Demish schreef:
Het verhaal over Kian en zijn broertje was precies hetgeen geweest wat ze had bedoeld. Voor haar ogen had ze de twee jonge jongens zien rennen en zien verstoppen. In haar hoofd was Josh een kleinere versie van Kian, met hetzelfde donkerblonde haar en groene ogen. Die laatsten wellicht iets lichter of donkerder dan die van Kian zelf en vast net zo bijdehand. De kennis dat hij een broertje had was nieuw voor haar, waardoor ze automatisch vragen voor hem had. Waar was Josh nu? Had hij ook in het verzet gezeten, of as hij ergens veilig? Maurelle hoopte op dat laatste.
‘Je hebt je broertje hiervoor nog nooit genoemd,’ sprak ze zacht. Blijven praten hielp. Denken aan Kian en zijn jongere broertje verdreef de gedachten over Valeria en de pijn die ze in haar handen voelde. ‘Waarom?’
Kian zijn hoofd bleef gebogen, maar hij depte niet langer haar hand schoon. Hij staarde naar de striemen en wonden op haar handen, maar Maurelle wist dat hij iets anders voor zijn ogen zag. ‘Ik heb geen eenduidig antwoord. Door zijn naam niet te noemen, zijn bestaan stil te houden, voelt het alsof ik hem buiten alle narigheid en ellende kan houden.’
Maurelle slikte. Ze wilde zijn hand vastnemen, maar haar wonden belemmerden haar. Altijd was hij beschermend. Altijd dacht hij aan anderen. Alsof ze zijn verantwoordelijkheid waren. Nog geen half uur geleden had ze de schuld in zijn ogen gezien, omdat zij een beslissing had gemaakt om voor hem te zorgen en dat haar duur was komen te staan. Ze wist dat het normaal moest zijn om diezelfde verantwoordelijkheid te voelen voor een broer of zus, maar Kian was zo beschermend van aard dat hij het zijn persoonlijke taak maakte dat niemand pijn zou lijden. Niet zonder zijn toezicht.
‘Kian.’ Maurelle leunde voorover en legde haar voorhoofd tegen het zijne. Er was zoveel wat ze hem wilde vertellen. Ze wilde hem verzekeren dat zijn broertje niet verzeild was geraakt in deze ellende. Dat hij een goed leven had, ergens ver weg van hier. Die belofte kon ze hem niet maken, omdat ze wist dat het een leugen zou zijn. Maurelle sloot haar ogen en haalde diep adem. ‘Waar is je broertje nu?’
‘Veilig.’ Kian zijn antwoord was kort, maar voldoende. ‘Ik wil hem niet in gevaar brengen. Ik heb het idee dat als ik alleen al aan zijn naam denk, het een bedreiging is voor zijn leven.’
‘Altijd zo beschermend,’ verzuchtte Maurelle. Ze opende haar ogen. Voor haar was het anders. Het was tien jaar geleden dat ze haar familie voor het laatst had gezien. Elke dag vervaagden hun stemmen, vele herinneringen waren al opgelost in het niets. Herinneringen van voor die tijd had ze nauwelijks. Misschien als zij hen zo levendig zou kunnen herinneren als Kian dat deed, ze het wel zou begrijpen.
‘Ik weet dat je je verantwoordelijk voelt, Ki. Voor mij, voor je broertje. Voor de wereld, nu Eyad je heeft gevraagd het verzet weer op te zetten. Ik kan me niet voorstellen hoe zwaar die druk moet voelen.’ Het was onredelijk voor haar om te vertellen dat hij het simpelweg niet moest voelen. Die woorden zouden niks veranderen aan het drukkende gevoel dat hij moest voelen op zijn borstkas.
Je bent niet alleen. Ook dat had ze hem al eens verteld. Ze betwijfelde of hij het geloofde. Of hij echt dacht dat ze hem overal naar toe zou volgen, hem zou steunen waar ze kon. Ze hoopte dat hij dat deed.
‘Ik weet het,’ zei Kian zo plotseling dat Maurelle twijfelde of ze haar woorden toch hardop uit had gesproken. Ze trok haar hoofd iets terug en keek hem onderzoekend aan.
Zachtjes lachte Kian, waarschijnlijk door haar puzzelende blik. ‘Soms hoef je iets niet hardop te zeggen om gehoord te woorden, Mau.’
Tranen prikten in haar ogen, ze wist niet eens goed waarom. Het geluk dat ze Kian had gevonden, dat hij zijn koppigheid vol had gehouden en haar had kunnen overtuigen om te ontsnappen, overvielen haar zo plotseling dat ze niet wist wat ze moest zeggen. Ze was simpelweg opgelucht dat hij de komende paar uur bij haar kon blijven.
Iemand klopte op de deur. Automatisch trok Maurelle haar hand uit die van Kian. De pijn die ze voelde liet haar vloeken. ‘Maurelle? Ben je daar?’
Het was heer Eyad.
Haar ogen schoten naar Kian. Ze was zich er niet van bewust geweest dat hij haar misschien had gehoord. De landheer was te vertrouwen, maar de aanwezigheid van Kian was alle veiligheid die ze nodig had gehad. Lucion had vast goede intenties, maar diep van binnen wenste Maurelle dat hij niet was gekomen.
Kian keek vragend haar kant op, omdat ze nog geen antwoord had gegeven. Uiteindelijk knikte ze, omdat ze hem niet zomaar af wilde wijzen. Misschien kon ze hem kort spreken en zou hij daarna weer vertrekken. Kian knikte en kwam overeind, waarna hij de deur opende voor heer Eyad.
Lucion Eyad leek niet eens op te merken dat Kian zich ook nog in de ruimte bevond, of zich te beseffen dat Maurelle haar kamergenote ook afwezig had kunnen zijn. ‘Gelukkig ben je hier!’
Hij knielde voor haar neer, de plek waar Kian zojuist had gezeten. ‘Ik hoorde je schreeuwen. Wat is er gebeurd? Wacht.’ De man toonde de spullen die hij mee had genomen. ‘Ik wist niet wat ze… waar,’ zijn handen gleden naar haar handen. ‘Ik hoop dat iets van dit helpt om de pijn te verzachten.’
Het verhaal over Kian en zijn broertje was precies hetgeen geweest wat ze had bedoeld. Voor haar ogen had ze de twee jonge jongens zien rennen en zien verstoppen. In haar hoofd was Josh een kleinere versie van Kian, met hetzelfde donkerblonde haar en groene ogen. Die laatsten wellicht iets lichter of donkerder dan die van Kian zelf en vast net zo bijdehand. De kennis dat hij een broertje had was nieuw voor haar, waardoor ze automatisch vragen voor hem had. Waar was Josh nu? Had hij ook in het verzet gezeten, of as hij ergens veilig? Maurelle hoopte op dat laatste.
‘Je hebt je broertje hiervoor nog nooit genoemd,’ sprak ze zacht. Blijven praten hielp. Denken aan Kian en zijn jongere broertje verdreef de gedachten over Valeria en de pijn die ze in haar handen voelde. ‘Waarom?’
Kian zijn hoofd bleef gebogen, maar hij depte niet langer haar hand schoon. Hij staarde naar de striemen en wonden op haar handen, maar Maurelle wist dat hij iets anders voor zijn ogen zag. ‘Ik heb geen eenduidig antwoord. Door zijn naam niet te noemen, zijn bestaan stil te houden, voelt het alsof ik hem buiten alle narigheid en ellende kan houden.’
Maurelle slikte. Ze wilde zijn hand vastnemen, maar haar wonden belemmerden haar. Altijd was hij beschermend. Altijd dacht hij aan anderen. Alsof ze zijn verantwoordelijkheid waren. Nog geen half uur geleden had ze de schuld in zijn ogen gezien, omdat zij een beslissing had gemaakt om voor hem te zorgen en dat haar duur was komen te staan. Ze wist dat het normaal moest zijn om diezelfde verantwoordelijkheid te voelen voor een broer of zus, maar Kian was zo beschermend van aard dat hij het zijn persoonlijke taak maakte dat niemand pijn zou lijden. Niet zonder zijn toezicht.
‘Kian.’ Maurelle leunde voorover en legde haar voorhoofd tegen het zijne. Er was zoveel wat ze hem wilde vertellen. Ze wilde hem verzekeren dat zijn broertje niet verzeild was geraakt in deze ellende. Dat hij een goed leven had, ergens ver weg van hier. Die belofte kon ze hem niet maken, omdat ze wist dat het een leugen zou zijn. Maurelle sloot haar ogen en haalde diep adem. ‘Waar is je broertje nu?’
‘Veilig.’ Kian zijn antwoord was kort, maar voldoende. ‘Ik wil hem niet in gevaar brengen. Ik heb het idee dat als ik alleen al aan zijn naam denk, het een bedreiging is voor zijn leven.’
‘Altijd zo beschermend,’ verzuchtte Maurelle. Ze opende haar ogen. Voor haar was het anders. Het was tien jaar geleden dat ze haar familie voor het laatst had gezien. Elke dag vervaagden hun stemmen, vele herinneringen waren al opgelost in het niets. Herinneringen van voor die tijd had ze nauwelijks. Misschien als zij hen zo levendig zou kunnen herinneren als Kian dat deed, ze het wel zou begrijpen.
‘Ik weet dat je je verantwoordelijk voelt, Ki. Voor mij, voor je broertje. Voor de wereld, nu Eyad je heeft gevraagd het verzet weer op te zetten. Ik kan me niet voorstellen hoe zwaar die druk moet voelen.’ Het was onredelijk voor haar om te vertellen dat hij het simpelweg niet moest voelen. Die woorden zouden niks veranderen aan het drukkende gevoel dat hij moest voelen op zijn borstkas.
Je bent niet alleen. Ook dat had ze hem al eens verteld. Ze betwijfelde of hij het geloofde. Of hij echt dacht dat ze hem overal naar toe zou volgen, hem zou steunen waar ze kon. Ze hoopte dat hij dat deed.
‘Ik weet het,’ zei Kian zo plotseling dat Maurelle twijfelde of ze haar woorden toch hardop uit had gesproken. Ze trok haar hoofd iets terug en keek hem onderzoekend aan.
Zachtjes lachte Kian, waarschijnlijk door haar puzzelende blik. ‘Soms hoef je iets niet hardop te zeggen om gehoord te woorden, Mau.’
Tranen prikten in haar ogen, ze wist niet eens goed waarom. Het geluk dat ze Kian had gevonden, dat hij zijn koppigheid vol had gehouden en haar had kunnen overtuigen om te ontsnappen, overvielen haar zo plotseling dat ze niet wist wat ze moest zeggen. Ze was simpelweg opgelucht dat hij de komende paar uur bij haar kon blijven.
Iemand klopte op de deur. Automatisch trok Maurelle haar hand uit die van Kian. De pijn die ze voelde liet haar vloeken. ‘Maurelle? Ben je daar?’
Het was heer Eyad.
Haar ogen schoten naar Kian. Ze was zich er niet van bewust geweest dat hij haar misschien had gehoord. De landheer was te vertrouwen, maar de aanwezigheid van Kian was alle veiligheid die ze nodig had gehad. Lucion had vast goede intenties, maar diep van binnen wenste Maurelle dat hij niet was gekomen.
Kian keek vragend haar kant op, omdat ze nog geen antwoord had gegeven. Uiteindelijk knikte ze, omdat ze hem niet zomaar af wilde wijzen. Misschien kon ze hem kort spreken en zou hij daarna weer vertrekken. Kian knikte en kwam overeind, waarna hij de deur opende voor heer Eyad.
Lucion Eyad leek niet eens op te merken dat Kian zich ook nog in de ruimte bevond, of zich te beseffen dat Maurelle haar kamergenote ook afwezig had kunnen zijn. ‘Gelukkig ben je hier!’
Hij knielde voor haar neer, de plek waar Kian zojuist had gezeten. ‘Ik hoorde je schreeuwen. Wat is er gebeurd? Wacht.’ De man toonde de spullen die hij mee had genomen. ‘Ik wist niet wat ze… waar,’ zijn handen gleden naar haar handen. ‘Ik hoop dat iets van dit helpt om de pijn te verzachten.’