Daynty schreef:
Misschien was het toch geen goed idee om langer op de academie te blijven. Na twee dagen vol gretig starende ogen, vieze opmerkingen en behandeld worden alsof ze niets waard was, had Rheana nog geen enkel stukje informatie weten te bemachtigen. En hoewel de leerlingen haar niet fysiek iets konden doen omdat ze zich daarmee Dains toorn op hun hals haalden, vonden ze genoeg andere manieren om haar dwars te zitten en te kleineren.
Dain. Alleen al bij de gedachte aan hem zwol het holle gevoel in haar borstkas aan. Ze voelde nog de sensatie van zijn lippen tegen de hare, warm en teder en zacht, en de leegte die achter was gebleven op het moment dat hij zich terug had getrokken.
Hoe heb je zo dom kunnen zijn, Rhea? Vanaf dat ze de trainingsruimte had verlaten had die vraag haar achtervolgd. Waar is het zo misgegaan dat je dacht dat hem kussen een goed idee was?
Maar hij was zo dichtbij geweest, de warmte van zijn lichaam en zijn donkere ogen hadden haar beneveld. En toen hij niet achteruit was bewogen op het moment dat ze haar gezicht dichter naar het zijne had gebracht, was haar verstand zonder haar de deur uit gerend.
Sindsdien had ze Dain zoveel mogelijk ontweken en ze had de indruk dat dat andersom hetzelfde was. Het maakte haar wanhoop alleen maar groter. Als ze niet bij hem in de buurt kon zijn, hoe moest ze dan achterhalen wat de keizer van plan was, welke nieuwe missies er voor de Onyx klaar lagen?
Maar het ergste van alles was dat ze zich zo verschrikkelijk alleen voelde. Nathan was er niet om haar moed in te spreken en de enige man op de academie bij wie ze het gevoel had dat ze zich open kon stellen, had haar afgewezen.
Er was maar één ander persoon die ze kon bedenken om naartoe te gaan.
De drukte van de markt wervelde om haar heen in een chaos van schreeuwende handelaren, kruidige geuren, bezoekers die elkaar verdrongen in de smalle paadjes tussen de kraampjes en een bonte verzameling handelswaar. Rheana hield haar hand dicht tegen haar ribbenkast aangedrukt, waar weggestopt in een verborgen zak van haar jurk de twee documenten zaten die ze van Dain had gestolen.
De vorige keer had ze Kaspian beloofd dat ze de papieren meenam als ze hem weer zag. De vorige keer, toen hij aanstalten had gemaakt om haar te zoenen. Toen was ze ervoor teruggeschrokken, maar gek genoeg verlangde ze nu juist naar precies dat. Kaspians groene ogen die haar opnamen met een genegenheid waarvan ze wilde dat Dain ermee naar haar keek. Zijn warme stem die haar bezorgd vroeg of alles goed ging en die haar geruststelde en aanmoedigde. Rheana was het gevoel van zijn sterke armen om haar middel niet vergeten - dat was precies wat ze nu nodig had.
Bij een kraampje met sieraden bleef ze rondhangen, starend naar de armbanden en hangers die uitgestald lagen op een fluwelen kleed. Een gouden hanger ingelegd met lapis lazuli trok haar aandacht. De diepblauwe kleur van de edelsteen was doorspekt met glinsterende stukjes en grillige lijnen. Het deed haar denken aan de nachthemel boven de woestijn met duinen tot aan de horizon, waar de sterren het zand kusten.
‘Al die juwelen vallen in het niet bij jouw schoonheid’, vleide een warme stem naast haar.
Net als de vorige keer schrok Rheana van Kaspians plotselinge verschijnen. Terwijl ze over de markt had gelopen had ze haar ogen open gehouden voor iedereen die ook maar een beetje op Kaspian leek, maar in de paar seconden die ze was afgeleid door de lapis lazuli had hij haar weten te benaderen zonder dat ze het doorhad.
Rheana rolde met haar ogen, maar haar mondhoeken bewogen zich omhoog tot een klein lachje. ‘Ik kan niet geloven dat je dat echt hebt gezegd.’ Toen ze omhoog keek in zijn gezicht wist ze direct dat ze de juiste keuze had gemaakt door hem op te zoeken. Om zijn lippen lag een grote grijns en zijn ogen keken fonkelend op haar neer.
Kaspian schokte met zijn schouders en zette een onschuldig masker op. ‘Ik spreek alleen maar de waarheid uit.’ Hij gebaarde haar om voor te gaan het marktplein af, een doolhof van straten door. Rheana had in de twee dagen sinds haar aankomst de academie alleen de hoofdstraat en het marktplein gezien en al snel had ze geen flauw idee waar in Cahar ze zich bevonden.
Kennelijk zag Kaspian haar desoriëntatie, want hij wees op een zandweg die een eind verderop richting de bergen verdween. ‘Als je die weg volgt, kom je vlakbij de weg naar de academie uit.’
Nieuwsgierig nam Rheana de omgeving in zich op. Ze hadden de dicht opeengepakte gebouwen van het centrum achter zich gelaten en verruild voor enkele boerderijen. Kaspian liep naar een van de boerderijen toe; een klein, ietwat krakkemikkig gebouw.
‘Je nieuwe onderkomen?’ vroeg ze toen hij de deur voor haar openhield en ze stapte naar binnen.
‘Voor nu.’ Kaspian liep voor haar uit een schaars ingerichte woonkamer in. De houten planken kraakten klaaglijk onder zijn voeten terwijl hij naar het raam liep. Rheana kwam naast hem staan en keek opzij naar hem. De namiddagzon viel op zijn gezicht. Vanaf zo dichtbij waren zijn ogen niet te missen, een stralende, warme tint groen, als de eerste jonge bladeren in de lente. De zon maakte dat zijn haren een haast gouden gloed kregen. Ze had de neiging om haar vingers op te tillen, om ze door de blonde lokken heen te laten glijden, terwijl hij bij haar hetzelfde zou doen.
Kaspian keek opzij en zijn blik ontmoette die van haar. Eerst keek hij vragend toen hij opmerkte dat ze naar hem had staan kijken. Maar daarna veranderde er iets in zijn blik. Hij tilde zijn hand op en heel lichtjes, alsof hij bang was om haar af te schrikken, streek hij met de achterkant van zijn vingers langs haar wang.
De vorige keer dat ze zo dicht op een man had gestaan was toen ze Dain gekust had. Nu was het Kaspian die zich als eerste aarzelend naar haar toe boog. Een fractie van een seconde flitste Dain door haar heen toen Kaspians lippen die van haar raakten. Hoe hij zich had teruggetrokken, hoe leeg ze zich had gevoeld.
Rheana legde haar handen om Kaspians gezicht en beantwoordde zijn kus. Ze wilde dat het gevoel van zijn lippen die van Dain verving, dat hij haar zou aanraken en beminnen en voor even de eenzaamheid weg zou nemen.
Kaspian liftte haar op van zijn schoot en legde haar zachtjes met haar rug op de bank. Haar vingers verstrengelden zich met zijn haren en trokken zijn hoofd naar haar toe, zodat haar lippen de zijne weer konden opzoeken. Ze vouwde zijn benen om de zijne heen en trok zijn lichaam dichter tegen het hare aan. Ze wilde hem voelen, overal tegen haar aan. Ze wilde dat hij de herinneringen aan Dain uit haar gedachten en van haar lichaam verbande.
Kaspians handen schoven de rok van haar jurk omhoog en glipten onder de stof, waar ze over haar blote benen naar boven gleden. Haar lichaam kromde zich onder zijn aanraking, verlangend naar meer.
Rheana verplaatste haar handen van zijn haren en nek naar de knoopjes van zijn blouse. Terwijl ze deze ongeduldig losmaakte, dwaalden zijn lippen af van die van haar. Hij drukte een kus op haar kin, op haar kaak, in haar hals. Via haar sleutelbenen bewogen zijn lippen zich omlaag naar de aanzet van haar borsten. Voor ze er erg in had maakte ze een zacht, verlangend geluidje. Ze voelde Kaspian grijnzen tegen haar lichaam.
Rheana liet haar hoofd achterover zakken en sloot genietend haar ogen. Kaspian blies zijn adem uit, het kriebelde warm over haar huid en wakkerde het verlangen in haar alleen maar sterker aan. ‘Dain…’ verzuchtte ze, hunkerend naar meer.
Zodra ze Kaspian boven haar voelde verstijven, besefte ze dat ze een onomkeerbare fout had gemaakt. De warme bubbel van verlangen spatte uit elkaar en verdween in het niets. Kaspian duwde zichzelf omhoog en keek haar aan. De gekwetste blik in zijn ogen liet haar ineenkrimpen.
‘Kaspian, ik- Het spijt me.’ Rheana strekte haar vingers uit naar zijn wang, maar hij schoof van haar weg. Verloren liet ze haar hand terugvallen in haar schoot. ‘Alsjeblieft,’ fluisterde ze wanhopig.
Kaspian kaken verstrakten toen hij zijn gezicht van haar wegdraaide. ‘Het lijkt me beter als je eerst uitzoekt wat je wil, Rheana.’ Ondanks dat iedere spier in zijn lichaam strak gespannen stond, zag hij er kwetsbaar uit.
Ik weet wat ik wil. De woorden bleven hangen op haar lippen. Het was niet eerlijk tegenover Kaspian. Als ze de waarheid sprak dan was het namelijk niet zijn naam die voor haar het antwoord vormde op de vraag wat ze wilde. Wíe ze wilde.
Rheana liet haar hoofd in haar handen zakken en sloot haar ogen. Ze haatte zichzelf om wat ze had gedaan. Dains naam was in een onbewaakt moment over haar lippen geglipt, maar hij had de afgelopen dagen voortdurend door haar hoofd gespookt. Kaspians warme stem en zijn tedere aanrakingen hadden haar voor heel even afgeleid van de pijn. Hij had de eenzaamheid het zwijgen opgelegd, maar nu hij zich terug had getrokken en naar het andere uiteinde van de bank was geschoven, voelde ze zich nog eenzamer dan daarvoor.
‘De vorige keer zei je dat je documenten had.’ Ze was blij dat Kaspian de ijzige stilte verbrak. ‘Heb je ze bij je?’
In zijn ogen zocht Rheana naar de genegenheid die er even geleden in had gelegen, maar ze stonden vlak, als het harde, koele oppervlak van een smaragd. Verwoed slikte ze de brok uit haar keel weg, terwijl ze de stukken papier uit haar jurk haalde.
‘Dit is de lijst met postadressen.’ Ze verraste zichzelf met hoe vast haar stem klonk, alsof ze vanbinnen geen wrak was.
Kaspian vouwde het papier over en keek vluchtig over de tekst heen. ‘Daar kunnen we wel wat mee,’ mompelde hij. Zwijgend keek Rheana toe hoe hij het papier weer opvouwde en in zijn broekzak stopte. Zijn andere hand ging door zijn blonde haren, die warrig waren doordat zij er met haar vingers doorheen was gegaan.
Toen hij een blik haar kant op wierp, keek ze snel naar beneden. Pas toen ze zeker wist dat hij zijn aandacht bij het volgende document had, durfde ze weer te kijken. Vanaf waar ze zat kon ze de tekst niet lezen, maar ze wist wat er bovenaan stond. Lijst van arrestanten, opgepakt door soldaat der Onyx Dimitri Writght, onder supervisie van luitenant der Onyx Dain Sindri. Datum van aftekening: 18 maart.
Kaspian bekeek de namen die het papier vulden in een stilte die haar ongemakkelijk maakte. ‘De lijst is al wel anderhalve maand oud maar ik dacht, ik neem hem gewoon mee. Misschien staan er namen op die je kent?’ Ze plukte aan een loszittend draadje van haar jurk. ‘Of mensen die belangrijk kunnen zijn voor-’
‘Rheana?’ Kaspians harde stem liet haar geschrokken iets overeind veren, terwijl het tot haar doordrong dat hij daarvoor ook al had geprobeerd haar aandacht te trekken. Door haar geratel was het compleet langs haar heen gegaan.
Verward keek ze hem aan. ‘Wat is er?’
‘Op deze lijst…’ Kaspian leek zich te bedenken en schudde zachtjes zijn hoofd. ‘Heb jij hem al gelezen?’
‘Nee, ik heb er geen goed moment voor gehad,’ antwoordde ze, terugdenkend aan de dagen sinds Kamp Haldor, toen ze de lijst uit Dains koffer gepakt had. Met Dimitri om haar heen had ze het niet aangedurfd om het document te bekijken.
Kaspian ademde diep in en streek met zijn vingers over een kreukel in het papier. Onrustig ging Rheana iets verzitten. Waar hij er net nog afstandelijk en gekwetst uit had gezien, zag hij er nu zwaarmoedig uit.
‘Staat er iemand op die je kent?’ vroeg ze gespannen. Laat er alsjeblieft niet iemand opstaan die hij kent, smeekte ze in gedachten. Nadat ze zijn gevoelens zo gekwetst had, was het laatste dat hij verdiende erachter komen dat een dierbare van hem opgepakt was.
‘Jouw achternaam…’ Hij antwoordde niet op haar vraag. ‘Navenah, toch?’
Ze knikte instemmend. Vanuit haar buik kroop een onrustig gevoel door haar lichaam, het gevoel van onheil. ‘Hoezo? Wat is er?’ Ze volgde Kaspians blik terug naar de lijst. Haar ogen vielen op zijn vingers, die hij zo stevig om het papier klemde dat het iets verfrommelde. De paniek in haar lichaam groeide. ‘Kas, wat staat er?’
‘Je broer, Rhea.’ Zijn stem was zo zacht dat Rheana hem bijna niet verstond, maar hij had net zo goed tegen haar kunnen schreeuwen. ‘Hij staat op deze lijst.’
‘Nee… Nee, dat kan niet.’ Ze schudde hevig met haar hoofd, alsof dat de realiteit van zijn woorden weg kon jagen. ‘Nathan is… Hij is niet opgepakt. Kas, dat kan niet! Hij zou nooit zo onvoorzichtig zijn.’
Kaspian reikte haar de lijst aan. ‘Het spijt me,’ fluisterde hij.
Rheana trok het papier uit zijn handen en vloog door de lijst heen. Kaspian had het verkeerd gezien, hij moest een naam hebben gezien die simpelweg op die van Nathan leek. Haar broer was aan het zwoegen in de haven van Lavarr om de bandieten af te betalen. Hij zou ruiken naar vis en zweet en zee, lachen met zijn collega’s terwijl ze zware kisten over de kade sleepten en stiekem gluurden naar vrouwen.
Het voelde alsof de wereld om haar heen uiteenspatte. Nathan Navenah. Zijn naam stond in de tweede rij, weggedrukt tussen de andere namen alsof hij niets betekende.
Rheana last het opnieuw en opnieuw, letter voor letter om er zeker van te zijn dat het geen verbeelding was. Ondertussen bleef ze maar fluisteren: ‘Dit kan niet. Dit… Dit… Het moet een fout zijn. Nathan is gewoon aan het werk, hij… Hij kan niet gearresteerd zijn. Waarom zouden ze dat doen? Hij heeft me beloofd dat hij uit de problemen zou blijven! Dit kan niet…’
Kaspian legde zijn hand zachtjes over die van haar. ‘Sorry, Rhea, het staat er echt.’
Rheana schudde de arm die hij om haar schouder legde van zich af en stormde naar de deur toe.
‘Rhea! Kom terug! Alsjeblieft, doe nou geen domme dingen!’ Kaspians stem stierf achter haar weg toen ze de straat op stormde. Met het document verfrommeld in haar hand geklemd zette ze koers naar de academie. Kaspians troostende woorden zouden haar niet helpen. Het enige waar ze nu aan kon denken, was dat degene die verantwoordelijk was voor Nathans arrestatie daarvoor moest boeten.
Misschien was het toch geen goed idee om langer op de academie te blijven. Na twee dagen vol gretig starende ogen, vieze opmerkingen en behandeld worden alsof ze niets waard was, had Rheana nog geen enkel stukje informatie weten te bemachtigen. En hoewel de leerlingen haar niet fysiek iets konden doen omdat ze zich daarmee Dains toorn op hun hals haalden, vonden ze genoeg andere manieren om haar dwars te zitten en te kleineren.
Dain. Alleen al bij de gedachte aan hem zwol het holle gevoel in haar borstkas aan. Ze voelde nog de sensatie van zijn lippen tegen de hare, warm en teder en zacht, en de leegte die achter was gebleven op het moment dat hij zich terug had getrokken.
Hoe heb je zo dom kunnen zijn, Rhea? Vanaf dat ze de trainingsruimte had verlaten had die vraag haar achtervolgd. Waar is het zo misgegaan dat je dacht dat hem kussen een goed idee was?
Maar hij was zo dichtbij geweest, de warmte van zijn lichaam en zijn donkere ogen hadden haar beneveld. En toen hij niet achteruit was bewogen op het moment dat ze haar gezicht dichter naar het zijne had gebracht, was haar verstand zonder haar de deur uit gerend.
Sindsdien had ze Dain zoveel mogelijk ontweken en ze had de indruk dat dat andersom hetzelfde was. Het maakte haar wanhoop alleen maar groter. Als ze niet bij hem in de buurt kon zijn, hoe moest ze dan achterhalen wat de keizer van plan was, welke nieuwe missies er voor de Onyx klaar lagen?
Maar het ergste van alles was dat ze zich zo verschrikkelijk alleen voelde. Nathan was er niet om haar moed in te spreken en de enige man op de academie bij wie ze het gevoel had dat ze zich open kon stellen, had haar afgewezen.
Er was maar één ander persoon die ze kon bedenken om naartoe te gaan.
De drukte van de markt wervelde om haar heen in een chaos van schreeuwende handelaren, kruidige geuren, bezoekers die elkaar verdrongen in de smalle paadjes tussen de kraampjes en een bonte verzameling handelswaar. Rheana hield haar hand dicht tegen haar ribbenkast aangedrukt, waar weggestopt in een verborgen zak van haar jurk de twee documenten zaten die ze van Dain had gestolen.
De vorige keer had ze Kaspian beloofd dat ze de papieren meenam als ze hem weer zag. De vorige keer, toen hij aanstalten had gemaakt om haar te zoenen. Toen was ze ervoor teruggeschrokken, maar gek genoeg verlangde ze nu juist naar precies dat. Kaspians groene ogen die haar opnamen met een genegenheid waarvan ze wilde dat Dain ermee naar haar keek. Zijn warme stem die haar bezorgd vroeg of alles goed ging en die haar geruststelde en aanmoedigde. Rheana was het gevoel van zijn sterke armen om haar middel niet vergeten - dat was precies wat ze nu nodig had.
Bij een kraampje met sieraden bleef ze rondhangen, starend naar de armbanden en hangers die uitgestald lagen op een fluwelen kleed. Een gouden hanger ingelegd met lapis lazuli trok haar aandacht. De diepblauwe kleur van de edelsteen was doorspekt met glinsterende stukjes en grillige lijnen. Het deed haar denken aan de nachthemel boven de woestijn met duinen tot aan de horizon, waar de sterren het zand kusten.
‘Al die juwelen vallen in het niet bij jouw schoonheid’, vleide een warme stem naast haar.
Net als de vorige keer schrok Rheana van Kaspians plotselinge verschijnen. Terwijl ze over de markt had gelopen had ze haar ogen open gehouden voor iedereen die ook maar een beetje op Kaspian leek, maar in de paar seconden die ze was afgeleid door de lapis lazuli had hij haar weten te benaderen zonder dat ze het doorhad.
Rheana rolde met haar ogen, maar haar mondhoeken bewogen zich omhoog tot een klein lachje. ‘Ik kan niet geloven dat je dat echt hebt gezegd.’ Toen ze omhoog keek in zijn gezicht wist ze direct dat ze de juiste keuze had gemaakt door hem op te zoeken. Om zijn lippen lag een grote grijns en zijn ogen keken fonkelend op haar neer.
Kaspian schokte met zijn schouders en zette een onschuldig masker op. ‘Ik spreek alleen maar de waarheid uit.’ Hij gebaarde haar om voor te gaan het marktplein af, een doolhof van straten door. Rheana had in de twee dagen sinds haar aankomst de academie alleen de hoofdstraat en het marktplein gezien en al snel had ze geen flauw idee waar in Cahar ze zich bevonden.
Kennelijk zag Kaspian haar desoriëntatie, want hij wees op een zandweg die een eind verderop richting de bergen verdween. ‘Als je die weg volgt, kom je vlakbij de weg naar de academie uit.’
Nieuwsgierig nam Rheana de omgeving in zich op. Ze hadden de dicht opeengepakte gebouwen van het centrum achter zich gelaten en verruild voor enkele boerderijen. Kaspian liep naar een van de boerderijen toe; een klein, ietwat krakkemikkig gebouw.
‘Je nieuwe onderkomen?’ vroeg ze toen hij de deur voor haar openhield en ze stapte naar binnen.
‘Voor nu.’ Kaspian liep voor haar uit een schaars ingerichte woonkamer in. De houten planken kraakten klaaglijk onder zijn voeten terwijl hij naar het raam liep. Rheana kwam naast hem staan en keek opzij naar hem. De namiddagzon viel op zijn gezicht. Vanaf zo dichtbij waren zijn ogen niet te missen, een stralende, warme tint groen, als de eerste jonge bladeren in de lente. De zon maakte dat zijn haren een haast gouden gloed kregen. Ze had de neiging om haar vingers op te tillen, om ze door de blonde lokken heen te laten glijden, terwijl hij bij haar hetzelfde zou doen.
Kaspian keek opzij en zijn blik ontmoette die van haar. Eerst keek hij vragend toen hij opmerkte dat ze naar hem had staan kijken. Maar daarna veranderde er iets in zijn blik. Hij tilde zijn hand op en heel lichtjes, alsof hij bang was om haar af te schrikken, streek hij met de achterkant van zijn vingers langs haar wang.
De vorige keer dat ze zo dicht op een man had gestaan was toen ze Dain gekust had. Nu was het Kaspian die zich als eerste aarzelend naar haar toe boog. Een fractie van een seconde flitste Dain door haar heen toen Kaspians lippen die van haar raakten. Hoe hij zich had teruggetrokken, hoe leeg ze zich had gevoeld.
Rheana legde haar handen om Kaspians gezicht en beantwoordde zijn kus. Ze wilde dat het gevoel van zijn lippen die van Dain verving, dat hij haar zou aanraken en beminnen en voor even de eenzaamheid weg zou nemen.
Kaspian liftte haar op van zijn schoot en legde haar zachtjes met haar rug op de bank. Haar vingers verstrengelden zich met zijn haren en trokken zijn hoofd naar haar toe, zodat haar lippen de zijne weer konden opzoeken. Ze vouwde zijn benen om de zijne heen en trok zijn lichaam dichter tegen het hare aan. Ze wilde hem voelen, overal tegen haar aan. Ze wilde dat hij de herinneringen aan Dain uit haar gedachten en van haar lichaam verbande.
Kaspians handen schoven de rok van haar jurk omhoog en glipten onder de stof, waar ze over haar blote benen naar boven gleden. Haar lichaam kromde zich onder zijn aanraking, verlangend naar meer.
Rheana verplaatste haar handen van zijn haren en nek naar de knoopjes van zijn blouse. Terwijl ze deze ongeduldig losmaakte, dwaalden zijn lippen af van die van haar. Hij drukte een kus op haar kin, op haar kaak, in haar hals. Via haar sleutelbenen bewogen zijn lippen zich omlaag naar de aanzet van haar borsten. Voor ze er erg in had maakte ze een zacht, verlangend geluidje. Ze voelde Kaspian grijnzen tegen haar lichaam.
Rheana liet haar hoofd achterover zakken en sloot genietend haar ogen. Kaspian blies zijn adem uit, het kriebelde warm over haar huid en wakkerde het verlangen in haar alleen maar sterker aan. ‘Dain…’ verzuchtte ze, hunkerend naar meer.
Zodra ze Kaspian boven haar voelde verstijven, besefte ze dat ze een onomkeerbare fout had gemaakt. De warme bubbel van verlangen spatte uit elkaar en verdween in het niets. Kaspian duwde zichzelf omhoog en keek haar aan. De gekwetste blik in zijn ogen liet haar ineenkrimpen.
‘Kaspian, ik- Het spijt me.’ Rheana strekte haar vingers uit naar zijn wang, maar hij schoof van haar weg. Verloren liet ze haar hand terugvallen in haar schoot. ‘Alsjeblieft,’ fluisterde ze wanhopig.
Kaspian kaken verstrakten toen hij zijn gezicht van haar wegdraaide. ‘Het lijkt me beter als je eerst uitzoekt wat je wil, Rheana.’ Ondanks dat iedere spier in zijn lichaam strak gespannen stond, zag hij er kwetsbaar uit.
Ik weet wat ik wil. De woorden bleven hangen op haar lippen. Het was niet eerlijk tegenover Kaspian. Als ze de waarheid sprak dan was het namelijk niet zijn naam die voor haar het antwoord vormde op de vraag wat ze wilde. Wíe ze wilde.
Rheana liet haar hoofd in haar handen zakken en sloot haar ogen. Ze haatte zichzelf om wat ze had gedaan. Dains naam was in een onbewaakt moment over haar lippen geglipt, maar hij had de afgelopen dagen voortdurend door haar hoofd gespookt. Kaspians warme stem en zijn tedere aanrakingen hadden haar voor heel even afgeleid van de pijn. Hij had de eenzaamheid het zwijgen opgelegd, maar nu hij zich terug had getrokken en naar het andere uiteinde van de bank was geschoven, voelde ze zich nog eenzamer dan daarvoor.
‘De vorige keer zei je dat je documenten had.’ Ze was blij dat Kaspian de ijzige stilte verbrak. ‘Heb je ze bij je?’
In zijn ogen zocht Rheana naar de genegenheid die er even geleden in had gelegen, maar ze stonden vlak, als het harde, koele oppervlak van een smaragd. Verwoed slikte ze de brok uit haar keel weg, terwijl ze de stukken papier uit haar jurk haalde.
‘Dit is de lijst met postadressen.’ Ze verraste zichzelf met hoe vast haar stem klonk, alsof ze vanbinnen geen wrak was.
Kaspian vouwde het papier over en keek vluchtig over de tekst heen. ‘Daar kunnen we wel wat mee,’ mompelde hij. Zwijgend keek Rheana toe hoe hij het papier weer opvouwde en in zijn broekzak stopte. Zijn andere hand ging door zijn blonde haren, die warrig waren doordat zij er met haar vingers doorheen was gegaan.
Toen hij een blik haar kant op wierp, keek ze snel naar beneden. Pas toen ze zeker wist dat hij zijn aandacht bij het volgende document had, durfde ze weer te kijken. Vanaf waar ze zat kon ze de tekst niet lezen, maar ze wist wat er bovenaan stond. Lijst van arrestanten, opgepakt door soldaat der Onyx Dimitri Writght, onder supervisie van luitenant der Onyx Dain Sindri. Datum van aftekening: 18 maart.
Kaspian bekeek de namen die het papier vulden in een stilte die haar ongemakkelijk maakte. ‘De lijst is al wel anderhalve maand oud maar ik dacht, ik neem hem gewoon mee. Misschien staan er namen op die je kent?’ Ze plukte aan een loszittend draadje van haar jurk. ‘Of mensen die belangrijk kunnen zijn voor-’
‘Rheana?’ Kaspians harde stem liet haar geschrokken iets overeind veren, terwijl het tot haar doordrong dat hij daarvoor ook al had geprobeerd haar aandacht te trekken. Door haar geratel was het compleet langs haar heen gegaan.
Verward keek ze hem aan. ‘Wat is er?’
‘Op deze lijst…’ Kaspian leek zich te bedenken en schudde zachtjes zijn hoofd. ‘Heb jij hem al gelezen?’
‘Nee, ik heb er geen goed moment voor gehad,’ antwoordde ze, terugdenkend aan de dagen sinds Kamp Haldor, toen ze de lijst uit Dains koffer gepakt had. Met Dimitri om haar heen had ze het niet aangedurfd om het document te bekijken.
Kaspian ademde diep in en streek met zijn vingers over een kreukel in het papier. Onrustig ging Rheana iets verzitten. Waar hij er net nog afstandelijk en gekwetst uit had gezien, zag hij er nu zwaarmoedig uit.
‘Staat er iemand op die je kent?’ vroeg ze gespannen. Laat er alsjeblieft niet iemand opstaan die hij kent, smeekte ze in gedachten. Nadat ze zijn gevoelens zo gekwetst had, was het laatste dat hij verdiende erachter komen dat een dierbare van hem opgepakt was.
‘Jouw achternaam…’ Hij antwoordde niet op haar vraag. ‘Navenah, toch?’
Ze knikte instemmend. Vanuit haar buik kroop een onrustig gevoel door haar lichaam, het gevoel van onheil. ‘Hoezo? Wat is er?’ Ze volgde Kaspians blik terug naar de lijst. Haar ogen vielen op zijn vingers, die hij zo stevig om het papier klemde dat het iets verfrommelde. De paniek in haar lichaam groeide. ‘Kas, wat staat er?’
‘Je broer, Rhea.’ Zijn stem was zo zacht dat Rheana hem bijna niet verstond, maar hij had net zo goed tegen haar kunnen schreeuwen. ‘Hij staat op deze lijst.’
‘Nee… Nee, dat kan niet.’ Ze schudde hevig met haar hoofd, alsof dat de realiteit van zijn woorden weg kon jagen. ‘Nathan is… Hij is niet opgepakt. Kas, dat kan niet! Hij zou nooit zo onvoorzichtig zijn.’
Kaspian reikte haar de lijst aan. ‘Het spijt me,’ fluisterde hij.
Rheana trok het papier uit zijn handen en vloog door de lijst heen. Kaspian had het verkeerd gezien, hij moest een naam hebben gezien die simpelweg op die van Nathan leek. Haar broer was aan het zwoegen in de haven van Lavarr om de bandieten af te betalen. Hij zou ruiken naar vis en zweet en zee, lachen met zijn collega’s terwijl ze zware kisten over de kade sleepten en stiekem gluurden naar vrouwen.
Het voelde alsof de wereld om haar heen uiteenspatte. Nathan Navenah. Zijn naam stond in de tweede rij, weggedrukt tussen de andere namen alsof hij niets betekende.
Rheana last het opnieuw en opnieuw, letter voor letter om er zeker van te zijn dat het geen verbeelding was. Ondertussen bleef ze maar fluisteren: ‘Dit kan niet. Dit… Dit… Het moet een fout zijn. Nathan is gewoon aan het werk, hij… Hij kan niet gearresteerd zijn. Waarom zouden ze dat doen? Hij heeft me beloofd dat hij uit de problemen zou blijven! Dit kan niet…’
Kaspian legde zijn hand zachtjes over die van haar. ‘Sorry, Rhea, het staat er echt.’
Rheana schudde de arm die hij om haar schouder legde van zich af en stormde naar de deur toe.
‘Rhea! Kom terug! Alsjeblieft, doe nou geen domme dingen!’ Kaspians stem stierf achter haar weg toen ze de straat op stormde. Met het document verfrommeld in haar hand geklemd zette ze koers naar de academie. Kaspians troostende woorden zouden haar niet helpen. Het enige waar ze nu aan kon denken, was dat degene die verantwoordelijk was voor Nathans arrestatie daarvoor moest boeten.