Daynty schreef:
Terwijl Sera beide paarden een stuk appel voorhield, cirkelden Masons woorden rond in haar gedachten. Het is niks. Ze wisten allebei dat het een leugen was, de woorden die te luchtig over zijn lippen waren gekomen om een waarheid te kunnen zijn. Hij was wakker gebleven voor haar, om haar te behoeden van de gevaren die de vorige dag plots heel dichtbij waren gekomen. De kriebelige, vreemde sensatie in haar borstkas bij die gedachte verried dat het voor haar in ieder geval niet niks was.
In gedachten verzonken kroelde ze met haar vingers door Yarins manen, haar ogen afdwalend naar Mason. Waarschijnlijk deed hij het niet eens bewust, maar ze was hem dankbaar voor zijn luchtige houding. Het maakte het makkelijker om te doen alsof de vorige avond niet gebeurd was, alsof ze niet was veranderd in een hoop gebroken stukken, bang voor de scherpe randen ervan. Mason was er niet bang voor. Haar hart kneep opnieuw samen, aangenaam en beklemmend tegelijk.
Nadat ook Donder zijn aandeel van de appel naar binnen had gewerkt, veegde Sera haar handen af aan de rokken van haar jurk. Het kledingstuk zat onder de modder en scheurtjes van de worsteling met Zagan en deed weinig om haar vingers schoon te krijgen. Plotseling had ze de behoefte om de jurk van haar lichaam te trekken, om de gebeurtenissen van de vorige dag die op de stof getekend stonden in de smeulende resten van hun kampvuur te gooien.
In plaats daarvan bukte Sera zich om aarde over de gloeiende kooltjes te gooien. Het was beter als ze zo min mogelijk sporen achterlieten. ‘Als we doorrijden kunnen we morgen aan het einde van de ochtend de vallei bereiken,’ zei ze, haar malende gedachten opzij drukkend en vervangend door een mentale afbeelding van Eanthis. Hun vlucht, eerst uit het dorpje waar de gevechten over Mason uit waren gebroken en daarna van Zagan, had hen enkele tientallen meters ten westen van Vardal doen belanden.
‘De vallei.’ Masons stem klonk gesmoord, alsof hij zijn mond nog half vol had met een hap eten. ‘Klinkt goed.’
Terwijl ze zorgvuldig enkele verdorde bladeren over het zand op het kampvuur plaatste, wierp Sera een blik op Mason, één wenkbrauw opgetrokken. ‘Je hebt geen idee over welke vallei ik het heb, of wel?’
Een momentlang zag hij eruit alsof hij tegen haar woorden in zou gaan, maar toen liet hij zijn schouders met een verslagen zucht hangen. ‘Maar ik ben hier ook niet opgegroeid,’ wierp hij tegen in zijn verdediging. ‘Dus het is meer dan logisch dat ik de omgeving niet ken.’
‘Daar zijn de leraren topografie van de prins het vast mee eens.’
‘Zij zijn het er vast mee eens dat ik niet elke onbetekenende vallei hoef te kennen, ja.’ Zijn ene mondhoek krulde zich op tot die scheve grijns van hem. Alleen al die grijns was bijna genoeg om haar alles te laten toegeven wat hij maar wilde. ‘En bovendien, ik ben een verbannen prins. Ik denk niet dat mijn voormalige leraren nog maar iets geven om de staat van mijn kennis.’
Sera weerstond de neiging om haar ogen te rollen op zijn laatste bewering. Hij was alleen een verbannen prins wanneer hem dat uitkwam. Daarnaast kon ze zich niet voorstellen dat er mensen waren die Mason niet om zijn vingers had gewonden met zijn charmante praatjes.
Ze klopte het zand van haar handen en kwam overeind uit haar gehurkte positie. ‘Deze vallei is alleen maar de belangrijkste doorgang in de oostelijke uitloper van de Yeraanse bergen en een hoofdweg naar Caralis.’ Sera zweeg even, om de betekenis van haar woorden op hem in te laten werken. ‘Inderdaad een onbetekenende vallei. Mijn excuses dat ik je topografische kennis heb overschat, prins Mason. O nee…’ Terwijl er om haar eigen lippen een kopie van zijn grijns verscheen, ving ze zijn blik. ‘Verbannen prins Mason.’
Hoewel Sera het liefst iedere centimeter van zijn verbouwereerde gezicht in zich op wilde nemen, draaide ze zich van hem weg om naar Yarin toe te lopen, hem achterlatend met de frustraties van haar laatste opmerking. Achter haar hoorde ze het ritselen van het gras toen hij overeind kwam, zijn voetstappen gedempt door de bosgrond toen hij naar haar toeliep. Onbewust bleef haar adem hangen in haar keel op het moment dat hij vlak achter haar stil bleef staan.
Zijn vingers gleden langs de rommelige vlecht die hij de vorige avond in haar haren had gemaakt, en daarna verder omlaag langs haar ruggengraat. Zijn zachte stem klonk vlakbij haar oor. ‘Hoe fascinerend bergen en valleien ook zijn, ik houd me liever bezig met een ander soort welvingen.’
Terwijl Sera beide paarden een stuk appel voorhield, cirkelden Masons woorden rond in haar gedachten. Het is niks. Ze wisten allebei dat het een leugen was, de woorden die te luchtig over zijn lippen waren gekomen om een waarheid te kunnen zijn. Hij was wakker gebleven voor haar, om haar te behoeden van de gevaren die de vorige dag plots heel dichtbij waren gekomen. De kriebelige, vreemde sensatie in haar borstkas bij die gedachte verried dat het voor haar in ieder geval niet niks was.
In gedachten verzonken kroelde ze met haar vingers door Yarins manen, haar ogen afdwalend naar Mason. Waarschijnlijk deed hij het niet eens bewust, maar ze was hem dankbaar voor zijn luchtige houding. Het maakte het makkelijker om te doen alsof de vorige avond niet gebeurd was, alsof ze niet was veranderd in een hoop gebroken stukken, bang voor de scherpe randen ervan. Mason was er niet bang voor. Haar hart kneep opnieuw samen, aangenaam en beklemmend tegelijk.
Nadat ook Donder zijn aandeel van de appel naar binnen had gewerkt, veegde Sera haar handen af aan de rokken van haar jurk. Het kledingstuk zat onder de modder en scheurtjes van de worsteling met Zagan en deed weinig om haar vingers schoon te krijgen. Plotseling had ze de behoefte om de jurk van haar lichaam te trekken, om de gebeurtenissen van de vorige dag die op de stof getekend stonden in de smeulende resten van hun kampvuur te gooien.
In plaats daarvan bukte Sera zich om aarde over de gloeiende kooltjes te gooien. Het was beter als ze zo min mogelijk sporen achterlieten. ‘Als we doorrijden kunnen we morgen aan het einde van de ochtend de vallei bereiken,’ zei ze, haar malende gedachten opzij drukkend en vervangend door een mentale afbeelding van Eanthis. Hun vlucht, eerst uit het dorpje waar de gevechten over Mason uit waren gebroken en daarna van Zagan, had hen enkele tientallen meters ten westen van Vardal doen belanden.
‘De vallei.’ Masons stem klonk gesmoord, alsof hij zijn mond nog half vol had met een hap eten. ‘Klinkt goed.’
Terwijl ze zorgvuldig enkele verdorde bladeren over het zand op het kampvuur plaatste, wierp Sera een blik op Mason, één wenkbrauw opgetrokken. ‘Je hebt geen idee over welke vallei ik het heb, of wel?’
Een momentlang zag hij eruit alsof hij tegen haar woorden in zou gaan, maar toen liet hij zijn schouders met een verslagen zucht hangen. ‘Maar ik ben hier ook niet opgegroeid,’ wierp hij tegen in zijn verdediging. ‘Dus het is meer dan logisch dat ik de omgeving niet ken.’
‘Daar zijn de leraren topografie van de prins het vast mee eens.’
‘Zij zijn het er vast mee eens dat ik niet elke onbetekenende vallei hoef te kennen, ja.’ Zijn ene mondhoek krulde zich op tot die scheve grijns van hem. Alleen al die grijns was bijna genoeg om haar alles te laten toegeven wat hij maar wilde. ‘En bovendien, ik ben een verbannen prins. Ik denk niet dat mijn voormalige leraren nog maar iets geven om de staat van mijn kennis.’
Sera weerstond de neiging om haar ogen te rollen op zijn laatste bewering. Hij was alleen een verbannen prins wanneer hem dat uitkwam. Daarnaast kon ze zich niet voorstellen dat er mensen waren die Mason niet om zijn vingers had gewonden met zijn charmante praatjes.
Ze klopte het zand van haar handen en kwam overeind uit haar gehurkte positie. ‘Deze vallei is alleen maar de belangrijkste doorgang in de oostelijke uitloper van de Yeraanse bergen en een hoofdweg naar Caralis.’ Sera zweeg even, om de betekenis van haar woorden op hem in te laten werken. ‘Inderdaad een onbetekenende vallei. Mijn excuses dat ik je topografische kennis heb overschat, prins Mason. O nee…’ Terwijl er om haar eigen lippen een kopie van zijn grijns verscheen, ving ze zijn blik. ‘Verbannen prins Mason.’
Hoewel Sera het liefst iedere centimeter van zijn verbouwereerde gezicht in zich op wilde nemen, draaide ze zich van hem weg om naar Yarin toe te lopen, hem achterlatend met de frustraties van haar laatste opmerking. Achter haar hoorde ze het ritselen van het gras toen hij overeind kwam, zijn voetstappen gedempt door de bosgrond toen hij naar haar toeliep. Onbewust bleef haar adem hangen in haar keel op het moment dat hij vlak achter haar stil bleef staan.
Zijn vingers gleden langs de rommelige vlecht die hij de vorige avond in haar haren had gemaakt, en daarna verder omlaag langs haar ruggengraat. Zijn zachte stem klonk vlakbij haar oor. ‘Hoe fascinerend bergen en valleien ook zijn, ik houd me liever bezig met een ander soort welvingen.’