Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
19 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Eerste | Vorige | Pagina:
ORPG | Light up a spark
Demish
Internationale ster



Zenuwen kriebelden in haar buik toen Kian naar voren leunde. Paniekerige gedachten lieten haar spieren verstijven. Kian wilde haar zoenen. Hier, nu. Wat als ze het fout deed? Wat als ze hem pijn deed, of hem teleurstelde? Maar zijn lippen oogden zo zacht. En zijn ogen waren zo groen.
Maar wat als Valeria terug zou komen? Of als een soldaat naar binnen zou banjeren? Ze had lang geleden de fantasie van een eerste zoen opgegeven, maar één ding had ze wel geweten: het zou niet op het kamp zijn.
Snel legde Maurelle haar handen op zijn schouders. Kian registreerde haar beweging meteen en trok zich terug. Pijn flitste in zijn blik, maar hij herstelde zich snel. Alsof ze niet had gezien dat ze hem had gekwetst door zijn zoen af te wijzen. 
Zijn hand gleed van haar wang. ‘Sorry, ik dacht-’ 
‘Nee, Kian.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Denk alsjeblieft niet dat ik dit niet wil.’ Ze slikte. Ondanks dat de aanzet naar de zoen was verdwenen, krioelden de zenuwen nog steeds in haar maag. Als ze haar mond had gehouden, zou ze nu weten hoe Kian zijn lippen tegen de hare zouden voelen. Ze zou weten of hij net zo zelfverzekerd en enthousiast zou zoenen als dat hij was, of dat er een andere kant achter hem verscholen zat.
‘Het geeft niet,’ verzekerde hij haar, maar ze hoorde dat hij iets in zijn stem probeerde te verbloemen. ‘Het laatste wat ik wil is dat je iets doet tegen je wil in.’
‘Maar ik wil het wel,’ glipte er te snel tussen haar lippen uit. Ze zuchtte om haarzelf, hoe verwarrend ze nu wel niet was tegenover Kian. Ze haalde diep adem en probeerde de juiste woorden te vinden. Haar net verbonden vingers liet ze afglijden over zijn armen naar zijn handen.
‘Ik wil je wel zoenen,’ herhaalde ze met een trillende stem. Ze verstrengelde haar vingers met de zijne. Hoe eng het ook was om Kian recht aan te kijken, ze keek niet weg. ‘Ik wil je zoenen op een plek waar het warm en knus is, of midden in een regenbui. Ik wil je zoenen op het strand, of op een pier met onze voeten bungelend in het water. Ik wil je zoenen in de hut waar je over vertelde.’ Hoe vaker ze het uitsprak, hoe zekerder ze werd van haar gevoelens, evenals haar beslissing.
Kian keek haar aan met een blik die ze niet kon plaatsen, maar het maakte een warm gevoel in haar los. Was dit hoe mensen naar elkaar keken als ze verliefd waren? Was dit het moment dat eindelijk alles op zijn plek viel? Waarom voelde het dan niet alsof ze de gelukkigste persoon op de wereld was, maar eerder alsof haar zenuwen haar dood zouden worden?
‘Je wil me zoenen,’ herhaalde Kian, met één van zijn mondhoeken omhoog getrokken in een grijns, ‘maar niet hier.’
Langzaam knikte ze. Dit kamp was een zwarte plek in haar leven. Een inktvlek die zich zodanig uit had gespreid dat het al haar andere herinneringen op had geslokt. Er was zoveel dat ze zich niet meer kon herinneren, niet meer wilde herinneren. Haar eerste zoen met Kian mocht niet verdwijnen in een gitzwarte poel van angst en pijn. Hun zoen hoorde thuis op een zonnige plek, waar zijn haren goud zouden gloeien.
‘Kus me als we hier weg zijn.’ Dit was het moment dat Maurelle het oogcontact tussen hen verbrak. Ze sloeg haar ogen neer, kijkend naar hun handen. 
Ze voelde Kian bewegen en hij gaf haar een kus op haar voorhoofd. ‘Dat zal ik doen.’
‘Beloof het me,’ fluisterde ze. ‘Beloof me dat we hier weg komen. En dat als we veilig zijn, je me zal kussen.’
Kian liet één van haar handen los en legde zijn vingers onder haar kin. Langzaam tilde hij haar gezicht op, zodat ze hem weer aankeek. ‘Ik beloof het je, Maurelle.’
Een kriebel liep over haar rug toen hij haar naam uitsprak. Ze wilde haar ogen sluiten en het geluid van zijn stem nogmaals afspelen in haar hoofd. Ze wilde zich herinneren hoe zacht hij elke lettergreep had uitgesproken, hoeveel gevoelens er hadden weerklonken in haar naam.
In plaats daarvan omhelsde ze hem. Kian trok haar op zijn schoot. Als ze haar benen op zou trekken, zou ze haast kunnen verdwijnen in zijn beschermende aanwezigheid. Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder. Ze zou de hele nacht zo kunnen blijven zitten.
‘We moeten hier snel weg,’ zei Kian, de stilte verbrekend.
‘Heb je zo’n haast om me te zoenen?’ Ze kantelde haar hoofd, een plagende glimlach op haar gezicht.
Kian streek een krul van haar voorhoofd. ‘Je hebt me door.’ Hij grapte met haar mee, maar ze zag de serieuze ondertoon in zijn ogen. ‘Maar we hebben niet veel tijd meer.’
Ze liet haar hoofd weer tegen zijn schouder zakken. Kian had gelijk. Drie dagen waren eigenlijk al teveel. En ondanks dat het nu even voelde alsof ze in een bubbel leefde met Kian, zou ze morgen weer met angst de dag moeten ondergaan. 
‘Heb je een plan?’ vroeg ze voorzichtig. Ze wilde niet alles af laten hangen van Kian, maar hij was degene waarvan ze hoopte dat hij iets had verzonnen om hen hier weg te halen. Zeker nu. Ze konden niet meer wachten op Eyad. 
Kian kneep zachtjes in haar arm. ‘Een begin van een plan.’
Daynty
Internationale ster



Zijn stem klonk zekerder dan hij zich voelde, iets waar Kian dankbaar voor was. Want hij wist niet of zijn plan daadwerkelijk iets was, hij wist niet of hij de belofte die hij aan Maurelle had gemaakt kon houden. De twijfels groeven zich in zijn hoofd, prikten in zijn gedachten en legden een zwaar gevoel in zijn maag. Ze zouden hier wegkomen, maar zou hun eerste aanraking met vrijheid in de vorm van een zoen zijn, of in een kus met de koude aarde als hun lijken de dodenput in werden gegooid? 
‘Wat heb je bedacht?’  Maurelle haar blik rustte afwachtend op zijn gezicht. 
Kian ontweek haar ogen, bang dat de zijne de twijfels die door hem heen gingen zouden tonen. ‘Heb je de plattegrond met de tunnels nog?’ Eigenlijk had hij niet gewild dat Maurelle die zou bewaren, maar nu was hij daar opgelucht om. Kian voelde er weinig voor om heer Eyad op te zoeken nadat de man hem de laatste keer bij Maurelle had weggestuurd. 
‘Ik zal hem pakken.’ Maurelle gleed uit zijn armen en klom van zijn schoot, een lege koelte achterlatend op zijn lichaam. Kian had de hele nacht kunnen blijven zitten met zijn armen om haar heen, waar hij wist dat ze veilig was. Ze hoefden niet te zoenen als ze dat niet wilde, haar vlakbij hem hebben was al meer dan hij durfde te hopen. Een gevaarlijke, breekbare hoop nu het moment van hun ontsnapping dichterbij kwam. 
Verwoed worstelde Kian tegen de wortels van de twijfels, die probeerden zich zijn hersens in te dringen. Hij keek toe hoe Maurelle haar bed een stukje van de kant af schoof. Ze peuterde een steen los uit de muur en toen ze haar hand terugtrok, hield ze de plattegrond tussen haar vingers. Voorzichtig streek ze het papier glad op de lakens tussen hen in. 
Kian boog zich naar voren toe, over de lijnen heen. In het beetje kaarslicht was het moeilijk de kronkelige inkt te onderscheiden van de kreukels, daarom pakte hij de plattegrond vast om hem op zijn schoot te leggen, waar zijn schaduw niet over het papier viel. 
‘De ontmoetingsplek die Eyad voor ons heeft geregeld is richting het zuidoosten.’ Zijn vinger gleed in de juiste richting over de plattegrond. Ze zouden een verzetslid ontmoeten op een tijdstip dat ze nog zouden bepalen. Eyad zou de brief sturen zodra ze wisten wanneer ze weg zouden gaan. 
Maurelle schoof dichter naar hem toe om mee te kunnen kijken. Met haar hand steunde ze op zijn schouder, haar lichaam zachtjes tegen hem aan gevlijd. ‘Nemen we dan een van deze tunnels?’ Ze wees twee lijnen aan die naar het noordoosten liepen voor ze afbogen naar beneden en van de kaart verdwenen. Dat was een van de gaten in zijn plan: de plattegrond van de tunnels was niet compleet. Kian moest de mogelijkheid in gedachten houden dat sommige tunnels wellicht de berg in liepen, maar daar niet uitkwamen. Ze zouden ergens stranden diep in het donker, omringd door steen. Een berg als graftombe. 
Kian zette de huivering van hem af en schudde zijn hoofd. ‘Die twee waren ook mijn eerste ingeving, maar het zijn er maar twee. Als de soldaten weten dat we in die richting gaan, is het eenvoudig voor ze om deze tunnels uit te kammen.’ 
Maurelle humde zachtjes en plaatste voorzichtig haar kin op zijn schouder, alsof ze bang was dat hij zou weg bewegen van de aanraking. ‘Welke heb je dan in gedachten?’ 
Zijn huid prikkelde waar haar adem langs zijn oor en hals streek. Kian drukte zijn lippen op elkaar en slikte. Ze had geen idee hoezeer ze hem afleidde, wat het enkel erger maakte. 
