Demish schreef:
Zodra Mason had gehoord dat de soldaten het achtersteven zouden controleren, had hij geweten dat hij ontdekt zou worden. Hij had getwijfeld om het touw vroegtijdig los te laten, maar dat zou een plons hebben veroorzaakt en de aandacht van de soldaten hebben getrokken, waardoor ze hem meteen zouden hebben ontdekt. Toen hij de soldaat over de balustrade had zien kijken en het bevel had gehoord, had hij zijn lach in moeten houden. Als de man echt had gedacht dat hij door een simpel bevel wel omhoog zou klimmen, dan had hij hem verkeerd ingeschat. Op het moment dat er aan het touw getrokken was, had hij zich laten vallen.
Het koude water van de rivier had hem opgevangen en ondanks dat de rivier in eerste instantie rustig had geleken, was het de onderstroming die hem een stuk mee had gevoerd. Hij had zichzelf boven het wateroppervlak weten te brengen en hij had nog net Sera haar waarschuwing gehoord. Hij moest zwemmen, zo snel als hij kon.
De afstand naar de oever aan de linkerkant was verder weg geweest dan dat hij in eerste instantie had gedacht. Hij was in een schuine lijn verplaatst, met de stroming mee. Zo zou hij sneller bij de brug zijn. Hij kon alleen maar hopen dat Sera hetzelfde plan in haar hoofd had gehad en met de paarden de brug over zou galopperen, zodat hij zich daar bij hen kon voegen. Als hij alleen over zou blijven, wist hij niet hoe lang hij de soldaten te voet voor zou blijven.
Mason had zich door het water en het riet geworsteld. Zijn kleding was doorweekt en hing zwaar aan zijn lichaam. Met zijn hand controleerde hij of zijn zwaarden nog altijd op zijn rug hingen. Toen hij het koele metaal voelde met zijn vingertoppen, haalde hij opgelucht adem. Meer tijd om te pauzeren had hij niet, want hij zag dat Sera, gelukkig, met de paarden had weten te ontsnappen en zijn kant op kwam.
Hij sprintte naar haar toe. Met het zicht op Sera, zag hij ook de zes ruiters die hen volgden. De afstand was nu nog groot, maar als Sera de tijd zou nemen om te stoppen met Yarin en de hengst, dan zouden ze hun voorsprong verliezen.
‘Rij alvast door, ik haal je wel in!’ schreeuwde Mason naar haar. Als hij de hengst zou kunnen bestijgen, dan zou hij hem wel aandringen om Sera en Yarin te volgen. Hij wilde niet het risico lopen dat Sera zou vertragen voor hem en dat ze allebei gepakt zouden worden door de ruiters. De soldaten die te paard ten strijden waren getrokken, zouden hun achtervolging immers niet zomaar staken. Niet nu ze wisten dat ze de verdwenen prins hadden gevonden.
De hengst naderde met de seconde. Mason nam zijn positie in, links van het pad wat de zwarte hengst voor ogen had. Hij stak zijn armen uit, klaar om het zadel vast te grijpen en zich met het paard mee te laten voeren. Hij hoopte dat het paard hem zou vertrouwen, aangezien hij niet de rechtmatige eigenaar was. Als het dier een ander plan zou trekken, dan had Mason een groot probleem.
De hengst was slechts een meter van hem af. Mason begon te rennen, om vaart te maken voor zijn sprong. Hij wist het zadel vast te grijpen en na een paar vlugge stappen, trok hij zijn lichaam omhoog en wierp hij zijn rechterbeen over het paard. Enigszins verbaasd dat het gelukt was, greep hij de teugels vast.
De adrenaline gierde door zijn lichaam. Met zijn hakken spoorde hij de hengst aan om sneller te galopperen, zodat ze achter Sera en haar merrie aan zouden kunnen. ‘Dankjewel,’ fluisterde Mason naar het paard, oprecht dankbaar dat de hengst nog niet had besloten hem van zijn rug af te gooien.
