Demish schreef:
Het gebonk en de zware voetstappen van boven waren de alarmklokken die hij niet had willen horen. Waren het zijn hersenen die hem voor de gek hielden? Het kon de stress zijn, die hem weerhield van een diepe slaap. Pas toen Sera haar woorden hem bereikten, schoten zijn ogen open. Ze werden aangevallen. Hij had het kunnen weten. Ze hadden verder moeten varen. Hij had bij haar moeten blijven om zeker te weten dat er geen gevaar op de loer had gelegen.
Niets daarvan maakte nu nog uit. Dit waren de momenten waarvoor hij had getraind op Qhal. Het onverwachte, een verrassingsaanval. Hij duwde de dekens van zich af, stapte in zijn schoenen en greep naar zijn wapens en halster. Hij rende naar de trap, klaar om zich in het gevecht te voegen.
Zijn eerste vijand bevond zich echter niet op het dek, maar in de gezamenlijke ruimte waar hij en Sera soms aten en ook hun voorraad bewaarden. De stoelen waren aan de kant geveegd en de tafel stond op zijn kant. In het zwakke schijnsel van de kaarsen, zag hij een man gebukt bij een kast zitten. Wie deze aanvallers ook waren, ze waren niet op zoek naar hem of Sera.
‘Halt!’ De man had Mason zijn aanwezigheid nog niet opgemerkt, want hij schoot overeind en stootte in het proces zelfs nog zijn hoofd tegen de kast waar hij in had gekeken. Mason greep zijn zwaarden en rende op de man af. Hij haalde uit met rechts, maar hield links voor zijn lichaam om een tegenaanval te blokkeren.
De man ontweek het kromzwaard door te duiken en greep ook naar zijn wapen: een kleine dolk. ‘Het was niet slim van je om je vriendinnetje alleen op het dek te laten, jongen,’ gromde de man, terwijl hij weer overeind kwam en met zijn dolk een onderhandse beweging maakte om Mason te raken in zijn ribbenkast.
‘Geloof me, ik maak me geen zorgen om haar,’ siste Mason, terwijl hij naar de man. Als iemand het zou redden, dan was het wel een Jager van de tempel van Edon. Hij blokkeerde de aanval van de man, waardoor de zij van zijn belager vrij spel was. Mason pakte hem vast en draaide hem met een simpele manoeuvre om. Hij pakte hem vast bij zijn kalende hoofd en duwde hem tegen de houten wand. De impact van de klap zorgde er voor dat de man in een bewusteloze staat kwam.
Mason zijn vingers haakten zich in de kleding van de man, die overigens geen enkel logo van de koninklijke families bevatte, en trok hem met zich mee naar de trap en het dek. Hij kon geen risico nemen dat de man nog wakker zou worden en ongestoord verder zou gaan met zijn zoektocht, terwijl hij en Sera boven zouden vechten.
Boven was het chaos. Sera was in een duel verwikkeld met niet één, maar twee mannen. Een derde stond bij de balustrade en leek te praten tegen anderen. Mensen beneden hen, gokte Mason. De harde regen maakte het moeilijk om te zien, maar Mason gokte dat waar de derde man stond, de plek was waar de groep op het schip was gekomen.
Hij rende door de regen en spotte een touw dat over een paal was gegooid. Hij volgde het naar de balustrade, waar het touw strak stond van de spanning. Met een duw van zijn elleboog duwde hij de man aan de kant en hij gaf hem nog een trap na, zodat hij vrij spel had. Drie keer hakken in het touw was voldoende om het los te zien schieten, gevolgd door geschreeuw en een grote plons.
‘Pas op!’ waarschuwde Sera hem. Automatisch dook Mason in elkaar en zocht hij naar het naderende gevaar, maar Sera had hem gewaarschuwd voor iets anders. Ze vocht met één man langs de balustrade, zijn rug naar het water. Vlak naast Mason wist ze de man zijn gewicht tegen hem te gebruiken en viel hij overboord. Dat maakte het aantal bandieten op het schip nog drie, waarvan één bewusteloos.
Sera stak haar hand naar hem uit en trok hem overeind. ‘Dat duurde lang genoeg.’
‘Jij wilde dat ik ging slapen,’ wierp hij tegen. ‘Dat was overduidelijk een slecht idee.’ Met zijn mouw wreef hij de regen uit zijn ogen. ‘Ik betrapte er één bij onze voorraden. Ik denk dat ze geld zoeken.’ Zowel Mason of Sera waren niet zo dom dat ze hun geld hadden laten rondslingeren, dus dat was vooralsnog veilig.
‘Ik ga het schip vertrek klaar maken, houd ze bezig.’ Hij legde zijn hand kort op de arm van Sera, waarna hij langs haar heen naar het anker rende. Als ze in de oever zouden blijven, dan was de kans groot dat de bandieten die ze overboord hadden gewerkt, weer opnieuw zouden proberen te enteren. Mason plaatste zijn zwaarden in het daarvoor bedoelde halster op zijn rug en trok zo snel als hij kon het anker uit het water.
Net toen hij klaar was, voelde hij dat iemand hem benaderde. In een reflex pakte hij zijn kromzwaarden en draaide hij zich om. Hij kon nog net een langwerpige dolk blokkeren met zijn twee zwaarden. De punt van het vijandige wapen was niet ver van zijn hoofd.
‘Als jullie ons het geld geven, dan hoeven we niet te vechten,’ zei de man. Mason duwde vooruit met zijn zwaarden, waardoor zijn grip rondom de bandiet los kwam.
‘Niet vechten klinkt als een voordeel voor jullie, aangezien wij aan het winnen zijn,’ zei Mason. ‘En daarbij, we hebben geen geld.’
‘Twee mensen, alleen op zo’n schip? Houd me niet voor de gek, jongen.’ Mason schudde zijn hoofd en gaf de man een trap in zijn maag. Zo snel als hij kon rende hij naar de mast. De wind was door de zomerstom gunstig. Zodra de zeilen los zouden zijn, zouden ze zo weg kunnen varen.
Mason was echter nog niet veilig van de man, want hij volgde hem naar het net waar hij ondertussen al in was geklommen. Vanuit zijn ooghoeken zag hij Sera nog vechten. Vlak daar in de buurt lag de man die bij bewusteloos had geslagen, maar een kleine beweging verried dat hij weer bij kwam.
‘Sera, achter je!’ schreeuwde Mason, waardoor zijn eigen snelheid en concentratie werden belemmerd. Een hand trok aan zijn been en hij viel naar beneden. Angstvallig greep hij zich vast aan het net en trapte hij met zijn been om de man van zich af te werken.
Nog een paar meters, dan was hij bij het juiste zijl en zouden ze kunnen vertrekken.