‘Ik zat te denken aan deze,’ antwoordde hij, wijzend naar een tunnel in een kluwen van lijnen die richting het noorden en westen liepen. ‘Ze gaan niet direct de goede kant op, maar zo te zien splitsen ze zich vaak op. Dat zijn veel splitsingen en tunnels…’
‘Zodat de soldaten ons moeilijker kunnen vinden.’ Maurelle maakte zijn gedachten op een hoopvolle toon af. 
En heel veel tunnels om in te verdwalen, maar dat was een gedachte die Kian niet hardop uitsprak. Zijn hoop vertoonde wellicht barstjes, maar dat van haar was nog intact. Hij wilde niet degene zijn om dat teniet te doen. 
Maurelle tilde haar kin van zijn schouder en trok de plattegrond een stukje naar zich toe. Als ze al iets merkte van zijn malende gedachten dan liet ze daar niets van merken. 
‘De tunnels beginnen in het hoofdgebouw, in het oude gedeelte. Hoe komen we daar zonder dat we gezien worden?’
Kian ging met een hand over zijn gezicht. ‘Dat weet ik niet,’ bekende hij. ‘Misschien kan Eyad iets regelen.’ Hoewel hij probeerde zijn gevoelens jegens de man te verbloemen, kon hij niet voorkomen dat de naam enigszins verbitterd over zijn lippen kwam. 
Kian maakte eindelijk zijn blik los van de plattegrond en keek opzij naar Maurelle. ‘Daar komen is hoe dan ook het gevaarlijkste deel van het plan.’ Hij wilde haar hoop niet verbrijzelen, maar evenmin wilde hij dat ze de risico’s zouden onderschatten, al was ze zich daar vast goed van bewust. 
Tegen zijn verwachting in glimlachte ze. Haar hand vond de zijne en ze gaf hem een zacht kneepje. ‘Ik vind het een goed plan.’ 
Demish
Internationale ster



Twee dagen waren verstreken sinds hij Rheana voor het laatst had gezien. Na zijn gesprek met de directeur van de academie had Dain het niet aangedurfd om haar op te zoeken, hoe graag hij dat ook had gewild. Hij had via het slavenmeisje, Nycti, geprobeerd te informeren hoe het met haar ging. Rheana haar zichtbare wonden, zoals de schrammen in haar gezicht en de gespleten lip, begonnen te helen. Ze had nog veel last van haar ribben en ze had een aanhoudende hoofdpijn.
Er was zoveel wat Dain voor haar wilde doen, maar veel van wat hij wilde doen was niet realistisch. Het enige wat hij nog kon doen voor Rheana, was haar bevrijden uit de hel waar hij haar mee naar toe had gesleept. Hij moest haar een kans geven op een echt leven. Een leven waar hij, misschien, een deel van uit zou kunnen maken. Maar dat was aan Rheana om te bepalen, niet aan hem.
Met een steen in zijn maag en een kaars in zijn hand liep hij door de donkere gangen van de slavenvertrekken. Hij had expres gewacht totdat de nacht was gevallen. Hij had Nycti gevraagd om Rheana te informeren dat hij haar zou bezoeken, zodat hij een aantal dingen met haar kon delen.
Hij had meer informatie over haar broer, Nathan. En hij had haar vertrek voor haar geregeld. In zijn hoofd waren dat de praktische dingen. De zaken die hij haar kon vertellen zonder bang te worden of te breken. Hetgeen wat hij haar echt wilde vertellen, over wat hij eerder deze avond had gedaan, maakte hem van binnen kapot.
Aangekomen bij de deur van Rheana en Nycti klopte hij drie keer aan. Aandachtig luisterde hij naar de geluiden uit de kamer. Er klonk zacht geschuifel, maar geen stemmen. Het leek alsof Rheana de enige was in de slaapkamer.
Het was dan ook Rheana die de deur op een kier opende. Haar bruine ogen keken naar hem op, verlicht door het schijnsel van de kaars die hij vasthield. Ze had een deken om haar schouders geslagen en haar haren hingen los langs haar gezicht. De meeste schrammen vielen mee, maar haar lip was nog steeds gespleten.
‘Het is gevaarlijk om hier te zijn, Dain,’ fluisterde ze.
Hij knikte. Hij stond op het punt om nog veel gevaarlijkere dingen te doen. ‘Mag ik binnenkomen?’
Rheana bleef stil, haar blik gericht op zijn gezicht. Voor even dacht hij dat ze de deur weer dicht zou doen, maar ze stapte opzij en liet hem binnen.
De kamer was, zoals hij al had vermoed, leeg op Rheana na. Ze had een paar kaarsen aangestoken. Op het kastje naast haar bed stonden meerdere kopjes di ongetwijfeld waren gevuld met de misselijkmakende thee die haar pijn moest stillen.
Hij bleef ongemakkelijk staan in het midden van de kamer. Rheana had plaatsgenomen op de rand van haar bed. Ze leek zo klein, zo gebroken door hetgeen wat haar was overkomen. Het speet hem zoveel dat een groot deel van haar pijn aan hem te wijten was.
‘Ik, eh.’ Onzeker begon hij aan zijn woorden. Uit de zak van zijn jas haalde hij een dun stapeltje papieren dat bij elkaar was gebonden met een touwtje. Hij legde het op de tafel die in de ruimte stond. ‘Dit zijn de papieren die je nodig hebt om terug te reizen naar Avarena. Ik heb veilig vervoer voor je geregeld, samen met een pardon. Je hoeft niet langer voor mij te werken.’
Ze knikte, haar ogen gericht op de vloer. ‘Dankjewel.’
Het was vanzelfsprekend dat ze hem bedankte, maar toch voelde het onbevredigend. Misschien hoopte een deel van hem dat ze hem zou vertellen dat ze niet zonder hem kon. Dat ze alleen weg zou gaan als hij met haar mee zou reizen.
Dain pakte een stoel en zette hem tegenover het bed. Niet te ver, niet te dichtbij. Het deed hem pijn dat hij zijn afstand moest bewaren, maar hij wilde Rheana haar grenzen respecteren. Er was een reden dat ze hem niet had willen zoenen.
‘Ik heb ook geprobeerd om meer te achterhalen over je broer.’ Bij die woorden keek Rheana naar hem op. Het leek een hoopvol gebaar, maar hij zag de pijn in haar ogen. Het moest vast vreselijk zijn om te ontdekken dat iemand van je hield was gearresteerd.
‘Hij zat eerst in een gevangenis ten noorden van de hoofdstad, maar enkele dagen geleden is hij overgeplaatst naar Kamp Haldor. Jammer genoeg kon ik de precieze reden niet achterhalen.’ Misschien hadden ze niet eens een reden nodig gehad, bedacht hij zich. En wat de reden ook zou zijn geweest, Nathan zijn lot was verschrikkelijk nu hij moest verblijven op die helse plek.
‘Op het kamp?’ herhaalde Rheana ongelovig. Het liefst wilde hij naast haar zitten om haar te troosten, maar hij durfde het niet. Hij was bang dat ze hem weer zou vertellen dat hij dit niet kon blijven doen. Wisselen tussen de Onyx en de persoon die hij wilde zijn. Maar hij wilde dat ook niet. Niet meer. Daarom had hij een beslissing genomen. 
‘Het spijt me dat ik niet meer kon vinden over hem,’ zuchtte hij. ‘En dat hij daar zit. Ik zou willen dat ik er iets aan kon veranderen, of dat ik je kon helpen.’ Niemand kon uit dat kamp ontsnappen. Als Rheana al van plan was geweest om hem op te sporen, dan was het kamp een dood spoor.
Daynty
Internationale ster



Rheana had niet geweten dat twee dagen als een oneindigheid konden voelen. Geen kale, duistere oneindigheid, maar eentje gonzend van de piekerende gedachten en vol klauwen van pijn die wegzonken in haar lichaam, in haar botten. Ze kolkten om haar heen, tergden haar iedere dag met nieuwe vragen, nieuwe zorgen. Het enige dat haar kalmte kon bieden in die woeste zee, was de herinnering aan twee diepbruine ogen. Het waren diezelfde ogen die haar nu aankeken, wanhopig en gekweld in de warme gloed van de kaarsen. 
De afgelopen twee dagen had Rheana iedere keer dat er voetstappen in de gang hadden geklonken gehoopt dat het Dain was, maar nu hij op een stoel tegenover haar zat, was ze bang. Bang dat iemand hen zou ontdekken, bang voor het gevoel van verlangen dat haar hart samenkneep in haar borstkas als ze aan hem dacht. 
Maar die angsten vielen abrupt naar de achtergrond bij het nieuws dat hij gebracht had. Nathan zat niet langer in een gevangenis. Hij was afgevoerd naar een lot dat erger was dan een koude, vochtige cel: Kamp Haldor. 
Rheana drukte haar vingers tegen haar trillende lippen aan, maar kon een snik niet onderdrukken. Haar ogen prikten, haar zicht vertroebeld door de tranen die dreigden te ontsnappen. ‘Dit kan niet waar zijn,’ fluisterde ze, haar stem gesmoord door haar vingers. Ze schudde haar hoofd, richtte haar ogen wanhopig op naar Dain. ‘Weet je het zeker? Weet je zeker dat hij daar is? Kan het niet een fout zijn, of… Of-’
‘Rhea.’ Dain stem was zacht maar ferm toen hij haar onderbrak. Hij drukte zijn lippen op elkaar, alsof hij de volgende woorden niet uit wilde spreken. ‘Ik weet het zeker. Het is geen fout.’
Ze had het kunnen weten - de Onyx’ maakten geen fouten. Alleen waarom hadden ze Nathan dan opgepakt? Hij was een van de meest zachtaardige personen die ze kende. Was het vanwege zijn betrokkenheid bij de zaakjes van de bandieten? Dezelfde betrokkenheid die haar op deze plek had doen belanden. 