Mason schudde zijn natte haren uit zijn gezicht. Hij zocht naar Sera, die enkele meters voor hem uit reed. Dit was de tweede keer dat ze hun vijanden te slim af was geweest.
‘Rijd naar het bos!’ riep hij vooruit naar Sera. Ze zouden daar de grootste kans hebben om de ruiters kwijt te raken. Het gedreun van de hoeven achter zich was nog niet verdwenen, wat betekende dat de soldaten het niet op zouden geven.
‘Prins Mason van Tassos, we hebben directe orders om u terug te brengen naar het paleis in Caralis!’ werd er achter hem geschreeuwd. Orders van wie? Zijn familie, zijn oom? De andere koning en koningin?
‘Ik geef niks om jullie orders!’ schreeuwde Mason terug. Wie hen ook op had gedragen om hem te vinden en terug te brengen, hij zou diegene niet geven waar ze naar zochten.
Zowel Sera als hij hadden de bosrand bereikt. Mason wist haar eindelijk in te halen. Hij had veel wat hij tegen haar wilde zeggen. Hij wilde haar bedanken voor de afleiding, voor de soldaten die ze uit had weten te schakelen en voor het feit dat ze, zonder het aan hem te vragen, had geweten wat zijn plan was geweest. Die woorden moest hij echte bewaren voor later.
‘We moeten ze afschudden!’ Het bos werd steeds dichter, wat in hun voordeel zou kunnen werken. Het belemmerde echter ook de paarden. ‘Of een plek vinden waar we beschut kunnen staan.’ Een overkapping van steen, een grot. Iets waar de ruiters hen niet zouden vinden.
De omgeving werd donkerder. De lage, gouden zon die ze hadden gezien toen ze de controlepost hadden gevonden, leek al weg te zijn gezakt in het Odesameer. Mason wierp een blik op de lucht boven hem, die langzaam in verschillende tinten kleurde. Het had hem meer tijd gekost om te zwemmen dan dat hij had gedacht.
Zodra Mason had gehoord dat de soldaten het achtersteven zouden controleren, had hij geweten dat hij ontdekt zou worden. Hij had getwijfeld om het touw vroegtijdig los te laten, maar dat zou een plons hebben veroorzaakt en de aandacht van de soldaten hebben getrokken, waardoor ze hem meteen zouden hebben ontdekt. Toen hij de soldaat over de balustrade had zien kijken en het bevel had gehoord, had hij zijn lach in moeten houden. Als de man echt had gedacht dat hij door een simpel bevel wel omhoog zou klimmen, dan had hij hem verkeerd ingeschat. Op het moment dat er aan het touw getrokken was, had hij zich laten vallen.
Het koude water van de rivier had hem opgevangen en ondanks dat de rivier in eerste instantie rustig had geleken, was het de onderstroming die hem een stuk mee had gevoerd. Hij had zichzelf boven het wateroppervlak weten te brengen en hij had nog net Sera haar waarschuwing gehoord. Hij moest zwemmen, zo snel als hij kon.
De afstand naar de oever aan de linkerkant was verder weg geweest dan dat hij in eerste instantie had gedacht. Hij was in een schuine lijn verplaatst, met de stroming mee. Zo zou hij sneller bij de brug zijn. Hij kon alleen maar hopen dat Sera hetzelfde plan in haar hoofd had gehad en met de paarden de brug over zou galopperen, zodat hij zich daar bij hen kon voegen. Als hij alleen over zou blijven, wist hij niet hoe lang hij de soldaten te voet voor zou blijven.
Mason had zich door het water en het riet geworsteld. Zijn kleding was doorweekt en hing zwaar aan zijn lichaam. Met zijn hand controleerde hij of zijn zwaarden nog altijd op zijn rug hingen. Toen hij het koele metaal voelde met zijn vingertoppen, haalde hij opgelucht adem. Meer tijd om te pauzeren had hij niet, want hij zag dat Sera, gelukkig, met de paarden had weten te ontsnappen en zijn kant op kwam.
Hij sprintte naar haar toe. Met het zicht op Sera, zag hij ook de zes ruiters die hen volgden. De afstand was nu nog groot, maar als Sera de tijd zou nemen om te stoppen met Yarin en de hengst, dan zouden ze hun voorsprong verliezen.
‘Rij alvast door, ik haal je wel in!’ schreeuwde Mason naar haar. Als hij de hengst zou kunnen bestijgen, dan zou hij hem wel aandringen om Sera en Yarin te volgen. Hij wilde niet het risico lopen dat Sera zou vertragen voor hem en dat ze allebei gepakt zouden worden door de ruiters. De soldaten die te paard ten strijden waren getrokken, zouden hun achtervolging immers niet zomaar staken. Niet nu ze wisten dat ze de verdwenen prins hadden gevonden.
De hengst naderde met de seconde. Mason nam zijn positie in, links van het pad wat de zwarte hengst voor ogen had. Hij stak zijn armen uit, klaar om het zadel vast te grijpen en zich met het paard mee te laten voeren. Hij hoopte dat het paard hem zou vertrouwen, aangezien hij niet de rechtmatige eigenaar was. Als het dier een ander plan zou trekken, dan had Mason een groot probleem.
De hengst was slechts een meter van hem af. Mason begon te rennen, om vaart te maken voor zijn sprong. Hij wist het zadel vast te grijpen en na een paar vlugge stappen, trok hij zijn lichaam omhoog en wierp hij zijn rechterbeen over het paard. Enigszins verbaasd dat het gelukt was, greep hij de teugels vast.
De adrenaline gierde door zijn lichaam. Met zijn hakken spoorde hij de hengst aan om sneller te galopperen, zodat ze achter Sera en haar merrie aan zouden kunnen. ‘Dankjewel,’ fluisterde Mason naar het paard, oprecht dankbaar dat de hengst nog niet had besloten hem van zijn rug af te gooien.
Mason schudde zijn natte haren uit zijn gezicht. Hij zocht naar Sera, die enkele meters voor hem uit reed. Dit was de tweede keer dat ze hun vijanden te slim af was geweest.
‘Rijd naar het bos!’ riep hij vooruit naar Sera. Ze zouden daar de grootste kans hebben om de ruiters kwijt te raken. Het gedreun van de hoeven achter zich was nog niet verdwenen, wat betekende dat de soldaten het niet op zouden geven.
‘Prins Mason van Tassos, we hebben directe orders om u terug te brengen naar het paleis in Caralis!’ werd er achter hem geschreeuwd. Orders van wie? Zijn familie, zijn oom? De andere koning en koningin?
‘Ik geef niks om jullie orders!’ schreeuwde Mason terug. Wie hen ook op had gedragen om hem te vinden en terug te brengen, hij zou diegene niet geven waar ze naar zochten.
Zowel Sera als hij hadden de bosrand bereikt. Mason wist haar eindelijk in te halen. Hij had veel wat hij tegen haar wilde zeggen. Hij wilde haar bedanken voor de afleiding, voor de soldaten die ze uit had weten te schakelen en voor het feit dat ze, zonder het aan hem te vragen, had geweten wat zijn plan was geweest. Die woorden moest hij echte bewaren voor later.
‘We moeten ze afschudden!’ Het bos werd steeds dichter, wat in hun voordeel zou kunnen werken. Het belemmerde echter ook de paarden. ‘Of een plek vinden waar we beschut kunnen staan.’ Een overkapping van steen, een grot. Iets waar de ruiters hen niet zouden vinden.
De omgeving werd donkerder. De lage, gouden zon die ze hadden gezien toen ze de controlepost hadden gevonden, leek al weg te zijn gezakt in het Odesameer. Mason wierp een blik op de lucht boven hem, die langzaam in verschillende tinten kleurde. Het had hem meer tijd gekost om te zwemmen dan dat hij had gedacht.