Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
14 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | The ghost within
Demish
Internationale ster



Beduusd was Mason blijven staan. Keer op keer vroeg hij zich af hoe hij en Sera het talent hadden ontwikkeld om het ene moment over een serieus onderwerp te praten, om vervolgens een opmerking te maken die één van de twee niet aan zag komen. Dit keer was hij degene die geraakt was door haar verleidende woorden. Hij wist hoe Sera had gereageerd toen hij zijn titel tegen haar had gebruikt en hij had geëist dat ze zijn bevelen op zou volgen. Het had haar laten bezwijken en hij had er intens van genoten.
Mason schudde zijn hoofd, vastberaden om het er niet bij te laten, en herpakte zich. Hij volgde Sera door de straten van het dorpje. Net zoals in Caralis zelf leek het hier rustiger te zijn. Er bevonden zich minder mensen op straat, de mensen die hij tegenkwam ontweken hem met een boog en haastten zich naar hun bestemming. Was dat het effect van de missende edelstenen, of was er iets anders aan de hand?
Sera stond al bij de opgang van een kleine herberg. Ze had de teugels van Yarin vastgebonden aan een balk en was bezig om de zadeltassen los te maken. Mason volgde haar voorbeeld en bond ook zijn hengst vast aan de balk. De weinige bezittingen die hij nog had, had hij kunnen verzamelen in slechts één tas.
‘Wat denk je?’ vroeg Sera, doelend op de herberg. Inschattend keek ze naar het kleine pand. Ze bracht haarzelf omhoog door op haar tenen te staan en tuurde door ramen. Mason zelf besteedde geen aandacht aan de herberg. Zijn ogen waren gericht op Sera, haar woorden nog altijd in zijn hoofd.
‘Ik denk dat we daar niet naar binnen gaan.’ Tussen de herberg en het volgende pand bevond zich een klein steegje dat hen weg zou leiden van de hoofdstraat en de weinige mensen.
Mason greep haar hand en de tassen en trok haar met zich mee het smalle straatje in. Sera lachte, waaruit hij opmaakte dat het haar niet deerde wat hij nu deed. Hij zette haar tegen de muur en liet de tassen uit zijn handen vallen. Zijn hand gleed langs haar gezicht en hij trok haar iets naar zich toe, zodat hij haar kon zoenen.
Sera twijfelde geen seconden en sloeg haar armen om zijn hals. Haar vingers vonden zijn blonde haren en verstrengelden zich in de lokken. Ze verplaatste haar voeten en legde haar handen op zijn schouders, waarna ze hen in een gemakkelijke draai omwisselde waardoor hij nu tegen de muur stond.
‘Dat dacht ik niet.’ Hij schudde zijn hoofd en draaide hen met gemak weer om, zodat Sera wederom met haar rug tegen de stenen wand stond. Ongegeneerd gleed hij met zijn handen langs haar borsten en heupen. ‘Ook als we betrapt worden, ben ik niet van plan om dit uitzicht ook maar met iemand te delen.’ 
Hij raakte haar blote huid aan, net boven de halslijn van haar jurk. Hij streek over haar sleutelbeen en volgde haar hals omhoog. Zijn vingers rustten bij haar kin en met een grijns op zijn gezicht duwde hij haar die iets omhoog. 
‘Dus je ontdoet je van je kleding voor een koning.’ Zijn stem was laag en verleidelijk. Hij beet op zijn lip, wetend dat het Sera de vorige keer tot waanzin had gedreven. ‘Wat zou je doen voor een prins?’
‘Ik dacht dat ik je de vorige keer duidelijk had gemaakt dat je dat niet meer mocht doen,’ zei Sera, doelend op zijn tanden in zijn onderlip. Ze hield zich sterk, maar Mason wist dat hij haar precies had waar hij haar wilde hebben.
Mason schudde enkel zijn hoofd. ‘Dat heb je niet. Je dreigde alleen maar, en toen ik je vroeg wat er zou gebeuren en een antwoord eiste, kwam je er niet meer op terug.’ Op dat moment had hij ontdekt wat het met haar had gedaan toen hij zijn titel had genoemd. Daar had hij de rest van de nacht dankbaar gebruik van gemaakt.
‘Maar ik wil het nog steeds ondervinden. Vertel me, wat gaat er gebeuren als ik het nog één keer doe?’ daagde hij haar uit. ‘Of weiger je een toekomstige koning antwoord te geven?’
‘Je bent nog geen koning,’ wees ze hem terecht, maar haar ademhaling was rillerig. Als hij nu zou plezieren, zou ze het niet lang volhouden. ‘Als prins zou je toch echt beter je best moeten doen.’
Een triomfantelijke grijns sierde zijn gezicht. Hij nam de uitdaging aan en pakte haar handen, die pinde hij boven haar hoofd tegen de muur. Hij zoende haar, kort maar krachtig. Al snel wisselde hij haar lippen in voor de zachte huid van haar nek. Sera bewoog zich naar de vormen van zijn lichaam en hij kreunde tegen haar hals.
Hij liet haar handen voor wat ze waren en richtte zich op de stof van haar rok. Hij duwde de dunne stof omhoog en verzamelde zoveel als hij kon in een vuist, zodat het later niet in de weg zou zitten. Zijn lippen dwaalden verder af naar beneden. Als het kon, trok hij de gehele jurk van haar lichaam.
‘Mason.’
‘Prins Mason, voor jou,’ bracht hij tussen zijn kussen uit. Plotseling raakte Sera hem met haar elleboog in zijn maag.
‘Hé!’ Geïrriteerd dat Sera hem zo plotseling van haar af probeerde te werken, zette hij een stap naar achteren. Hij streek met zijn vingers over de plek waar ze hem had geraakt. ‘Waar sloeg dat op?’
Sera rolde met haar ogen en draaide hem om naar de muur tegenover hen. Hij fronste en wilde protesteren dat als Sera er toch van af zag, ze hem niet zo ruw had hoeven laten stoppen. Hij slikte zijn woorden in bij het zien van waar ze op had gedoeld.
'Ik kijk graag naar mezelf maar dit is wel een beetje teveel van het goede,' mompelde Mason. Voor hem zag hij een muur vol met posters waarop hun gezichten preikten, met daaronder een duizelingwekkend hoge beloning voor degene die hen afleverde bij het paleis.
‘Ik dacht niet dat hij het echt zou doen,’ verzuchtte hij. Hoe erg de opwinding ook door zijn lichaam had gegierd, de realiteit en de ernst van hun situatie hadden het meteen weg gedrukt. Lyle van Tassos zou niet stoppen voordat hij zijn neefje en de Jager van Edon te pakken had.
‘We kunnen maar beter naar binnen gaan,’ zei hij tegen Sera. Hoe langer buiten zouden rondhangen, hoe groter de kans werd dat iemand hen zou zien. Al zouden ze in de herberg misschien ook niet veilig zijn voor spiedende ogen. 
Daynty
Internationale ster



‘Wacht even.’ Haar stemgeluid liet Mason, die de zadeltassen van de grond had gepakt en aanstalten maakte om het steegje uit te lopen, stilstaan en zich een kwartslag naar haar omdraaien. ‘We kunnen dit hier niet zomaar laten hangen.’ De posters waar haar blik op was gevallen en die de sfeer grondig hadden verpest, kleefden aan de muur van het andere gebouw dat aan het steegje grensde. Sera rukte een poster met haar gezicht van de stenen af en bestudeerde hem van dichterbij. 
‘Deze tekening doet me geen eens recht,’ mompelde ze. De lijnen waren grof, haar gezicht leek slechts deels op hoe ze er daadwerkelijk uitzag. Bij de posters waarop Masons gezicht preikte, was dat anders. Waar ze bij zichzelf enigszins moest zoeken naar overeenkomsten, sprongen die bij Mason meteen in het oog. Als prins en hoofdwachter waren er dan ook vast vaker portretten van hem gemaakt en meer mensen op het paleis wisten hoe hij eruitzag. 
Sera trok de andere posters ook van de muur af. Zelfs al waren de gelijkenissen op haar tekening moeilijker te spotten, de korte omschrijving die mensen wees op haar rode haren en amberkleurige ogen maakt een tekening bijna overbodig. 
Verwoed scheurde ze de posters doormidden, waarna ze de snippers naar de grond liet dwarrelen. De zes posters aan deze muur waren ongetwijfeld slechts enkele van de vele die door het land en door deze stad verspreid waren, maar het verscheuren ervan zorgde dat ze een klein beetje van de woede kwijt kon. Hoe durfde Lyle van Tassos zo’n intensieve jacht naar hen op te zetten terwijl hij al zijn middelen zou moeten aanwenden om de edelstenen terug te vinden? 
‘Laten we naar binnen gaan,’ zei ze tegen Mason. Terwijl ze hem het steegje uit volgde, krulde Sera haar haren op tot een slordige knot in haar nek, waarna ze vlug de capuchon van haar mantel over haar hoofd schoof om haar rode lokken te verbergen. Voor haar had Mason hetzelfde gedaan. Ze hoopte dat de schaduwen zijn gezicht genoeg verhulden om hem onherkenbaar te maken voor de mensen hier. Het enige voordeel dat ze hadden, was dat hij in zijn leven nauwelijks door Eanthis gereisd had, in tegenstelling tot andere kinderen uit de koninklijke familie. De kans was klein dat de mensen in dit stadje hem ooit in levende lijve hadden gezien. Ze hadden alleen de posters met zijn gezicht erop om hem mee te identificeren. 
Toen ze over de drempel de herberg in stapten, viel haar oog onmiddellijk op nog twee posters die aan een paal bij de bar gespijkerd waren. De woede die even geleden iets was verzacht door het verscheuren van de papieren buiten, laaide onmiddellijk opnieuw op. Sera wrong haar handen voor haar lichaam in elkaar om te voorkomen dat ze de posters van het hout af zou scheuren. Gehuld in hun mantels en capuchons vielen ze al genoeg op zonder opmerkelijke dingen te doen.
‘Heeft u nog slaapplekken over voor de nacht?’ Mason leunde met een onderarm op de bar en schoof de menukaart naar zich toe. Een slimme zet, bedacht ze goedkeurend. Het gaf hem een reden om zijn hoofd iets gebogen te houden, alsof hij de gerechten bestudeerde, zodat zijn gezicht niet goed te zien was. 
‘Hoeveel kamers?’ bromde de herbergier. Ook Sera ontweek zijn blik zorgvuldig. Mason draaide zijn hoofd haar kant op en liet zijn blik op haar rusten. Het was geen vragende blik om te peilen of ze een aparte kamer wilde of niet. Het was een suggestieve blik die geen twijfel liet bestaan over de manier waarop hij graag zijn frustraties af wilde reageren. Een manier waarin Sera zich erg goed kon vinden. 
‘Eén kamer,’ antwoordde hij. Daarna maakte hij zijn ogen pas van haar los. Hij tikte naar iets op de menukaart dat ze niet kon zien van waaraf ze stond. ‘En heeft u nog platbroden liggen?’
De herbergier knikte terwijl hij in een kastje achter de bar rommelde. ‘Drie stuks.’
‘Die nemen we erbij.’ Mason diepte het juiste aantal muntstukken op uit zijn bijna lege geldbundel en legde deze op de bar. ‘Alle drie.’ 
Sera wachtte ongeduldig tot de herbergier de sleutel voor hun kamer had gevonden. Zodra hij ook de broden op de bar had gelegd, griste Mason ze van het hout af en liep hij de aangewezen deur door. Haastig volgde ze hem, waarbij ze nog een vlugge blik op de herbergier wierp om te peilen of hij iets aan hen herkend had. Hoewel de man hen even nakeek, zag hij er niet uit alsof hij ieder moment naar buiten kon stormen om de stadswacht te alarmeren. Haar zenuwen gingen iets liggen. Waarschijnlijk waren ze voor hem gewoon twee vreemde bezoekers. 
‘Jij hebt honger zeg,’ merkte Sera op tegen Mason zodra ze in de gang waren waar hun kamer zich bevond. De houten planken kraakten onder hun voeten voor ze bij de juiste deur stil bleven staan. 
Mason gaf een ongeduldige en gefrustreerde ruk aan de deur toen deze niet meteen opende. ‘Ik heb nog geen honger,’ zei hij, terwijl hij over de drempel stapte en de tassen en broden van zich af gooide op een stoel. Sera had de deur net achter zich dichtgetrokken toen hij haar met zijn lichaam tegen het hout duwde en zijn beide handen om haar gezicht legde. ‘Maar dat heb ik wel nadat ik klaar ben met jou,’ gromde hij. Vlak daarna voelde ze zijn lippen ruw en verlangend op de hare. Sera kantelde haar hoofd om hem beter toegang te geven tot haar mond. De capuchon gleed van haar hoofd af en haar haren vielen in een draai naar beneden. Masons vingers begroeven zich in de lokken en trokken haar hoofd verder naar achter, zodat zijn lippen ongehinderd toegang hadden tot haar hals. Ze zuchtte verlangend. Haar hand begroef zich in zijn nek en dwong hem nog dichterbij. Sera sloeg een van haar benen om de zijne heen en drukte haar heupen tegen hem aan. 
Demish
Internationale ster



De woede die Mason voelde voor zijn oom kon hij maar op één manier uiten en dat was samen met Sera. Hij was niet de enige die kwaad en gefrustreerd was. Sera verlangde naar zijn aanrakingen zoals hij dat ook deed naar de hare. Hij merkte het aan hoe haar handen hem vastnamen en aan de striemen die haar nagels achterlieten op zijn rug.
Geen van hen liet ook maar iets aan de verbeelding over en Mason was er van overtuigd dat iedereen in de nabijgelegen kamers hun kon horen schreeuwen, maar het deerde hem niets. Hun stemmen zouden hun identiteit niet weggeven. Dat deden ze posters die door de stad verspreid waren al.
Zelfs toen Mason het gevoel had gehad al zijn energie te hebben verbruikt en zijn handen van het hoofdbord, wat hij had gebruikt als ondersteuning,  waren gegleden, had Sera simpelweg geëist dat zij dezelfde voldoening had mogen ontvangen als hij. Uitgeput, maar voldaan, had hij Sera haar gang laten gaan en genoten van zijn uitzicht. 
‘Bij de goden, ik zou nu wel iets willen roken,’ klaagde Mason terwijl hij met zijn hand over zijn gezicht wreef. Op Qhal hadden hij en de wachters op hun vrije avonden van alles uitgeprobeerd. Het roken van een combinatie van kruiden en planten had zijn hoofd altijd leeg gemaakt en dat was precies wat hij nodig had op het moment. Het zou een zegen zijn om zich voor even licht te voelen in zijn hoofd. Zijn ogen gleden naar Sera. ‘Jij hebt zeker niks?’
Sera schudde haar hoofd. ‘Nee, maar heeft de prins van Tassos geen privé voorraad?’
‘Wat ik nog had, is achtergebleven op de boot,’ mompelde hij enkel. ‘En het is het niet waard om ons laatste geld er aan uit te geven.’
‘Mijn geld,’ herinnerde Sera hem. Mason rolde enkel met zijn ogen en pakte, met tegenzin, één van de platbroden die hij van de herbergier had gekocht. Hij scheurde er een stuk af en kauwde er bedenkelijk op. Hij wilde niet langer over hun opstapelende problemen nadenken, maar Sera gaf hem nauwelijks die optie. 
‘Ik had ook geld, maar-’
‘Het is achtergebleven op de boot, ik weet het.’ Sera wuifde haar hand in de lucht en gleed van het bed af. Ze greep haar ondergoed bij elkaar en trok het weer aan. Mason bekeek haar nogmaals, de lijnen van haar lichaam en de rode haren die zo perfect afstaken bij haar lichte huid.
Sera nam weer plaats op het bed en pakte het brood uit zijn handen, zodat ook zij een stuk zou kunnen eten. ‘We hebben wel meer nodig.’
‘Dat is een probleem voor toekomstige Mason en Sera,’ wierp hij tegen. Sera gaf hem een cynische glimlach. 
Haar vingers scheurden nogmaals een stuk brood af. Mason spotte de gouden ring om haar vinger. Een sieraad dat ze zo nu en dan aanraakte. Dat had ze ook gedaan toen hij een grap had gemaakt over trouwen. Meestal lachte ze om zijn humor, maar deze keer had ze dat niet gedaan. Had het te maken met het juweel dat rond haar ringvinger pronkte?
‘Van wie heb je die ring?’ Het viel hem nu pas op dat ze hem droeg op de hand die geserveerd was voor trouwwringen en liefdesgeloften. Hij wist echt niets van haar. 
Sera bestudeerde haar hand. Mason vouwde zijn arm onder zijn hoofd en plukte met zijn vingers aan het brood was hij op de dekens had gelegd. 
‘Ik vertel het je nog wel,’ besloot Sera, ‘maar niet nu.’
Mason haalde zijn schouders op. Dat was wel zo eerlijk. Hij wendde zijn blik af van Sera en bekeek de kamer die de herbergier hen toe had gewezen. Het was klein en het raam had enkel uitzicht op het gebouw naast zich. Zelfs op Qhal, een eiland, had hij zich minder ingesloten gevoeld dan hier.
‘Ik mis Qhal,’ verzuchtte hij. Hij miste de spiralen trappen, de wachters om hem heen en de lol die hij kon hebben. Hij miste het gevoel van thuis en hoeveel simpeler zijn leven was geweest voordat een onbekende toe had geslagen en heel Eanthis in rep en roer had gebracht. 
Sera pakte het tweede brood, gezien het eerste al bijna op was. ‘Wat deed je daar eigenlijk als je geen dienst had?’
‘Van kliffen springen,’ antwoordde hij met een lichte grijns. Sera keek hem aan alsof hij gek was. ‘Echt,’ zei hij overtuigend. ‘Er waren altijd een paar wachters die dat deden. Toen ik daar net aan kwam, vond ik dat zo gaaf. Dus ik besloot mee te doen.’
‘Er is echt iets mis met jouw hoofd,’ concludeerde Sera. Mason lachte, ondanks zijn slechte humeur.
‘Je bent niet de eerste die komt met deze constatering.’
‘En vast niet de laatste,’ zei ze met een grijns. 
Mason kwam overeind en ging rechtop zitten. ‘Je vindt het vast nog gekker als je hoort waarom ik eigenlijk echt met ze mee wilde doen.’
Geamuseerd trok Sera haar wenkbrauwen op. Mason schudde grinnikend zijn hoofd, terugdenkend aan degene die in de eerste weken van Qhal zo zijn aandacht had getrokken dat hij er letterlijk alles aan had gedaan om bij hem in de buurt te komen.
‘Er was een jongen,’ vertelde Mason. ‘Hij was bijna klaar met zijn opleiding tot wachter en zó knap.’ Denken aan zijn gespierde lichaam, de sproeten op zijn schouders en zijn bruingroene ogen was genoeg om de kriebels in zijn maag aan te wakkeren.
‘Een jongen?’ herhaalde Sera. Ze glimlachte. ‘Interessant.’
Daynty
Internationale ster



De vorige avond hadden de roes van het genot en het praten met Mason de zorgen over hun problemen op afstand gehouden, maar toen Sera in de ochtend wakker werd, drongen ze zich meteen op aan haar gedachten. Het voelde alsof ze in de buurt van een afgrond stond zonder dat ze kon zien waar de rand was. Misschien kon ze nog een paar stapjes zetten, misschien niet. Ze moesten geld zien te krijgen, zorgen dat ze niet herkend werden en uit handen blijven van de soldaten die achter hen aan zaten. 
Met een diepe zucht rolde Sera zich op haar rug. Het was veel te vroeg op de ochtend om al na te moeten denken over dit soort dingen. Het voelde tenminste alsof het vroeg was, maar op het moment dat ze haar ogen opende en opzij keek, zag ze dat Mason al aangekleed en wel op de rand van het bed zat. Hij leunde met zijn ellebogen op zijn bovenbenen en keek naar iets voor hem, dat Sera niet kon zien omdat hij er voor zat. 
‘Goedemorgen,’ mompelde ze, terwijl ze zich loom uitrekte. ‘Hoe vroeg is het?’ 
Ze hoorde Mason kort snuiven. ‘Hoe laat is het, bedoel je.’
‘Als ik te lang bleef slapen, had je me wakker moeten maken,’ wierp ze tegen. Ze wurmde haar benen los uit de dekens en kwam overeind van het bed om haar jurk van de stoel in de kamer te pakken. 
‘Met het risico dat je een mes tegen mijn keel zou zetten?’ Met een flauwe grijns draaide Mason zich naar haar toe. Hij liet zijn rug tegen de kussens zakken, strekte zijn benen voor zich op het bed uit en keek toe hoe ze haar jurk aan trok. ‘Liever niet.’
Met een opgetrokken wenkbrauw wierp ze hem een blik toe. ‘Ben je bang dat je mij niet aan kunt?’
Zodra zijn mondhoek zich omhoog bewoog tot een lome grijns wist ze waar dit gesprek naartoe ging. ‘Ik heb niet gezegd dat ik bang ben als je een mes op mijn keel zet.’ Hij hief zijn kin iets en keek haar grijnzend aan. ‘Het zou alleen heel… afleidend zijn.’ Resoluut stond Mason op van het bed. ‘En daar hebben we nu geen tijd voor.’
Nu zag Sera wat hij in zijn handen had en waar hij naar had zitten kijken toen ze wakker werd. Het glanzende lemmet van de dolk met het vossenhoofd ving het ochtendzonlicht dat door een kier tussen de gordijnen naar binnen viel. De toeval dat ze allebei een haast identieke dolk hadden, gaf haar nog steeds kippenvel. Terwijl ze met een kam door haar haren ging en de rode lokken in een kroon om haar hoofd vlocht, dacht ze aan wat Mason haar had verteld. Hij had opzoek moeten gaan naar het meisje met haren als een vos. Precies de kleur die haar haren hadden. Bovendien was dat het dier dat haar leven had gered en dat hoorde bij de tempel waar ze zich aan verbonden had. Alles linkte net te goed in elkaar om het toeval te kunnen noemen, maar wat kon het anders zijn? Was het een pad dat voor hen uitgestippeld was door de goden? Het klonk zo onwerkelijk dat Sera het idee meteen uit haar hoofd zette. De goden hadden de wereld gevormd en de eerste koningen van Eanthis de edelstenen geschonken. Daarna hadden ze zich teruggetrokken uit deze wereld, hun enige invloed restend in de twaalf stenen en de geestdieren die de goddelijke hoeders van de wereld waren. De geestdieren waren echter eeuwen geleden al verdwenen door de hebzucht van mensen - opgejaagd en gedood voor hun ziel en magie. 
Alleen hoe kon ze dan verklaren dat een vos niet één, maar twee keer te hulp was geschoten op net het juiste moment? Ze had geen idee. En hoe langer ze erover nadacht, hoe groter dat vraagteken werd. 
‘Sera?’
Masons stem trok haar terug uit haar gedachten. Nu pas besefte ze dat ze had staan staren naar de vossendolk. 
‘We vinden wel antwoorden,’ zei Mason, al klonk het alsof hij daarmee ook zichzelf nog moest overtuigen. ‘Als we doorrijden, komen we over drie dagen bij Majnu’s woonplek.’ 
Als hij daar nog steeds woont, dacht ze, maar ze sprak de woorden niet hardop uit. Majnu was de enige hoop die ze nu hadden en zolang ze alle zwakke punten aan het vastklampen aan één plan niet hardop uitsprak, was het makkelijker om te doen alsof het plan waterdicht was. 
Sera knikte en hees haar tas van de grond. ‘Hebben we nog tijd voor een ontbijt? Ik rammel.’
Mason borg de dolk op in zijn tas. ‘Tijd wel. Of we er ook geld voor hebben, dat is een andere vraag.’
Ze slaakte een vermoeide zucht. ‘Toen ik met een prins ging reizen dacht ik niet dat ik me over geld nog druk zou hoeven maken.’
‘Maar ik kom met andere kwaliteiten?’ probeerde Mason hoopvol, terwijl hij haar voorging de kamer uit. 
Eenmaal in de eetruimte van de herberg viel haar oog onmiddellijk weer op de twee posters naast de bar. Die dingen maakten hun reis er heel wat moeilijker op. Sera nam plaats aan een tafeltje, de capuchon van haar mantel over haar hoofd getrokken, en liet Mason wat eten bestellen. Hoewel zijn gezicht treffender op de poster stond, was het makkelijker voor hem om niet herkend te worden. Bij haar vielen haar haren overal op. 
Afwezig volgde ze met haar vinger een groef in het hout van de tafel, terwijl haar blik de ruimte door dwaalde. Het was iets drukker dan de vorige avond. Aan een tafeltje achter haar zaten een man en vrouw op een zachte toon met elkaar te praten. Een klein eindje verderop zat een viertal mannen en aan nog twee andere tafels zaten twee tweetallen. Tot slot bleef haar blik even hangen bij een jongeman die alleen zat. Op datzelfde moment keek hij naar haar en Sera draaide zich vlug een klein stukje bij, zodat haar gezicht deels aan zijn zicht onttrokken werd. Ze moest de neiging weerstaan om nog een keer zijn kant op te kijken. Ze kon zijn ogen nog op haar voelen branden. In het korte moment dat ze hem aangekeken had, had ze iets aan hem gezien dat haar een onrustig gevoel gaf. Ze kon alleen niet goed plaatsen wat. 
Sera ademde diep in en keek naar Mason bij de bar. Ze begon vast dingen te zien die er niet waren. Hoe dan ook, na het ontbijt wilde ze hier zo snel mogelijk weg.
Demish
Internationale ster