‘Ik moet hem daar weg halen.’ Rheana slikte verwoed de brok in haar keel weg. De dreiging van Kamp Haldor was erger dan die van de bandieten. Nathan was sterk genoeg om de arbeid in het kamp een tijdlang te kunnen overleven, maar ze kende hem. Hij zou willen proberen anderen te helpen. Hij zou zijn eten opgeven, zichzelf in de problemen werken. Nog een snik ontsnapte aan haar lippen. Ze had met haar eigen ogen gezien wat er gebeurde met gevangenen die problemen veroorzaakte. Nathan zou zo’n gruwelijke afranseling niet overleven.
Dain schoof een stukje naar voren op de stoel. Hij strekte zijn arm een stukje uit, maar zijn hand bleef aarzelend boven haar knie zweven. Rheana wist dat ze weg moest schuiven, dat ze de verleiding van zijn zorgzaamheid moest weerstaan, maar ze kon het niet. Ze reikte naar zijn hand, snakkend naar de troost en het comfort van zijn aanraking. Haar vingers vervlochten zich met de zijne en ze gaf zachtjes een rukje aan zijn hand, een stille uitnodiging voor hem om dichterbij te komen. 
De stoel kraakte zachtjes op het moment dat Dain iets kwam en zich verplaatste naar het plekje naast haar op de rand van het bed. 
‘Het spijt me zo,’ fluisterde hij, terwijl hij de deken beter om haar schouders legde en haar voorzichtig tegen zich aan trok. ‘Het spijt me zo.’
Rhea begroef zijn hoofd in de kromming waar zijn hals zijn schouder ontmoette en drukte haar betraande wang tegen de warme huid die boven zijn shirt uit kwam. Een zwak stemmetje probeerde haar bewust te maken van wat ze aan het doen was, dat Dain de vijand was, dat hij talloze mensen zoals haar broer uit het leven had gegrepen. 
Het lukte haar niet om dezelfde afschuw te voelen die in haar lichaam had gehuisd toen ze hem voor het eerste gezien had in Avarena, weken geleden. De man die ze op het kasteel had ontmoet, was slechts een gemaakte afspiegeling geweest van de man die nu naast haar zat. 
Een nieuwe snik joeg een withete pijn door haar ribben, maar ze kon het niet helpen dat er meer volgden. Dains vingers krulden zich steviger om haar arm en hij streek zacht over de deken. ‘Ik zou willen dat ik iets kon doen,’ zei hij zacht. Zijn adem kriebelde warm over haar haren. 
Ik ook. Rheana hield de woorden gevangen in haar gedachten. Ze wilde hem er niet aan herinneren dat het onmogelijk was. 
Ze kneep haar ogen dicht. Beelden kwamen tot leven op haar netvlies; een stoffige rotsgrond onder haar voeten, een snikhete zon brandend op haar huid en de geur. De stank van rottend vlees en de dood. Holle ogen staarden haar aan vanuit de steengroeve van het werkkamp. Nathans ogen staarden haar aan tussen de tralies van een cel in de Toren door. 
Je moet ons helpen, hadden ze gefluisterd in haar nachtmerrie. Keer op keer. Je moet ons helpen. Je moet ons helpen. Je moet ons helpen.
Dain maakte haar voorzichtig van hem los. ‘Wat is er? Waar denk je aan?’ De bezorgdheid in zijn ogen verraadde dat hij het verstrakken van haar lichaam moest hebben gevoeld. Behoedzaam streek hij een lok haar voor haar ogen weg. 
‘Ik heb hierover gedroomd.’ Rheana opende haar ogen. De herinnering van die beelden, zo angstaanjagend levensecht, bleef als spinnenrag aan haar kleven. ‘De nacht dat je me wakker maakte uit die nachtmerrie. Ik droomde over het kamp. Mijn ouders waren daar, en Nathan…’ Ze ademde diep in. De stank van het kamp leek nog in haar neus te prikken. ‘Jij was er ook.’
Ze voelde Dains spieren verstrakken door de deken heen. Er gleed een gesloten uitdrukking over zijn gezicht. ‘Als wachter?’
Zachtjes schudde ze haar hoofd. ‘Nee, als een gevangene.’
Haar antwoord leek hem iets te doen ontspannen, maar hij sloeg zijn ogen neer en draaide zijn hoofd van haar weg. Een onrustig gevoel roerde zich in haar buik. Er was iets aan de hand, iets waarvan hij niet wilde dat ze het wist. 
Haar vingers klemden de deken steviger vast. ‘Wat is er?’ Het beeld van Dain in de steengroeve dreef over haar netvlies, zijn gespierde torso onder de verse striemen van zweepslagen. Het goede in hem gebroken en vermorzeld. ‘Je gaat toch niet iets doms doen?’ Een zweem van paniek kroop in haar stem toen hij haar blik bleef ontwijken. ‘Dain?’ smeekte ze. 
Hij slikte hoorbaar, draaide een keer met zijn schouders. Zijn ogen bleven strak gericht op de tegels van haar kamer. ‘Ik moet je iets vertellen.’
Demish
Internationale ster



Hij moest het haar vertellen, maar hij kon het niet. Hij kon niet de juiste woorden hardop uitspreken. De zenuwen gonsden door zijn lichaam en zijn gedachten waren een ondoorbroken stroom; als een woeste rivier die nooit zijn rust zou vinden. 
‘Dain?’ Rheana haar stem trilde. Langzaam kromden haar vingers zich om zijn schouder, wat maakte dat hij zijn gezicht nog verder van haar afwendde. Hoe moest hij haar vertellen dat hij dit alles achter zich zou laten? Dat hij haar achter zich zou laten?
Hij haalde diep adem, zijn eigen adem net zo rillerig als die van Rheana. Hij balde zijn vuist en verfrommelde de deken tussen zijn vingers. Als hij het nu niet aan haar zou vertellen, dan zou ze het nooit weten. Ze moest weten dat hij het wilde proberen.
‘Ik ga hier weg.’ Hij blies de woorden in één adem uit. Met strakke, gespannen schouders wachtte hij haar antwoord af.
Haar hand gleed van zijn schouder. Hij durfde niet om te kijken, omdat hij wist wat hij zou zien. Rheana begreep zijn woorden, daar was hij zeker van. Ze snapte dat hij het niet had over een missie met zijn studenten, of een bezoek aan Sattra. Ze had altijd al door zijn woorden heen kunnen kijken?
‘Deserteren?’ fluisterde Rheana. Dain slaakte een zucht en liet zijn hoofd in zijn handen zakken. Zijn vingers vervlochten zich met zijn haar en hij schudde zijn hoofd. Niet omdat ze het fout had, maar omdat ze het hardop had gezegd.
De lading van het woord dekte nog niet eens al zijn gevoelens. Hij voelde angst om betrapt te worden, de teleurstelling in zichzelf en de woede die de laatste tijd constant aanwezig was. Hij had zoveel fout gedaan, zoveel mensen geraakt met zijn acties. Rheana was daar slechts het meest recente voorbeeld van.
‘Dain, dat kun je niet doen.’ Iets in haar stem verraadde dat ze niet volledig achter haar woorden stond. Hij voelde haar verplaatsen op het matras. Ze legde een hand op zijn knie en veegde zijn haren aan de kant, maar hij kon het niet opbrengen om haar aan te kijken.
‘Ik móet het doen, Rhea.’ Zijn Onyxuniform was zijn persoonlijke gevangenis. Zolang hij dat zou dragen, zou hij nooit vrij zijn. Zijn gedachten en schuldgevoelens zouden hem blijven teisteren. En hij zou constant onder ogen moeten komen wat hij had gedaan, wat hij nog zou doen.  ‘Ik kan hier niet blijven.’
‘Maar als ze er achter komen…’ 
Dan vermoorden ze me.
Zuchtend keek hij naar haar op. Het deed hem pijn om de schrammen op haar gezicht te zien, maar de blik in haar ogen raakte hem nog meer. Ze bekeek hem alsof zijn doodsvonnis al was uitgesproken.
‘Ik wacht totdat jij weg bent,’ informeerde hij haar, met minder emotie dan dat hij op dit moment voelde. Het laatste wat hij wilde, was dat ze Rheana zouden verhoren over zijn plannen.
‘Waar ga je naar toe?’ Ze bestudeerde zijn gezicht en hij betrapte dat hij dat ook, nog steeds, deed. Hij zou haar voor een lange tijd niet meer zien. Hij wilde haar blijven herinneren. Hij zou de dag vervloeken waarop hij haar ooit zou vergeten.
Dain schudde zijn hoofd. ‘Het is beter als je dat niet weet.’
Zijn antwoord was niet genoeg voor haar. ‘Ik kan me toch niet iedere dag afvragen waar je bent? Of je nog leeft?’
Hij klemde zijn lippen op elkaar. Hij moest haar vertellen dat ze dat ook niet zou moeten doen. Dat ze hem moest vergeten, maar diep van binnen wilde hij dat niet van haar vragen. Het bracht hem rust om te weten dat de goede versie van hem nog ergens in Rheana haar gedachten zou leven. Dat ze hem zo zou blijven herinneren.
‘Naar het zuiden,’ wist hij eruit te persen. ‘Laerin.’ Hij moest zo snel mogelijk weg uit Veros en in Avarena zou hij ook niet veilig zijn voor de Onyx soldaten. Vanuit Laerin zou hij verder kunnen reizen, misschien wel per schip. Als hij zich eenmaal op zee zou bevinden, zou hij zich kunnen focussen op zijn nieuwe leven. Een leven waar de Onyx hem niet langer zouden kunnen raken.
Rheana streek zijn haar weer uit zijn gezicht, maar liet haar vingers zacht langs zijn wang glijden. Met een zucht sloot hij zijn ogen en leunde hij tegen haar aanraking aan. Misschien dat hij, over een aantal jaar, haar zou kunnen opzoeken. Wanneer ze allebei veilig zouden zijn. Misschien zou dat hun tijd zijn.
‘Ik weet dat dit niet alles goed kan maken. Dat wat ik heb gedaan, onvergeeflijk is.’ Hij haatte zichzelf voor ieder leven wat hij had genomen in naam van de keizer. Voor iedere dood die plaats had gevonden, alleen maar omdat hij met zijn zwaard had gezwaaid. 
‘Maar ik wil veranderen.’ Jij maakt dat ik wil veranderen. ‘En dit is een begin.’
Daynty
Internationale ster



Het zou ook meteen het einde zijn. 
Rheana wilde haar gedachten niet laten dralen rondom de gruwelijke dingen waaraan de Onyx’ Dain zouden onderwerpen als ze achter zijn plannen kwamen, maar haar fluistering galmde door haar hoofd. Deserteren. Het woord klonk als een echo van de dood, alsof het vanuit het dodenrijk in haar oor gefluisterd werd. Het voelde wreed dat het leven Dain afpakte net nu ze hem eindelijk dichterbij had. Vanaf het gesprek bij het kampvuur na de aanval van de Eilin had ze gezocht naar het restje menselijkheid in hem, maar nu hij dat aan haar toonde, was ze doodsbang voor de gevolgen ervan. 
Dain merkte haar lange stilte op. Onder haar vingers, die nog steeds tegen zijn wang rusten, voelde ze hem zijn hoofd haar kant op draaien en zijn ogen ontmoetten de hare, al leek het hem moeite te kosten om haar aan te blijven kijken. ‘Zeg iets, alsjeblieft,’ smeekte hij haar zachtjes. 
Rheana drukte haar lippen op elkaar. Wat kon ze zeggen? Woorden om hem te waarschuwen dat hij dit niet moest doen lagen op het puntje van haar tong. Het waren de juiste woorden. Woorden die hem veilig zouden houden. Het zou echter een leugen zijn als ze ze uit zou spreken. Diep vanbinnen wilde ze niets liever dan dat hij wegging bij de Onyx. Hij was beter, hij verdiende beter.
Maar ze wilde ook niet dat hij weg zou gaan naar Laerin. 
‘Ik wil niet dat je weggaat,’ antwoordde ze. Haar stem trilde zachtjes over de woorden. ‘Ik wil niet dat je weggaat bij mij.’ Laerin was de meest veilige optie voor hem, dat wist ze. De legers van de keizer stonden vast aan de grens, het zuidelijke koninkrijk nog vrij van de Onyx. Hij zou een haven kunnen vinden, een boot kunnen nemen naar een plek zo ver weg dat haar gedachten het nauwelijks konden bevatten. Ze wilde het ook niet bevatten.
‘Ik kan terugkomen.’ Dain haalde haar hand zachtjes van zijn wang, zodat hij hem vast kon nemen met de zijne. ‘Over een paar jaar, als ze me hier zijn vergeten.’ Zijn woorden bevatten net zo weinig overtuiging als Rheana voelde. De Onyx’ vergaten zoiets niet. Ze zouden hem opjagen tot ze zijn levenloze lichaam hadden. Maar dat was niet het enige dat haar beangstigde. 
‘Wat als ik er over een paar jaar niet meer ben, Dain?’ Het was de eerste keer dat ze haar diepste angst onder woorden bracht, en het voelde alsof ze het laatste beschermende laagje van zichzelf afpelde. Rheana sloeg haar ogen neer, niet in staat hem aan te kijken met deze bekentenis tussen hen in. ‘Iedere dag worden er meer Syraca opgepakt. Je hebt Dimitri’s arrestantenlijst gezien, dat was vast niet de enige. Ik ben bang dat… Wat als er met mij gebeurt wat mijn ouders is overkomen? Wat als ik ook op word gepakt?’ 
Ze hoorde Dain inademen alsof hij iets wilde zeggen, alsof hij haar gerust wilde stellen, maar hij bleef stil. Er was geen geruststelling voor haar angst, geen garantie dat haar niet hetzelfde zou overkomen als haar familie. 
Haar blik schoot terug naar Dains gezicht. ‘Wat als ik je vertel dat je kan helpen om te vechten tegen de keizer, hier, in Veros en Avarena?’ Haar hart bonkte in haar borstkas en zenuwen legden een knoop in haar maag. Dain had geen flauw idee dat hij niet de enige was die een geheim met zich mee had gedragen. Nog steeds kon ze hem niet direct vertellen over het verzet, niet zolang er een minuscule kans bestond dat hij nog van gedachten veranderde, of dat de Onyx hem zouden martelen voor alle restjes informatie die ze uit hem konden krijgen. 
Een bedenkelijke frons bracht zijn wenkbrauwen dichter naar elkaar toe. Misschien was haar vraag al genoeg om hem zelf de stukjes met elkaar te laten verbinden. ‘Waar heb je het over?’ Het was een vraag, maar in zijn stem hoorde ze dat hij een vermoeden had. 
‘Zou je dan blijven?’ vroeg ze, zijn vraag negerend. 
Dain blies een langzame, diepe zucht uit. ‘Ik wil niets liever dan bij jou blijven en tegen de keizer vechten, wat dat ook precies in mag houden.’ Met zijn vrije hand duwde hij een lok haar achter haar oor, waarna zijn duim voorzichtig over haar gespleten onderlip streek. ‘Maar Rhea, ze zullen ook achter jou aan komen als ik dat doe. Ik wil niet nog een slachtoffer maken, al helemaal niet als jij dat bent.’
Haar hart zwol op van warmte en kneep daarna onmiddellijk samen van verdriet. Daaronder zwol echter een andere emotie aan, eentje die de laatste weken steeds vaker op de achtergrond aan het sluimeren was. Ze wilde de keizer niet nog meer van haar af laten nemen. Ze wilde niet dat andere mensen steeds maar weer besloten over haar veiligheid, terwijl ze er zelf voor koos om die te riskeren. 
Rheana nam zijn hand steviger vast en tilde haar kin op. ‘Ik ben me bewust van de gevolgen, en ik wil nog steeds dat je blijft.’
Er flakkerde iets van hoop in Dains donkere ogen, maar zijn zorgen smoorden het vonkje onmiddellijk. ‘Maar je zei net dat je bang bent dat jou hetzelfde zal gebeuren als je ouders. Als ik bij je blijf…’
‘Als ik ga proberen Nathan weg te halen uit Haldor, gebeurt dat misschien ook wel,’ onderbrak ze hem. Als iemand achter haar betrokkenheid bij het verzet kwam, was haar leven ook voorbij, maar dat hield ze voor zichzelf. ‘Maar dan sterf ik terwijl ik doe wat ik wil, in plaats van me te blijven verstoppen voor de keizer.’ Ze keek naar hun samengevlochten vingers. ‘Dan sterf ik zonder dat ik jou heb moeten missen.’
Demish
Internationale ster



Haar woorden braken zijn hart. Hij sloeg zijn ogen neer. Hij wilde haar ook niet missen.
‘Ik zou willen dat ik met je mee kon, Rhea.’ In een ideale wereld zou hij bij haar kunnen zijn. Dan zouden ze samen vertrekken, opzoek naar een plek waar ze samen zouden kunnen zijn. Zijn gedachten waren vaak genoeg naar die verzonnen plek gegaan, maar dat was precies wat het was. Verzonnen. Een waas waarin hij zichzelf soms liet wegzakken, zodat hij de werkelijkheid niet onder ogen hoefde te komen. 
‘Ik weet dat het niet kan,’ gaf ze toe. Opgelucht liet hij een zucht ontsnappen. Ze begreep tenminste dat zijn aanwezigheid alleen maar voor gevaar zou zorgen. ‘Maar ik zou willen van wel.’
Iedere keer herkende hij het kleine beetje hoop in haar stem. De zachte, lichte toon die hem probeerde te overtuigen dat er een plek bestond waar ze samen zouden kunnen zijn.
Hij streek met zijn duim over haar hand. Al die weken hadden haar handen hem verzorgd. Keer op keer hadden ze het verband weer om zijn arm gewikkeld, hadden haar vingers zachtjes over de verwonde huid gestreken. Dit was wat hij zou gaan missen, besefte hij zich. 
De momenten waarop zelfs haar kleinste aanrakingen hem warm lieten voelen.
‘Heb je ooit wel eens nagedacht hoe het zou zijn als we elkaar onder andere omstandigheden zouden hebben ontmoet?’ vroeg hij, nog altijd starend naar hun vervlochten vingers.
Rheana trok haar wenkbrauwen op. ‘Andere omstandigheden?’
Langzaam knikte hij, terugdenkend naar alle scenario’s die hij in zijn hoofd had geschetst. ‘Als jij niet in het kasteel werkte en ik,’ hij schraapte zijn keel, ‘als ik geen Onyx luitenant was.’
Een tweede hand werd op die van hem gelegd. Hij keek op en zag de bemoedigende ogen van Rheana. Haar mondhoeken waren iets geheven. ‘Het klinkt alsof jij dat wel hebt gedaan. Er over nagedacht, bedoel ik.’
Voorzichtig knikte hij. Het was begonnen na hun dans in Valerin. Die avond had hij iemand anders kunnen zijn. Een smid uit Sattra, een vreemdeling die grappen had kunnen maken en ongestoord had kunnen genieten van zijn omgeving, omdat hij niet langer zijn zwarte uniform had gedragen. Sinds die nacht had hij ontelbaar veel verhalen bedacht, iedere keer met Rheana en hemzelf in de hoofdrol.
‘Wil je me er over vertellen?’
Zenuwen kriebelden omhoog in zijn keel. Plots was Dain zich bewust van hoe stom het eigenlijk klonk; dat hij had gefantaseerd over een wereld die niet bestond.
‘Alsjeblieft?’ 
Hoe kon hij haar verzoek ooit afwijzen?
‘Om te beginnen: ik zou niet gewond zijn,’ zei hij, terwijl hij zijn linkerarm iets bijdraaide. Dat leverde een kort, maar zacht gelach op van Rheana.
‘En ik zou op reis zijn om mijn handelswaar te verkopen. Alle figuren die ik heb gekerfd, en andere producten. Ik geen familie of voorouders hebben die voor de keizer hebben gewerkt. Ik zou gewoon… Dain zijn. Een simpele man, met simpel werk.’
Rheana humde. Ze kneep in zijn hand, wat alles was om hem aan te moedigen om door te gaan.
‘En op een dag heb ik gereisd tot aan de Resa. Ik volgd de rivieroever, net zolang tot ik bij een klein dorpje kom. En daar ben jij.’
Hij zou haar zien, omringd door de laaghangende, oranje woestijnzon, nog druk in de weer om haar zelf geregen sierraden te verkopen.
‘En je stopt omdat je sierraden wil kopen?’ vroeg Rheana, overduidelijk plagend. Ze zag zijn tevreden blik en voegde daar, iets verlegen, aan toe: ‘Tenminste, dat is altijd wat ik wilde doen.’
Lachend schudde hij zijn hoofd. ‘Nee, maar misschien is en deel van je kraam kapot en is dat mijn excuus om met je te komen praten.’
Geen verwondingen, geen Dimitri die opdook bij ieder moment waarop ze bij elkaar kwamen. Gewoon twee mensen, die elkaar bij toeval ontmoetten. Hij was vergeten hoe gemakkelijk het was om zijn gedachten de vrije loop te laten gaan.
Dit keer was het Rheana die diep zuchtte. Ze legde haar hoofd weer tegen zijn schouder, precies op de plek waar ze al eerder had gelegen. Ondanks dat hij beter wist, sloeg hij zijn armen om haar heen en begroef hij zijn eigen gezicht in haar haren. Hij gaf zichzelf een paar seconden om nog voor één keer in zijn geheugen te prenten hoe ze rook
‘Hadden we elkaar maar op die manier leren kennen,’ mompelde Rheana tegen zijn huid. Haar stem trilde door in zijn hele lichaam. 
‘Misschien dat het ooit zo kan gaan.’ Het was een moedeloze poging om haar gerust te stellen. Misschien dat hij ooit, over een paar jaar, naar haar dorpje zou reizen. Dat hij haar daar zou vinden met haar eigen winkeltje, met Nathan aan haar zijde. Het leven waar ze zo naar verlangde en wat ze verdiende. En misschien dat hij, op een ongelooflijke en onmogelijke wijze, ook in zou passen.  
Daynty
Internationale ster



‘Denk je echt dat het zo zou kunnen gaan?’ Haar stem klonk klein en hoopvol. ‘Ooit?’ Het scenario dat Dain had geschetst met zijn stem danste voor haar ogen, een rimpeling van een alternatieve realiteit. Een mogelijke toekomst. Rheana kon de warmte van de zon op haar huid bijna voelen, kon zich moeiteloos inbeelden hoe de gouden zonsondergang zijn ogen zou veranderen in twee gloeiende poelen van warmte. 
Maar het was niet meer dan dat; een toekomst die meer onmogelijk dan mogelijk leek. Het besef sneed pijnlijk door haar heen. Het kostte Rheana al haar kracht om niet in tientallen stukjes uiteen te knappen, ze wilde het niet nog zwaarder maken voor hen beiden. 
‘Als het aan mij ligt wel.’ De vastberaden toon van Dain zijn stem maakte het nog lastiger. Het wakkerde het vonkje van haar hoop verder aan. Ze was doodsbang dat als de restjes eenmaal zouden smeulen, ze alleen op een wrede, ruwe manier konden worden gesmoord. ‘Ik zal voor je terugkomen, als ik kan.’
Als hij dan nog leefde. Als zij dan nog leefde. Als het veilig genoeg was in Veros voor hem om het land dat hij had ontvlucht opnieuw te betreden. 
Zoveel “als”, een moedeloosheid creërend die haar dreigde op te slokken. Rheana sloot haar ogen en focuste zich op de kriebeling van zijn adem langs haar kruin. Hij was niet weg, nog niet, en ze wilde een van de laatste momenten die ze samen hadden niet verpesten met alleen maar sombere gedachten. ‘Misschien vinden Nathan en ik jou wel eerder,’ zei ze met een zwakke glimlach. Ze wist nu al dat ze niet simpelweg zou kunnen wachten tot Dain op een dag wellicht terugkeerde, dat ze niet zorgeloos een kralenwinkeltje kon beginnen als ze zich elke dag af moest vragen of hij het had gered, of hij nog leefde. 
‘Hmm,’ bromde Dain, en de trilling van zijn stem zinderde door haar lichaam. ‘En hoe ben je van plan om mij te vinden?’
Rheana likte langs haar lippen, niet meteen een antwoord hebbend op die vraag. Het was duidelijk dat ze voor het zover was eerst nog heel wat details moest uitdenken. Een herinnering sloop haar gedachten binnen: zij als klein meisje in de armen van haar moeder, wier warme stem verhalen voor haar weefde voor het slapengaan. 
‘Misschien laat je een spoor voor me achter, aanwijzingen om je te vinden.’ Dat was wat de prins in de sprookjes van haar moeder had gedaan voor zijn verboden geliefde, een prinses van een vijandig koninkrijk. 
Dain lachte zachtjes. Haar hart maakte een gekke sprong bij het zachte geluid, wetende dat zij de veroorzaker ervan was. Ze wilde het vaker doen, hem vaker horen lachen. 
‘Bewerkte stukken hout misschien?’ opperde hij, de zweem van een glimlach nog hoorbaar in zijn stem. ‘Het is geen slecht idee.’ Hij verplaatste haar iets, zodat zijn ogen haar gezicht konden onderzoeken. ‘Wie had dat gedacht? Stiekem zit er een meesterbrein verstopt achter die onschuldige, bruine ogen.’
Blozend sloeg Rheana haar ogen neer, maar de warmte op haar wangen en de kriebels in haar buik voelden niet onprettig. Ze kon zich niet herinneren wanneer een jongen haar voor het laatst zo had laten voelen. De twee vriendjes die ze had gehad in haar tienerjaren waren leuk geweest, maar ze hadden niet zulke sensaties bij haar teweeg gebracht. Ze hadden haar niet zo zeker laten weten dat ze alles zou doen voor een toekomst samen. En Kaspian was zorgzaam, charmant. Rheana zou liegen als ze zou beweren dat ze er nooit aan had gedacht hoe het zou zijn om met hem samen te zijn, maar ook dat was… anders. Minder sterk. Dain zou ze volgen naar het einde van de wereld.
Ze probeerde er niet aan te denken dat het met de prinses in het sprookje niet goed af was gelopen.
‘Maar Rhea…’ Dain legde zijn vingers onder haar kin en tilde zachtjes haar hoofd op. ‘Over Nathan… Ben je echt van plan om te proberen hem uit het kamp te halen?’ 
Haar hart kromp samen, de vlinders in een pijnlijke greep vermorzelend. Ze drukte haar lippen op elkaar, schudde zachtjes haar hoofd. ‘Ik kan hem daar niet laten zitten, Dain. Ik… Dat gaat niet. Hij is alles dat ik nog heb.’
Een fractie van een seconde flitste er iets onpeilbaars door zijn ogen, een emotie die ze niet goed kon plaatsen. Was het pijn? Teleurstelling? Vanwege het feit dat ze er niet voor koos om met hem mee weg te vluchten uit Veros, maar in plaats daarvan het onmogelijke wilde proberen? Voor ze haar vinger erop kon leggen, was de emotie verdwenen. 
‘Ik snap het,’ zei hij, en ze geloofde hem. 
‘Maar daar wil ik nu nog niet aan denken.’ Rheana liet haar hoofd terugzakken tegen zijn schouder aan en snoof zachtjes zijn geur op. De frisheid van dennennaalden en een vleugje van iets dat haar deed denken aan citrus. Nu pas besefte ze hoe vertrouwd zijn geur was geworden voor haar. Ze had geen idee wanneer dat was gebeurd. 
Dain bewoog op het bed. Hij legde zijn ene arm voorzichtig strakker om haar heen en reikte met zijn andere langs haar naar iets dat naast haar lag. Nee, naar iets dat op haar schoot lag, besefte ze toen zijn vingers zacht langs haar pols streken. Ze verplaatste haar hoofd een stukje zodat ze kon zien hoe hij aan de kralen van haar armband draaide. ‘Herinner je je Valerin nog?’
Het duurde een moment voor haar gedachten de naam konden plaatsen, maar toen knikte ze. ‘Het dorp in het dal, waar het lentefeest was.’ Het was al meer dan een week geleden sinds ze daar heimelijk had gedanst met een vreemdeling. ‘Waarom vraag je dat?’ 
‘Ik heb je nooit verteld dat ik uiteindelijk toch het feest heb bezocht.’ Dains blik flitste kort naar de hare en toen weer terug naar beneden. Het maakte haar onrustig en nieuwsgierig tegelijkertijd, er was iets dat hij haar wilde vertellen. 
‘Ik heb Dimitri wel gezien,’ zei ze. Hij was de reden dat ze halsoverkop weg had moeten vluchten van het feest. ‘Maar jou niet.’
Dain slikte, frunnikte aan de kralen en glimlachte toen. ‘Je hebt me wel gezien.’ Eindelijk tilde hij zijn hoofd op om haar aan te kijken. In zijn ogen lag een onzekerheid die ze niet van hem gewend was, en een warmte die haar hart over de kop liet slaan. ‘We hebben zelfs gedanst.’
Plotseling klikten de stukjes in Rheana’s hoofd in elkaar. De bruine ogen van de vreemdeling, die zo verrassend vertrouwd waren geweest, de somberheid die over haar danspartner heen had gelegen en het feit dat hij zijn masker eerst niet af had willen doen. 
Haar mond zakte open en toen weer dicht. ‘Jij…’ fluisterde ze verbijsterd. ‘Jij was het.’ 
Dain tikte zachtjes tegen haar armband. ‘Ik herkende deze vlak voor je er vandoor ging.’
Ook Rheana’s vingers gingen naar de kralen, waar ze nog vervuld van ongeloof overheen streek. ‘Waarom heb je het niet gezegd?’ 
Hij draaide zijn hoofd weg en ze wist zijn antwoord al voor de woorden over zijn lippen kwamen. ‘Ik… schaamde me. Ik had tegen je gelogen over wie ik was en ik was bang dat je me alleen maar zou haten als je erachter kwam dat ik degene was met wie je had gedanst. Een Onyxluitenant.’
Rheana kon zijn woorden niet ontkennen. Als hij haar de ochtend na het feest de waarheid had verteld, was dat misschien inderdaad haar reactie geweest. Maar nu? Nu zwol haar hart op van warmte. Ze legde een hand tegen zijn wang, haar duim zachtjes langs zijn huid strijkend. ‘Een smid uit Sattra…’ Glimlachend schudde ze haar hoofd. ‘Nu weet ik waarom zo iemand zo goed kon dansen.’ Ze grijnsde naar hem. ‘Ik hoop dat ik je tenen niet al te erg heb geplet toen.’
Een fonkeling schitterde in Dains ogen en hij lachte. ‘Het valt mee,’ antwoordde hij, waarna de lijnen van zijn gezicht zachter werden, serieuzer. ‘Er is wel iets van die avond waar ik nog steeds spijt van heb.’ 
Een paniekerig gevoel bloeide in Rheana haar borstkas. Was dit het moment dat hij ging zeggen dat hij liever niet had willen weten dat zij het was geweest? Ze durfde de vraag nauwelijks hardop uit te spreken. ‘Wat dan?’
Dains vingers gleden door haar haren en bleven stil liggen in haar nek. Zijn stem was zacht en laag toen hij antwoordde. ‘Dat we niet hebben kunnen kussen.’ Zijn ogen zakten af naar haar lippen. Zijn andere hand trok haar voorzichtig dichter naar zich toe en als vanzelf kantelde Rheana haar hoofd, zodat ze eindelijk af konden maken wat die avond verstoord was.
Demish
Internationale ster



Dit was wellicht de laatste avond dat zijn eigen waarheden nog naar boven konden dwalen. Als hij Rheana nooit meer zou zien, als dit de laatste keer was dat hij tegenover haar zat, dan verdiende ze het om te weten wie hij echt was; wie hij kon zijn.
De herinneringen aan Valerin waren als een waterval uit zijn mond gegleden en nu hij eenmaal had bekend, kon hij nog maar aan één ding denken. Hij moest haar zoenen. Hij moest weten hoe het zou voelen om deel uit te maken van haar leven, al was het maar voor deze nacht.
Dain vervlocht zijn vingers met haar haren terwijl zijn lippen die van haar verkenden, voorzichtig en tegelijkertijd vurig als een vonk die net aan was gewakkerd.
Flitsen van ieder moment dat hij dicht bij haar was geweest, schoten door zijn hoofd. De eerste keer dat ze zijn arm op haar schoot had gelegd om hem te verbinden, haar zachte haren tussen zijn vingers toen hij die uit haar gezicht had geduwd na haar nachtmerrie en de frustratie die hij had gevoeld toen hij zichzelf van haar weg had moeten trekken, nog voordat haar lippen die van hem hadden geraakt in de trainingsring. 
Al die momenten samen bevatten nog steeds niet wat hij voelde nu hij haar eindelijk zoende. Nu hij eindelijk toestond om zich te laten verwarmen door haar.
Rheana leunde naar hem toe. Haar hand gleed van zijn wang en ze sloeg hem rond zijn hals. Hij beeldde zich in dat ze weer tussen de dansende mensen stonden. Op de achtergrond hoorde hij vaag de muziek waar ze op hadden gedanst en boven hem gloeiden de aangestoken lampionnen als de eerste sterren in de winternacht. 
Hij voelde haar verzitten, hoe ze haar lichaam omhoogduwde en op haar knieën plaatsnam op het bed. Dat gaf hem de kans om haar nog dichter naar zich toe te trekken, om haar niet weg te laten gaan. Hij had het gevoel dat als hij haar los zou laten, hij haar nooit meer terug zou zien.
Het besef drong tot hem door dat Rheana zich net zo moest voelen. Dat ook zij de draden, die hen zo onlosmakelijk verbonden, niet door wilde knippen.
En hij wilde dat ook niet. Hij had het nooit gewild.
Dain trok zich terug, te verward door zijn eigen besef om volledig op te gaan in het moment. Met bruine ogen vol emotie keek ze hem aan Een spijtige maar begripvolle glimlach rustte op haar gezicht. Twee tedere handen duwden zijn haren uit haar gezicht.
Dain legde zijn hand rond haar pols en streek over haar huid. ‘Ik wil niet in mijn eentje weg.’ 
‘Ga dan met me mee,’ zei Rheana vrijwel direct. Was het maar zo makkelijk. Het zou zo makkelijk moeten zijn. Hij kon zich niet inbeelden dat hij nu nog zonder haar kon. Niet nu hij wist wat ze in hem veroorzaakte.
Maar als hij met haar mee zou gaan, zou hij haar ook in gevaar brengen. Nog meer dan als hij haar zou laten gaan.‘Dat wil ik, echt,’ fluisterde hij. Hij bracht zijn eigen gezicht omhoog en gaf haar een kus. Zijn hele lichaam lichtte op bij de aanraking van haar lippen. ‘Maar-’ 
Rheana smoorde zijn argument met nog een zoen. Het was haar manier om hem te vertellen wat hij diep van binnen al wist: geen enkel woord zou nog voldoende zijn om hem alleen te laten vertrekken. Wat hij ook zou inbrengen, ze wisten allebei dat geen van hen zonder de ander de academie zou verlaten. 
Weer gleden haar handen door zijn haren en daarna naar zijn hals. Haar nagels schraapten langs zijn hals en kippenvel trok over zijn huid.
‘Ik heb het gevoel dat je mijn zwakheden tegen me gebruikt,’ mompelde hij tussen de zoen door. Hij voelde haar glimlachen tegen zijn lippen. Dain legde zijn handen op haar rug, zich er bewust van ze verwondingen op haar lichaam had die hij niet wilde verergeren. 
Nog altijd dacht hij aan haar. Aan haar veiligheid, aan haar comfort. Zelfs nu ze hem aan het twijfelen bracht en hij zijn hele plan wilde aanpassen zodat hij haar zou kunnen volgen, was er een stem in hem die hem dwong haar te beschermen. Ook tegen de gevoelens die hem gek maakten.
Rheana die hem zoende, met haar losse haren die langs zijn wangen kriebelden en haar aanwezigheid, die iedere nare gedachte kon laten verdwijnen alsof hij nooit had bestaan. 
Als ze ergens anders waren geweest, op de avond van het feest in een herberg ver weg van deze vervloekte plek, had hij haar op het bed gelegd. Hij zou haar hebben gezoend tot hij geen adem meer zou hebben en gedwongen een pauze zou moeten inlassen. En daarna zou hij haar hebben gesmeekt om hem opnieuw te zoenen. Om hem nog één keer dat heerlijke gevoel te bezorgen.
Hij trok haar op zijn schoot en slechts voor deze ene keer stond hij zichzelf toe om voor heel even in zijn eigen fantasie te leven.
Daynty
Internationale ster



Kamp Haldor werd geroemd om zijn ondoordringbare beveiliging, de ligging weggenesteld tegen een bergkam die ontsnappen onmogelijk maakte. Die reputatie was tegelijkertijd hetgeen dat het zwakke punt van het kamp vormde. Vanuit de schaduw van zijn slaapbarak tuurde Kian naar de muur van het kamp, naar de wachters die zich aan weerszijden van de poort bevonden, weinig meer dan schimmen in de duisternis van de nacht. Ze leunden tegen de muur, hun handen bezet door een stel speelkaarten in plaats van rustend op hun wapens. Ieder uur dat Kian de wachters vanuit de schaduwen bestudeerd had de afgelopen drie nachten, had hij zich afgevraagd hoe de mannen hun baan nog hadden. Waarom berispte Dragos ze niet vanwege hun lakse houding? Nu pas, in de laatste nacht, waren de stukjes in Kians hoofd in elkaar gevallen. Waarom zouden de wachters voortdurend alert zijn als de reputatie van het kamp en zijn opzichter iedere ontsnappingspoging afschrokken? Het was luiheid voortgekomen uit arrogantie - eentje waarvan Kian hoopte dat het in Maurelle en zijn voordeel zou werken. Alles hing af van deze nacht, de rest van hun levens gereduceerd tot de komende paar uren. 
Kians lichaam stond strak van de adrenaline en het voelde alsof zijn hele lichaam trilde van de zenuwen. Eén kans, dat was alles dat ze hadden. Eén kans voor hem om Maurelle de vrijheid te bezorgen die hij haar beloofd had, om de kus op te eisen die zij hem beloofd had. Hij had haar maar één keer kunnen zien sinds hun bijna-zoen drie nachten geleden, slechts een paar vlugge minuten waarin ze deelde wat heer Eyad had voorgesteld om ervoor te zorgen dat ze het oude gedeelte van het hoofdgebouw konden bereiken. 
Voor de zoveelste keer die avond controleerde Kian of het mes dat hij van het stinkende lijk van de soldaat achter de barakken had gestolen nog op zijn plek zat, verborgen onder zijn kleren. Hij had niet aan Maurelle verteld dat hij terug was gegaan naar de soldaat die door zijn handen om het leven was gekomen, wetende dat ze zich zorgen zou gaan maken over wat de aanblik ervan met hem zou doen. Het was wreed genoeg dat hijzelf dat moment moest herleven, dat wilde hij haar besparen. Goden, hij zou zijn eigen leven geven om ervoor te zorgen dat Maurelle nooit meer een wreedheid hoefde te zien. Te midden van alles dat angstig en onzeker was, was dat een waarheid als een rots in een rivier, als een vonkje in de duisternis. Kian wond zijn zenuwen en angsten eromheen en verankerde zichzelf aan dat ene voornemen. Hij zou haar hier weghalen. 
Een windvlaag, mild met de belofte van de lente, voerde het gejoel van de wachters met zich mee. Een van hen gooide zijn resterende kaarten op de grond en zwaaide gefrustreerd met zijn armen, terwijl de andere drie lachten. Kian keek weg van de mannen, zijn blik verplaatsend naar de glimp van het hoofdgebouw die hij tussen de andere slaapbarakken door kon opvangen. Achter een van de ramen aan de voorkant op de bovenste verdieping flakkerde het licht van kaarsen en fakkels. Dat was het plan van heer Eyad geweest: dineren met Dragos en de andere belangrijkste figuren binnen het kamp. Wijn en andere dranken zouden rijkelijk vloeien, de hitte van de kaarsen zou hen loom maken. Eyad zou ervoor zorgen dat Dragos zijn aandacht overal zou zijn, behalve bij het hoofdgebouw zodra de chaos uitbrak. 
Twee paar zware voetstappen knerpten over het zand dat de stoffige rotsgrond besmeurde. Kian hield zijn adem in en drukte zich zo dicht mogelijk tegen de muur van de slaapbarak. De schaduwen slokten hem gretig op. Hoewel hij zich altijd op deze plek had verborgen voor de wachtlopende soldaten als hij met Maurelle had afgesproken ‘s avonds, bonkte zijn hart luider in zijn keel dan alle eerdere keren. Hun vrijheid was zo dichtbij, zijn hoop zo hoog opgelaaid. Kian wist dat als er vanavond iets fout ging, hij daar niet meer bovenop zou komen.
De wachters liepen voorbij, hun passen gehaast, gretig om zich bij hun makkers te voegen en te tijd tot de volgende wachtronde te doden met het kaartspel. Zodra het geluid van hun laarzen was weggestorven, verliet Kian de schaduwen. Langs de muren van de barakken sloop hij dichter naar het hoofdgebouw toe, tot hij de laatste barak had bereikt. Alleen de binnenplaats scheidde hem nog van het hoofdgebouw en het kale, vlak gemaakte stuk leek zich plots tien keer zo wijd uit te strekken voor hem. Terwijl hij zich opnieuw verschool in de schaduwen, wierp Kian een blik op het gebouw dat de keukens en eetzaal voor de gevangenen huisvestte. Het langwerpige, lage gebouw tekende zich donker af tegen de bergwand, maar het zou niet lang duren voordat vlammen de nacht oranje zouden doen oplichten. 
Kian kneep zijn ogen samen, proberend iets op te vangen bij het gebouw. Een in een zwarte jurk gehulde schim, een beweging achter de ramen. Hij zag niets. 
Dat is goed, ze moet ook niet gezien worden, stelde hij zichzelf in gedachten gerust. Kian had degene willen zijn die de brand zou stichten die als afleiding moest dienen, maar Maurelle had tegengeworpen dat zij de enige was van wie het niet op zou vallen als ze zo laat nog het eetgebouw binnen ging. Hij hoopte dat ze die theorie niet had hoeven testen, dat niemand haar gezien had. 
Ingespannen bleef hij naar het gebouw kijken. Als ze niet onderweg was opgehouden, zou hij ieder moment de oranje gloed moeten zien oplaaien om dat te bevestigen. 
Demish
Internationale ster



Het was nu of nooit.Haar hart klopte in haar keel en haar handen trilden. Bij ieder verdacht geluidje in het verlaten eetgebouw verstijfde ze en maande ze zichzelf tot rust. Het was laat op de avond. Niemand had nog een reden om hier te zijn. Het eten dat voor het diner met Dragos werd bereid in het hoofdgebouw. Er was een goede reden om te geloven dat ze geen enkel persoon tegen zou komen. Toch wilden haar hersenen dat niet van haar aannemen.Maurelle keek op van haar werk en staarde uit het raam.
Het was donker, waardoor ze niks anders zag dan haar eigen spiegelbeeld. Ergens daar, verstopt op hun geheimen plek, was Kian. Zou hij zich net zo gespannen voelen als zij? Telde hij de seconden af? Zocht hij naar een teken van haar, zoals zij dat ook bij hem deed?Ze schudde haar hoofd. Straks zou ze weer bij Kian zijn. Voor nu moest ze zich focussen op haar taak: het stichten van een brand.
Ze had alle ovens al voorbereid, evenals het olie en de alcohol die ze flink door de ruimte had verspreid. Het enige wat ze nog nodig zou hebben was een lucifer uit het doosje wat ze angstvallig in haar jurk verstopt had.Het voelde allemaal als een waas aan.
De ontsnapping was zo dichtbij. Over een paar uur zouden zij en Kian al in de tunnels zijn. De volgende dag zouden ze misschien al Eyad zijn contact van het verzet hebben gevonden. Ze kon zich niet eens voorstellen hoe dat zou zijn. Voor een groot deel van haar leven had ze alleen maar kamp Haldor gekend.Wat als ze het niet zouden halen? Of nog erger: wat als ze het wel zouden halen en Kian er achter zou komen dat ze alleen maar een blok aan zijn been was?
Wind sloeg tegen de ramen en geschrokken dook Maurelle in elkaar. Ze kon niet aarzelen. Ze had geen tijd meer om hun plan te overdenken.
Ze boog zich naar de zoom van haar jurk en scheurde er een stuk van af. Samen met de gebroken steel van een bezem en wat alcohol, zou het in ieder geval kunnen dienen als een zelfgemaakte fakkel. Anders zouden ze geen hand voor ogen zien in de tunnels.Maurelle liep naar de uitgang van de keuken en draaide zich om. Dit was één van de laatste aanblikken op het kamp. Ze had nooit gedacht dat ze hier weg zou komen, en zeker niet dat ze een woestenij aan vlammen achter zou laten.
Haar gedachten gingen naar Valeria. Het meisje dat ze ooit haar beste vriendin had genoemd, totdat ze haar had verraden. Haar leven zou hier doorgaan, voorspelbaar en gevangen. Ondertussen had Maurelle geen idee hoe haar leven zich zou ontvouwen aan de andere kant van kamp Haldor.
Met bibberende vingers haalde ze het doosje lucifers uit de zak van haar rok. Het enige wat ze hoefde te doen, was er eentje aansteken en in het spoor van olie en alcohol gooien. En wegrennen, zo hard als ze kon.
Ze schraapte de lucifer een aantal keer tegen de onderkant van het doosje. Ze was zo nerveus dat ze de eerste lucifer afbrak en de tweede onaangestoken op de grond viel. De derde vatte vlam. Het verlichtte haar verbonden handen. Het verband was rafelig rond haar vingers.
Voor even voelde het alsof de tijd stilstond. Dit was hét moment. Hier zou ze later op terug kijken. Als ze samen met Kian ergens veilig was, als ze ouder waren en misschien wel een leven hadden opgebouwd, dan zou ze zich dit moment herinneren.‘Ik hoop dat het platbrand,’ mompelde ze, waarna ze de lucifer voor zich uitgooide.
Ze rende zo snel mogelijk naar de achteruitgang, weg van de vlammenzee die achter haar ontstond. In haar hand had ze de afgebroken bezemsteel, samen met de lap stof die ze nog snel door de drank had gehaald. Ze zou hem pas aansteken in de tunnels, als ze veilig waren.
Maurelle probeerde op te letten toen ze buiten was, maar de waarheid was dat ze zo snel mogelijk naar Kian rende. Achter haar hoorde ze de eerste alarmbellen al. Het vuur was gesignaleerd.
Ze dook in de nis tussen de barak en de bergwand. Ondertussen had ze het licht niet meer nodig om het gebukte gestalte van Kian te herkennen. Adrenaline gierde door haar lichaam en ze rende op hem af, waarna ze haar armen stevig om hem heen sloeg.
‘Gaat alles goed met je?’ vroeg Kian, terwijl hij zijn handen op haar schouders legde en haar bekeek. Ze hoopte dat hij die zorgzame blik nooit zou verliezen. Dat hij altijd zo naar haar zou blijven kijken, zelfs al had ze het wel onder controle. ‘Ben je gezien? Of gevolgd?’
Maurelle schudde haar hoofd. Ze was niet gezien, daar was ze zeker van. En als ze gevolgd was, dan had ze dat moeten horen.
Ze draaide zich om naar het hoofdgebouw. Het leek erop dat iedereen naar buiten rende om het vuur te aanschouwen. Ergens voelde het alsof ze terug in de tijd was gegaan. Toen had ze het vuur aangestoken om bij Kian te kunnen komen. Nu zou ze samen met hem wegvluchten.
‘Hoe lang moeten we wachten, denk je?’ fluisterde ze. Dragos moest in ieder geval uit het hoofdgebouw zijn, maar ze had hem nog niet gezien. ‘Wat als Dragos binnenblijft?’
'Eyad zorgt wel dat hij naar buiten gaat,’ verzekerde Kian haar. Maurelle klemde haar lippen op elkaar en knikte. Ze moesten er op vertrouwen dat Eyad zich aan zijn deel van de belofte hield. 
Daynty
Internationale ster



Zodra Kian de eerste flikkering van een oranje gloed opmerkte achter een van de ramen, brulde de vuurzee tot leven. De vlammen schoten het gebouw door en klampten zich hongerig vast aan alle houten balken en meubels, het stof van de gordijnen en de juten zakken in de voorraadkamer. Ieder die de vlammenzee had zien ontstaan, kon zich bedenken dat het veel te snel om zich heen greep om een natuurlijke brand te kunnen zijn. Hopelijk zouden ze zich dat pas achteraf realiseren. 
Met Maurelle veilig naast zich was een deel van de spanning weggeëbd uit Kians lichaam. Ze was niet gezien, niet gevolgd. Het was haast te makkelijk gegaan. Het gaf hem een onrustig gevoel, ondanks dat dat niet zou moeten. Ze hadden het plan uitgebreid besproken. Het zou ook soepel moeten gaan. 
‘Kijk!’ Maurelle greep zijn arm vast en wees naar het hoofdgebouw, waar op dat moment een aantal personen door de dubbele deuren naar buiten beende. Ze kneep verwachtingsvol in zijn arm. ‘Dragos zit erbij.’
Dragos liep met grote passen voor de andere figuren uit de binnenplaats op. Zijn witgrijze haren werden oranje verlicht door de vlammen die inmiddels uit het dak van het eetgebouw sloegen. ‘Water! Ga meer water halen!’ bulderde hij. Kian kon hem nauwelijks horen boven het grommen van de vlammen uit. ‘Straks slaat het over naar de andere gebouwen!’ 
Alsof de wind de woorden van de opzichter kracht bij wilde zetten, stuwde een koude windlvaag de vlammen hoog op. Sommige daarvan bogen zich reikhalzend richting de Toren. Kians maag draaide zich om. ‘De gevangenen,’ mompelde hij. Hij keek opzij naar Maurelle, zijn ogen groot met angst. ‘Als het overslaat, kunnen de mensen die daar vastzitten geen kant op. Hoe hebben we dat kunnen vergeten? Hoe heb ik dat kunnen vergeten?’ 
Maurelle gaf een ruk aan zijn arm. ‘Dragos zal het niet zover laten komen. De martelkamers zijn veel te kostbaar voor hem.’ 
Kian knikte, maar hij was niet overtuigd. Als de wind verder aanzwol, als de soldaten niet op tijd extra water ergens vandaan haalden… 
Een groep soldaten rende vlak voor hen langs naar de slaapbarakken van de gevangenen. Geschrokken deinsde Kian achteruit, dieper de schaduwen in, Maurelle daarbij met zich meetrekkend. De soldaten splitsten zich op en stroomden de paden tussen de barakken in. Niet lang daarna werd er op de deuren gebonkt. Er klonken geschreeuwde orders. De gevangenen moesten meehelpen water aanvoeren vanuit de waterput. Ergens in een barak vlakbij knalde een zweep toen een gevangene kennelijk niet snel genoeg uit bed kwam. 
‘Kian.’ Maurelle keek nerveus om haar heen. ‘We moeten gaan. Nu.’ 
Nog een laatste blik wierp hij op de Toren, akelig dichtbij de vuurzee waarin het eetgebouw was veranderd. Zouden de gevangenen honger lijden nu de voorraden verwoest waren? Zou Dragos mensen straffen voor de brand? 
De eerste stroom gevangenen haastte zich langs hun schuilplek richting de waterput. Kian drukte de gedachten, de twijfels weg. Dit was hun enige kans. Hij knikte naar Maurelle, waarna ze zich samen bij de stroom gevangenen voegden. Haar zwarte jurk en mantel vielen op tussen de grauwe kleding van de gevangenen, maar niemand keek ervan op. Ze lieten zich meevoeren langs de werkgebouwen, richting de rotswand waar de waterbron was. Kian nam zachtjes Maurelles elleboog vast en leidde haar langs de rotswand, weg van de groep. Haar gestalte achter hem verhulde hem grotendeels. Niemand besteedde aandacht aan de slaaf die op weg ging naar het hoofdgebouw. Hoewel ze in de schaduwen bleven, voelde Kian zich ongelooflijk blootgesteld. De binnenplaats strekte zich aan de andere kant van hem uit, kaal en zonder objecten om hen aan het zicht te onttrekken. Slechts enkele tientallen meters verderop stond Dragos tegen de soldaten te tieren. Hij hoefde zich alleen maar om te draaien. 
Alsof Maurelle zijn onrust voelde, legde ze haar hand zachtjes tegen zijn onderrug. De warmte van haar huid drong door zijn versleten trui. Het had een kalmerend effect. Ze was vlakbij hem, alles ging goed. 
‘Hé, jij daar!’ Kians voeten bevroren op hun plek, zijn hart tuimelde over de kop in zijn borstkas. ‘Waar denk jij heen te gaan!?’ 
Hij draaide zijn hoofd in de richting van de soldaat, langzaam, bang om de realiteit onder ogen te komen. Ze waren gezien. Hun zorgvuldige plan, alle stille dromen voor de toekomst. Weg. 
De soldaat verscheen in zijn blikveld, maar hij keek Kian niet aan. Hij beende met zijn zweep in zijn hand op een gevangene af die was losgebroken van de groep bij de waterput. De man dook angstig weg tegen de rotswand. 
Het duurde een paar seconden voordat Kian besefte wat dit betekende: hij was niet gezien. Duizelig van opluchting wisselde hij een blik met Maurelle, die net zo bleek zag als hijzelf ongetwijfeld deed. 
‘Nog een klein stukje,’ fluisterde ze hoopvol, en met die woorden in zijn achterhoofd dwong Kian zijn benen terug in beweging. 
Demish
Internationale ster



Maurelle durfde nauwelijks uit te ademen, zo gespannen was haar lichaam. Nadat het had geleken of een wachter haar en Kian had gespot, kostte het haar moeite om weer in beweging te komen. Voor even had het gevoeld alsof al haar dromen van de tafel waren geveegd. In een luttele seconde had ze gedacht dat ze voor altijd in de Toren zou verblijven, als Dragos haar zou laten leven.
Toch had ze Kian moed in willen spreken. Ze hoefden nog maar een paar meter af te leggen en dan zouden ze bij de ingang van het hoofdgebouw zijn. Achter hen waren de werkers en het personeel in de ban van een vuurzee. Vlammen likten aan het geraamte van het eetgebouw en Maurelle hoorde het geluid van water dat op het vuur werd gegooid.
Haar hand lag nog steeds op zijn onderrug. Ze voelde hoe zijn spieren bewogen bij iedere stap die hij zette. Het was haar enige baken in de duisternis. Ze durfde niet op of om te kijken, waardoor ze geen idee hoe ver ze nog moest lopen voordat de donkere muren van het hoofdgebouw hen zouden verhullen. 
Pas toen ze de drempel voor haar voeten zag verschijnen en Kian de deur open duwde, durfde ze om te kijken. Ze hadden de menigte achter zich gelaten. De Toren zag er nog dreigender uit met de oranje gloed van de vlammen achter zich. En het statige postuur van Dragos, die iedereen commandeerde het vuur te blussen, oogde vanaf hier drie keer zo groot. Al kon dat ook haar angst zijn.
‘Kom, snel,’ fluisterde Maurelle, bang dat een wachter plotseling gealarmeerd zou zijn door haar stem. Ze duwde Kian naar binnen en glipte achter hem aan.
Maurelle probeerde te luisteren naar de geluiden in het gebouw, maar het geschreeuw van buiten overstemde het. Kian legde zijn vinger tegen zijn lippen. Ze konden er niet zeker van zijn dat het gehele gebouw leeg was. Wie weet was er iemand achter gebleven; een wachter die van Dragos zijn post niet had mogen verlaten.
Ze wees naar de gang links van haar, die ze zouden kunnen volgen om in het oude gedeelte van het hoofdgebouw te komen. Vanuit daar zouden ze de tunnels insluipen. Vreemd genoeg verlangde ze naar dat moment: de kou en het donker dat haar zou verwelkomen, met de belofte van vrijheid aan de horizon.
Kian reikte zijn hand naar haar uit en zonder twijfel pakte ze hem vast. Haar vingers gleden tussen die van hem en het bracht een nieuw soort rust over haar heen. Wat er nu ook zou gebeuren, ze zouden samen zijn. 
Langzaam, zodat hun gehaaste voetsappen niemand zouden opvallen, liepen ze door de gang. De vurige, oranje gloed liet hun schaduwen opdoemen tegen de muur, waardoor het haast voelde alsof ze naar een toneelstuk keek. Alsof zij niet degene was die probeerde te vluchten.
Een luide kraak bracht Maurelle tot stilstand. Geschrokken omklemde ze Kian zijn arm en onbewust hield ze haar adem in. Ook Kian was gestopt met lopen en hij had zijn arm beschermend om haar heen geslagen. 
Gespannen luisterden ze naar een teken van nog iemand anders: voetstappen, het leer van het uniform van de wachters dat tegen elkaar bewoog, iets. Maar Maurelle kon niets ontdekken. Ze keek op naar Kian en zag hem ingespannen wachten, zijn ogen schoten heen en weer door de gang.
‘Volgens mij was het buiten,’ zei hij uiteindelijk, maar hij hield zijn arm beschermend om haar heen. En zij liet zijn hand niet los.
Maurelle waagde een blik door het raam. Haar maag trok samen bij het zien van alle mensen die zich bij elkaar hadden verzameld. Ondanks dat ze niet veel vrienden had gemaakt, waren dit wel de mensen met wie ze een groot deel van haar leven had doorgebracht. En nu liet ze hen hier achter, met een woedende Dragos. Wat als iemand gestraft zou worden voor haar actie?
‘Mau.’ Kian kneep in haar hand om haar aandacht te trekken. Ze draaide zich naar hem om en hij knikte in de richting van de gang. ‘We kunnen niet te lang stil blijven staan.’
Ze sloeg haar ogen neer en knikte. Ze konden het niet riskeren. De kans dat ze betrapt zouden worden was al zo groot, dat hadden ze buiten het gebouw nog meegemaakt.
Met een extra voorzichtigheid in hun bewegingen, slopen ze door de gangen. Langzaam werden de stenen wanden ruwer en verdween het licht uit de nacht. Ondanks dat het bijna niet mogelijk was, voelde Maurelle de tocht langs haar heen blazen. 
Haar vingers omsloten zich steviger om de houten bezemsteel die ze mee had genomen. Hoe dieper ze in het oude gedeelte kwamen, hoe blijer was dat ze straks niet blind de tunnels in zouden hoeven.
‘Heb je enig idee waar de ingang zich kan bevinden?’ vroeg Kian op een zachte toon.
Spijtig schudde ze haar hoofd. Het tunnelsysteem had er al verwarrend uitgezien op papier en ze hadden geen eerder moment gehad om dit gedeelte van het hoofdgebouw te verkennen. Het enige wat ze nu konden doen, was hopen dat ze snel de juiste uitgang zouden vinden.
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Eerste | Vorige | Pagina: