|
Blog
|
SW - Ronde 1 {Varamyr} |
Hij was aan het jagen toen hij van de lokale autoriteiten te horen kreeg dat hij met hen mee moest komen. Hij was ontdaan, maar dacht niet dat hij ergens van beschuldigd werd. Hij wist toen nog niet dat alle dorpsbewoners een jacht waren begonnen op Dandellion, de ‘vechter’ met wie hij het hele land doorreisde. De gerechtsdienaars ontnamen hem van zijn jachtgeweer. In het licht van de maan dat door bladeren van de bomen in meerdere stralen de grond reikte, gingen de gerechtsdienaars en hij te paard naar het dorp waar de bevelhebber hem te wachten stond. Bij aankomst deden een paar van hen de deur van een hut open. Hij fronste, verstijfde. ‘Kom op, stap in. We hebben niet de hele nacht.’ Hij was te traag met reageren. De mannen duwden hem bruut de ruimte in. Hij verloor zijn evenwicht en viel neer op houten, natte planken die al weken niet meer schoon waren gemaakt. Hij gromde. ‘Hij is helemaal van jou.’ De commandant bedankte hen. Hij schoof zijn stoel naar achteren, stond op en stapte naar hem toe. ‘Sta op.’ Noah kwam overeind. Hij stond oog in oog met degene die hem hier naartoe had gebracht, - en vroeg zich af waarom de gendarmerie zoveel interesse in hem toonde. Hij wachtte op een mededeling, op woorden die hem vertellen zouden waarom hij hier precies was, maar hij kreeg in plaats van woorden, daden. De commandant sloeg hem hard in het gezicht, waardoor hij opnieuw zijn evenwicht verloor en achterover viel. Hij kreunde van de pijn. Maar het hoofd van de gendarmerie was nog niet klaar met hem. Hij trapte hem tweemaal in zijn maag, voordat hij hem met rust liet. Het duizelde in zijn hoofd. Hij spuugde bloed en had moeite met ademhalen. De commandant daarentegen rookte nonchalant zijn sigaar eens hij weer plaats had genomen achter zijn bureau. ‘Ik heb vernomen dat jij heel goed weet waar Dandellion zich schuilhoudt.’ Noah gebruikte de muren en de houten planken onder zich om weer op beide benen te kunnen staan, maar hij had de kracht niet meer in zich om stil te blijven staan. Na minder dan drie seconden viel hij weer om. ‘Ik ga het je niet een tweede keer vragen. Waar is Dandellion?’ De deur vloog open. In de deuropening stond Dandellion met twee benen wijd uit elkaar en hij keek eerst naar Noah, voordat hij zijn blik met toorn op de rokende agent wierp. ‘Wat bezielt jou?’ ‘Wat bezielt mij? Wat bezielt jou! Jij hebt gisteren meerdere dorpsbewoners omgelegd met die heksenkrachten van je!’ ‘Ach, die mannen waren nietsnutten, die jou overigens wilde doden. Je moet mij dankbaar zijn. Als je het niet erg vindt, neem ik hem weer met mij mee. Je zult geen last meer van ons hebben. Overmorgen vertrekken we naar het noorden.’ Dandellion trok Noah op en ondersteunde hem met lopen. ‘Ik dacht dat je dood was!’ fluisterde Noah. ‘Ik zou nog uit de dood opstaan om jou te redden.’ |