Het had enkele minuten geduurd voordat Mason de aandacht van de herbergier had weten te trekken. Toen hij net bij de bar aan was gekomen, had de man besloten om alle vieze vaat te verzamelen. Zodra hij die taak had volbracht, had hij de vaat naar achteren gebracht en had het als een eeuwigheid gevoeld voordat hij weer terug was gekeerd. Mason had verwacht dat hij eindelijk het ontbijt zou kunnen bestellen, maar de man had gedaan alsof hij daar niet had gestaan.
‘Ik zou graag wat ontbijt willen bestellen,’ zei Mason, nadat hij zijn keel had geschraapt. De nachtrust had hem goed gedaan en hij wilde graag opzoek naar Majnu. Hij had hoop dat de voormalige wachter hen verder zou kunnen helpen. Daarnaast wilde hij ook snel vertrekken uit het stadje waar zijn gezicht op elke poster stond.
‘Je bent te laat voor het ontbijt,’ gromde de man.
‘Zo laat is het nog niet,’ klaagde Mason. Sera had misschien langer geslapen dan hij, maar het kon onmogelijk zo laat zijn dat ze het ontbijt hadden gemist.
‘Alles is op. Je had eerder moeten komen.’
‘Alles?’ herhaalde Mason. Hij leunde met zijn arm op de bar. ‘Brood?’
‘Wordt nu gemaakt voor de lunch.’
‘Pap of havermout?’ 
‘Op.’
Mason snoof geïrriteerd. ‘Thee?’
De man gaf hem enkel een geamuseerd glimlach. ‘Koud.’
‘Je moet toch iets hebben?’ Dat ze misschien het eten mis waren gelopen, was nog iets waar hij omheen zou kunnen werken. Hij en Sera zouden ergens anders een paar stukken fruit kunnen halen, maar hij wilde in ieder geval iets drinken voordat ze aan hun reis zouden beginnen.
‘Suggereer je dat ik mijn eigen voorraad niet ken?’ vroeg de herbergier, die ondertussen aan de slag was gegaan met het tellen van de omzet voor de ochtend. Zijn vingers bewogen vlug door de munten en hij schoof ze een voor een in buideltje. Aan het rinkelende geluid kon Mason horen dat de herbergier al genoeg muntstukken had verzameld voor de dag.
‘Ik suggereer,’ beet Mason hem toe, ‘dat u nog een keer kijkt. We nemen alles wat eetbaar is.’
‘Is dat een bevel, verloren prins?’ Geschrokken door zijn titel zette Mason een stap naar achteren. Hij had het niet gezien, maar de herbergier had een kleine dolk tevoorschijn gehaald en richtte hem nu op hem. Vanuit zijn ooghoeken zag hij Sera opkijken van de tafel. Hij hoopte dat ze bleef zitten. Dat ze hem hadden gevonden, betekende niet dat ze ook haar hadden gespot.
‘Ik wil geen problemen,’ zei Mason, terwijl hij zijn handen omhoog hield. ‘Alleen wat ontbijt, daarna vertrek ik.’
‘Als je geen problemen wil, had je niet rond moeten blijven hangen in een dorp waar je gezicht op elke muur is gepleisterd.’ Ondanks dat Mason zijn wapen nog niet had getrokken, bleef de herbergier het zijne op hem richten. ‘Je dacht toch niet dat een capuchon van een te dure mantel je zou beschermen, of wel?’
Hij zuchtte en bracht zijn handen naar de stof van zijn capuchon, waarna hij zijn gezicht onthulde. Hij wist dat ontkennen geen zin had. De vraag was: wat zou de herbergier nu doen? Mason wierp een blik op de goed gevulde geldbuidel. Wat als de herbergier de stadswachters al had geïnformeerd? Zelfs als hij zou vluchten, samen met Sera, dan zouden de wachters hen snel vinden. 
Nu hij zijn identiteit bekend had gemaakt, had hij de aandacht van alle omstanders in de herberg getrokken. Het gebeurde allemaal achter zijn rug om, maar hij hoorde iedere gefluisterde zin die ze over hem spraken.
‘Hij had de wacht toen de edelstenen verdwenen.’
‘Hij is gevlucht uit Caralis.’
‘Ze zeggen dat hij bij Qhal heeft ingebroken met een jager van Edon.’
Wellicht was hij naïef geweest om te denken dat hij in alle vrijheid door Eanthis had kunnen reizen. Dat hij zijn gezicht nog nooit ergens had laten zien, betekende niet dat mensen nooit over hem spraken. Daar had zijn oom wel voor gezorgd.
‘Zeg eens, ’ sprak Mason luid. Hij draaide zich om, zodat hij de herberg in kon kijken. Hij hield de hebberiger en zijn dolk echter nauwlettend in de gaten. Sera hield zich stil, haar ogen gericht op de tafel voor haar. Mason zag echter dat haar vingers rond haar werpmessen lagen, klaar om aan te vallen. ‘Vinden jullie het niet vreemd dat de koning van Tassos en de andere monarchen meer aandacht besteden aan het vinden van mij, dan aan de edelstenen?’ Hij had geen posters gezien met daarop een oproep aan iedere burger om mee te zoeken.
‘De monarchen weten wat ze doen,’ zei de herbergier. ‘Ze hebben het recht om dieven te achtervolgen en op te sluiten.’
Mason schudde zijn hoofd. Hij had het gevoel dat hij de discussie niet aan moest gaan. Niet met hem. In plaats daarvan richtte hij zich tot de anderen. De burgers van Eanthis, zijn volk. ‘Ik kan jullie garanderen dat ik de eer van Qhal wil herstellen en de edelstenen wil vinden.’
‘Gelul van een luie prins, meer dan dat is het niet,’ snauwde de man achter hem. Mason wilde zich omdraaien om toch de discussie aan te gaan, maar hij zag iets van metaal glinsteren in het zonlicht. De man die alleen had gezeten, bewoog zich naar Sera.
Mason greep zijn eigen dolk van zijn riem en rende er op af, maar op datzelfde moment vloog de deur van de herberg open en stapten zes wachters naar binnen. De man die zich op Sera had gericht, bedacht zich en trok zich terug. De zes wachters omsingelden hem en Sera.
‘Jullie staan onder arrest!’ zei één van de wachters, vermoedelijk degene die de leiding had. ‘Voor verraad tegen de kronen, diefstal van Qhal en Eanthis.’
‘Ik wil echt niet vechten op een lege maag,’  zei hij tegen Sera. Hij wisselde zijn dolk om voor zijn kromzwaarden en richtte zich op de wachters. ‘Ik betaal jullie het dubbele wat jullie nu krijgen als jullie ons laten gaan.’
Daynty
Internationale ster



Sera had het niet kunnen laten om de man die naar haar had zitten kijken via zijn reflectie in het raam van de herberg in de gaten te houden terwijl ze ongeduldig wachtte tot Mason iets te eten had geregeld. Bij de bar had ze Masons stem luider horen worden, maar op het moment dat ze op had willen staan poolshoogte te gaan nemen, had de reflectie in het raam bewogen. Ze was verstijfd op haar plek, in de veronderstelling dat de man op zou staan, maar op datzelfde moment klonk Masons stem opnieuw door de herberg. Luider dit keer, zodat iedereen hem kon horen. Wat was hij in godesnaam aan het doen? Wilde hij dat de hele herberg wist wie hij was? 
Toen ze hoorde wat hij zei, draaide ze zich met een ruk om. Het liet het gefluister alleen maar aanzwellen, maar de mensen bleven op hun plek zitten - nog wel. Het was bemoedigend dat ze nog niet zo verblind waren door de beloning die Lyle van Tassos uitreikte dat ze zomaar een prins en een Jager van Edon aanvielen.
De deur van de herberg vloog open en belandde met een klap tegen de muur. De aarzelende instemming die de andere bezoekers hadden gehad over Masons woorden - dat de koning zich op de edelstenen moest richten in plaats van op zijn weggelopen neefje - verdampte. Sera sprong overeind van haar stoel en greep haar dolken, die wendbaarder waren dan haar zwaard in de krappe ruimte, die nog kleiner leek nu er een zestal wachters tussen de stoelen en tafels stond. 
‘Mason,’ siste ze. Met een frons tussen haar wenkbrauwen wierp ze hem een blik toe. ‘We hebben niet eens geld om ze af te kopen.’
Hij haalde achteloos zijn schouders op. ‘Dat weten zij toch niet.’
‘En wat als ze ermee instemmen? Waar ga je dat geld dan vandaan halen?’ 
Mason deed zijn mond open om te reageren, maar de soldaat - degene die de leider van het stel leek - stapte naar voren, zijn hand op zijn zwaard. 
‘Dit zijn orders van de koning van Tassos, prins. Ook u dient die op te volgen,’ zei hij. 
Sera klemde haar kaken op elkaar. ‘De koning kan die orders veel beter aan andere dingen besteden,’ beet ze hem toe. ‘Nuttigere dingen.’ Ze draaide een van haar dolken rond in haar hand. Tot haar tevredenheid ging er een lichte schok door de man heen. 
Hij negeerde haar woorden en schraapte zijn keel. ‘Mijn prins, het is voor ons allebei het beste als u gewoon met ons mee zou komen. Samen met uw reisgenoot.’ 
‘En waar nemen jullie ons dan wel niet mee naartoe?’
Een slimme vraag van Mason, moest ze toegeven. Ze konden hen niet in één keer naar Caralis brengen, dat was zeker vier tot vijf dagen reizen. Als ze wisten wat de tussenstop was, konden ze bepalen of ze ergens een mogelijkheid konden vinden om de wachters af te schudden. 
‘Een kleine legerpost zo’n zestig kilometer hier vandaan. Daar zal een afgevaardigde van de koning op u wachten om verder te bepalen wat er gebeurt,’ antwoordde de wachters. 
Sera wisselde een blik uit met Mason. Ze had geen idee op welke legerpost hij precies doelde, maar zestig kilometer reizen moest genoeg mogelijkheden bieden om er tussenuit te glippen. Dat leek haar een beter idee dan de soldaten hier en nu bevechten. Ze was ervan overtuigd dat zij en Mason wel zes soldaten aan konden, maar ze kon niet beloven dat er dan geen slachtoffers zouden vallen. Bovendien waren er teveel omstanders, te veel mensen die een nieuwe groep soldaten konden tippen of hen konden volgen. 
Blijkbaar had Mason zich hetzelfde bedacht, want hij liet zijn zwaarden zakken. ‘Goed dan,’ zei hij. 
Met tegenzin stopte Sera haar dolken weg. Na een korte gebaar van de hoofdwachter schoten twee van zijn collega’s onmiddellijk naar voren om haar handen op haar rug te trekken. 
‘Wat is dit?’ snauwde ze, terwijl ze haar armen probeerde te ontworstelen aan hun greep. 
Mason stapte gealarmeerd naar voren, maar de hoofdwachter blokkeerde zijn pad. ‘Een voorzorgsmaatregel,’ antwoordde hij vlak. Sera voelde hoe er een touw om haar polsen werd geknoopt. Een van de soldaten pakte haar twee dolken en haar zwaard. 
‘Het kan me niet schelen wat het is.’ Masons stem klonk hard en geërgerd. Sera moest het de hoofdwachter nageven dat hij geen centimeter week voor de prins. ‘Maak haar handen los, nu meteen. Ze is mijn reisgenoot en ze verdient dezelfde behandeling als ik.’
‘De koning was duidelijk in zijn instructies, hoogheid.’ De wachter keek hem onverstoorbaar aan en hield zijn handen op. ‘Ik moet u verzoeken uw wapens af te geven.’
Zelfs vanaf haar plek zag Sera Masons ogen verduisteren. Hij zag eruit alsof hij het liefst de handen van de wachter eraf hakte met zijn wapens, maar uiteindelijk gaf hij zich met een zucht gewonnen. Sera kon de frustratie en woede die van hem afstraalden bijna voelen - of misschien kwam dat omdat diezelfde emoties ook door haar eigen lichaam raasden. 
De soldaten trokken haar mee de herberg uit. 
Ze keek naar Mason, die met een verbeten gezicht naast haar mee liep. ‘Ik reis met een prins en we hebben geen geld en ik krijg ook al geen goede behandeling. Ik vraag me af welke andere kwaliteiten je bedoelde vanochtend,’ bromde ze tegen hem. 
Demish
Internationale ster



Zodra hij zijn wapens af had gestaan en had gezien hoe ruw ze Sera hadden behandeld, had Mason spijt van zijn keuze. Hij wist dat vechten op dit moment geen slimme zet zou zijn geweest, maar het maakte hem misselijk dat ze Sera behandelden alsof ze een crimineel was en dat hij de prinsheerlijke behandeling kreeg. Zijn oom deed dat expres, dat wist hij zeker. Lyle van Tassos wilde geen argwaan wekken bij zijn trouwe soldaten, maar al die vriendelijkheid en beleefdheid zou verdwijnen de seconde dat Mason het paleis zou betreden.
Hij en Sera moesten ontsnappen voordat ze overhandigd zouden worden aan de afgevaardigde van de koning.
Woedend keek hij opzij naar Sera, die een opmerking maakte over wat er zojuist was gebeurd. Hij had geprobeerd om te eisen dat ze haar zouden behandelen met hetzelfde respect als hem, maar de wachters waren te trouw aan de koning. De orders van een prins zouden daar niets aan veranderen.
Er stonden soldaten klaar bij hun paarden en Mason stapte naar de hengst, Donder, toe. Een wachter hield zijn arm uit en hield hem tegen. ‘We hebben een koets voor u klaarstaan, hoogheid.’
Mason draaide zich om en zag de koets verderop in de hoofdstraat staan. Lyle had echt alles uit de kast getrokken om het te laten lijken alsof hij simpelweg opzoek was naar zijn verloren neefje, in plaats van een familielid dat zijn orders had genegeerd en zelf een plan had getrokken.
‘Sera reist met mij mee in de koets,’ zei Mason strak. Ze hadden haar al vastgebonden en twee soldaten hadden een sterke greep op haar bovenarmen, terwijl ze hem vrijuit lieten lopen. Het was oneerlijk. Het minste wat hij kon doen, was eisen dat Sera he zou vergezellen in de koets.
‘De Jager zal te paard reizen, onder toeziend oog van mijn soldaten,’ sprak de leider. Mason zuchtte gefrustreerd. Hoe dieper hij wegzakte in de situatie, hoe meer spijt hij kreeg dat hij zijn wapens af had gestaan.
Hij wreef met zijn hand over zijn gezicht. ‘Ze rijdt op haar eigen paard. Als jullie haar handen gebonden moeten houden, zorg dan in ieder geval dat ze de teugels vast kan houden.’
‘Eén van de wachters zal samen met haar het paard berijden, maakt u zich geen zorgen.’ Mason zijn ogen schoten naar Sera, het ongenoegen droop van haar gezicht. Hij wilde niet eens weten wat Yarin zou doen als ze twee menen zou moeten dragen.
‘En Donder?’ Mason gebaarde naar zijn eigen hengst.
‘De hengst die u heeft geleend van de hertog van Astaril zal ook mee worden genomen. Kom nu, hoe eerder we vertrekken, hoe sneller we bij de legerpost zullen zijn.’ De soldaat gebaarde naar de koets en probeerde Mason met zich mee te loodsen. Hij keek over zijn schouder en zag dat er twee wachters voor nodig waren om Sera op haar eigen paard te krijgen. Hij zou willen dat hij iets tegen haar kon zeggen, dat ze een plan konden maken.
Als zij in de buitenlucht zou rijden en hij zou opgesloten zitten in een koets, zouden ze geen moment contact hebben. 
Zuchtend nam Mason plaats in de koets. Het eerste wat hij rook was het verse brood en de stukken fruit die voor hem werden gepresenteerd. Zijn maag rommelde en hij had de neiging om meteen een stuk van het brood af te scheuren, maar hij hield zich in.
‘Krijgt mijn reisgenote ook te eten?’ De wachter sloot de deur van de koets en wierp hem een blik die Mason alleen maar kon opvatten als “nee”. 
‘Dan eet ik ook niet.’ Hij wist niet hoe lang hij het vol zou houden. Zestig kilometer in een koets zou een groot deel van de dag in beslag nemen. Sterker nog, waarschijnlijk zouden ze het niet eens redden om vandaag bij de legerpost aan te komen.
Mason keek door het kleine raam naar buiten. Sera zat op Yarin, een man zat achter haar en hield de teugels vast. De wachter in de koets schoof de gordijnen dicht en Mason snoof geërgerd.
‘Ik zal heus geen gebarentaal gebruiken om contact met haar te maken,’ mompelde hij. Hij wilde alleen maar weten of alles goed met haar ging. Hij wist dat Sera voor haarzelf kon zorgen. Ze was sterk, snel. Hij had misschien gevraagd waarom ze altijd gewond raakte in een gevecht, maar dat was enkel het bewijs dat ze het in zich had om voor haarzelf op te komen.
‘U hoeft zich geen zorgen te maken, hoogheid. Mijn mannen zullen goed op haar letten.’
‘Als haar iets overkomt,’ sprak Mason en hij boog zich naar de wachter, ‘dan moet u zich minder zorgen maken om de koning van Tassos en meer om de prins.’
De soldaat wierp hem een kleine glimlach. ‘Dat geloof ik meteen, prins Mason. U heeft mijn woord. De Jager van Edon is in goede handen.’
Mason keek naar de gordijnen die zijn uitzicht op Sera belemmerden. Hij hoopte dat dat het geval was. En dat zij, net zoals hij, haar tijd apart zou gebruiken om te bedenken hoe ze in godensnaam zouden kunnen ontsnappen. 
Daynty
Internationale ster



Het had Sera al haar wilskracht gekost om zich niet samen met de soldaat achter haar van Yarin af te werpen - en te merken aan het onrustig draaien van Yarins oren had het dier de hele rit de neiging moeten weerstaan om hen eraf te gooien, alsof ze merkte dat Sera vergezeld werd door iemand die ze daar niet wilde hebben. 
Maar Sera hield zich in en Yarin ook. 
Ze lieten de stad achter zich en volgden de bosrand naar het zuiden voor ze afbogen naar het westen. Hoewel Sera in gedachten een vaag idee had van waar het stadje waar ze hadden overnacht zich had bevonden, duurde het even voordat ze dingen in het landschap begon te herkennen. De glooiende heuvels, een oude, eenzame eik, een kronkelend riviertje dat door het lange gras slingerde. Ze wist dat dat riviertje in een uitloper van de Yeraanse bergen ontsprong, en dat het verder stroomopwaarts een stuk sneller stroomde, waar het langs een stadje in het bos raasde. Vardal, de plaats waar ze was opgegroeid. De plaats waar haar ouders hadden geprobeerd haar uit te huwelijken en waar ze Arthur had ontmoet. 
Sera had de herinneringen weggedrukt zoals ze al jaren deed. Ze had belangrijkere dingen aan haar hoofd, zoals haar wapens terugkrijgen en de soldaten ontvluchten. Ingespannen tuurde ze naar de koets die voor hen reed. Zodra Mason was ingestapt waren de gordijnen voor de raampjes dichtgetrokken en sindsdien had ze hem niet weer gezien. Ze zouden hem kunnen hebben doodgestoken en zij zou het niet weten. 
Maar zo dom was Lyle van Tassos niet. Hij wist dat dat op verzet zou stuiten van de rest van de Tassosfamilie, en waarschijnlijk ook van de andere twee koninklijke families. 
Inmiddels begon de zon richting de horizon te zakken, waar de gloeiende oranje bol langzaamaan verdween achter een laag sluierbewolking. Vooraan de groep klonk geschreeuw, waarna de koets en de soldaten die voor hen reden afbogen naar rechts, richting de bosrand. 
‘Wat gaat er gebeuren?’ vroeg Sera. Ze draaide haar bovenlichaam om, voor zover dat ging met haar handen achter haar rug en zittend op een paard, zodat ze een blik kon werpen op de soldaat achter haar. Hij keek nors voor zich uit en negeerde haar zoals hij de hele weg al had gedaan. Ze toverde een vleugje paniek in haar ogen en verhoogde haar stem iets. ‘Waarom gaan we naar het bos? Is er iets aan de hand?’
Met een zucht keek de soldaat haar aan. Inwendig glimlachte ze. Inspelen op het verlangen van mannen om een vrouw gerust te stellen was een trucje dat zijn werking nooit verloor. 
‘Er is niets aan de hand,’ bromde de soldaat. ‘We overnachten in het bos. Het is te ver om nu door te rijden naar de legerpost.’
Bedenkelijk draaide Sera zich weer bij. Overnachten in het bos bood mogelijkheden - de duisternis, de schaduwen, de bomen en struiken die talloze verstopplekken vormden. Ze moest alleen een manier vinden om bij Mason te komen en ze betwijfelde of de soldaten haar bij hem zouden laten als ze eenmaal gestopt waren. 
In het bos hing al een dichte schemering doordat het bladerdak de laatste stralen zonlicht op afstand hield. De koets minderde vaart en hobbelde een kleine open plek op. 
De soldaat achter haar trok Yarins teugels aan, maar op datzelfde moment zette Sera haar hakken juist hard in de flanken van het paard. Yarin schoot gepikeerd vooruit, botste bijna tegen het paard voor haar aan dat geërgerd achteruit trappelde, en sprong daarna opzij. Door de wilde bewegingen werd Sera tegen de soldaat achter haar aangedrukt.
‘Gedraag je, jij ellendige knol,’ gromde hij terwijl hij nog harder aan de teugels trok. Sera moest zich inhouden om de man niet van Yarins rug af te duwen voor de ruwe behandeling die hij het dier gaf. Een andere soldaat snelde toe om haar van het paard af te trekken. Zodra Sera op de grond stond, tikte ze met haar voet tegen een van Yarins voorpoten. Yarin gooide haar grote, zwarte hoofd de lucht in en steigerde wild. Sera en de man die haar vasthad doken weg van de hoeven die door de lucht maaiden. De soldaat op haar rug slaakte een kreet op het moment dat hij er vanaf geworpen werd. Met een doffe klap landde hij in het gras, waar hij zich kreunend op zijn zij draaide. 
‘Gestoord beest,’ snauwde hij. 
‘Ze mag je gewoon niet,’ reageerde Sera met een mierzoet lachje. Terwijl de andere soldaat haar meetrok, veranderde het lachje in een slinkse grijns. Met haar vingers duwde ze het mes dat ze uit de uitrusting van de soldaat had ontfutseld in de mouw van haar jurk. Waarschijnlijk kwam hij er pas later vanavond achter dat hij een wapen miste - en hij zou denken dat hij het verloren was toen Yarin hem van zich af had gegooid. 
De soldaat drukte haar aan de zijkant van de open plek tegen de grond, met haar rug tegen een boom aan. Met een tweede touw maakte hij haar aan de boomstam vast.
‘Zijn jullie zo bang dat ik los weet te komen?’ Met opgetrokken wenkbrauwen keek ze de soldaat aan. Hij hurkte voor haar neer en controleerde of de knoop strak genoeg was. ‘Dat is niets om je voor te schamen hoor,’ praatte ze verder. ‘Als ik jullie was, zou ik daar ook bang voor zijn.’ Ze bracht haar gezicht dichterbij het zijne. ‘Want als ik loskom, zou ik jullie allemaal vermoorden in jullie slaap.’
Pure afschuw schoot over zijn gezicht, wat haar zachtjes liet lachen. Lyle had haar en Mason wel opgescheept met een stel watjes, als ze zich zo gemakkelijk lieten intimideren door een weerloze vrouw. Behalve dat ze niet zomaar een weerloze vrouw was. Haar vingers gingen langs het koele staal van het mes en ze glimlachte. Ze was een Jager van Edon en vannacht zou ze samen met Mason ontsnappen.
Demish
Internationale ster



Contact met Sera was uit den bozen geweest en Mason had ook al snel ondervonden dat ze de koets niet zomaar zouden laten pauzeren. Het eerste uur had hij het aangeboden eten nog weten te negeren, maar daarna had zijn maag zo erg gerammeld dat hij een stuk fruit had gepakt. Ondertussen had hij nagedacht over een plan om weg te komen van de wachters. Zonder zijn wapens, zittend in een koets kon hij niets beginnen. Het enige wat hij had kunnen doen, was praten met de hoofdwachter die bij hem in was gestapt.
Dus dat was precies wat hij had gedaan.
Zijn humeur was plotseling opgefleurd na het eten van een paar stukken fruit en brood en hij was veranderd in de charmante prins die zijn ouders hadden opgevoed. Hij was belangstellend, stelde vragen aan de man die tegenover hem zat. Hij vroeg naar zijn familie, of hij altijd al had gewerkt in het kleine dorpje als stadswacht, of dat er meer voor hem lag aan de horizon. Mason noteerde de belangrijke informatie in zijn hoofd, hopend dat het later van pas zou komen.
Tijdens de gesprekken vergat hij soms even dat dit een man was die hem en Sera gevangen had genomen. Het duurde echter nooit lang. Zodra Mason het onderwerp naar Sera probeerde te draaien, of voorstelde om een korte stop te maken, werd hij er aan herinnerd dat hij nog altijd een gevangene was in de naam van Lyle Tassos.
Door het weinige licht wat het gordijn toeliet, wist Mason dat er al heel wat uren waren vergaan. Het schemerde al, het zou niet lang meer duren voordat het volledig donker zou zijn. Hij was bijna in slaap gezakt, denkend aan hoe het met Sera zou gaan, toen de koets tot stilstand was gekomen en hem weer had gewekt.
‘Waarom stoppen we?’ vroeg Mason en hij veerde iets overeind. Hij hoopte dat Sera iets had verzonnen en zodanig veel problemen had gecreëerd dat ze hen hier weg zou kunnen krijgen.
De hoofdwachter opende de deur van de koets en stapte uit. Nieuwsgierig keek Mason naar buiten. Hij zag een open plek, perfect om de nacht door te brengen. Zijn gezicht betrok toen hij zag dat een andere wachter Sera aan een boom had vastgebonden.
Hij kwam overeind, klaar om er wat van te zeggen. Nog voordat hij de koets uit kon stappen, versperde de hoofdwachter hem de weg. ‘Het spijt me, hoogheid. We hebben orders van de koning om u in de koets te houden, ook tijdens de nacht.’
Mason vloekte binnenmonds. Zijn oom had aan alles gedacht. Hij dwong zichzelf om zijn gezicht te verzachten en weer de charmante glimlach op te zetten. Hij moest bij Sera in de buurt komen. ‘Zeg, Phillip. Mag ik je Phillip noemen? Ik begrijp dat je de orders van mijn oom op moet volgen, maar gezien de reis en onze vermakelijke gesprekken, denk je niet dat je een oogje toe kan knijpen? Ik heb echt behoefte aan frisse lucht en ik zou een stuk beter slapen onder de sterrenhemel dan in een afgesloten koets.’
‘Orders zijn orders, mijn prins.’
Mason haalde diep adem. Deze man maakte het ontzettend moeilijk om hem niet meteen aan de kant te duwen. ‘Niemand zal een woord erover spreken, dat kan ik je garanderen. Wat is er nu meer waard dan het woord van een prins?’
De hoofdwachter schudde enkel zijn hoofd en draaide zich naar de wachter die Mason eerst bij Sera had zien staan. ‘Jij daar. Bewaak de prins. We kunnen de deur open laten, maar zorg dat hij niet naar buiten stapt.’
Zelfs met de deur open zou Mason niet zomaar contact kunnen maken met Sera. Zuchtend liet hij zich zakken op de grond van de koets, zijn benen bungelend over de rand van de ingang. De wachter die was geroepen, kwam gehaast aanlopen. Zijn gezicht was lijkbleek. Mason keek langs de wachter naar Sera en hij spotte een tevreden glimlach op haar gezicht. 
‘Je ziet eruit alsof je een geest hebt gezien,’ zei hij, nadat hij zijn blik weer had gericht op de wachter.
‘Dat is onmogelijk, mijn heer.’
‘Ondenkbaar, maar niet onmogelijk.’ Hij schonk de jonge wachter een knipoog. ‘Ik zie dat je mijn Jager hebt ontmoet. Wat heeft ze gezegd dat je zo geschrokken bent?’
‘Ze… Ze zei dat ze ons zou vermoorden in onze slaap als ze los zou komen. Ze is een psychopaat, prins Mason. Ik snap niet hoe u… dat u…’
Mason lachte. ‘Sera bedreigt me meestal drie keer met de dood en dat is vaak nog voordat we ons ontbijt hebben genuttigd,’ zei hij geamuseerd. Als hij vast zou zitten in de koets, dan zou hij in ieder geval zijn eigen vermaak creëren en nog een schepje bovenop hetgeen doen wat Sera al had veroorzaakt.
Hij verloor zich in het verhaal dat hij vertelde, voegde hier en daar een paar dramatische situaties toe over hoe Sera mannen had gedood of bepaalde lichaamsdelen had afgehakt. Het angstige gezicht van de wachter was het meer dan waard. 
‘Misschien kan ik haar overtuigen om lief voor je te zijn,’ probeerde Mason uiteindelijk. ‘Als je me even met haar laat praten?’
De jonge wachter leek het te overwegen, maar uiteindelijk schudde hij zijn hoofd. ‘Dat kan ik niet toestaan, prins Mason.
Mason zuchtte, hij kon zijn irritatie niet langer verbergen. Hij trok zijn benen op en legde zijn hand op de deur. ‘Ik ga maar eens slapen.’ Zonder het antwoord af te wachten, trok hij de deur achter zich dicht. Enkele seconden later hoorde hij hoe iemand de deur van buitenaf vergrendelde.
Natuurlijk.
Hij probeerde zichzelf zo te plaatsen op de smalle bankjes dat hij enigszins zou kunnen slapen, maar zelfs met zijn benen opgetrokken lukte het dat nog niet. Uiteindelijk had hij een positie gevonden die semi-comfortabel was en hij gebruikte zijn mantel als deken. Hij liet zijn hoofd tegen de wand aanzakken en sloot zijn ogen, hopend dat zijn dromen hem de perfecte oplossing zouden geven om samen met Sera te ontsnappen.
In plaats daarvan gaven zijn dromen hem iets compleet anders.
Hij keek toe hoe Sera ruw weg werd gesleept naar de kerkers in het paleis van de drie regenten. Hij wilde naar haar toe rennen, haar helpen, maar zijn benen waren aan de grond genageld. Naast hem stond zijn oom, koning Lyle van Tassos.
‘Dat is wat er gebeurt met criminelen, neefje.’ Vreemd genoeg klonk zijn stem anders dan Mason zich herinnerde. ‘Je zou je niet met dat soort moeten inlaten. Dat is gevaarlijk. Ze brengen je op de verkeerde ideeën.’
Mason schudde zijn hoofd. Sera was niet degene met de verkeerde ideeën. Dat was zijn oom. Zijn woorden bereikten echter nooit het oppervlak. In plaats daarvan zei hij: ‘Ik kan niet geloven dat ze de edelstenen voor haarzelf wilde.’
‘Gelukkig was jij er om haar tegen te houden.’ Zijn oom legde een geruststellende hand op zijn schouder, maar het voelde vreemd. Alles voelde vreemd. Sinds wanneer was zijn oom zo vriendelijk naar hem toe? Waarom kon hij zijn eigen woorden niet kiezen?
Hij draaide zich om, maar zodra hij dit deed, bevond hij zich in de kerkers. Aan de andere kant van de tralies zag hij Sera zitten. Ze had haar lichaam opgekruld, haar armen om haar benen heen geslagen. Haar amberkleurige ogen waren echter onlosmakelijk gericht op hem.
‘Jij hebt me hierin gezet,’ snauwde ze.
‘Ik deed wat ik moest doen.’ Weer sprak hij iets anders dan hij wilde zeggen. Hij wilde haar helpen, haar uit de cel bevrijden. In plaats daarvan gedroeg hij zich alsof Sera daadwerkelijk de dief was en hij de held die het land had gered.
Voor zijn ogen gebeurde het ondenkbare. Sera haar lichaam veranderde, haar rode haren verspreidden zich verder en verder en veranderden in een vacht. Hij spotte de spitse snuit, de slinkse blik in het dier haar ogen. Ze was veranderd in een vos.
Ze schoot tussen de tralies door, langs hem heen. Waar ze de linnen zak vandaan haalde wist hij niet, maar die had ze plotseling in haar bek. Instinctief wist hij wat zich daarin bevonden: de edelstenen.
Zijn lichaam twijfelde geen moment en stortte zich op de vos. Hij greep naar zijn wapen, de vossendolk, en pinde de vos tegen de grond.
De vos staarde hem aan, nog altijd met die amberkleurige ogen die hem normaal alles hadden kunnen laten doen.  Vos of mens, het was nog altijd Sera. Hij kon haar niet doden. Hij wilde haar niet eens doden. 
Zijn hand leidde echter een eigen leven en hij duwde zijn dolk diep in het lichaam van het dier. De vos piepte. Bloed bevlekte zijn handen en toen hij keek naar zijn slachtoffer, had hij het lichaam van Sera in zijn armen.
Daynty
Internationale ster



Het duurde lang voordat de soldaten eindelijk in slaap waren gedommeld bij het nog nasmeulende kampvuur. Ze hadden gegeten, gedronken op de vondst van de prins van Tassos en daarna waren ze onder de dekens gekropen. Al die tijd had Sera stilletjes bij de boom gezeten en de mannen bestudeerd. Ze had de leider van het stel herkend, degene die Mason in de koets had vergezeld en hen had aangesproken in de herberg. Door de vlammen van het kampvuur had hij naar haar gegrijnsd, terwijl hij een grote hap vlees had afgescheurd van een van de konijnen die ze boven het vuur hadden gebraden. Sera had kil teruggestaard, net zolang tot hij weg had gekeken. Dacht hij haar de kast op te kunnen jagen met een beetje honger? Hoewel haar maag rammelde en de geur van het gebraden konijn haar had laten watertanden, was ze niet van plan dat te laten merken. Bovendien had ze erger meegemaakt. Eén avond honger lijden was niets vergeleken met de helse dagen en nachten die ze had meegemaakt nadat ze was weggevlucht van Zagans mannen. 
De roep van een uil in de verte liet Sera wakker schrikken uit de sluimerslaap waar ze in was gedommeld. Ze opende haar ogen en keek onmiddellijk naar het kampvuur, naar de roerloze lichamen die daaromheen lagen. Door de zachte zomernacht had ze het niet koud, maar het betekende ook dat de soldaten in de open lucht sliepen in plaats van in tenten. Dat vormde een nadeel voor haar voornemen om te ontsnappen. Slechts één soldaat hoefde wakker te worden en haar kant op te kijken om op te merken dat ze weg was. 
Sera duwde zichzelf iets rechterop en liet het mes uit haar mouw glijden. Geconcentreerd drukte ze haar lippen op elkaar terwijl ze het lemmet tegen de touwen om haar pols zette en begon te snijden. 
Het duurde niet lang voor het touw slap werd en ze haar polsen los kon schudden. Ze had het mes net tegen het tweede touw aangezet, dat om haar lichaam en de boom was gebonden, toen ze vanuit haar ooghoeken een beweging bij het kampvuur zag. Vlug verborg ze haar handen achter haar rug. Een van de soldaten draaide zich van zijn ene naar zijn andere zij en trok de deken verder over zich heen. Met een bonkend hart wachtte ze een paar minuten, tot ze er zeker van was dat hij nog steeds sliep. 
Met een snelle haal sneed ze het laatste touw door, waarna ze zachtjes overeind kwam. Met haar vrije hand greep ze een handvol stof van de rokken van haar jurk vast, zodat ze deze iets op kon liften om zachter te kunnen lopen. 
Stilletjes sloop Sera naar de koets toe. Ze had Mason niet gezien bij het kampvuur, wat betekende dat ze hem in de koets hadden gehouden. Ook telde ze bij het kampvuur één soldaat te weinig. 
Voorzichtig gluurde ze om de koets heen en ze zag wat ze al vermoedde: er stond één soldaat op wacht bij de deuren van de koets, die gelukkig aan de kant van de bosrand zaten. Het was dezelfde wachter die haar aan de boom had vastgeknoopt, en wiens gezicht zo bleek was geworden door haar dreigende woorden. 
Sera nam het mes beter tussen haar vingers en stapte om de koets heen, haar hand opgeheven naast haar hoofd zodat ze het mes zou kunnen werpen zodra de wachter een geluid zou maken. 
De jongeman keek opzij, spotte haar in de schaduwen en meteen werden zijn ogen zo groot dat Sera heel even bang was dat ze uit zijn kassen zouden rollen. 
‘Sssst,’ fluisterde ze hem toe. ‘Als je geluid maakt, ga je eraan.’
Ze had verwacht dat hij naar zijn zwaard zou reiken, maar zijn handen schoten meteen de lucht in. 
‘Oh nee,’ jammerde hij. ‘Oh nee, alsjeblieft, doe me niets. I-i-ik zal stil zijn! Pak de prins, neem de koets mee, maar laat me leven, alsjeblieft!’ Zelfs in het donker kon ze zijn handen zien trillen en het bloed uit zijn wangen weg zien trekken. ‘Laat al mijn lichaamsdelen aan me zitten. Ik zal alles doen wat je wil! Maar hak niet mijn mannelijkheid eraf, a-alsjeblieft.’ 
Haar mond zakte open van pure verbijstering en een momentlang staarde ze de soldaat alleen maar aan. Hoe kwam hij er in godensnaam bij dat ze zijn geslachtsdeel eraf zou hakken? 
Aangezien het duidelijk was dat hij doodsbang voor haar was, liet ze het mes zakken. Ze stapte naar voren, met het plan hem te vertellen dat hij de koets open moest maken. Maar voor ze haar mond ook maar open kon doen, rolden zijn ogen weg in hun kassen en zakte de soldaat met een doffe plof ineen op de grond.
Verbijsterd keek ze naar het roerloze lichaam. Was hij nu echt flauwgevallen van angst? Ze wist dat ze eng kon zijn als ze dat wilde, maar dat iemand flauwviel was nieuw. 
Het beviel haar wel.
Sera hurkte neer naast de soldaat, gaf hem met de achterkant van het mes een harde klap tegen zijn slapen zodat hij een tijdje bewusteloos zou blijven, en viste daarna de sleutels van de koetsdeur uit zijn zak. Ze klemde het mes tussen haar tanden terwijl ze het slot ontgrendelde. 
Zodra ze de deur opentrok, verscheen Mason in beeld. Zijn blonde haren zaten warrig, maar zijn ogen stonden helder. 
‘Dat werd tijd,’ was het eerste dat hij zei.
Sera trok een wenkbrauw op. ‘Ik kan nog besluiten je hier achter te laten.’
‘Dat zou je niet doen.’ Mason grijnsde zijn scheve grijns, duwde de deuren verder open en glipte langs haar heen naar buiten. ‘Je zou niet zonder me kunnen.’ Hij bracht zijn armen boven zijn hoofd en strekte zich loom uit. Sera kon het niet helpen dat haar ogen even afdwaalden naar de strook huid die zichtbaar werd boven de rand van zijn broek doordat zijn shirt omhoog kroop. 'Bovendien,' vervolgde hij terwijl hij haar aankeek op zo'n manier dat ze wist dat hij haar betrapt had met gluren naar zijn buik, 'Ik heb zelf al besloten om hier achter te blijven.'
Ondanks dat ze rekening had gehouden met de mogelijkheid dat hij die keuze zou maken, voelde Sera toch een vage steek door haar borst trekken. Nu pas merkte ze hoe hard ze had gehoopt dat hij van dat idee af zou zien, dat hij samen met haar naar Majnu zou gaan in plaats van zich terug te laten brengen naar het paleis. 
'Sera?' vroeg Mason voorzichtig. 'Zeg iets. Alsjeblieft. Ik vind het eng als je zolang stil bent.'
Sera ademde diep in en liet de lucht in een zucht ontsnappen. Ze probeerde te glimlachen om zijn woorden, maar het voelde geforceerd. 'Denk je echt dat dat een goed idee is?' 
Mason ging met een hand door zijn toch al warrige haren. 'Het is de enige manier waarop we erachter kunnen komen waarom mijn oom nog steeds niets doet. Als hij er op de een of andere manier iets mee te maken heeft, moeten we dat weten.'
'Dat weet ik,' antwoordde ze. Ze draaide haar mes rond tussen haar vingers. 'Maar wat zal hij met je doen als je daar bent, Mason? Hij heeft een hele eenheid soldaten op je af gestuurd! Wie zegt dat hij je niet meteen in de kerkers gooit?'
'Ik ben toch veel te leuk om weg te laten rotten in de kerkers?' grapte Mason, maar de lach om zijn lippen bereikte zijn ogen niet. Zijn schouders zakten een stukje naar beneden en hij leunde tegen de koets. 'Ik moet dit doen, Sera. Hij kan me niet zomaar opsluiten. Hij mag me dan wel niet, maar het volk zal het hem kwalijk nemen als hij een prins zomaar opsluit.'
Hetzelfde volk dat Mason zonder twijfel had verraden aan de soldaten voor een beloning, dacht Sera verbitterd, maar ze hield de woorden voor zich. Want Mason had gelijk, ze hadden niet veel andere opties om erachter te komen wat Lyle uitvoerde. 
Demish
Internationale ster



Aan alles voelde hij dat dit de enige juiste beslissing was. Ondanks dat hij meer redenen kon bedenken om bij Sera te blijven en hun chaotische zoektocht naar de edelstenen voort te zetten, wist hij dat het niets uit zou halen. Niet op deze manier. Hij had gedacht dat Qhal de plek zou zijn waar ze antwoorden zouden vinden, of zelfs bij Majnu. Misschien was dat ook wel zo, maar na een dag in de koets en zijn droom, wist hij dat hij terug moest naar Caralis. Alleen daar zou hij ondervinden wat zijn oom precies van plan was, hoe het land en de hoofdstad er daadwerkelijk aan toe waren.
‘Je bent weer stil,’ gaf hij aan, toen Sera weer niet antwoordde op wat hij had gezegd.  
‘Ik had gewoon gehoopt dat…’ Ze schudde enkel haar hoofd. ‘Ik moet wennen aan het idee dat ik alleen verder ga.’
‘Hé.’ Mason pakte haar bovenarmen vast en zocht naar haar blik. ‘Jij kan dat. Je kunt alsnog naar Majnu, vraag hem over de dolken. Blijf zoeken naar de edelstenen. Misschien zien we elkaar wel weer.’
Sera liet zijn woorden op hem inwerken, maar een voorzichtige glimlach verscheen rond haar lippen. ‘Je kunt erg motiverend zijn als je dat wil.’
Mason lachte, maar sloeg zijn hand voor zijn mond toen hij besefte dat hij de wachters zou kunnen wekken. Een vlugge blik op de groep vertelde hem dat ze nog sliepen. Hij keek weer naar Sera en het besef raakte hem hard. Hij zou zonder haar verder moeten. Zonder haar snelle opmerkingen, haar zwaardkunsten en haar amberkleurige ogen die hem soms bekeken als ze dacht dat hij het niet door had.
Hij stapte naar voren en sloeg zijn armen om Sera heen.
‘Wat doe je?’
‘Dit heet een knuffel, Sera. Dat is een gebruikelijk gebaar wanneer twee mensen afscheid van elkaar nemen.’
‘Dat weet ik, maar waarom knuffel je míj?’ Ondanks haar vraag schoof ze haar eigen armen rond zijn middel en legde ze haar hoofd tegen zijn schouder.
Mason glimlachte enkel om de scherpe ondertoon in haar woorden. ‘Omdat ik je ga missen,’ fluisterde hij. Zijn vingers gleden door haar rode haren en afwezig draaide hij een lok rond. Uiteindelijk plaatste hij deze achter haar oor en boog hij zich naar haar toe. ‘En niet alleen de seks, al overtreft dat alles wat het paleis te bieden heeft.’
‘Het is niet te laat voor een mes op je keel, prins Mason,’ zei Sera scherp, maar er lag een plagende ondertoon in haar woorden.
Mason lachte en gaf haar een kus op haar wang. ‘Ik verwacht dat je dat de volgende keer zal doen, Sera, jager van Edon.’
Hij liet haar los en stapte naar achteren. Hij legde zijn hand op de deur van de koets en wierp nog een laatste blik op de vrouw die hij halsoverkop was gevolgd in een zoektocht waarvan hij zelf niet eens had geweten wat het had betekend. En hij zou het zo weer doen.
‘Blijf uit de problemen, Sera.’ Hij gaf haar een knipoog, waarna hij de koets in stapte en de deur achter zich dicht trok. Hij hield zijn hand op de klink, wachtend totdat Sera het slot weer had bevestigd. Hij keek haar aan door het raam, hopend dat ze hem nog een blik zou gunnen voordat ze weg zou gaan, maar Sera draaide zich om zodra hij weer opgesloten zat.
Hij keek toe hoe ze haar zwaard pakte, haar spullen verzamelde en Yarin opzadelde. Sera steeg op en nam de teugels in haar handen. Zodra Yarin in beweging kwam, was ze verdwenen.
Hij hoopte vurig dat hij de juiste keuze had gemaakt.

Het lawaai buiten had Mason gewekt uit zijn slaap, evenals het gerommel aan de deur van de koets. Plots zonlicht scheen in zijn gezicht en hij wreef, oprecht geërgerd, in zijn ogen. ‘Wat is er aan de hand?’
‘De prins is er nog steeds!’ schreeuwde een wachter, veel harder dan iemand zou moeten schreeuwen zo vroeg in de ochtend.
Hij duwde zichzelf overeind en probeerde langs de wachter te kijken. ‘Wat is er aan de hand? Waar is Sera?’
De wachter voor hem, dezelfde die de vorige nacht bewusteloos op de grond had gelegen door Sera haar toedoen, duwde hem iets verder de koets in. ‘We vrezen dat ze is ontsnapt, majesteit. Maar we zijn opgelucht dat u nog hier bent.’
‘Ze… Ze is ontsnapt?’ Mason veinsde zijn verbazing en hij legde een hand op zijn hart. ‘Zonder mij?’
De wachter keek hem aan alsof hij zijn spijt wilde betuigen, maar leek zich te bedenken op het laatste moment. ‘Als koning Lyle haar nog altijd wenst te vinden, zal hij een nieuwe groep op haar afsturen. Voor nu is het belangrijk dat we u terugbrengen naar Caralis.’
Verslagen liet Mason zich zakken, of in ieder geval zo verslagen mogelijk. Sers was weg gekomen en ze hadden geen idee waar ze zich nu bevond, dat was gunstig. En hij, hij zou de rol spelen die ze nodig hadden. Hij zou zich mee laten voeren naar Caralis, de bevelen opvolgen en de prins zijn waar de hoofdstad al weken niets meer van had vernomen.
Tijdens de reis werd hij weer vergezeld door de hoofdwachter, Phillip. Ze ontbeten samen, terwijl Mason zo nu en dan klaagde over het feit dat Sera hem had verlaten. Naarmate de reis vorderde, draaide Mason het onderwerp weer naar hetgeen wat hij wist van de hoofdwachter; zijn familie en werk, de activiteiten die hij graag deed in zijn vrije tijd.
Tegen de tijd dat ze arriveerden in Caralis, leek het nauwelijks op een gesprek tussen een gevangen genomen prins en een wachter.
Hij had de wachter zelfs kunnen overtuigen om het laatste stuk te paard te reizen, zodat de inwoners van Caralis hun prins zouden zien terugkeren. In de eerste straten had de stad verlaten geoogd, maar zodra de eerste inwoners een glimp op hadden gevangen van de prins, waren er steeds meer naar buiten gekomen om hem te zien.
Met een brede glimlach, voornamelijk omdat hij wist dat dit zijn oom zou irriteren, reed Mason door de steile stralen van de hoofdstad. Hij zwaaide naar alle toeschouwers, riep bemoedigende woorden en schudde zo nu en dan een hand als die naar hem werd uitgehouden. Zodra ze arriveerden op de weg naar het paleis van de drie koninklijke families, stapte Mason af van zijn paard en tilde hij een jong meisje op zijn zadel.
Het meisje keek hem nerveus aan, maar hij hield de teugels geruststellend in zijn hand. ‘Donder is wel gewend aan een koninklijk iemand op zijn rug. Je kunt hem bij zijn manen vasthouden, maar zorg dat je niet te hard trekt,’ legde hij uit, terwijl hij haar klein handen verplaatste in de manen van het paard.
Terwijl hij samen met de kleine stoet richting het paleis marcheerde, hoorde hij de toeschouwers fluisteren. Had hij de edelstenen gevonden? Waarom was hij zo halsoverkop vertrokken? En hoe zat het met de Jager die het feest zo ruw had verstoord? Geen van heen leek echter te denken dat hij de edelstenen had gestolen, wat hem goed deed.
Aangekomen bij de poort tilde hij het meisje weer van het paard. ‘Het was me een genoegen, prinses.’
Het meisje giechelde enkel en vluchtte naar haar moeder, die een dankbare buiging naar hem maakte. Mason gaf haar een knikje, zwaaide daarna naar de groep met burgers die hem had gevolgd en keerde zich daarna om naar de poort, waar achter zijn oom ongetwijfeld al zat te wachten.
Hij volgde de wachters naar binnen en overhandigde op de binnenplaats zijn paard aan een van de stalknechten. De deuren van de ingang waren open geslagen en in het midden stond Lyle van Tassos te wachten. Hij was bleker dan gewoonlijk en hij droeg zijn kleding niet meer met dezelfde gratie.
Iets hield hem bezig.
Mason stapte naar voren en boog voor de koning. ‘Oom.’
‘Je hebt een hoop commotie veroorzaakt, neefje,’ sprak Lyle. ‘Niet alleen hier.’
Mason wilde opmerken dat dit niet het warme welkom was waar hij op had gehoopt, maat hij slikte zijn woorden in. In plaats daarvan liep hij langs zijn oom de paleisgangen in.
‘U heeft gehoord over mijn bezoek aan Qhal,’ merkte Mason op. ‘Ik hoopte daar aanwijzingen te vinden voor waar de edelstenen naar zijn verdwenen, maar helaas. Uiteraard zal ik mijn excuses aanbieden voor de schade die ik aan heb gebracht aan het gebouw.’ 
Mason ontdeed zich van zijn mantel en overhandigde deze aan een bediende. 
‘Je komt daar niet zo gemakkelijk mee weg, Mason. De problemen die je hebt veroorzaakt: een gestolen schip, de aanval op Qhal, het paard!’
‘Over Donder gesproken,’ zei Mason nonchalant. ‘Laat zijn huidige eigenaar alsjeblieft weten dat ik er op sta om het paard van hem over te kopen, uiteraard met een extra beloning. Donder heeft me bijzonder goed geholpen.’
‘Wat?’ vroeg zijn oom verbaasd. ‘Mason, ik denk niet dat je beseft wat de gevolgen zijn van jouw acties. De andere regenten zijn woedend en-’
‘Zijn ze dat?’ vroeg Mason uitdagend. Hij gebaarde naar de lege gang waar ze zich bevonden. ‘Ik zie ze anders niet hier, wachtend met hooivorken en fakkels. Ik denk dat u woedend bent, oom.’
‘Praat niet zo tegen je koning!’ siste Lyle. Dreigend zette hij een stap naar Mason toe, maar Mason bleef stevig staan. ‘Je bent de zoon van mijn zuster. Ik heb besloten je te sparen vanwege haar, maar ik kan nog steeds van gedachten veranderen.’
Mason trok zijn wenkbrauwen op. ‘Is dat een dreigement, excellentie?’
‘Daag me niet uit, jongen.’
Mason grijnsde en maakte een onschuldige buiging. ‘Ik zou niet durven.’
Daynty
Internationale ster



De uitgestrektheid van het Odesameer gaf een gevoel van eindeloosheid. Rijdend over de heuvels met de immense watervlakte aan haar rechterkant voelde Sera zich maar klein en leken haar zorgen ineens nietig. Hoe het gesprek met Majnu ook zou verlopen vandaag, in wat voor chaos de missende edelstenen Eanthis ook zouden storten, het Odesameer zou altijd blijven bestaan, in dit rijk en het rijk hierna. 
Er zal geen rijk hierna zijn, berispte Sera zich in gedachten. Ze scheurde haar blik los van het water en drukte haar hakken steviger in Yarins flanken. Eanthis zou dit doorstaan, daar zou ze samen met Mason voor zorgen. 
Mason. Zijn naam toverde zijn gezicht op haar netvlies. Zijn hemelsblauwe ogen met die plagerige schittering erin, of donker van verlangen tijdens de twee nachten die ze hadden gedeeld. En zijn verleidelijke lippen, die haar als geen ander konden aanbidden. Sera miste hem meer dan ze toe wilde geven. Niet alleen zijn kunsten in bed, ook zijn opmerkingen en zijn gezelschap. 
‘Kom op, Yarin, we zijn er bijna,’ mompelde ze tegen haar paard en met haar hakken spoorde ze het dier aan om nog sneller te gaan. Iemand missen was iets dat ze lang niet had gevoeld en dat wilde ze zo houden. 
De wind rukte rode lokken los uit haar vlecht en stal de adem uit haar longen. Het kostte haar alle aandacht om Yarin gecontroleerd de heuvel af te laten denderen, en vervolgens de volgende heuvel te laten beklimmen. Zo ging het al twee dagen lang: na elke afdaling rees een nieuwe heuvel op langs de kust van het meer, hier en daar bezaaid met bomen en verder een uitgestrekte vlakte van hoog gras, drassige stukken en rotsen. 
Mason had gezegd dat Majnu aan de oever van het meer woonde, enkele tientallen kilometers voorbij een riviermonding iets ten noorden van Qhal. Twee dagen geleden had ze de statige toren waar ze hadden ingebroken aan de horizon kunnen zien. Iedere keer als ze daaraan dacht, bekroop hetzelfde lege gevoel haar als dat ze had ervaren in de kamer van de edelstenen. Een gapende diepte net zo eindeloos als het Odesameer. 
Yarin bereikte de top van de heuvel en bij het zien van de glooiende vlakte die zich voor hen uitstrekte, brak een opgeluchte glimlach op Sera haar gezicht door. Aan de voet van de helling, verscholen achter dennenbomen die zachtjes wuifden in de wind, spotte ze een huisje. Het stond vlak op een kleine, maar gevaarlijk overhellende klif en zag eruit alsof het kleinste briesje het de diepte in zou laten storten. 
Eenmaal beneden knoopte Sera Yarins teugels om een boom. Het paard stak direct haar neus in de volle regenton die daaronder stond. Sera fatsoeneerde haar verwaaide haren, waarna ze het smalle paadje naar de voordeur van het huisje opliep. Brandnetels en ander onkruid ritselde langs de rokken van haar jurk.
Omdat er geen bel naast de deur hing, klopte ze een aantal keer hard aan. Ze vroeg zich af wie er op zo’n desolate plek wilde wonen. Het dichtstbijzijnde teken van leven was een handjevol visserswoningen die ze ruim een dag geleden was gepasseerd. 
Minuten verstreken zonder dat de deur geopend werd. Vertwijfeld gingen haar ogen langs de verweerde houten planken en de groen uitgeslagen ramen. Wellicht was het niet de vraag wie hier wilde wonen, maar of er nog iemand woonde. 
Nogmaals klopte ze aan, harder en dringender dit keer. De houten deur trilde na onder de aanraking van haar knokkels. Als ze moest, zou ze de deur openbreken om antwoorden te krijgen over de matchende dolken. 
Terwijl er nog meer minuten wegtikten, begon ze te twijfelen. Ze dacht terug aan het gesprek met Mason bij het kampvuur, de nacht nadat ze Qhal hadden bezocht. Wat had hij gezegd? Dat Majnu zijn verstand was verloren. Hij was het Odesameer opgevaren en pas weken later teruggekeerd, raaskallend over onsamenhangende dingen. Over de twaalf en het oosten en het westen. Wat als Majnu hier niet langer woonde? Wat als zijn geestelijke gezondheid verder was verslechterd en hij niet meer leefde? Of had ze gewoonweg het verkeerde huisje en moest ze de kust verder volgen? 
Sera had zich al half omgedraaid om terug te lopen naar Yarin toen er een zachte bonk aan de andere kant van de deur klonk. Haar hartslag schoot omhoog. Hoopvol draaide ze zich terug. Er klonk gepruts aan een slot en daarna ging de deur krakend een paar centimeter open. ‘Wat moet dat bij mijn huis?’
Sera kon de man die bij de schorre, vijandige stem hoorde nauwelijks zien door het kiertje. In de streep daglicht zag ze alleen een stormgrijs oog in een rimpelig gezicht. ‘Bent u Majnu?’
Zijn oog vernauwde. ‘Wie vraagt dat?’
‘Mijn naam is Sera, ik kom van de Tempel van Edon, maar ik ben hier in naam van-‘
‘Ik heb niet om een Jager gevraagd,’ siste de man. De vijandigheid in zijn stem overrompelde haar. ‘En ik ben geen crimineel.’
De man maakte aanstalten om de deur te sluiten. Razendsnel stak ze haar hand uit om hem tegen te houden. ‘Ik ben hier namens prins Mason van Tassos, u heeft met hem gewerkt in Qhal.’
Ergernis flakkerde over het gezicht van de man en zijn oog spuwde vuur toen hij naar haar hand keek, die plat tegen het hout van de deur aan lag en voorkwam dat hij hem dicht kon gooien. ‘Dat kan iedereen zeggen.’ Hij trok zich verder terug de gang in. ‘Laat me met rust.’
‘Het is geen leugen!’ Sera zette ook haar voet tegen de deur aan op het moment dat hij meer kracht zette. ‘Alstublieft, we hebben vragen waar alleen u het antwoord op weet.’ 
‘Ik heb wapens.’ De man rommelde met iets dat buiten haar zicht stond, gehinderd door de nog steeds bijna dichte deur. ‘Als je niet nu…’ Een zonnestraal brak door de wolken heen en de woorden van de man stilden op zijn lippen. Zijn grip op de deur verslapte plots, waardoor deze verder openzwaaide. Verward door de plotselinge omslag in zijn gedrag volgde Sera haar blik met de zijne. Ze keek omlaag naar haar middel, waar het gouden wolvenhoofd glinsterde in het zonlicht. 
‘De wolvendolk,’ fluisterde Majnu ontzet. Hij strekte zijn vingers ernaar uit, alsof hij wilde bevestigen dat het echt was, maar bedacht zich op het laatste moment en wenkte haar gehaast om de drempel over te stappen. Zijn ogen flitsten heen en weer tussen de dennenbomen achter haar. ‘Kom, kom binnen. Snel.’
Demish
Internationale ster



Voor het eerst in jaren vond Mason de muren van het kasteel niet zo benauwend. Na zijn reis met Sera keek hij er met een andere blik naar. Andere dingen vielen hem op. Met name de manier waarop zijn oom door het kasteel banjerde. Altijd druk, maar ook altijd angstig. Alsof iets of iemand hem op de hielen zat. Mason vermoedde dat hij datgeen was en dat bracht iedere ochtend een glimlach op zijn gezicht.
Het liefst spendeerde hij de hele dag aan de plannen van zijn oom, maar hij had zijn eigen plannen getrokken. Hij wist dat hij met vuur speelde door Lyle van Tassos dwars te zitten, door tijdens de vergaderingen te vragen naar zijn plannen om de edelstenen te vinden. Er bestond een grote kans dat Lyle hem zou verbannen uit de vergaderingen, hem opgesloten zou houden in het paleis of zelfs zou dwingen Caralis te verraden. Mason wilde klaar zijn voor die dreigende beslissing en dat kon hij maar op een manier doen: zorgen dat het volk woedend zou worden als hun geliefde prins gedwongen zou moeten vertrekken.
Mason was een van de eersten die klaar had gestaan om een ongevallen boom van het marktplein te slepen. Toen hij had gehoord dat de huizen aan de rand van de stad op vreemde wijze begonnen te vervallen, had hij een groep gevolgd en geholpen met het opknappen van de huizen die getroffen waren. Hij had zich vooral laten leiden door degenen die er verstand van hadden, terwijl hij had gepraat met de bewoners uit Caralis. Iedere dag dat Mason de stad introk, groeide de irritatie bij Lyle.
En toch knaagde er een gevoel aan hem. Als hij diep in de nacht in bed lag, starend naar het beschilderde plafond omdat hij maar niet in slaap kon komen, dacht hij aan Sera. Iets in hem bleef hem vertellen dat hij haar niet alleen had moeten laten. Niet omdat ze niet in staat was om voor haarzelf te zorgen. Het was iets anders. Een onbeschrijfelijk gevoel dat gevaar naderde nu hij van haar zijde was geweken.
En hij miste haar. Bij alle goden, hij miste haar ontzettend. Hij miste haar scherpe tong, beladen met speelse beledigingen waar hij altijd om kon lachen. Hij miste de twinkeling in haar ogen als ze iets insinueerde, maar boven alles mistte hij haar aanwezigheid. De constante verzekering dat ze er was, dat ze haar woorden klaar had. Hij had zich kunnen omdraaien naar haar en ze had hem al hoofdschuddend aangekeken. Hij miste zelfs haar commentaar op de gegeven naam van zijn hengst.
Het was laat op de avond en de drie regenten waren met hun meest belangrijke generaals bij elkaar gekomen om wederom in beraad te gaan over de missende edelstenen. Mason had besloten de afspraak af te slaan. Toen het nieuws naar voren was gekomen dat de koningin van Arrinore niet aanwezig zou zijn in verband met een plotselinge ziekte, was hij des te blijer met zijn keuze.
Zijn oom hield iets achter en dit was de avond waarop Mason zou ontdekken wat. 
Mason sloop door de gangen, zoekend naar het kantoor van Lyle. Als Sera naast hem had gestaan, zou ze hem hebben verteld dat dit een slecht idee was. Dat koningen hun geheimen niet verborgen hielden in bureaulades en boekenkasten. Maar Sera stond niet naast hem.
Hij arriveerde in de gang waar Lyle zijn kantoor zich bevond. De twee wachters die de deur bewaakten, namen onmiddellijk een actieve houding aan. Mason stopte voor de deur, niet van plan om te snel te handelen.
‘Mijn oom vroeg me om een paar belangrijke documenten voor het beraad te verzamelen.’ Hij informeerde de twee wachters alsof het daadwerkelijk zijn taak was. De twee wisselden een blik met elkaar en stapten vervolgens opzij. Mason glimlachte. Een prins zijn had zo zijn voordelen.
Hij glipte het kantoor binnen en sloot de deur achter zich. Het kantoor was rommelig, haast chaotisch. Over het donkere, houten bureau lagen een hoop papieren verspreid. De stoel was naar achteren geschoven, alsof Lyle in een haastige beweging was opgestaan. Boeken waren opgestapeld op verschillende plekken en opgebrande kaarsen stonden in de vensterbank.
‘Ik had niet door dat je zo ongeorganiseerd kon zijn, oompje,’ mompelde Mason, terwijl hij zich over het bureau boog en wat documenten aan de kant schoof. Zijn ogen speurden alles af en hij trok verschillende lades open. Hij wist niet precies waar hij naar zocht. Bewijs, van iets. Bewijs dat Lyle de edelstenen niet wilde vinden, of dat hij ze al lang had gevonden maar verborgen hield.
Hij vond een lijst met namen, maar het was te donker om te lezen wat voor een lijst het precies was en om te achterhalen wiens namen het waren.
Mason struinde door de kamer. Hij sloeg boeken open, maar verloor snel zijn aandacht door de lange stukken tekst en de verhalen over de goden. Kort keek hij naar een plaatje van Elara, de godin van de maan. Aar wolf lag vredig te slapen aan haar voeten. 
Zuchtend sloeg hij het boek dicht. Hij draaide zich om en struikelde over een paar boeken die op de grond lagen. ‘Alle goden,’ vloekte Mason, terwijl hij zichzelf weer overeind duwde.
Iemand stak een kaars aan en hij was opgelucht dat hij zijn eigen voeten weer kon zien, tot hij recht in het gezicht van Lyle keek.
‘Je dacht toch niet dat mijn wachters mij niet zouden vertellen dat mijn neefje ronddwaalt in mijn kantoor?’ De kaars wierp een spookachtig schijnsel op de koning van Tassos. Hij oogde vermoeid, alsof hij al weken niet meer had geslapen. 
Mason slikte een bijdehante opmerking in. Op dit moment had hij Sera goed kunnen gebruiken en wenste hij dat ze hier was.
‘Wat is er aan de hand? Heeft de gulle prins opeens zijn tong verloren, hmm?’ Lyle stapte naar voren en dwong Mason daardoor naar achteren. ‘Ik zie wel wat je aan het doen bent, jongen.’
‘Oh?’ vroeg Mason. Hij gebaarde naar het onderbelichte kantoor. ‘Ik vind het persoonlijk nogal moeilijk om iets te zien in deze donkere kamer.’
Hij hoorde het geluid van een wapen dat werd getrokken. Mason greep naar zijn zij, maar hij was zonder wapen gekomen. Sera zou hem hebben uitgelachen. ‘Blijf vooral grapjes maken, Mason. En blijf het volk behagen. Wees een mislukte held, die halsoverkop probeerde het land te redden. Aan het einde zullen ze zien dat ik de enige ben die ze kan helpen.’
‘Hoe dan?’ vroeg Mason uitdagend. Hij wilde naar voren stappen, maar hield zichzelf tegen. Hij wilde niet recht in een mes lopen. ‘Zonder de edelstenen is Eanthis nergens. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien. Het land brokkelt langzaam af.’
Lyle hief zijn dolk en legde de punt onder Mason zijn kin. ‘Beweer je dat ik niet goed voor mijn land zorg?’
Mason zijn ogen kleurden donkerder. ‘Niet goed genoeg.’
Iets flitste over Lyle zijn gezicht. Paniek? Woede? Mason kon het niet inschatten, maar zijn oom verborg iets voor hem. En dat niet alleen, maar ook voor de andere regenten. Lyle wist meer over de verdwenen edelstenen, dat moest wel.
Voorzichtig legde Mason zijn vingers tegen het lemmet en duwde hij het van zich weg. ‘Normaal gesproken heb ik niks tegen een mes op mijn keel, maar ik heb een ander type. Het is niets persoonlijks.’
Voordat zijn oom kon reageren, glipte Mason uit de kamer. Hij knipperde tegen het licht op de gang van de vele kaarsen die daar waren aangestoken. Hij haastte zich de gang uit, voordat Lyle hem kon volgen. Hij had niks gevonden, behalve het feit dat de koning iets groots achterhield.
En dat het hem langzaam van beginnen begon te verteren. 
Daynty
Internationale ster



‘Snel, snel. Kom binnen.’ Majnu bleef binnensmonds fluisteren terwijl Sera de drempel overstapte en zich langs hem heen de smalle gang in wurmde. Ze keek achterom, om de man nogmaals naar de bomen te zien turen voor hij de deur dichttrok. Hij schoof twee grote, houten grendels terug op hun plek. 
In haar buik roerde een onrustig gevoel zich. Waar was Majnu bang voor? Zo bang dat hij tientallen kilometers van de beschaving was gaan wonen, in een hutje dat eenvoudig over het hoofd te zien was voor iemand die niet wist dat het bestond. 
‘Is er iets?’ vroeg ze. Ze volgde zijn schuifelende gestalte naar de leefruimte van het hutje. ‘Bent u bang dat iemand me is gevolgd?’ 
Met grote ogen keek Majnu achterom naar haar, alsof zíj de dreiging was waar hij zich voor wilde verstoppen. ‘Het verrotte… Verrotte vergiftigd,’ mompelde hij. Hij veegde een aantal kreukelige papieren weg van een stoel en gebaarde dat ze kon gaan zitten. ‘De wouden zullen uitbloeien. Wanneer het verrotte vergiftigd…’ Zijn gemompel werd een streng onverstaanbare woorden. 
Behoedzaam nam Sera plaats op de stoel. Ze maakte de gesp van haar mantel los en hing de stof over de rugleuning. Terwijl haar vingers een kreukel uit haar jurk veegden, nam ze het hutje in zich op. Twee ramen keken ver uit over het gladde oppervlak van het Odesameer. Voor het raam stond een kleine, leren bank die vol lag met half uit elkaar gevallen boeken, vergeelde stukken perkament, lege potjes inkt en verkreukelde papieren. De papieren stonden volgekrabbeld met zwarte inkt, maar vanaf waar zij zat kon ze niet uitmaken wat er precies stond geschreven in het kleine, priegelige handschrift. De eettafel bij een klein keukenblok was nauwelijks te zien. Ook die lag vol met perkament, mappen, kaarsen en inktpotjes. Meerdere papieren zaten onder het kaarsvet van gesmolten kaarsen. Ze vroeg zich af of Majnu zelf al die papieren vol had geschreven.
De puinhoop die het hutje was en het slonzige uiterlijk van de man maakten het moeilijk om hem voor te stellen als wachter van Qhal. Mason had verteld dat Majnu een zeer gerespecteerd wachter was geweest die al vanaf zijn training in de toren van de edelstenen had gewerkt. 
Zwijgend keek ze toe hoe de man een beker water op een krukje naast haar neerzette. Wat kon er in godensnaam op het meer gebeurd zijn dat zijn geest zo door de war had geschopt? 
‘Is het niet eenzaam om hier te wonen?’ vroeg Sera, in een poging de man weg te trekken uit zijn gefluisterde gemompel. Toen hij de deur had geopend had hij er redelijk helder uit gezien, maar nu keken zijn grijze ogen haar glazig aan, alsof hij dwars door haar heen keek. 
‘Eenzaam?’ herhaalde hij ineens. ‘Eenzaam, ja. Eenzaam is goed. Veilig.’
Haar gezicht verstrakte, want in deze uitspraak van Majnu herkende ze zichzelf akelig goed. Na Arthur had ze zich afgesloten van andere mensen, haar gevoelens weggestopt. Het was inderdaad veilig om alleen te zijn – geen gebroken harten, geen mensen die een zwakke plek konden vormen voor haar. 
Tot er een blonde prins met helblauwe ogen op was gedoken die aan de fundaties van die veiligheid zat te knagen. 
‘U herkende mijn dolk,’ zei ze, de gedachten aan Mason uit haar hoofd schuivend. Ze haalde de dolk uit de schede en hield hem tussen haar vingers. Het gouden wolvenhoofd staarde haar onbeweeglijk aan. 
‘De wolf.’ Majnu schuifelde dichterbij, zijn ogen vastgepind op de dolk. ‘Vind het meisje met de vossenharen,’ mompelde hij. 
Sera keek met een ruk op naar zijn gezicht. ‘Dat zijn de woorden die u tegen Mason sprak toen u hem net zo’n dolk gaf, alleen dan met een vos. De vrouw die mij deze dolk gaf, zei dat ik de jongen met de wolvenziel moest vinden. Wat betekent het? Wie moeten we vinden en waarom?’
Majnu strekte een hand uit naar de dolk en raakte voorzichtig het wolvenhoofd aan. Nu kon ze zien dat zijn vingertoppen zwart waren van de inkt. ‘Het meisje met de vossenharen…’ Zijn hand vloog omhoog. Sera schrok op door de onverwachte beweging, maar Majnu nam alleen een lok van haar rode haren vast. ‘Jij,’ fluisterde hij. ‘De vos.’
Wanhopig schudde ze haar hoofd. ‘Wat bedoelt u? Ik heb geen idee waar u het over heeft.’
Majnu draaide zich abrupt van haar weg en begon fanatiek tussen de papieren op de keukentafel te zoeken. ‘De wolf en de vos… De wolf en de vos… Ja!’ Hij trok een papier onder een stapel andere perkamentstukken vandaan en drukte het in haar handen. ‘De voorspelling.’
Fronsend keek ze naar de zinnen die waren neergekrabbeld. Ze bracht het papier dichterbij haar gezicht om het handschrift te kunnen ontcijferen. 

De Tassos familie zal gezegend worden met een zoon, ogen zo blauw als de zeeën van Zale. Geboren onder de bloedmaan van Elara zal hij het evenwicht van macht opnieuw weven. 

De muren van Qhal zullen vallen en de Twaalf zullen verdwijnen in de nacht. Oude zielen rijzen ten noorden van bloed. De Bewaker valt in het oosten en levenskracht vloeit weg in het westen. Chaos en pijn breken uit hun gevangenis, verbrokkeling achterlatend in het rijk. 

Voor het eerst in eeuwen zal de Speurder ontwaken en wordt er een beroep gedaan op zijn vaardigheden. Rouwend om de eerste grote liefde zal hij herrijzen uit de as, eeuwenoude hoop van Eanthis. 

Wanneer het verrotte vergiftigd zullen de wouden uitbloeien en het rijk zal verscheurd raken. Alleen de Wolf en de Vos kunnen de ondergang afwenden, alleen als zij samenvloeien en twee zielen één worden. Zij zijn het wapen en het schild. Zij zijn het begin en het einde.


De woorden klonken net zo cryptisch als Majnu’s verwarde gemompel, maar tegelijkertijd herkende ze er dingen in. Een zoon van Tassos met ogen zo blauw als de zeeën van Zale, dat klonk akelig veel als een omschrijving van Masons ogen. De Twaalf zullen verdwijnen in de nacht – dat moest slaan op de twaalf edelstenen, verdwenen in de nacht onder Masons leiding. 
De zinnen daarna brachten echter een gefrustreerd gevoel bij haar omhoog. Wat waren de Bewaker en de Speurder? Haar vingers gleden over de zinnen en bleven hangen bij het laatste stuk. Alleen de Wolf en de Vos kunnen de ondergang afwenden. Onwillekeurig gingen haar gedachten naar de matchende dolken van haar en Mason, en Majnu’s woorden galmden door haar hoofd. Sera keek naar haar rode haren. 
‘Bedoelt u… Ben ik de vos?’ Het hardop uitspreken klonk nog lachwekkender dan eraan denken, maar Majnu lachte niet. Ze wees naar de eerste zin. ‘Gaat dit over Mason? Maar wie is dan de jongen met de wolvenziel die ik moet vinden?’
Bij het noemen van Masons naam vlogen Majnu’s ogen wijd open. Van het ene op het andere moment keek hij haar helder en fel aan, zo fel dat ze er bijna bang van werd. ‘Waar is hij? Waar is Mason?’ Hij klemde zijn handen zo hard om haar bovenarmen dat het pijn deed. 
‘Hij is in Caralis,’ antwoordde ze, niet begrijpend waarom Majnu zo in paniek schoot. ‘Hij ging terug naar het paleis, om uit te zoeken of Lyle–’
‘Nee!’ Majnu schoot achteruit alsof hij gestoken was. ‘Je moet hem niet alleen laten! Jullie moeten bij elkaar blijven.’ Hij trok haar mantel van de rugleuning, duwde die in haar handen en trok haar overeind van de stoel. ‘Ga! Ga terug naar hem. Anders…’ Voor haar ogen zag ze Majnu terugvallen in de schemerwereld waarin zijn ziel gevangen was geraakt. De waas verscheen voor zijn ogen en zijn stemgeluid verviel terug tot het gemompel. ‘De Bewaker valt in het oosten… wouden zullen uitbloeien. Uitbloeien en dan…’
Nu herkende Sera de zinnen die hij onafgebroken mompelde. Het waren stukken uit de zinnen die hij haar had laten lezen. Ze griste snel het papier dat naar de grond gedwarreld was op en stopte het in de zak van haar jurk. Majnu dirigeerde haar bijna panisch naar buiten, waarna hij de deur achter haar dichtsloeg. Starend naar het hout hoorde ze hem aan de andere kant de grendels op hun plek schuiven. 
Met een diepe zucht blies ze haar adem uit. Het bezoekje aan Majnu had haar nauwelijks antwoorden opgeleverd. Het enige dat het bezorgd had, waren nog meer vragen. 
Sera liep terug naar Yarin en maakte haar teugels los van de boom. Hoewel haar hoofd duizelde van alles dat Majnu gezegd en gefluisterd had, sprong er één gevoel bovenuit. Het maakte dat haar hart sneller klopte en haar maag een strakke knoop vormde. Het gevoel dat er iets ergs stond te gebeuren was er geweest vanaf het moment dat Mason en zij hadden opgesplitst, maar nu schreeuwde het oorverdovend. Ze moest hem vinden.
Demish
Internationale ster



Na zijn streek voelde het alsof Mason jaren terug de tijd in was gestuurd. Voordat hij naar Qhal had gemogen, had hij opgesloten gezeten in het paleis. Hij had zelfs niet Caralis in gekund. Toentertijd was het uit bescherming geweest; een regel die zijn ouders hem hadden opgelegd. Nu had Lyle hem verboden om alleen door het kasteel te dwalen. Hij mocht niet langer aanwezig zijn bij de besprekingen en hij mocht zelfs niet meer de stad in om de inwoners te helpen. Ten alle tijden volgden Lyle zijn wachters hem. De enige plek waar hij nog alleen kon zijn, was in zijn oude slaapvertrekken.
Uit verveling had Mason een kleine bal gepakt, ingebonden met leer. Het speelgoed had hem op zijn eenzame dagen gezelschap gehouden en hij had er aardig wat spullen mee kapot gemaakt, tot groot ongenoegen van zijn ouders en de bedienden die het op moesten ruimen.
Nu lag hij op zijn bed en gooide hij de bal keer op keer in de lucht. Hij dacht aan Sera en vroeg zich af of ze Majnu al had gevonden. Of ze nu wist wat de dolken betekenden. En als ze dat dan wist, zou ze hem dan opzoeken om het met hem te delen?
Ondertussen had hij geen concrete aanwijzingen gevonden over wat Lyle precies probeerde te doen. Hij had alleen het gevoel dat er iets niet klopte.
Iemand klopte aan en Mason ving de bal. Hij draaide zich naar de witte, eikenhouten deuren. ‘Binnen.’
Een bediende uit de persoonlijke hofhouding van zijn nicht kwam binnen. ‘Prinses Haeron wenst u te zien.’
‘Laat haar maar binnen.’ Teleurgesteld dat het geen boodschap was van Sera, liet hij zich weer terugzakken in het bed. Hij gooide de bal weer in de lucht.
‘Dag neefje,’ begroette ze hem. Ze had nauwelijks tegen hem gesproken sinds zijn terugkomst. Het voelde jaren geleden dat ze samen op het feest hadden gestaan en zij Sera had bewonderd, terwijl hij weg had willen rennen omdat hij had gedacht dat Sera hem zou vermoorden. ‘Ik zie dat je je tijd goed besteed.’
‘We weten wiens schuld dat is,’ mompelde Mason. Als hij niet opgesloten had gezeten, was hij de stad in gegaan om te kijken hoe het daar nu ging. Of zijn pogingen om de bewoners te helpen daadwerkelijk resultaat hadden.
‘Je zou een boek kunnen lezen? Iets nieuws kunnen leren?’ stelde ze voor, terwijl ze naar de ramen liep.
‘Ik houd niet van lezen. Nooit gedaan.’ Behendig bleef Mason de bal hooghouden. ‘Waarom ben je hier, Haeron?’
Haeron stond bij de gebogen ramen, met uitzicht op de paleismuur en daar achter Caralis. Haar vingers leunden op de vensterbank, waar nog altijd de vergeten kaarsen stonden. Ze zuchtte. ‘Ik kom je vragen om mijn vader met rust te laten, Mason. Hij heeft het zwaar.’
‘Caralis heeft het zwaar. Heel Eanthis heeft het zwaar.’ Hij ving de bal met een hand en legde hem naast zich neer op het bed. Langzaam kwam hij overeind en hij legde zijn ellebogen op zijn opgetrokken knieën. Haeron was de kroonprinses. Zij zou, net als ieder ander uit de koninklijke familie, moeten geven om de mensen in hun land. Ze zou moeten begrijpen dat wat Lyle deed, niet genoeg was om de burgers gerust te stellen en het land te redden.
‘Hij doet wat hij kan,’ verzuchtte ze en ze draaide zich naar hem op. ‘Iedere dag probeert hij een gezamenlijk plan op te stellen met de andere regenten, maar ze luisteren niet naar zijn ideeën. Iedere nacht blijft hij op, zoekend naar de juiste oplossing. Ik hoor hem door de gangen lopen, pratend in zichzelf. Hij wil het beste voor Eanthis, Mason. Net als jij.’
Mason kwam overeind van het bed, geïrriteerd dat Haeron haar vader probeerde te verdedigen. ‘Als hij het beste voor Eanthis wilde, dan had hij iedereen opgeroepen om te zoeken naar de edelstenen. Zonder de edelstenen zijn we nergens. Huizen vergaan, oogsten mislukken. Er zijn families waar kinderen ziek worden, waar ouders doodgaan zonder reden. Eathis is aan het vergaan.’ Mason maakte een wanhopig gebaar met zijn armen. Zijn nicht kon hem niet vertellen dat dit was hoe een koning hoorde te regeren in tijden van nood.
‘Denk je dat hij dat niet weet? Jij was weg, Mason. Je komt pas net kijken.’ De scherpte in haar stem bracht een rilling over zijn rug, maar het enige wat hij kon voelen was woede.
‘Ik was weg, ja! Ik zocht de edelstenen!’ Hij schudde zijn hoofd. Dit was een eindeloze discussie. En hij ging hem aan met de verkeerde persoon. Hij liep langs Haeron heen en greep zijn tas. Als hij Lyle aan zou spreken, dan bestond er een grote kans dat hij niet langer welkom was aan het hof.

Gewapend met de vossendolk en zijn twee kromzwaarden liep Mason door het kasteel. De cape van zijn capuchon wapperde dreigend achter hem. Over zijns schouder had hij een goed gevulde tas geslingerd, met voldoende muntstukken dit keer, inclusief een paar familiejuwelen.
Hij beende door het paleis terwijl de wachters van Lyle hem probeerde bij te houden. ‘Prins Mason, u heeft geen toestemming om in dit deel te zijn. U kunt niet zomaar-’
Mason duwde de wachter tegen de muur en hield de anderen op afstand door zijn arm uit te strekken, de vossendolk in zijn handen. ‘Maak je geen zorgen. Straks zullen jullie niet meer op me hoeven letten. Het enige wat ik vraag, is dat ik mijn oom nog een laatste keer spreek.’
‘Maar u kunt niet weg!’
Mason glimlachte enkel. Als hij zijn kaarten goed zou spelen, zou Lyle hem zelf wegsturen.
Hij liet de wachter met een duw los en wierp een blik op de anderen. Ze leken te twijfelen of ze hem aan moesten vallen of niet. Mason maakte gebruik van hun twijfeling en rende snel verder naar gezamenlijke vergaderruimte.
Hij sloeg de deuren open. Het hout knalde tegen de muren en hij trok de aandacht van iedereen die aan de tafel zat. Zijn oom, samen met zijn adviseurs, en degenen die de koningin van Arrinore representeerden. Dat ook de stoel van koning van de Kapin familie leeg was, verbaasde hem niet meer.
‘Mason!’ Lyle stapte woedend op hem af. Mason hield zijn dolk beschermend voor zich, ondanks dat hij wist dat zijn oom hem nooit fysiek aan zou vallen met zoveel getuigen erbij. ‘De maat is vol. Je had strikte orders om in je vertrekken te blijven.’
‘Ik luister niet naar een koning die niet het beste voor heeft met zijn land,’ siste Mason. De adviseurs in de kamer hapten geschrokken naar adem. Mason wees met zijn dolk naar Lyle. ‘U heeft nooit de intentie gehad om de edelstenen te willen vinden. Ik weet niet waarom, maar anders waren ze al lang gevonden. U blijft opzettelijk vergaderen, discussiëren. En nu zijn de andere regenten plotseling ziek.’
Lyle gromde. Hij stapte zo dicht mogelijk naar Mason toe, tot de dolk hem tegenhield. ‘Wat beweer jij, jongen?’ Hij hief zijn hand en stak zijn vinger op, dreigend gericht op Mason. ‘En als ik jou was, zou ik je volgende woorden heel zorgvuldig kiezen.’
‘Ik beweer,’ startte Mason. De realiteit van zijn plan drong tot hem door, maar hij hield zijn arm gespannen, zijn gezicht strak, ‘dat u zich verzet tegen de kronen en tegen het land.’
Iedereen in de ruimte hield hun hart vast. Mason wist wat zijn beschuldigingen betekenden. Hij voelde zijn benen trillen, zijn hart klopte in zijn keel. Wat als Lyle hem in de kerkers zou gooien, of hem zou bestempelen als een verrader en zou veroordelen tot de dood? Hij zou niet de eerste zijn. De laatste paar dagen waren steeds meer mensen geëxecuteerd.
Waarom was Sera er niet geweest om dit plan uit zijn hoofd te praten?
Lyle zijn gezicht stond strak, maar zijn ogen spuwden vuur. Hij was aan het nadenken, al zijn opties aan het overwegen. Misschien wenste hij wel dat hij hem had gedood in zijn kantoor, diep in de nacht en zonder enige getuigen.
‘Prins Mason van Tassos, hoofdbewaker van Qhal.’ Lyle spuugde het eerste woord uit. ‘Ik verban je uit het paleis en uit Caralis. Je zal niet langer Qhal dienen en je word ontheven van je prinselijke taken. Zij die je willen helpen zullen worden gezien als verraders van de kroon. Tot het eind van jouw leven zal je bekend staan als de verbannen prins.’
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste