. 
‘Maurelle?’ vroeg hij voorzichtig, bang dat ze wellicht zou schrikken. Nu verplaatsten haar bange ogen zich naar hem. Het voelde alsof hij een klap in zijn gezicht kreeg. Hij wilde haar geruststellen en haar vertellen dat ze hem niet hoefde te vrezen. Maar als hij eerlijk was tegen zichzelf kon hij het haar niet kwalijk nemen als ze nu bang voor hem zou zijn. En er was geen tijd om zich daar nu over te piekeren. Hij moest er zeker van zijn dat de soldaat dood was en bleef, en het lichaam moest verborgen worden.
Kian herhaalde nog een keer haar naam, iets dwingender dit keer. Haar lichaam kwam met een schok in beweging en ze reikte hem het zwaard aan. Terwijl hij het aanpakte, probeerde hij het hevige trillen van haar hand te negeren. Hij positioneerde zichzelf zo dat ze niet kon zien wat hij deed. Daarna sneed hij de keel van de soldaat door. 
Demish
Internationale ster



Met dichtgeknepen ogen had ze haar gezicht afgewend toen Kian naar de soldaat toe was gestapt. Ondanks dat zijn eigen lichaam het zicht op zijn handelingen hadden geblokkeerd, had ze niets mee willen krijgen van wat er zou gaan gebeuren. Pas enkele seconden nadat ze het zwaard op de grond had horen vallen, had ze haar ogen durven openen. Hij was dood. Zijn leven was beëindigd, door Kian. Ze had het gevecht aanschouwd met een knoop spanning in haar maag en haar tanden gevestigd in haar onderlip. Nu pas proefde ze de smaak van ijzer in haar mond.
Haar hele lichaam trilde. Ze had het koud. Haar gedachten vlogen door elkaar, onmogelijk om er één vast te grijpen en zichzelf tot kalmte te bedaren. Valeria had haar, wederom, verraden. Het was niet voldoende geweest voor haar om te zien dat Maurelle gestraft was. Ze had verder moeten gaan. De soldaat had haar gevolgd, op aanwijzingen van Valeria. En nu was hij dood. De sterke armen van Kian hadden het zuurstof uit zijn lichaam gebannen en om er zeker van te zijn dat hij hun ontmoeting aan niemand had kunnen doorspelen, had Kian er met zijn eigen zwaard een einde aan gemaakt.
Kian.
Hij had zich nog niet naar haar omgedraaid. Zijn lichaam stond strak, als een standbeeld. Maurelle had meer executies meegemaakt dan dat ze wilde toegeven, maar ze had altijd medelijden gehad met de slachtoffers. Nu had ze diezelfde gevoelens, maar dan voor Kian. Kian was puur en zorgzaam. Beschermend en liefhebbend. Ondanks dat hij bereid was om door te gaan tot het bittere eind, was een leven nemen niet iets waarvan ze vermoedde dat hij dat eerder had gedaan. Ze haatte het dat hij daar nu mee moest leven. Dat hij geen keuze had gehad.
Ze dwong haarzelf een stap naar hem toe te zetten. Ze stak haar hand naar hem uit, haar vingers trilden in de lucht. Ze vond zijn bovenarm en klemde haar vingers er omheen. Bijna meteen probeerde hij haar aanraking van zich af te schudden, maar Maurelle wilde het niet toelaten. Hij had haar nodig. Hij moest horen dat ze hem niet zag als een monster. Hij had haar beschermd en daarmee ook hun plan.
‘Kian.’ Dit keer was het haar stem die dwingend klonk, al was de schrik nog goed hoorbaar. Opnieuw legde ze haar hand rond zijn arm. Ze trok hem naar achteren en nam hem in haar armen. Normaal gesproken was hij degene die zijn armen om haar heen legde, haar verstopte in een veilige haven, maar nu had hij het nodig.
Het duurde even voordat Kian zijn lichaam tot leven kwam en zijn armen om haar middel sloten. Langzaam liet hij zijn hoofd op haar schouder rustten en Maurelle verstrengelde haar vingers met zijn donkerblonde haren. Voorzichtig, omdat hij een flinke klap tegen zijn hoofd had gehad.
‘Het is oké,’ suste ze hem. Ze besefte zich hoe bizar die woorden wel niet moesten klinken. Hoe kon ze een moord goedpraten?  Ze had Valeria al de huid vol willen schelden omdat ze had geholpen bij de executie. Nu had Kian iemand vermoord met zijn blote handen, en met de assistentie van een zwaard, maar bij hem voelde ze alleen maar de behoefte om hem te verzekeren dat het niet erg was. Ook zij had geweten dat er geen andere optie was geweest. Als ze hem hadden laten leven, dan zou Dragos hun plan hebben opgemerkt en geen van hen zou dat overleven.
‘Nee, dat is het niet.’ Zijn stem klonk zo ijzig. Alsof de duisternis die kwam kijken bij het nemen van een leven hem meteen had geconsumeerd. Maurelle weigerde dat te geloven. Ze had misschien gelachen toen ze er achter was gekomen dat zijn codenaam de Zon was geweest. Ze had gedacht dat het op zijn donkerblonde haren had gewezen, die als goud konden glanzen in de stralen van de grootste ster die aan de hemel stonden, maar voor haar betekende het wat anders.
Kian was haar hoop, dat had ze hem al eerder verteld. Hij was de reden dat ze geloofde dat zijn gestoorde plan een kans van slagen had. Hij liet haar verder denken, aan een leven vol vrijheid. Hij gaf haar warmte en bracht gevoelens met zich mee waarvan ze nooit had gedacht dat ze nog in staat was geweest om ze te voelen. Zijn aanwezigheid was precies zoals die van de zon. Zelfs op de donkerste dagen, wist ze dat hij nog ergens boven de grijze wolken scheen.
Zo ook nu.
‘Je had geen keuze,’ fluisterde ze hem toe. ‘Het was hij of wij.’ Ze stopte haar gedachten die vanzelf gingen naar de situatie waar ze zichzelf nu in hadden kunnen bevinden, bij Dragos op het kantoor. Ze wilde niet denken aan de straffen die ze nu waren ontlopen.
Maurelle gluurde over de schouder van Kian naar het lijk van de soldaat. Het was een afgrijselijk aanzicht. Kian had een scherpe snee gemaakt. Het was niet rommelig, op het bloed dat over zijn hals naar beneden stroomde. Ze realiseerde zich dat ze de soldaat hier niet zouden kunnen laten liggen. Vroeg of laat zou iemand hem vinden.
Ze wendde haar blik weer af en focuste zich op Kian. Op zijn lichaam, dicht tegen dat van haar. Ze hoorde zijn hart kloppen. Zijn armen lagen strakker rond haar middel en zijn adem kwam in wolkjes tegen haar hals. Ze kon het hem niet kwalijk nemen, of hem vrezen.
‘Dankjewel.’ Ze slikte. Als Kian haar niet had gezien, had de soldaat haar misschien wel in haar eentje aangesproken. Ze had hem nooit aan gekund. Zonder Kian had ze hoe dan ook bij Dragos gestaan. Hij had dat weten voorkomen en hij had haar beschermd.
‘Voor zoiets zou je me niet moeten bedanken,’ treurde Kian.
‘Dat doe ik wel.’ Maurelle klonk vastberaden. ‘Zonder jou had dit anders af kunnen lopen. Ik zou willen zeggen dat ik hem in mijn eentje aan had gekund, maar we weten allebei dat dat niet waar is. Je koos ervoor om mij te beschermen, om ons plan te beschermen. Je verdient om bedankt te worden. Je verdient nog meer dan dat.’
Daynty
Internationale ster



Maurelles woorden kwamen zijn hoofd binnen, maar het was moeilijk om ze te geloven. Hoe kon ze hem bedanken voor wat hij had gedaan? Hij was zich ervan bewust dat dit de juiste keuze was geweest, ze mochten niemand in de weg van hun plan laten staan. Niet nu ze Eyads hulp hadden en een plattegrond met mogelijke uitwegen. Niet nu ze zo dichtbij waren. Hij kon zichzelf het doden van de soldaat vergeven, maar wat hij zichzelf niet kon vergeven was het feit dat Maurelle alles had moeten zien. 
Kian ademde diep in en in een trillerige zucht blies hij zijn adem uit. Hij probeerde zich te focussen op de geruststellende streling van Maurelle haar vingers over zijn rug. Zijn eigen armen lagen nog steeds om haar middel heen, stevig en doodstil. Hij was bang dat zelfs de kleinste beweging haar liet beseffen wat hij had gedaan. Dat ze alsnog achteruit zou deinzen van hem. 
Maar de seconden verstreken, regen zich aaneen tot een minuut en ze bleef hem stevig vasthouden. Hij sloot zijn ogen en focuste zich op haar ademhaling, die langs zijn hals kriebelde. 
‘Kian’, fluisterde ze na een tijdje. Ze maakte zich voorzichtig van hem los. Even verstijfde hij, maar zodra tot hem doordrong dat ze niet bang wegstapte van hem, keerde de rust terug in zijn lichaam. ‘We kunnen hem niet zo laten liggen.’
Kian nam een kort moment om zich voor te bereiden op de aanblik van de soldaat voor hij zich ernaar omdraaide. Toch trof het beeld hem. Om het hoofd van de man had zich een rode plas gevormd. Bloed sijpelde nog langzaam uit de diepe snee in zijn hals. Zijn ogen staarden nietsziend naar de lucht, de glazige gloed verraadde dat het leven hem had verlaten. 
Het was niet Kians eerste dodelijke slachtoffer. Bij acties van het verzet voor en tijdens de revolutie had hij meerdere levens afgenomen, maar dat was altijd vanaf een afstand gebeurd. Met pijl en boog, met vuur. Dit was de eerste keer dat hij zijn slachtoffer van dichtbij in de ogen had gekeken, dat hij onder zijn eigen, blote handen had gevoeld hoe het lichaam verslapt was. 
Hij keek opzij toen Maurelle zachtjes zijn arm aanraakte. De kalmte die in haar donkere ogen lag, gaf hem de grip op zijn eigen gedachten terug. 
‘Je hebt gelijk.’ Hij schraapte zijn keel en keek om zich heen. In de smalle doorgang tussen het eetgebouw en de rotswand waren niet echt verstopplekken, hooguit plekken waar een lichaam minder in het direct zicht lag. ‘Daarzo.’ Kian knikte naar een welving in de rotswand, gehuld in schaduwen doordat de rotsen daarboven iets over het eetgebouw heen helden. ‘Echt verstopt is het niet, maar beter dan hier.’ Iedereen die toevallig een blik de doorgang in zou werpen, kon het lichaam hier zien. 
Met een vastberadenheid die hij niet eerder bij haar had gezien, stapte Maurelle naar de levenloze soldaat toe, om een van zijn benen te pakken. Kian nam het andere been vast en samen sleepten ze het lichaam naar de flauwe inham in de rotsen. Terwijl hij ook het zwaard er naartoe bracht, schoof Maurelle met haar voeten het stof van de grond over de bloedvlekken heen. Kian wierp een blik op de strook lucht die zichtbaar was boven hen. Een flinke regenbui zou nu erg goed uitkomen, maar na de storm was het elke dag mooi weer geweest. 
Maurelle had het bloedspoor bedekt en kwam naast hem staan. Een paar seconden lang keken ze allebei neer op het lichaam, in een half zittende positie weggestopt tegen de rotsen. Onbewust zocht zijn hand naar de hare. Zodra hij deze had gevonden verstrengelde hij zijn vingers voorzichtig met die van haar, om de pijn in haar handen niet erger te maken dan het nu al moest zijn na het slepen met het lijk. 
‘We moeten binnenkort weg’, verbrak hij de stilte. Vanuit zijn ooghoeken zag hij Maurelle haar hoofd zijn kant op draaien. ‘Vroeg of laat zal iemand hem gaan missen.’
‘Iemand zoals Valeria.’ De haat in haar stem was niet te missen. 
‘Denk je dat hij de waarheid sprak?’ Kian scheurde zijn ogen los van het lichaam en keek opzij. ‘Dat hij jou op eigen houtje is gevolgd?’
Bedenkelijk knikte ze. ‘Ik herkende hem al, maar nu weet ik waarvan. Ik heb Valeria wel eens met hem zien praten. Een beetje stiekem. Ik denk…’ Er ontstond een frons tussen haar wenkbrauwen, alsof ze zocht naar de juiste uitleg. ‘Ik denk dat hij haar leuk vond. Als ze iets tegen hem heeft gezegd over mij kan hij zelf hebben besloten om me eens te volgen.’
Dat vermoeden zou in ieder geval verklaren wat de soldaat had gezegd - dat hij wraak wilde voor Valeria’s onterechte straf. Maurelle was daar een ideaal mikpunt voor geweest, het was puur geluk dat de soldaat haar uitgerekend nu was gevolgd en Kian erbij had ontdekt. Het herinnerde hem er onverbiddelijk aan hoe gevaarlijk het was waar ze mee bezig waren. 
Er verscheen een bezorgde uitdrukking op Maurelles gezicht. ‘Hoelang denk je dat we hebben?’
Kian schudde zijn hoofd en keek terug naar de soldaat. ‘Een paar week, als we geluk hebben. Dan nog moeten ze uitzoeken wie het gedaan heeft, maar dat wacht ik liever niet af.’
‘Dus dan moeten we voor die tijd weg.’
Hij knikte instemmend. ‘We moeten een plan maken.’
Demish
Internationale ster



Vastberaden om Kian te ontlasten van de zonde die hij nu met zich meedroeg, had Maurelle de leiding genomen in het wegwerken van het lichaam. Het lijk lag nu uit het zicht en de bloedsporen hadden zich vermengd met het stof op de grond. Volgens Kian zou het maximaal een paar weken duren voordat iemand hem zou missen. Maurelle betwijfelde of dat zo was. Als ze haar eigen bedenkingen af zou gaan, dan zou Valeria wellicht eerder opmerken dat haar soldaat nergens te bekennen was. Kian had gelijk. Dat konden ze niet afwachten.
Zijn hand in de hare voelde vreemd genoeg geruststellend. Het bezegelde hun lot als duo. Wat zojuist plaats had gevonden, het afschuwelijke schouwspel dat Maurelle had gezien, daarin waren ze nu samen de daders. Het was maar een kleine aanraking, maar door haar hand vast te nemen, ervaarde Maurelle dat Kian naast haar stond. Dat hij dat zou blijven doen voor zolang het nodig zou zijn. Iedere scheut van pijn die door haar vingers trok, wist Kian zijn hand te dempen. Alsof hij haar pijn weg kon nemen.
Maurelle knikte instemmend. Ze moesten een plan maken. Zo snel mogelijk. Ze hadden nu hun mogelijke ontsnappingsroute. De resterende vragen waren: welke tunnel zouden ze kunnen gebruiken en wat voor een afleidingen zouden ze moeten creëren om ongezien het terrein te verlaten?
Haar vrije hand gleed in de zak van haar rok, waar ze zojuist de plattegrond in had laten glijden om hem tijdelijk te verbergen voor de soldaat. ‘Ik kan de plattegrond bekijken, bedenken welke tunnels we kunnen nemen. Desnoods samen met Lucion.’ Hun bondgenoot zou op z’n minst moeten kunnen onderzoeken welke doorgangen nog niet geblokkeerd waren en waar ze veilig uit zouden ontsnappen.
Kian knikte. ‘Ik kan nadenken over een afleidingsmanoeuvre.’ 
‘Wat als we afspreken over drie dagen?’ stelde Maurelle voor. Drie dagen zou hen genoeg tijd moeten geven om een fatsoenlijk plan te kunnen bedenken. Tenminste, dat hoopte ze. Ze had in werkelijkheid geen idee hoe lang het precies kostte om een waterdichte ontsnapping te plannen. Meer dan drie dagen durfde ze echter niet voor te stellen. Niet met het gevaar dat boven hun hoofd hing.
Kian overwoog de optie, maar knikte uiteindelijk. ‘Drie dagen, op de gewoonlijke plek.’
Maurelle zuchtte. Het was tijd om Kian zijn hand los te laten, maar ze wilde het niet. Ze was bang dat het gevoel van opluchting en veiligheid dan ook haar lichaam zou verlaten. Ze wist haar vingers los te maken uit de zijne, maar ze was nog niet van plan om afscheid te nemen. Voor de laatste keer die dag nam ze hem in haar armen.
Misschien zou hun eerstvolgende knuffel wel buiten het kamp zijn.
‘Ga jij maar eerst,’ fluisterde ze naar Kian. Ze wilde hem hier niet alleen achter laten, met het lijk van de soldaat. Het was beter als hij zichzelf als eerste zou verwijderen uit de situatie. Langzaam trok ze zich terug uit zijn armen. Met haar handen draaide ze zijn lichaam iets, zodat zijn blik lag op de doorgang naar het kamp. ‘Ik wacht een paar minuten, zodat ik zeker weet dat niemand door heeft dat we hier allebei waren.’
‘Weet je het zeker?’ Altijd maar die bezorgdheid, zelfs als hij het veel erger had dan zij. Maurelle knikte, ook al kon Kian dat nu niet zien, en ze gaf hem een aanmoedigend zetje in de rug.
‘Het komt goed. Ik zie je over drie dagen.’
Kian keek om over zijn schouder, een lichte glimlach rond zijn lippen. ‘Gesproken als een echt verzetslid.’
Zijn kleine glimlach en woorden waren genoeg om ook haar mondhoeken iets omhoog te laten trekken. Ze hield echter haar mond en gebaarde naar Kian dat het nu echt tijd was om te gaan. In stilte keek ze toe hoe hij zich langzaam weer mengde met de mensen op het kamp. Ze hoopte dat hij nog iets te eten zou kunnen krijgen, al betwijfelde ze of zijn hoofd er naar stond.
Zodra er enkele minuten voorbij waren gegaan, stapte Maurelle achter het gebouw vandaan en liep ze zo snel mogelijk naar de barakken van de slaven.
Bij binnenkomst van haar kamer wilde Maurelle zichzelf het liefst op het bed storten om alle spanning uit haar lichaam te huilen. Hetgeen wat ze zojuist mee had gemaakt, wat ze Kian had zien doen, dat zou nog lang in haar geheugen blijven staan. De kans om voor even haar bed in te kruipen kreeg ze echter niet, want haar kamergenote bevond zich in dezelfde ruimte als zij.
Maurelle haar ogen vernauwden. Het kostte haar al haar wilskracht om niet meteen op Valeria af te stormen en een reeks van beschuldigingen te starten. Valeria was haar enige vriendin geweest, de persoon aan wie ze alles had kunnen toevertrouwen. Haar maatje. Hoe kon het dan zo zijn dat ze nu tegenover elkaar stonden? Waarom was Valeria er zo op gebrand om Maurelle te betrappen?
‘Je jurk is vies,’ merkte Valeria op. Maurelle wierp een blik op haar jurk. Zand en stof, meer was er niet te zien. ‘En je haren zijn echt onmogelijk. Als ik jou was, zou ik dat allebei oplossen voordat je weer naar buiten gaat.’
Via een kleine spiegel controleerde Maurelle haar uiterlijk. De blik in haar ogen was angstaanjagend. Hoe kon Valeria dat niet opmerken, maar zag ze enkel haar wilde bos krullen en de vlekken op haar uniform? Haar irritatie jegens Valeria kwam haar alleen maar hoger te zitten.
‘Je zou echt wat minder op mij moeten letten, Valeria.’ Maurelle liep langs haar heen en pakte een schone doek. Met een beetje water uit een emmer bevochtigde ze de stof en begon ze aan het schoonmaken van haar jurk.
‘Dat zou ik best willen doen, maar jij verdwijnt steeds. Niet alleen naar heer Eyad, maar naar god-weet-ik-veel-waar. En je denkt er niet eens aan hoe dat invloed heeft op mij,’ zei Valeria. Ze sloeg haar armen over elkaar. Maurelle kneep de doek fijn in haar hand en vloekte zacht toen haar wonden protesteerde. Gefrustreerde gooide ze de doek aan de kant.
‘Hoe dan, Valeria? Hoe heeft mijn werk, het wassen van kleding en het oneindig luisteren naar gewauwel van een man in godsnaam invloed op jou?’ Maurelle wist dat haar kamergenote daar niet op doelde. Natuurlijk niet. Ze was niet vergeten waar Valeria haar van beschuldigd had: het stelen van medicijnen. Ze zou de littekens van die beschuldiging voor altijd op haar handen dragen.
‘Daag me niet uit, Maurelle,’ siste Valeria en ze stapte naar haar toe. ‘Ik weet wanneer je iets in je schild voert. Ik kon het altijd aan je zien; wanneer je een idee had, op welk moment je langs iemand liep om net een broodje extra te pakken, of om kruiden weg te grissen uit de voorraadkamer.’
‘Als ik me niet vergis, deed ik die dingen voor jou,’ wierp Maurelle tegen. Extra eten omdat ze beiden waren vergaan van de honger. Kruiden om thee van te maken, zodat hun maandelijkse krampen niet zo onverdraagzaam zouden zijn.
‘Maar voor wie doe je het nu?’ Maurelle negeerde de uitdagende blik van Valeria en draaide zich van haar weg. Nee, dit zou haar niet gaan lukken. In geen honderd jaar zou ze haar plannen en die van Kian bekend maken. De soldaat die haar had gestraft met een zweep was daar niet in geslaagd, dus Valeria al helemaal niet.
Valeria pakte haar arm vast en trok haar met al haar kracht terug. Uit reflex gaf Maurelle haar een duw naar achteren. Valeria wankelde, maar greep zich vast aan de kast en bleef daardoor overeind. ‘Daag me niet uit, Val.’
‘Het is die Kian, of niet? Die jongen die je overeind hielp toen hij hier net was, degene die iedereen bestookte met vragen over ontsnappen.’
‘Volgens mij ben je vergeten wie die informatie doorspeelde aan Dragos,’ beet Maurelle haar toe. Haar woorden werden minder tactisch. Valeria wist een woede in haar aan te wakkeren die ze een lange tijd niet had gevoeld en het meest erge was nog wel dat door het noemen van Kian er alleen nog maar meer olie op het vuur was gegooid.
Ze moest hier weg, voordat Maurelle iets zou zeggen waar ze later spijt van zou krijgen. Ze dwong haarzelf om een stap naar achteren te zetten en bracht haarzelf in de gelegenheid om diep adem te halen. Haar ogen vielen op een stuk dunne stof die ze vaak gebruikte om haar haren bij elkaar te binden. Ze draaide het rond haar krullen, ook al protesteerden haar handen. ‘Ik hoef niet meer met je te praten. Ik ben het beu dat je me probeert te saboteren of dwars te zitten, om wat voor een reden dan ook. Ik doe mijn werk, net als jij. Je ziet spoken en zoekt naar problemen die er simpelweg niet zijn.’
Maurelle legde een knoop in de doek en trok met haar vingers aan de stof. ‘We zitten misschien aan elkaar vast op deze kamer, maar vanaf nu doe ik alsof ik de enige hier ben.’
Dat zou de enige manier zijn om te overleven totdat zij en Kian een plan zouden hebben. 
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste