Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
14 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | Light up a spark
Daynty
Internationale ster



Kian wist niet of hij wilde schreeuwen, huilen of overgeven of dat allemaal tegelijkertijd. Waarschijnlijk dat laatste. De opeenstapeling van gruwelijkheden die zich voor zijn ogen afspeelde, brandde zich vast op zijn netvlies, nestelde zich in zijn geheugen om daar nooit meer uit weg te gaan. Misschien hadden de straffen en executie hem het idee van ontsnappen meteen uit zijn hoofd moeten laten zetten, maar hoe meer lijden hij zag op het podium voor hem, hoe vastberadener hij werd om hier weg te komen. 
Terwijl hij zwijgend toekeek hoe het laatste beetje leven uit de drie gevangenen werd geslagen, vroeg hij zich af op welke manier zij hadden geprobeerd te ontsnappen. Hadden ze simpelweg geprobeerd een sprintje te trekken in een moment van onoplettendheid van de soldaten? Hadden ze een bewaker aangevallen om aan zijn zicht te ontsnappen? Of zat er een meer uitgekiend plan achter? 
Eén ding was Kian wel duidelijk: zijn ontsnappingsplan móest slagen. Hij had maar één kans.
In een bedrukte stilte begonnen de eerste mensen richting de barakken te lopen zodra Dragos van het podium was verdwenen. De meesten bleven net zoals Kian zelf nog even staren naar de drie levenloze lichamen op het rotsplateau, naar de man die met een mes was lek geprikt maar nog leefde, naar de bebloede mond van het jonge meisje. 
Kian werd uit de waas van afschuw getrokken toen de stemmen naast hem tot hem doordrongen. Zijn ogen vernauwden zich bij het zien van de roodharige jongedame die even geleden nog met de schaal messen op het podium had gestaan. Hij had het begin van het gesprek gemist, maar de afkeer in Maurelles stem maakte dat hij al snel begreep waar het over ging. Even verplaatste hij zijn blik heen en weer tussen de twee. Ze kenden elkaar. 
Hij knikte op het moment dat Maurelle zei dat ze gingen. Het gesprek was over voor haar, maar het roodharige meisje dacht daar kennelijk anders over.
‘Mau, toe nou,’ smeekte ze. ‘Denk je dat…’
‘Is het niet duidelijk?’ Kian stapte naar het meisje toe en keek haar hatelijk aan. ‘Ze wil niet met je praten. Je bent een moordenaar.’
Ze opende ontsteld haar mond om iets te zeggen, maar er kwamen geen woorden uit. Kian had er ook geen behoefte aan om te horen wat ze verder nog zou willen zeggen. Er waren geen woorden die goed konden praten wat ze had gedaan. Zelfs al had ze de mensen niet zelf om het leven gebracht, zelfs al had ze de andere drie gevangenen niet zelf gemarteld. Zij had de messen aangereikt. In zijn ogen maakte haar dat net zo schuldig als de soldaten. 
Kian legde een hand tegen Maurelles onderrug en leidde haar door de drukte weg van het meisje. 
‘Je kent haar,’ merkte hij op gedempte toon op. Om hen heen heerste nog steeds een stilte en hij wilde niet dat de soldaten of iemand anders hen zouden horen. ‘Waarvan?’ Vragend keek hij opzij naar Maurelle. Ze leek hem niet het persoon dat vrijwillig omging met iemand die de gruwelen van de opzichter mogelijk maakte. 
‘Ik heb haar leren kennen hier, in het kamp. Ze was mijn beste vriendin.’ Maurelles stem klonk verbitterd. ‘Maar nu niet meer.’
Tussen Kians wenkbrauwen ontstond een frons. ‘Hoe heb je haar dan leren kennen? Als zij een slaaf is en jij een gevangene. Als ze altijd al mee heeft gewerkt aan dit soort onmenselijke dingen?’ 

Demish
Internationale ster



Pas toen Kian Valeria omdoopte tot moordenaar, besefte Maurelle zich dat zij het woord niet had durven zeggen, of zelfs denken. Het was immers haar beste vriendin. Tenminste, die titel had ze zichzelf ooit mogen geven. Dat was nu verleden tijd, maar Maurelle had niet gedacht dat die titel zou worden vervangen door degene die Kian haar had gegeven. Desalniettemin was het wel de naam die ze verdiende. Ze was medeplichtig aan wat er zojuist was gebeurd. Het luchtte Maurelle op dat Kian haar mee nam, voordat de situatie zou escaleren.
‘Tot voor kort was ze dat nog niet.’ Het verhaal over hoe zij en Valeria elkaar hadden leren kennen, was niet iets wat ze op het moment wilde delen. Zeker niet met Kian, aangezien ze nauwelijks vrienden waren. Dat zij hem en zijn mogelijke ontsnappingspoging in de gaten hield, betekende niet dat ze alles eerlijk met hem zou delen. Sterker nog, het zou eerder het tegenovergestelde zijn. Ze hoopte echter dat hij de ontsnappingspoging nu zou laten rusten. Hij had immers gezien wat er kon gebeuren. 
‘Ze was eerst geen slaaf?’ vroeg Kian, waarop Maurelle bevestigend knikte.
‘Ze was een gevangene, net als ik. Wegens goed gedrag is ze gepromoveerd, zoals ze dat hier noemen.’ Maurelle sprak zacht, wetend dat de soldaten mee konden luisteren. Als ze iets zouden horen wat hen niet zou bevallen, dan zou Maurelle op de grond worden gedrukt en gedwongen haar worden terug te nemen. Anders zouden ze dat voor haar doen. ‘Ik was zo boos toen ze het me vertelde, nog steeds. Niet omdat ze werd verplaatst, maar omdat ze er blij mee leek te zijn. Omdat ze totaal niet leek te begrijpen wat het betekent om als slaaf achter een soldaat of opzichter aan te wandelen.’
Haar handen balden zich tot vuisten. De woede zou nog voor een lange tijd ronddwalen in haar lichaam. Hoe Maurelle er van af zou moeten komen, wist ze niet. Misschien wilde ze dat ook niet, bang dat ze uiteindelijk zou begrijpen waarom Valeria op een bepaalde manier had gehandeld.
Ze zag Kian kort zijn hoofd schudden, alsof hij de woorden van Maurelle op een rijtje probeerde te zetten, maar hij er geen logica in zag. ‘Ik kan niet begrijpen dat iemand zoiets zou willen.’
Maurelle haalde haar schouders op. Valeria was niet de eerste die had gehoopt op een beter leven als slaaf. Meerdere gevangen waren haar voorgegaan. Lang niet allemaal hadden ze een succesverhaal, maar dat had Valeria niet tegen gehouden.
‘Wacht,’ zei Kian. Maurelle ging er vanuit dat het een figuurlijke “wacht” was, want ze was niet van plan om te stoppen met lopen. Gelukkig ging Kian verder met zijn gedachte: ‘Als zij van gevangene naar slaaf is gegaan, betekent dat dan dat iedereen dat kan doen?’
Maurelle humde als antwoord, zonder dat ze de woorden registreerde. Pas toen ze de zin van Kian in haar hoofd herhaalde, besefte ze zich wat hij hiermee kon bedoelen. Zijn woorden brachten Maurelle wel tot stilstand.
‘Nee, je haalt het niet in je hoofd. Echt niet.’ Hij kon niet zo praten over Valeria, om vervolgens te denken dat hij een positie als slaaf zou kunnen bemachtigen, om wat voor een reden dan ook. 
‘Wat? Ik zei toch niet dat-‘
‘Dat hoefde je niet.’ Maurelle kende hem dan niet lang genoeg om elke beweegredenen die hij had al te weten, maar zijn gedrag was voorspelbaar. ‘En daarbij, ze hebben je al lang afgeschreven door wat er op jouw eerste dag is gebeurd.’
Een paar meter verderop stond de barak waar haar bed zich bevond. Valeria had voor een lange tijd naast haar gelegen. Nu lag er een jonger meisje. Ze had geprobeerd om contact te zoeken met Maurelle, maar zij had haar vriendelijk verzocht de mond te houden. Misschien ook wel niet zo vriendelijk.
‘Ik ga naar binnen. Doe niks doms.’ Met een waarschuwing, die hij waarschijnlijk zou negeren, liep ze naar binnen. Waarom ze hem nog probeerde te waarschuwen, wist ze ook niet.
Daynty
Internationale ster



Het doolhof van Eitins steegjes en nauwe paadjes sloot zich verder en verder om hen heen naarmate ze dieper de armoedige en vervallen Zuidwijk in renden. Hoewel de jongeman voor haar uit rende, zag Rheana geen kans om er vandoor te gaan. Hij keek regelmatig over zijn schouder om te zien of ze hem nog volgde. Bovendien leek hij de weg hier veel beter te kennen dan zij en ze wilde niet het risico lopen per ongeluk weer tegen de soldaten op te botsen als ze er vandoor ging. Het was kiezen tussen twee kwaden. Het enige dat ze kon doen was hopen dat ze voor het minst erge kwaad had gekozen.
‘Hierin.’
De jongeman was zo abrupt stil blijven staan dat ze bijna tegen hem op botste. Wantrouwend keek ze naar een gat in de muur van een gebouw naast hen, vlak boven de grond. Het gat was nauwelijks groot genoeg voor een mens om doorheen te passen. En waar kwam het in godsnaam uit? In de kelder van het gebouw? 
‘Toe nou.’ De jongen gebaarde er ongeduldig naar en wierp een gejaagde blik langs haar heen. Hij zuchtte toen hij doorkreeg dat ze niet zomaar van plan was zijn woorden op te volgen. ‘Ik ga je echt niets aandoen. Alsjeblieft zeg. Denk je niet dat ik dat allang had gedaan als ik dat wilde? Ik had je van het moment in het steegje tot nu al op tien verschillende manieren kunnen doden, maar dat heb ik niet gedaan. Zegt dat niet genoeg?’
Rheana’s wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Je bent niet echt goed in mensen geruststellen.’ 
Een moment lang keek hij haar haast verloren aan. ‘Wat moet ik doen om je me te laten geloven?’
Me met rust laten, dacht Rheana bij zichzelf, maar ze betwijfelde of dat een optie was waar ze uit kon kiezen. 
‘Je naam,’ zei ze uiteindelijk. ‘Vertel me in ieder geval je naam.’ 
Een glimp van verrassing schoot door zijn grijze ogen, alsof hij niet had verwacht dat ze zoiets makkelijks zou vragen en meteen vervloekte ze zichzelf erom dat ze geen groter ding had geëist. 
‘Mijn naam is Kaspian.’ Even kruiste zijn blik met die van haar, waarna hij nadrukkelijk opzij stapte. 
Rheana keek terug naar het gat. ‘Wat is daarbeneden?’
‘Naast spinnen en ratten? Onze uitweg. En de weg naar mijn mensen.’


Weer een week was voorbij. Hoewel Rheana de dagen niet wilde tellen, kon ze het niet helpen dat ze dat onbewust toch deed. Het was vijf weken sinds de revolutie was begonnen en even lang sinds het zo bruut was neergeslagen. Dat betekende dat Nathaniel al vijfendertig dagen in de gevangenis zat. Vijfendertig dagen in een krappe en koude ruimte. Vijfendertig dagen die ongetwijfeld vervuld waren van verhoor en martelingen. 
Misschien leeft hij al niet eens meer. 
Rheana perste haar lippen op elkaar en dwong die gedachte haar hoofd uit. Nathaniel leefde nog, hij móest nog leven. Ze weigerde om een andere waarheid te accepteren zolang ze niet met haar eigen ogen zag dat hij dood was. Zolang er hoop is, is er leven, zei hij altijd. Ze kon hem de woorden bijna horen zeggen. 
‘Rheana?’ 
Een klein stemmetje naast haar deed haar opschrikken uit haar gepieker. ‘Ja?’
‘Heer Sindri heeft om u gevraagd,’ zei de jonge bediende die haar op had gezocht in de tuinen. ‘Hij is in zijn vertrekken.’
De luitenant had om haar gevraagd? Rheana kon het niet helpen dat ze verrast was. Hoewel zij aan hem was toegewezen zolang hij zijn hand niet mocht gebruiken, had ze de afgelopen dagen geleerd hoe koppig de man kon zijn. Hij had thee omgegooid, een aardewerken kan kapot laten vallen en de keren dat ze hem nieuw verband om had moeten doen omdat hij door zijn bewegingen zijn wond open had gehaald, waren niet op één hand te tellen. 
Rheana bedankte het meisje alvorens zich naar de zuidvleugel van het kasteel te haasten. Wat zou hij dit keer kapot hebben gemaakt? Eenmaal voor de deur van zijn vertrekken, klopte ze nog wat zand uit de tuin van haar jurk af, waarna ze kort aanklopte. Er klonk een bevestigend geluid en ze opende de deur. 
‘De genezer gaat er niet blij mee zijn als ik alweer nieuw verband moet halen,’ merkte ze op terwijl ze naar binnen stapte. 
Demish
Internationale ster



De pijn in zijn arm en de verschrikkingen in Averena hadden hem iedere avond voor een week lang wakker gehouden. De keren dat hij in slaap was gevallen, hadden nooit lang geduurd. Zodra hij zijn ogen had gesloten zag hij flitsen van zijn laatste gevecht, de wanhoop en machteloosheid van hen die hem geen blik hadden durven schenken. Keer op keer leek hij de pijn van de mensen te voelen. Het trok door zijn hele lichaam en de beelden lieten hem niet met rust. Ze bleven zijn hersenen herinneren aan wat hij had gedaan, wat hij had gezien. Soms leek het alsof ze hem tot waanzin dreven. Misschien zouden ze dat ook wel ooit over hem zeggen. Voor nu zag Dain alles echter helderder dan dat hij in een lange tijd had gedaan.
Zijn enige uitkomst was de academie in Veros. Hij kon niet langer in Lavarr blijven, op het kasteel. Hij had tijd nodig om zijn leven op een rij te zetten, om te bedenken wat zijn volgende actie zou zijn. Of hij hetgeen zou durven wat soms midden in de nacht in zijn hoofd spookte. Als hij het al zou durven, als hij dat lef zou hebben, dan zou het meer kans van slagen hebben in Veros.
Dain had het verlossende woord ontvangen van de generaal. Naar aanleiding van zijn verwond verwelkomde de generaal hem hartelijk op de academie van de Onyx. Daar zou Dain aan de slag kunnen als leraar in de Strategie. Hij zou verschillende veldslagen meenemen met de aanstaande Onyx en hun denkniveau testen. Het was een baan waar hij nauwelijks fysiek aan de slag hoefde, wat betekende dat zijn arm in alle rust zou kunnen helen. Niet dat Dain zichzelf die rust gunde.
Meerdere keren had hij de hechtingen laten open springen doordat hij te eigenwijs was geweest en toch had willen handelen met links, in plaats van rechts. En zelfs als hij wel iets met zijn rechterhand had geprobeerd, had hij iets laten vallen of kapot gemaakt, waardoor hij de ondersteuning van Rheana nodig had gehad.
Rheana, die nu met een kleine, geamuseerde toon in haar woorden naar binnen kwam. Ze had gelijk, ze zouden niet blij zijn als ze te horen zouden krijgen dat hij wederom nieuw verband nodig zou hebben. Dain, die achter zijn bureau zat, hield echter zijn arm omhoog, om aan te tonen dat er niks aan de hand was met linkerarm en hij, voor het eerst sinds een week, daadwerkelijk had geluisterd toen Rheana hem had verteld dat hij voorzichtiger zou moeten doen.
‘Dat is het niet. Ik heb je hier naar toe gevraagd omdat ik je hulp nodig heb met inpakken.’ Veel zou hij niet nodig hebben. Op de academie zou een kamer voor hem beschikbaar worden gesteld en vervoer zou vanuit hier worden geregeld. Voor hem, maar ook voor zijn bediende.
‘Ga je op reis?’ Bespeurde hij daar een oordeel in haar stem? Vond ze het een dom idee, gezien zijn huidige conditie en verwondingen? Of was er iets anders?
‘Ik ga naar de academie voor de Onyx in Veros. Daar kan ik veel nuttiger zijn dan hier,’ legde Dain uit. ‘Ik heb toestemming van de generaal, maar er moet nog een bericht naar de academie zelf. Daarvoor heb ik je ook nodig.’ Dit was informatie die hij haar nog toevertrouwde. ‘En daarna kun je je eigen spullen gaan inpakken.’
Hij keek op van de brief en zag de geschrokken blik in haar donkere ogen. Hij kon zich voorstellen dat haar leven in een week erg was veranderd. Nu had ze te horen gekregen dat ze zich met hem mee zou verplaatsen naar Veros. Ze leek zich echter snel te herstellen, want ze liep naar de hutkoffer die Dain, met moeite, uit de kast had gehaald en klaar had gezet. ‘Is het echt nodig dat je mij mee neemt? Zijn er geen anderen?’
‘Jij bent toch aan mij toegewezen?’ vroeg Dain. Het was een retorische vraag. ‘Daarbij, ik denk dat de genezer je iets aandoet als ze merkt dat ik zonder jou ben vertrokken.’
Daynty
Internationale ster



De Onyxacademie in Veros. Het voelde alsof een stukje van de wereld onder haar voeten was weggebrokkeld toen Dain had gezegd dat hij daar naartoe ging, maar dat zij mee moest? Heel even voelde ze zich net zoals de dag dat ze al haar dierbaren was kwijtgeraakt. Wanhopig, verloren, haast alsof ze droomde. Hoe moest ze met het Laerinse verzet in contact komen als ze in Veros was? Had ze nog tijd om door te geven dat ze niet veel langer meer in Lavarr zou zijn? Haar volgende ontmoeting met haar contactpersoon was pas over een paar dagen. 
Rheana trok haar gezicht terug in de plooi zodra ze besefte dat de schrik overal op haar gezicht te zien moest zijn geweest. Dain had gelijk, de genezer zou niemand anders met hem mee laten gaan: de verplegers waren nog steeds druk met de gewonden van de opstand en ongeregeldheden in de regio en er was geen andere bediende met dezelfde medische kennis als zij. 
‘Wanneer vertrekken we?’ Rheana ontgrendelde de sluitingen van de koffer en klapte deze open, waarna ze bedenkelijk de kamer rondkeek. Wat zou een man als Dain allemaal mee willen naar een nieuwe locatie? Veel persoonlijke spullen had hij niet, was haar opgevallen, maar als soldaat die regelmatig op een andere plek gestationeerd werd, kon dat ook bijna niet. Rheana besloot om te beginnen met zijn kleren, want die had hij zeker nodig. 
‘We vertrekken over twee dagen. Oh, pak ook wat warms in,’ merkte Dain op vanachter zijn bureau. ‘De academie ligt ver in het noorden en onderweg zullen we door de bergen komen.’
‘Door de bergen?’ Een tikkeltje verontrust keek Rheana achterom. Dain staarde met een frons tussen zijn wenkbrauwen naar een kaart die hij op zijn bureau had uitgerold. In zijn rechterhand hield hij schrijfgerei, waarmee hij iets op de kaart probeerde te zetten. ‘Is het niet gevaarlijk om door de bergen te reizen nu de sneeuw aan het smelten is?’
Dain schokte met zijn schouders. ‘De bergen zijn altijd gevaarlijk. Maar eromheen reizen duurt te lang.’
‘Wat is het toch met mannen en hun onvermogen om geruststellend te klinken?’ mompelde Rheana, meer tegen zichzelf dan dat de woorden voor Dain bedoeld waren. Toch keek hij even met opgetrokken wenkbrauw op van de kaart. Ze wist niet of dat was omdat hij haar niet verstaan had of omdat hij haar juist wel gehoord had. Ze schonk hem een onschuldig lachje en stopte een paar kledingstukken in de koffer die geschikt waren voor koudere temperaturen.
Een paar minuten werkte ze in stilte verder, terwijl ze peinsde hoe ze in contact kon komen met het verzet. Twee dagen was zo verschrikkelijk kort om iets te bedenken én uit te voeren. 
‘Verdomme.’ Er klonk een doffe klap op het bureau, gevolgd door een gefrustreerde zucht. Rheana kon al raden wat er aan de hand was nog voor ze zich omdraaide. 
‘Weet je, het is helemaal niet erg om om hulp te vragen soms,’ merkte ze luchtig op. Zoals verwacht staarde Dain naar het schrijfgerei in zijn rechterhand alsof hij het het liefst ter plekke wegbrandde. Op het moment dat hij opkeek, kreeg zij die blik te verduren. Een fractie van een seconde deed het haar denken aan de Onyx die Nathaniel mee hadden genomen. 
Dain zuchtte nogmaals en stak de pen naar haar uit met een “alsof jij het beter kan”-uitdrukking op zijn gezicht. Rheana liep naar het bureau toe en nam de pen van hem aan. 
‘Wat moet ik doen?’


Demish
Internationale ster



De snelste weg was door de bergen. Het was niet de meest vlakke, gemakkelijke weg om te berijden te paard, maar het zou hen sneller in Veros brengen. Dain kende het terrein, evenals Dimitri. Want ook zijn rechterhand zou met hem vetrekken naar de academie van de Onyx. De bergen zouden verraderlijk zijn door de smeltende sneeuw, maar Dain was ervan overtuigd dat ze het met gemak zouden overleven, als ze op de juiste punten zouden stoppen en eventueel Dimitri of een andere soldaat zouden inzetten als verkenner, om zo de weg voor en in kaart te brengen en eventuele gevaren te markeren.
Terwijl Rheana zich bezig had gehouden met het inpakken van zijn kleding, had Dain geprobeerd om hun route uit te stippelen. Ondanks dat zijn rechterhand niet volledig ongetraind was, bleek het al weer een uitdaging te zijn voor hem om de pen vast te houden, laat staan om de juiste route te tekenen. Binnen enkele seconden was hij uitgeschoten, wat resulteerde in veel gevloek en Rheana die hem wijselijk vertelde dat hij haar best om hulp kon vragen. 
Dain vreef over zijn voorhoofd en kneep met twee vingers in de brug van zijn neus. Hij voelde de hoofdpijn, die hem vaak bezocht als hij een nacht slecht had geslapen, al weer op komen. Hij dacht na hoe hij Rheana het beste uit kon leggen wat hij had willen noteren op de kaart.
‘De route, van Lavarr,’ Dain legde zijn vingers op de plek waar de hoofdstad zich bevond, ‘naar het noordoosten. Bij het bos steken we de rivier over en daar betreden we de bergen. Daarvoor stoppen we waarschijnlijk bij kamp Haldor om onze proviand aan te vullen en enkele benodigdheden voor onze reis door de bergen te bemachtigen.’
Tevens bevond zijn oude leermeester zich in kamp Haldor, Dragos. Nu was de man opzichter, maar jaren geleden, toen Dain nog maar net was begonnen op de academie, was het Dragos die hem aan had gestuurd en had leren vechten. 
‘We reizen door tot aan de laatste legerpost in de bergen, daar zullen we waarschijnlijk ook rusten. Vanuit daar is het niet ver meer naar de academie.’ Met een bevestigende tik op het papier wees Dain de Onyxacademie aan. Die plek was voor een aantal jaar zijn thuis geweest. Nu zou hij daar naar toe gaan als aanstaande leraar, misschien wel leermeester als hij het goed zou doen. Tenminste, dat had in de brief van de generaal gestaan. Wie weet zou hij het niet eens halen tot de dag waarop hij les zou moeten geven.
‘Oké,’ zei Rheana, waarna ze zich over de kaart heen boog en de route uitstippelde zoals Dain hem aan haar had beschreven. De plekken die hij had genoemd en aangewezen als rustpunten, had ze omcirkeld. Met zijn lippen op elkaar gedrukt keek hij toe. Ze deed het een stuk beter dan dat hij had gekund met zijn rechterhand. Veel bediendes konden geen kaart lezen en zouden zelfs nog moeite hebben met het tekenen van een route nadat iemand het aan hen zou hebben uitgelegd. Rheana deed het echter perfect.
‘Dankjewel,’ zei hij toen Rheana de pen op tafel neerlegde. ‘Kun je er voor zorgen dat Dimitri hier een kopie van krijgt?’
‘Dimitri?’ Dain kon het niet laten. Hij grinnikte om de manier waarop ze zijn naam uitsprak. Al vanaf het begin hadden de twee het niet op elkaar. Dimitri omdat hij zich weg had moeten laten sturen door een bediende, zij omdat Dimitri zich als een zak naar haar had gedragen. Hij kon het haar niet kwalijk nemen.
‘Dimitri zal ons vergezellen in de reis. We hebben iemand nodig die in staat is om te vechten, mocht het zover komen.’ Dain zou niet opgeven zonder een gevecht, maar hij was aan de zwakkere hand en met rechts was hij lang niet zo sterk. Met links vechten zou hij waarschijnlijk niet eens durven proberen met Rheana naast zich.
‘Dus er moet ingepakt worden, de brief naar de academie, Dimitri moet een kopie van de route…’ somde Rheana op. 
Dain knikte. ‘Vergeet je eigen kleding niet.’
Daynty
Internationale ster



Dat Dimitri en zij elkaar niet bepaald lagen, was een understatement. De man nam het haar kwalijk dat hij de ziekenzaal had moeten verlaten en hoewel er ruim een week verstreken was, koesterde hij nog steeds een wroeging om dat feit. In het begin had Rheana geprobeerd in een goed daglicht te komen bij hem - hoe meer connecties met Onyx, hoe beter - maar Dimitri had zo vaak haar grenzen opgezocht dat ze het inmiddels op had gegeven. Vandaar dat ze er niet om stond te springen dat hij meeging op de reis en ongetwijfeld dacht hij daar hetzelfde over. Te horen aan Dains gegrinnik was het hem niet ontgaan dat zijn rechterhand en bediende niet goed door één deur konden. 
Dain herinnerde haar eraan dat ze haar eigen kleding niet moest vergeten. 
‘Eh, ja, over dat…’ Rheana ging met haar vingers langs een kreukel in de landkaart en staarde naar de bergketen die het continent in tweeën splitste. ‘Ik heb geen warme kleding.’ Ze had voor de andere bedienden goed verborgen weten te houden dat ze nauwelijks bezittingen had, laat staan kleren. Ze had twee jurken: degene die ze aan had gehad op de dag dat ze was weggevlucht en de jurk die alle bedienden droegen. Het verzet had haar wat nieuwe kleren beloofd, maar de laatste keer dat ze er naar had gevraagd, had de leider gereageerd met dat ze dat eerst moest verdienen. Met informatie. Maar Dain gaf haar nauwelijks taken waarbij ze te maken kreeg met militaire of politieke zaken, laat staan dat ze nuttige informatie opving. Het enige goede nieuws dat ze had kunnen brengen, was dat ze de persoonlijke bediende van een gerenommeerde Onyx was. Alleen wat had ze daaraan als het haar niets opleverde? 
‘Je hebt geen warme kleding?’ 
Er klonk geen oordeel door in de stem van de luitenant, maar toch voelde Rheana schaamte door zich heen golven. Het was niet haar fout dat ze niets had, het voelde alleen zo beschamend om dat toe te geven. Bovendien wist ze niet zeker hoeveel ze kon zeggen over wat er precies was gebeurd zonder dat Dain het idee ging krijgen dat ze eigenlijk helemaal niet achter de keizer stond. 
Ze frunnikte aan een hoekje van het papier en schudde haar hoofd. ‘Niet meer,’ antwoordde ze. ‘Er is veel verwoest tijdens de opstanden.’ Ze keek opzij om Dains reactie te peilen. Uit haar antwoord was, zo hoopte ze, niet op te maken met welke kant van de opstand zij sympathiseerde. Wel haatte ze het dat het de verliezen die ze had geleden zo bagatelliseerde. Kon ze Dain maar met zijn neus op de feiten drukken. Alleen wat zou ze daarmee willen bereiken? Hij was een Onyx, hij had waarschijnlijk lang geleden afstand gedaan van zijn emoties. Hoe anders kon hij de gruwelijke bevelen van de generaal en de keizer uitvoeren? 
‘Ga morgen naar de markt,’ zei Dain. ‘Ik heb een paar nieuwe slijpstenen en mesjes nodig, beide kleintjes.’ Hij haalde één van de bureaulaatjes van het slot en pakte een geldbuideltje, waar hij een aantal muntstukken uithaalde. Rheana zag in één oogopslag dat het veel te veel was voor alleen slijpstenen en messen. ‘Haal met de rest wat warme kleren voor jezelf. Je zal ze nodig hebben.’
Met grote ogen keek ze van de muntstukken naar de luitenant. ‘D-dat kan ik niet aannemen,’ stamelde ze.

Demish
Internationale ster



Was het vreemd dat iemand als Rheana geen warme kleding had? Het klonk vreemd. Dain was gewend dat zelfs de bedienden warmere kledij kregen voor de strenge wintermaanden. Nu had hij een week geleden al de conclusie getrokken dat Rheana nog niet lang actief was als een bediende, waardoor ze de koudste maanden wellicht net had gemist. Toch klonk het hem vreemd in de oren dat iemand helemaal geen warme kledij had. Haar verklaring, de opstand, klonk als een logisch excuus. Het wekte zelfs een beetje medelijden bij hem op. Wie weet wat Rheana mee had gemaakt. Was het de schuld van de opstandelingen? Waarschijnlijk, als ze hier werkzaam was. Toch had Dain het gevoel dat de schuld ook aan zijn kant te zoeken was.
Wat ook de precieze reden was dat Rheana geen kleding had die haar warm zou houden in de bergen, het zou niet langer een probleem zijn. Dain zou haar niet laten koukleumen terwijl hij er zelf warmpjes bij zou zitten. Misschien dat Dimitri het in zich zou hebben, zeker na de aanvaringen die de twee hadden gehad, maar hij niet.
‘Nonsens. Jij gaat met mij mee de bergen in en ik heb niks aan een bediende die mijn verband niet kan omwisselen omdat haar vingers zijn bevroren.’ Dan zou hij het aan Dimitri moeten vragen. Aangezien de genezer niet al te enthousiast was geweest over Dimitri zijn tijdelijke oplossing bij het verbinden van Dain zijn arm, leek het Dain het beste als Rheana haar vingers zou beschermen en in staat zou zijn om hem medisch te ondersteunen. 
‘Het is echt veel te veel,’ stamelde Rheana. Wellicht was dat ook een groot verschil tussen hen twee. Dain leefde een comfortabel leven nu hij aan was gesteld tot luitenant. Daarnaast betaalden de generaal en de keizer goed wanneer een opstand in de kiem was gesmoord en zij die de revolutie hadden gestart, waren opgepakt. Het geld wat Rheana in haar handen hield, was slechts een klein deel daarvan. Voor haar was het misschien wel enkele maanden aan uitbetalingen.
‘Zelfs voor warme kleding, de messen en de slijpstenen.’ Dain schudde enkel zijn hoofd. Het was genoeg om haar te voorzien van kleding gemaakt van dierenhuiden of wol. Stoffen die haar warm zouden houden als ze in de bergen zouden rijden.
‘Je zult meer nodig hebben dan één warme pels. Zo heb je in ieder geval meer dan genoeg om te besteden.’ Mocht ze het nu nog niet aannemen, dan zou hij haar vertellen dat het een bevel was en dat ze die diende op te volgen. Dat was echter zijn laatste hulpmiddel, dus hij hoopte dat Rheana nu enkel nog zou knikken en later op de dag terug zou komen met hetgeen waar hij om had gevraagd.
‘Mag ik vragen waarom je slijpstenen en mesjes nodig hebt?’
Dain knikte en gebaarde naar een plank met enkele houten figuurtjes. Het was een hobby die hij vroeger al uit had geoefend, als hij niet met zijn broer had getraind voor de Onyx. In zijn vrije tijd had hij in stokken gekerfd en soms een blok hout. ‘Normaal gesproken maak ik ze met links, maar wellicht is het een goede oefening om het met rechts te proberen.’
Hij zag dat Rheana naar de plank toe liep, maar op een veilige afstand bleef staan. Ze bekeek de verschillende figuren die hij had gemaakt. ‘Je bent een erg… Tegenstrijdig persoon.’
‘Tegenstrijdig?’ herhaalde Dain geamuseerd. ‘Wat bedoel je daarmee?’
Daynty
Internationale ster



Bijna onmiddellijk had ze er spijt van dat ze die woorden hardop had gezegd. Hij wilde een uitleg. Natuurlijk wilde hij een uitleg. Rheana zette een stapje dichter naar de plank met houten figuurtjes toe om ze beter te kunnen bekijken. De precisie waarmee de details in de stukjes hout waren gekerfd was verbazingwekkend. Ze vond het moeilijk om zich de man die achter het bureau zat voor te stellen met een hobby als dit. Dit was zo geraffineerd en secuur werk en zijn werk was het tegenovergestelde. Mensen martelen en vermoorden was bruut en slordig en liet geen ruimte voor fijne lijnen. Het was leven of dood, meer niet. Het verwarde haar dat die twee dingen zich toch op één of andere manier leken te hebben verenigd in Dain. 
‘Eh, ik weet niet zo goed hoe ik het uit kan leggen,’ gaf ze met een lachje toe. ‘Je bent een Onyx en zo’n hobby is gewoon niet wat ik daarbij had verwacht, denk ik. Ik ben opgegroeid met verhalen over hoe berucht en gevaarlijk jullie zijn. Het is… vreemd om een andere kant ervan te zien.’ 
Rheana liet de houten beeldjes voor wat ze waren - ondanks dat ze er nog veel langer naar had willen kijken - en draaide zich terug naar Dain. Hij steunde met zijn elleboog op het donkere dennenhout van zijn bureau, zijn vingers rustend tegen zijn kin, en staarde haar bedenkelijk aan. Ze hoopte dat hij begreep wat ze bedoelde. Ze had het in andere woorden uit kunnen leggen, woorden die de harde waarheid meer benadrukten, maar ze was bang dat het teveel zou verraden over haar politieke voorkeur. Door Dains tegenstrijdigheid vond ze het moeilijk om in te schatten hoe hij precies zou reageren als hij een vermoeden had dat haar loyaliteit mogelijk niet helemaal bij de keizer lag. Nu ze wist van zijn hobby en nu hij haar geld had gegeven om warme kleding te kopen, was het zo verleidelijk om haar zorgvuldig opgebouwde masker iets te laten zakken. 
Maar dat mocht niet. Ze mocht niet vergeten dat hij een Onyx was. Als hij een vermoeden had, betekende dat hoogstwaarschijnlijk haar dood. 
Na een paar lange seconden knikte Dain. ‘Niets is wat het lijkt,’ zei hij met een flauwe glimlach. Eentje die zijn ogen niet bereikte. Rheana hield haar hoofd iets schuin en probeerde uit te vogelen hoe ze zijn woorden precies moest interpreteren. 
Ze stond op het punt er iets over te zeggen - te zeggen dat ze zijn andere kant veel beter vond dan de Onyx in hem - toen zijn gezichtsuitdrukking verharde en hij zich resoluut terugboog over de papieren voor hem. ‘Wordt het geen tijd dat je weer aan het werk gaat?’ 
Het beetje emotie dat even geleden in zijn stem had gelegen, was nergens terug te vinden. De plotselinge en complete omslag van zijn houding overrompelde haar. Het was beangstigend. 
‘Ja, luitenant,’ mompelde ze. Haastig pakte ze het geldbuideltje van het bureau en liep ze naar de deur toe. In de deuropening bleef Rheana heel even staan. Ze draaide zich half terug en opende haar mond om alsnog uit te spreken wat ze had willen zeggen, maar ze bedacht zich, sloot haar mond weer en trok de deur achter haar dicht.


Demish
Internationale ster



Berucht en gevaarlijk. Dat waren nog twee woorden die aardig omschreven hoe een Onyx was. Het waren woorden die men aanleerde in Veros. Woorden die hij zelf te horen had gekregen van zijn ouders en zijn omgeving. Een Onyx was dapper, sterk en gaf niet op. Iemand die vocht voor wat juist was. Maar wat was dat precies? Sinds een week was Dain daar aan gaan twijfelen en de woorden van Rheana wekten al die twijfels weer aan, als een vuursteen in een droog bos.
Om niets van de twijfels te laten merken, had hij kortaf gereageerd op de bediende en haar weer aan het werk gezet. Meteen trok de spijt door zijn lichaam. Hij had haar niet af willen vallen, maar hij had niet geweten wat hij anders had moeten doen. Hoe had hij zich moeten gedragen? Waarschijnlijk was daar geen specifiek antwoord voor. Hij vroeg zich af of Rheana het vreemd vond, of dat ze dit gewend was. Hoe dan ook, ze had er voor gekozen om weer aan het werk te gaan en ze liet hun gesprek voor wat het was. Toch was hij gespannen. Toen de deur achter haar dicht viel, hoopte hij dat de spanning zijn lichaam zou verlaten. Hij bleef echter hangen, wat maakte dat hij beide handen tot vuisten balde.
‘Goed gedaan, Dain,’ mompelde hij tegen zichzelf, terwijl hij met zijn rechterhand over zijn gezicht wreef. Wat had Rheana hem misdaan? Niets. Hij had zich best wat aardiger kunnen opstellen naar haar toe. Ze had enkel de woorden genoemd die ieder kind in Veros al met de paplepel ingegoten kreeg. En nu ook in Averena. Dat hij die woorden niet meer bij zijn rang en status vond passen, was zijn probleem. Hij had niet zo op haar hoeven reageren.
Dain haalde diep adem. Hij moest zichzelf bij elkaar rapen, wilde hij hier doorheen komen. Hij pakte een andere kaart en omcirkelde de academie. Dat zou zijn startpunt zijn. Hij zou daar aankomen, meespelen met de rol die ze hem daar zouden geven en vanuit daar zou hij vertrekken. Waar zou hij naar toe gaan? Zijn ogen gleden bedenkend over het stuk papier. Hij had geen weet van veilige locaties. De Onyx zouden hem kunnen vinden, waar hij ook zou zijn. En dan dacht hij nog niet eens aan de Havik. Iemand die hem zonder moeite op zou kunnen sporen voor zijn verraad. 
Dain nam zijn pen vast en tekende bedachtzaam een route uit met zijn rechterhand. Zijn donkere haren vielen voor zijn gezicht en hij veegde ze aan de kant. Hij hield de pen krampachtig vast, waardoor de spieren in zijn vingers begonnen te protesteren. Toch maar met links, dacht hij.
Dain wisselde van hand. DE pen tussen zijn vingers volde comfortabel, maar zijn greep was minder stevig. Hij zette de punt van de pen op het papier en trok voorzichtig enkele lijnen.
Wat hij precies deed, wist hij niet eens, maar een scherpe pijn trok door zijn onderarm en dwong zijn hand om de pen los te laten. ‘Verdomme!’
Met een pijnlijk gezicht greep hij zijn arm vast. Hij vloekte binnenmonds en beek zijn arm, hopend dat er geen hechtingen open waren gesprongen en hij Rheana weer zou moeten laten komen. Dat leek niet nodig te zijn, maar hij kon har al horen zeggen dat hij om haar hulp had moeten vragen en niet zo eigenwijs had moeten zijn. Het was hem net immers ook niet gelukt. 
Uit frustratie veegde hij zijn spullen van het bureau, wat resulteerde in een hoop kabaal. De Onyx verlaten was al moeilijk genoeg en nu had hij zichzelf ook nog opgezadeld met een verwonding. En dan waren er nog Rheana en Dimitri, die bij hem zouden zijn en misschien wel ooit door zouden hebben dat hij iets aan het plannen was. Het maakte het zeker niet makkelijker. 
Daynty
Internationale ster



Kaspian had niet gelogen over de spinnen en de ratten. Hij liet haar voorop lopen – bang dat ze er anders vandoor zou gaan? – en om de zoveel stappen voelde ze spinnendraad langs haar blote armen kriebelen of in haar gezicht plakken. En iedere keer sloeg ze het geschrokken en huiverend van zich af, tot groot vermaak van de jongeman achter haar. Ze zag hem dan wel niet, zijn ingehouden gegrinnik zei genoeg. 
‘Hier rechts.’ 
Zijn gedempte stem echode zachtjes tussen de stenen muren van de tunnel die ze volgden. Het gat in de muur had hen in een verlaten pakhuis gebracht, waar zich de toegang bevond tot een gangenstelsel dat deels onder, deels boven de wijk doorliep. Rheana had alleen maar met open mond de duisternis in kunnen gapen toen Kaspian dat verteld had, op een luchtige toon alsof het een gegeven was dat iedereen wist. 
Het licht van de fakkel die Kaspian vasthad werd opgeslokt door de duisternis in de afslag die hij bedoelde. Toen Rheana wederom iets in haar gezicht voelde kriebelen, bleef ze abrupt stilstaan. 
‘Genoeg,’ zei ze. ‘Ik ben helemaal klaar met die spinnenwebben. Ga jij maar voorop.’
Kaspian lachte. ‘Die lege spinnenwebben doen je niets. Je kan je veel beter druk maken om de spinnen zelf.’ 
Rheana wierp hem een vernietigende blik toe. 
‘Maar oké, ik zal wel voorop gaan.’ Hij nam de fakkel in zijn andere hand vast en stapte langs haar heen de gang in. ‘Het is niet ver meer.’ Na een laatste, geringschattende blik op haar liep hij verder. Heel even keek Rheana over haar schouder naar de smalle tunnel achter haar. Het was er donker. Ze waren langs genoeg plekken gekomen waar ze zich zou kunnen verstoppen; nissen in de muur, achtergelaten kisten, talloze zijgangen. Als ze snel genoeg was…
‘Ik zou dat domme idee uit je hoofd zetten.’ Het was alsof Kaspian haar gedachten kon lezen, maar waarschijnlijk hoorde hij aan het ontbreken van haar voetstappen dat ze nog niet achter hem aan liep. ‘Tenzij je graag wil dat deze tunnels het laatste zijn dat je ziet. Je zal er hopeloos in verdwalen. En dood ga je je broer nooit uit de gevangenis krijgen.’ 
Rheana had haar mond geopend om een opmerking te maken, maar zodra zijn laatste woorden tot haar doordrongen, werden haar ogen groot. ‘Wat?’ bracht ze verbijsterd uit. Met een paar vlugge passen overbrugde ze de paar meters tussen haar en Kaspian. ‘Hoe weet jij van Nathaniel?’ 
Kaspian liep stug door. Ze greep zijn arm en dwong hem zich naar haar om te draaien. Op zijn gezicht meende ze een glimp van spijt te zien, berouw. Om Nathaniels lot? Of had hij het niet mogen noemen van iemand anders? Van “zijn mensen”, wie dat ook waren? 
‘Hoe weet je van mijn broer?’ Ze dacht terug aan hun ontmoeting in het steegje, toen hij haar naam genoemd had. Vanuit haar borstkas kroop een beklemmend gevoel richting haar keel. ‘En hoe weet je wie ik ben?’ 
Kaspian zuchtte en keek een tikkeltje gekweld langs haar heen. ‘Dat kan ik niet zeggen. Nog niet. Wacht alsjeblieft nog heel even, we zijn er bijna.’ Hij wilde zich terugdraaien om zijn weg te vervolgen, maar Rheana greep zijn arm opnieuw vast, steviger dit keer. 
‘Ik wil nú antwoorden. Je duikt ineens op, weet blijkbaar wie ik ben, je dwingt me met je mee te gaan en vervolgens weiger je iets te zeggen!’ Verbeten schudde ze haar hoofd. ‘Het is dat die soldaten achter me aan zaten, anders –‘
‘Zou je nooit naar me hebben geluisterd? Dat weet ik.’ Een lome grijns kroop over het gezicht van de jongeman. Even staarde Rheana hem aan, terwijl het besef tot haar doordrong. 
‘Hoelang heb je me al gevolgd?’ vroeg ze achterdochtig en woedend tegelijkertijd.
Kaspian keek haar aan zonder te antwoorden, maar de fonkeling die door zijn ogen schitterde in het licht van de fakkel verraadde de woorden die hij niet uitsprak. 
‘Nee,’ fluisterde ze verbouwereerd terwijl ze zijn arm losliet. ‘Heb jíj de soldaten getipt dat er iemand buiten was na de avondklok?’ 
Nu kon Kaspian zijn gezicht niet langer in de plooi houden en zijn mondhoeken bewogen zich omhoog tot een onschuldig lachje. ‘Je zei het zelf al: anders zou je niet met me mee zijn gegaan.’ 
‘Jij…’ Nogmaals schudde Rheana haar hoofd. ‘Jij bent echt ongelooflijk.’ Het liefst had ze hem een klap gegeven, of een stomp in zijn buik of allebei, maar voor één van beiden nog iets kon zeggen, klonk er verderop in de tunnel een gesmoorde bonk. Kaspian en zij keken tegelijkertijd met een ruk op. 
Hij drukte de fakkel in haar hand en terwijl hij zich omdraaide, zag ze hem een mes uit de schede aan zijn riem pakken. Onmiddellijk schoot haar hartslag omhoog. Kaspian gebaarde haar om achter hem te blijven – iets dat ze sowieso van plan was gezien de spinnen – en liep met langzame passen verder de tunnel in. Zijn voetstappen waren nauwelijks hoorbaar op de zanderige, schots en scheve vloertegels. Rheana probeerde zo zorgvuldig mogelijk om eveneens geen geluid te maken, maar ze was bang dat iedereen in een straal van tien meter haar hart tekeer kon horen gaan in haar borstkas. 
De schaduwen aan de rand van de bubbel licht die hen omringde roerden zich. Rheana bevroor op haar plek. Kaspian hief de hand met daarin zijn mes en klemde zijn vingers steviger om het lemmet heen. Zijn schouders stonden strak gespannen en ze kon zich moeiteloos inbeelden hoe hij gespannen de duisternis voor hem in tuurde.
‘Ga je me neersteken, Kas?’ Een warme, vrouwelijke stem met een vleugje humor en spot erin dreef hun kant op. ‘Zou je dat nou wel doen, man? We weten allebei dat je niet zonder me kan.’ 
In een diepe, maar opgeluchte zucht liet Kaspian zijn adem ontsnappen. ‘Mae,’ zei hij. Rheana kon in zijn stem horen dat hij glimlachte. ‘Dan moet je ons maar niet zo besluipen.’ 
Een vrouwelijke figuur bewoog naar voren uit de schaduwen. Rheana zette een stapje opzij zodat ze langs Kaspian heen kon kijken. Wantrouwig nam ze de vrouw in zich op. Mae was lang en slank en in het warme licht van de fakkel leken haar blonde, ingevlochten haren bijna goud op te lichten. Ze was irritant mooi. Rheana besloot dat ze deze vreemdeling niet mocht. 
Meteen schoof ze die gedachte weg uit haar hoofd. Wat bezielde haar überhaupt om zich nu over dat soort onzinnige dingen druk te maken? Alsof ze geen belangrijkere dingen had om aan te denken. Waar ze was en wat deze mensen in godsnaam van haar wilden, bijvoorbeeld.
‘Je hebt haar gevonden zie ik.’ Mae richtte haar heldere ogen nieuwsgierig op Rheana. 
Kaspian stopte zijn mes terug in de schede en draaide zich een kwartslag naar haar om. ‘Rheana, dit is Maerillia, mijn nichtje.’
‘Nichtje?’ De wenkbrauwen van de blondine schoten geveinsd verontwaardigd omhoog. ‘We zijn bijna even oud hoor.’ 
Rheana kon het niet opbrengen om te glimlachen. Het geplaag tussen de twee deed haar denken aan hoe zij en Nathan altijd waren. Het herinnerde haar pijnlijk veel aan alle familie die ze verloren had. 
Kaspian leek haar gebrek aan vrolijkheid op te merken, want zijn gezicht werd ernstig en hij hield zijn hand op om de fakkel van haar over te nemen. ‘Kom, dan breng ik je naar de anderen,’ sprak hij met een zachte stem. ‘Dan krijg je je antwoorden.’ 
Rheana kon alleen maar knikken en dit keer zonder tegen te stribbelen, liet ze zich door hem meevoeren naar een houten deur in een nis in de tunnel. Ze moesten zich door een smalle kier tussen een paar opgestapelde kisten en de muur door wurmen. Als Kaspian haar er niet op had gewezen, zou ze de nis en de deur nooit hebben gezien. 
Maerillia ging hen voor de ruimte in die achter de deur verborgen lag. 
‘Oh, pas op voor het trapje,’ merkte Kaspian op, op hetzelfde moment dat Rheana bijna over de eerste trede struikelde. 
‘Bedankt voor de nutteloze waarschuwing,’ mompelde ze, maar ze was te gefocust op de ruimte die ze binnenliepen om zich er echt druk over te maken. Het stenen trapje bracht hen in een grote, schemerige kamer – dat was waar het het meest van weghad, althans. De zandstenen muren werden deels bedekt door kleden en enkele kasten. Verspreid door de ruimte stonden een aantal banken, twee houten bureaus en een grote tafel waarop een puinhoop aan papieren op uitgestald lag. Het leek op een combinatie tussen een woonkamer en een kantoorruimte en het geheel werd zwak verlicht door een paar lantaarns. 
Een man achter één van de bureaus kwam overeind op het moment dat ze binnenkwamen. 
‘Kaspian,’ begroette hij de jongeman met een kort knikte. ‘We begonnen ons al af te vragen waar je bleef.’ 
Rheana hield haar hoofd een klein beetje schuin bij het horen van het accent dat de man had. Ze kon het niet goed plaatsen, ze had het niet eerder gehoord.
‘Sorry, onze gast was een beetje…’ Hij wierp een blik op haar. ‘Koppig.’ 
Zijn grijns vroeg erom om van zijn gezicht afgeslagen te worden, maar in plaats daarvan keek Rheana hem enkel even boos aan. En hoezo was ze opeens hun gast? Dat klonk veel te vrijblijvend, alsof het haar eigen keuze was om met hem mee te gaan hierheen. 
De man liep achter het bureau vandaan naar hen toe. ‘Mijn naam is Adiran,’ zei hij met een hartelijke glimlach. Rheana keek onbewogen terug, niet van plan om de mensen hier zomaar te vertrouwen alleen omdat ze haar niet meteen hadden omgelegd. En dat ook niet van plan leken. 
De man wachtte even, maar zodra hij doorkreeg dat ze geen reactie ging geven, praatte hij verder. ‘Kan ik je wat thee aanbieden? En ga toch zitten.’ Hij maakte een gebaar naar één van de banken. 
‘Ik hoef geen thee en ik wil niet zitten. Ik wil antwoorden.’
Vanuit haar ooghoeken zag ze Kaspian een “ik zei het je toch”-blik wisselen met de man. 
‘Goed. Dat begrijp ik.’ Adiran vouwde zijn handen in elkaar en leunde op de rugleuning van een bank. ‘Stel je vragen maar.’ 
Zíj moest de vragen stellen? Dat kon hij toch niet menen? Nadat ze haar hier helemaal heen hadden gesleept was het op zijn minst puur fatsoen om haar uit zichzelf uitleg te geven. Rheana slikte de woorden op het laatste moment in. Nadat Kaspian haar bijna een uur in haar onwetendheid had laten verdrinken, was ze blij dat ze eindelijk meer te weten ging komen over wat er aan de hand was. Hoewel, het moest nog blijken of ze haar alles gingen vertellen.
‘Wie zijn jullie?’ begon ze. ‘Hoe kennen jullie mij? Hoe weten jullie van Nathan?’
Langzaam knikte de man, haar vragen in zich opnemend. ‘Wij komen uit Laerin.’ 
Dat verklaarde het accent. 
‘Je hebt vast vernomen dat ons land is overgenomen door keizer Daius, vrijwel tegelijk met het falen van de revolutie in Avarena. Kaspian hier heeft je in het oog gekregen in Istrea. Hij hoorde je aan een paar Avareense opstandelingen die aan de arrestaties waren ontkomen smeken om hulp om je broer te bevrijden.’
Dat moment stond Rheana nog helder voor de geest. Het was een kleine twee weken na de verwoesting van haar thuis en de personen van wie ze hield. Nathaniel was een paar dagen daarvoor opgepakt door de Onyx. Hij was zo gestoord geweest om ze te bevechten toen ze aan hadden geklopt om hen beiden te arresteren, ondanks dat hij wist dat hem dat alleen maar meer problemen zou geven. Hij had het gedaan om haar een kans te geven weg te komen. Vanaf dat moment was ze vastberaden geweest om hem weg te halen uit waar ze hem ook naartoe brachten. Alleen dat was onderdeel van het probleem: ze wist niet zeker naar welke gevangenis ze hem hadden gebracht. In haar eentje zo’n zwaar bewaakte vesting binnenstormen was bovendien pure zelfmoord. En Kaspian had gelijk: als ze dood was, had Nathan helemaal niets aan haar.
‘Wat maakt jullie dat iets uit?’ reageerde ze, terwijl ze van Adiran naar Kaspian keek, die het zich gemakkelijk had gemaakt op een stoel en het aanbod van thee niet had afgeslagen. De fruitige geur die haar tegemoet dreef vanaf het warme drankje maakte dat ze er spijt van had dat ze er nee tegen had gezegd. Ze was echter te koppig om alsnog te zeggen dat ze toch wel graag wat thee wilde. 
‘Wij zijn niet zomaar Laerinners,’ antwoordde Adiran. Woorden die bijster weinig uitlegden. ‘Vanaf het moment dat de keizer begon met zijn plannen en daarna zijn offensief om Laerin te onderwerpen, zijn er mensen in ons rijk geweest die zich daar tegen hebben verzet. De meesten zijn bang nu het er krioelt van zijn troepen en binnen een paar maanden waarschijnlijk ook van de Onyx, maar er zijn een aantal die nog steeds bezig zijn met het ondermijnen van zijn gezag. Een verzet, zou je het kunnen noemen.’ 
Een lichte frons verscheen tussen haar wenkbrauwen. Deze man durfde wel, zomaar dit soort woorden in de mond nemen was gevaarlijk. Wie weet wat of wie er allemaal meeluisterde, of aan wie iedereen hier loyaal was. ‘Wat moet het Laerinse verzet met mij?’ 
‘Snap je het dan niet?’ Kaspian kwam zo plotseling en opgewonden overeind dat zijn thee over de rand klotste en in zijn shirt trok. Hij merkte het nauwelijks. ‘Wij kunnen je helpen! Wij kunnen je helpen om Nathan –‘
Adiran hief zijn hand naar hem. ‘Laten we niet te hard van stapel lopen.’
Rheana begreep echter wat Kaspian had willen zeggen en meteen was ze één en al oor. ‘Om Nathan te bevrijden? Weten jullie waar hij is? Zouden jullie dat echt kunnen?’
Kaspian maakte aanstalten om iets te zeggen, maar een waarschuwende blik van Adiran legde hem het zwijgen op. Een tikkeltje verwrongen liet hij zich terugzakken op de stoel. 
‘Dat is misschien een mogelijkheid.’ 
Het beviel Rheana niet hoe terughoudend Adiran was met zijn woorden. ‘Misschien? Een mogelijkheid? Ik heb niets aan onzekerheden en onduidelijkheid. En Nathan ook niet,’ reageerde ze fel. 
‘Dat weet ik,’ suste Adiran. ‘Maar je moet ook begrijpen dat iemand bevrijden uit de gevangenis niet iets kleins is. Het is gevaarlijk, als het al lukt om een haalbaar plan op te stellen.’ 
Rheana wilde opnieuw geagiteerd op zijn woorden reageren, maar de man was haar voor. 
‘Maar dat betekent niet dat we het niet kunnen proberen. Wij hebben de middelen en de mankracht om uit te zoeken in welke gevangenis je broer precies vast wordt gehouden en hoe we dat kunnen veranderen.’ 
Een paar seconden keek ze hem in stilte aan, in gedachten afwegend of ze hem wel of niet moest geloven. Of ze genoegen zou nemen met dit of niet. Ze had het gevoel dat er iets was dat hij niet vertelde. Vlak daarna kreeg ze gelijk. Adiran keek even naar Kaspian voor hij opnieuw sprak.
‘Maar daar verwachten we wel iets voor terug.’ 


Demish
Internationale ster



Het had enkele minuten geduurd voordat Dain zijn verlies had geaccepteerd. Althans, voor nu. Het plannen van een eventuele route om te ontsnappen was overduidelijk niet iets waar hij zich nu mee bezig moest houden. Het was iets voor later. Het lot was duidelijk geweest. Niet alleen omdat het hem fysiek niet was gelukt, maar ook omdat hij gestoord was door een klop op de deur. Zuchtend had hij zijn stoel naar achteren geschoven. Hij zat niet te wachten op gezelschap.
Dain opende de deur en hij keek recht in het lachende gezicht van Alene, één van de bedienden die het voedsel verzorgde voor de soldaten. Over het algemeen stond ze in de keuken, maar de laatste paar dagen was zij degene die hem zijn gerechten bracht. Inclusief het medicijn. Hij nam nog altijd de stroperige thee tegen de pijn. Aangezien hij zich juist had bezeerd met het schrijven, was het welkom.
‘Heer Sindri.’ Alene ging lichtjes door haar knieën. Dain stapte opzij en liet het jonge meisje binnen. Hij wist niet hoe oud ze was. Jonger dan Rheana. Ze had nog onschuld in haar ogen en een warme, rode blos op haar wangen. 
Haar blik viel op zijn bezittingen, verspreid over de grond nadat hij ze uit frustratie van het bureau af had gegooid. ‘Ik kan dat voor u opruimen?’
‘Doe geen moeite.’ Ze bracht hem vrijwel al zijn maaltijden. Het minste wat hij kon doen, was zijn eigen troep opruimen. ‘Bedankt voor het middageten, Alene. Je kunt nu gaan.’
Alene lachte enkel en schudde haar hoofd. ‘Absoluut niet. Ik heb specifieke instructies gekregen van de genezers. Ze willen dat u het medicijn drinkt. Dat weet u.’ 
Dain knikte, dat wist hij inderdaad. Iedere keer dat Alene het medicijn kwam brengen, mocht Rheana dat niet hebben gedaan, dan wachtte ze geduldig totdat hij de thee op had. Dain snapte niet goed waarom de genezers dachten dat hij het niet zou consumeren. Keer op keer verraste de smaak hem, maar ondertussen was hij gewend aan het pijnstillende effect.
Dain pakte de kop met de stroperige substantie en hield hem omhoog naar de keukenmeid om aan te tonen dat hij het zou drinken. De vieze smaak was nog steeds niet zijn favoriet, maar hij wist zijn gezicht nu beter in de plooi te houden. Met een aantal slokken was de kop leeg. Wederom liet hij het zien aan Alene. Ze leek enigszins teleurgesteld dat hij het goedje zo snel weg had gewerkt. De teleurstelling verving ze echter snel door een glimlach.
‘Goed,’ zei ze tevreden. ‘Ik kan u gezelschap houden tijdens het eten? De legen borden moeten toch weer terug naar de keuken.’
‘Je hebt vast betere dingen te doen. De stilte hier maakt me niet zoveel uit.’ Dain vroeg zich af of ze haar werk wilde ontwijken, of dat hij de echte reden was dat ze hier wilde blijven. Wat haar beweegredenen ook waren, hij was niet geïnteresseerd in Alene. ‘Maar mocht je, terwijl je weg gaat, Dimitri tegen komen, laat hem dan weten dat ik hem wil spreken. Ik wil mijn vertrek met hem doorspreken.’
‘U gaat weg?’ Dit keer weerklonk de teleurstelling ook in haar stem. ‘Een nieuwe missie? Is dat wel verstandig, gegeven uw… arm?’
‘Ik word verplaatst naar Veros, om les te geven op de academie.’ Wellicht realiseerde Alene zich nu dat er geen mogelijkheid was dat er nog iets tussen hen zou gaan gebeuren. Niet dat Dain daar interesse in had gehad. 
Alene mompelde iets wat hij niet helemaal kon verstaan, waarna ze hem alvast een fijne reis wenste. Daarna verdween ze uit zijn vertrekken. Hij vroeg zich af of ze nog wel opzoek zou gaan Dimitri of dat ze dat nu links zou laten liggen.
Zuchtend nam Dain plaats achter zijn tafel, waar Alene het eten achter had gelaten. Met zijn rechterhand trok hij de warme pap naar zich toe, waarna hij de lepel pakte en begon aan zijn middagmaaltijd.
Vlak nadat hij zijn eten had opgegeten, had Dimtri hem vergezeld in zijn vertrekken. Hij had een kopie van de kaart van Rheana gekregen en ze spraken nu samen de route door. Althans, dat was Dain zijn plan geweest.
‘Je had mij moeten vragen om de route te tekenen. Hier staat dat we tweemaal dezelfde rivier oversteken. Dat terwijl dat helemaal niet nodig is om naar kamp Haldor te reizen.’
‘Wat?’ Afwezig keek Dain op van zijn gedachten. Dimitri wees de route aan. Het was geen fout van Rheana. Het was wat Dain haar verteld had te doen. Het was een opwelling geweest om langs Haldor te gaan en dat was te zien in de route die hij had bedacht. Waarom had Rheana hem dat niet verteld? Ook zij had vast opgemerkt dat ze de rivier twee keer over zouden steken. 
‘Dat was mijn schuld. Ik heb haar verteld het zo te tekenen. Ik dacht niet goed na.’ De kruiden van de thee leken hem nu ook niet echt te helpen bij het nadenken. ‘Wellicht kunnen we met een boot over de rivier, of te paard naar Haldor.’
‘Waarom gaan we naar Haldor?’ vroeg Dimtri. ‘Er zijn genoeg posten waar we proviand kunnen halen. Het is een omweg.’
‘Dragos.’ Het was een simpel antwoord. Eentje die Dimitri had kunnen raden, want ook hij had les gekregen van de opzichter.  Dain wist eigenlijk niet wat hij verwachtte te vinden bij zijn oude leermeester. Een teken dat hij moest stoppen met twijfelen aan zichzelf en aan zijn plannen? Een reden om bij de Onyx te blijven? Dragos had hem altijd weten te motiveren. Hij had hem kunnen overtuigen dat wat de Onyx deden goed was. Misschien hoopte Dain onbewust wel weer op die motivatie. Iets wat hem zou overtuigen om bij de Onyx te blijven, in plaats van zijn gehele leven om te gooien.
‘Gelukkig zijn we met z’n tweeën. Dan is de omweg niet te groot,’ verzuchtte Dimitri.
‘Drieën,’ verbeterde Dain hem. ‘Rheana gaat ook mee. Ze moet wel.’
‘Rheana? Dat slaat nergens op, Dain. Ze zou ons alleen maar laten stagneren. En je hebt haar niet nodig. Je arm is aan het helen en-‘
‘Rhana gaat mee,’ zei Dain enkel. ‘Ze weet wat ze doet. En ik heb iemand nodig die mijn arm daadwerkelijk weet te verbinden. In tegenstelling tot jouw medische kunsten.’
Daynty
Internationale ster



De waterige lentezon liet de door regen gewassen grijze kasseien van Lavarrs hoofdstraat glinsteren alsof de weg met honderden kleine zonnen was gelegd. De straat was gevuld met mensen, paarden met ruiters en paarden die karren voorttrokken, die over de ongelijke straatstenen hobbelden. Ondanks er deze middag meer bedienden naar de stad waren vertrokken om inkopen te doen voor de keukens, had Rheana het aanbod om met hen mee te reizen in een rijtuig afgeslagen. Niet alleen vanwege het oncomfortabele gehobbel door de straten - vooral zodat ze privacy had om in alle rust te doen wat ze moest doen. Hoewel, “in alle rust” was wellicht niet helemaal de juiste omschrijving voor hoe ze zich momenteel voelde. Haar hart bonkte wild, alsof het probeerde uit te breken uit haar borstkas, en ze kon niet stoppen met denken aan wat er zou gebeuren als het haar niet zou lukken om contact op te nemen met het Laerinse verzet. Pas over drie dagen had ze weer afgesproken met Kaspian. Als ze hem voor die tijd niet vond, zou hij er pas over drie dagen achterkomen dat ze niet langer in Lavarr was. Drie dagen was lang genoeg om een aardig eind te reizen, vooral in het gezelschap van twee Onyx, die er ongetwijfeld het tempo in zouden houden. Als ze weg was zonder dat ze het had kunnen zeggen, zouden ze haar dan ooit nog weervinden? Zouden ze ontdekken dat ze op weg was naar Veros en zouden Kaspian en de anderen het wagen om het rijk van Keizer Daius zelf binnen te gaan? Rheana moest er niet aan denken wat er zou gebeuren als ze haar niet zouden vinden of volgen. Dan zat ze vast aan Dain, zat ze vast op de academie waar monsters werden getraind. Alleen de gedachte al bezorgde haar rillingen.
‘Hé! Kijk eens uit, blind wicht!’ 
In haar onoplettendheid reed ze bijna een voetganger omver, die haar nijdig aankeek. Ze glimlachte vluchtig en verontschuldigend, maar ze was te zeer afgeleid om zich er druk over te maken. Wel nam ze de teugels beter vast en dwong ze zichzelf te kijken naar de straat voor haar én ook echt iets te zien. De brede hoofdstraat van Lavarr liep dwars door de stad heen en week in het midden uiteen voor een enorm, cirkelvormig plein. Het was nauwelijks te zien dat het doorgaans een groot open stuk was in de stad, want op de meeste dagen, zoals nu, was het plein bezaaid met marktkraampjes, artiesten en bezoekers. De drukte was overweldigend en geruststellend tegelijk. Tussen zoveel mensen kon ze gemakkelijk onopgemerkt haar gang gaan. Alleen waarom hielden de zenuwen haar dan nog steeds in hun ijzersterke greep?
Aan de rand van het plein steeg Rheana af en gaf ze de teugels over aan één van de jongens die lette op de paarden van bezoekers, die niet toegestaan waren in de smalle paadjes tussen alle kraampjes. Eén paard op hol betekende een enorme chaos. 
Ze gaf haar naam op en keek even na hoe de jongen haar valkkleurige merrie wegzette. Rheana kon het niet helpen dat ze het dier in gedachten als de hare beschouwde. Niemand anders op het kasteel leek de merrie te willen berijden.Misschien vanwege het litteken dat één van haar ogen had verminkt of omdat haar manen niet zo perfect vol waren als die van de andere paarden in de stallen van het kasteel. De stalknecht bij wie ze vorige week om een paard had gevraagd - een privilege dat ze kreeg nu ze voor de luitenant werkte - had haar bovendien gezegd dat deze merrie sloom was en niet goed luisterde, maar daar had Rheana niets van gemerkt. Ze was van mening dat het dier gewoon iemand nodig had die het oprecht en met liefde behandelde, in plaats van met de bruutheid van soldaten of de arrogantie van de adel.
Met haar hand stevig om het buideltje geld geklemd zocht Rheana zich een weg door het doolhof van kraampjes en mensen, terwijl ze haar best deed om niet bij elk kraampje even stil te staan en zich te vergapen aan wat hier allemaal verkocht werd. Je kon het haast zo gek niet bedenken. Van kruiden en specerijen uit exotische bestemmingen en betoverend mooie edelstenen en juwelen, tot wat meer lugubere dingen, zoals haren en tanden van dieren en mensen en gruwelijk uitziende wapens. 
Na een paar minuten door de drukte te hebben gedwaald, kreeg Rheana het kraampje in beeld waar ze naar opzoek was. Op de houten planken lagen talloze messen uitgestald, variërend in zowel grootte als vorm en versiering. Zodra ze het kraampje naderde, kwam de verkoper overeind van de kruk waarop hij zat en begroette haar met een glimlach. 
‘Waar kan ik u mee helpen?’ 
‘Ik ben op zoek naar een paar messen.’ Pas toen ze het uitgesproken had en de vragend opgetrokken wenkbrauwen van de man zag, besefte ze dat hij dat waarschijnlijk al had kunnen afleiden uit haar aanwezigheid hier. ‘Kleine messen,’ verduidelijkte ze. 
De man knikte. ‘Dan moet je hier zijn.’ Hij gebaarde naar de rechterkant van zijn kraam, waar de kleinere exemplaren uitgestald lagen. ‘Zit er iets bij dat je aanspreekt?’ 
Rheana stapte naar de messen toe en liet haar blik er langsheen gaan. Stuk voor stuk oogden de mespunten vlijmscherp. Haar blik werd getrokken door een aantal simpele exemplaren met een met donker leer ombonden heft, maar het lemmet leek haar te dun. Ze moest niet vergeten dat Dain ermee in hout wilde kerven. 
‘Ze moeten sterk genoeg zijn om hout mee te bewerken,’ zei ze. 
‘Dan kun je het best voor één van deze gaan.’ De verkoper wees een zestal verschillende messen achteraan aan. ‘Deze zijn gemaakt van steen uit de hemel. Aan deze wereld geschonken door de goden zelf. Ze zijn onverwoestbaar, hout is er geen partij voor.’ 
Rheana boog zich iets dichterbij en bestudeerde haar keuze, terwijl ze zich afvroeg waar in de woorden van de verkoper de grens lag tussen waarheid en verkooppraatjes. Dain had niet gespecificeerd hoe de mesjes eruit moesten zien. Wilde hij een met goud verguld handvat? Eentje van donker obsidiaan? Het paste bij zijn Onyxuitrusting, bedacht ze zich, maar op dat moment werd haar aandacht getrokken door twee messen met een donker, houten heft. In het hout waren sierlijke patronen aangebracht.
‘Doe die twee maar.’ Ze wees naar de twee mesjes. Als Dain zijn hobby het bewerken van hout was, kon hij deze messen vast waarderen. Hoopte ze. Nadat hij haar zo abrupt weg had gestuurd, wilde ze graag iets doen om weer in een goed daglicht te komen bij hem. Ze wist eigenlijk niet eens waar die drang toch vandaan kwam. 
Nadat ze de messen had afgerekend en in de leren tas had gestopt die ze mee had gebracht, liep ze verder over de markt. Een klein kwartiertje later had ze ook twee kleine slijpstenen gevonden, wat maakte dat het enige dat nog over was op het lijstje warme kleding voor zichzelf was. 
Terwijl Rheana richting de rand van het plein liep, woog ze het geldbuideltje in haar hand. Puur afgaand op het gewicht was het niet zozeer zwaar, maar wel als ze besefte dat dat gewicht bestond uit gouden muntstukken. Het was genoeg om meerdere warme kledingstukken van te kopen en zelfs dan nog iets over te houden. Toch voelde ze zich opgelaten dat zij dat geld mocht gebruiken om kleren van te kopen. Het liefst deed ze het dan ook niet, maar de luitenant zou haar waarschijnlijk onverbiddelijk terugsturen als ze zonder warme kleding terugkeerde. 
Maar eerst had ze wat belangrijker te doen. Eenmaal aan de rand van het plein merkte ze dat ze dit moment had uitgesteld. Ze had het als eerste kunnen doen, maar in plaats daarvan had ze getreuzeld en eerst de messen en slijpstenen gekocht, zodat ze een beetje extra tijd had om te bedenken hoe ze het nieuws ging brengen, wat ze ging zeggen. 
Als ze Kaspian überhaupt kon vinden. 
Hij had haar nooit gezegd waar in deze stad hij verbleef of hoe hij weer in contact stond met de anderen. Als ze een contactmoment had, dan gaf hij haar een dag en een tijd en een plek waar ze naartoe moest komen en dan benaderde hij haar daar. Onopvallend en discreet, want één verkeerde blik van een ander persoon was al genoeg om hen beide diep in de problemen te brengen. Dat was tevens de reden dat hij haar zo weinig vertelde over de anderen. Wie ze precies waren geweest in Laerin, hoe ze hier waren gekomen. Waren er nog meer zoals zij? Was de rest nog in Eitin? Hoe minder ze wist, hoe beter, had hij gezegd. Hij had de reden ervoor niet hardop uitgesproken, maar ze had het kunnen lezen in zijn ogen: hoe minder ze wist, hoe minder ze kon verraden als ze werd gemarteld voor informatie. Een huiveringwekkend besef.
Rheana stak de straat die om het plein heen liep over en begaf zich onder het overdekte voetpad dat langs alle winkeltjes liep die grensden aan de markt. Ze wist niet waar hetgeen dat ze zocht zat, ze was er zelfs niet zeker van of ze wel precies wist waar ze naar opzoek was, maar ze hoopte dat haar gevoel zou zeggen dat ze op de juiste plek was als ze het eenmaal zag. 
Aan de hoofdstraat om het plein vond ze niet wat ze zocht, tot grote wanhoop. Ze voelde het onrustige gevoel dat al heel de middag in haar lichaam huisde opnieuw hoog oplaaien. Rheana stond op het punt het risico te nemen om iemand aan te spreken toen haar blik een zijstraat in viel. Tussen de mensen en paarden door kringelde rook omhoog uit één van de gebouwen. De zachte wind die door de straat streek, voerde een vislucht met zich mee. 
Rheana deed een schietgebedje in haar hoofd en liep op het gebouw af. De deuren stonden wijd open en toonden een winkel waar allerlei soorten vis lagen. Sommige in zout, anderen gerookt om de houdbaarheid te verlengen. 
‘Mevrouw!’ Een mollige dame met een rood aangelopen gezicht stond achter de toonbank. ‘Twee heerlijk verse stukken zalm voor u?’ 
Met een klein lachje schudde Rheana haar hoofd. ‘Nee, ik, eh… Ik ben hier eigenlijk om iemand op te zoeken.’ God, waarom had ze dit zo slecht voorbereid? Ze was zo druk bezig geweest met zich zorgen maken over of ze deze plek kon vinden dat ze niet eens had bedacht wat ze zou zeggen. ‘Mijn vriend. Hij werkt hier. In de werkplaats.’
‘En dit kan niet wachten tot hij klaar is met werken?’ 
‘Ik ben bang van niet.’ Rheana zette haar meest vriendelijke glimlach op.
De vrouw plantte haar handen op de houten toonbank en nam haar peinzend in zich op. ‘En wie mag je vriend dan wel niet zijn?’ 
Inwendig voelde Rheana zichzelf een stukje uit elkaar vallen. Bijna was Kaspians naam over haar lippen gekomen, maar wat als hij een schuilnaam gebruikte? Voor hetzelfde geld was Kaspian niet eens zijn ware naam. 
Ze voelde de paniek groeien en groeien en wild om zich heen klauwen. Ineens klonken achter haar voetstappen. 
‘Maggie! De vaste bestelling alsjeblieft,’ zei de man die binnen kwam gelopen. Pas toen kreeg hij Rheana in het oog. ‘Oh, het spijt me! Ik had u nog niet gezien.’ 
De vrouw - Maggie - wapperde met haar hand. ‘Ze is geen klant.’ Daarna richtte ze zich tot Rheana. ‘Oké meisje, ga je vriend maar zoeken. Die deur door. En maak het niet te lang. We betalen mensen niet om te kletsen.’
‘Dankuwel.’ Rheana wist niet hoe snel ze de deur door moest die de vrouw had aangewezen, terwijl ze weer adem durfde te halen. Ze wist nu al dat ze Kaspian niet aan zijn neus ging hangen hoe ze hier binnen had weten te komen. Ze twijfelde er niet aan dat hij haar uit zou foeteren als hij hoorde hoe rampzalig het gesprek met de vrouw was verlopen. Waarschijnlijk zou hij sowieso al niet al te blij zijn dat ze hier ineens opdook. 
Laat hem alsjeblieft hier zijn, smeekte ze in gedachten. Behoedzaam liep ze tussen de kratten vis, vaten zout en werklui door. De meesten keurden haar geen blik waardig, sommigen keken alleen even nieuwsgierig op en een enkeling was brutaal genoeg om ongegeneerd zijn ogen uitgebreid over haar heen te laten gaan. Net op het moment dat ze bang was dat de man op haar af zou stappen, ving ze een glimp op van warrige, goudblonde haren die toebehoorden aan een lange, gespierde gestalte. 
Ze wilde zijn naam roepen, maar bedacht zich net op tijd. In plaats daarvan haastte ze zich tussen de rookovens door naar de achterkant van de werkplaats. Kaspian was aan het sjouwen met een krat vol blokken hout en had haar nog niet gezien. Hij zag haar pas toen hij het krat neer had gezet bij een oven, zich omdraaide en bijna tegen haar aanliep. 
Eerst werden zijn ogen zo groot als schoteltjes. Daarna keek hij schichtig om zich heen, greep haar arm vast en trok haar abrupt verder achter de oven, uit het zicht van de meeste andere werklui. 
‘Rheana?’ siste hij. ‘Wat doe jij hier in vredesnaam?’ 
‘Ook goedemiddag,’ glimlachte ze schaapachtig. 
Kaspian ging met zijn hand door zijn haren en over zijn gezicht, draaide zich om naar de muur, vervolgens weer terug en nam haar één keer van top tot teen in zich op, alsof hij niet kon geloven dat ze hier daadwerkelijk stond.
‘Ik moest je spreken.’ 
Hij schudde verbijsterd zijn hoofd. ‘Heb ik je niet heel goed duidelijk gemaakt dat je nooit, maar dan ook nooit zelf contact op moet nemen?’ 
Rheana haalde haar schouders op, een tikkeltje geprikkeld door het feit dat hij er zo’n probleem van maakte terwijl ze iets veel belangrijkers te vertellen had. ‘Niet goed genoeg, blijkbaar.’ Even keek ze hem zwijgend aan. ‘Ik had dit ook nooit gedaan als het niet echt heel dringend was.’
Nu ontspande hij zich iets. Hij zuchtte en liet zijn schouders zakken. ‘Wat is er aan de hand?’ Ditmaal keek hij haar bezorgd aan. ‘Is er iets gebeurd op het kasteel.’ Hij legde een hand op haar schouder, hield haar op een armlengte afstand en bekeek haar nogmaals. ‘Is er iets gebeurd met jou? Hebben ze je iets gedaan?’ 
‘Nee, nee, er is niets met mij,’ antwoordde ze, een beetje overrompeld door zijn bezorgdheid. ‘Of eigenlijk wel, een soort van. De luitenant, heer Sindri… Hij vertrekt binnenkort naar Veros, om les te geven op de academie van de Onyx. En ik moet mee.’ 
Kaspian nam een paar seconden om die woorden in zich op te nemen. Rheana had niet echt nagedacht over wat ze van zijn reactie verwachtte, maar niet dat hij breed zou grijnzen. 
‘Dat is geweldig nieuws!’ 
‘Wat?’
‘Besef je het dan niet? De academie van de Onyx, de academie. Daar zal je nog veel meer informatie kunnen vinden dan dat luitenantje je ooit kan geven.’ 
Rheana fronste haar wenkbrauwen. ‘Dus… Dus jullie vinden het niet erg als ik naar Veros ga? Ik dacht dat -’
‘Nee, juist niet! Dit is geweldig nieuws. Zo dichtbij zo’n belangrijke machtsbron… Daar hadden we alleen van kunnen dromen.’ Kaspian knikte. Ze kon de radertjes in zijn hoofd bijna zien draaien en zien zwoegen op alle mogelijkheden die deze verandering bood. 
‘Maar hoe houd ik contact met jullie? De academie is honderden kilometers hiervandaan.’
Een moment keek Kaspian verward voor hij lachte. ‘Je dacht toch niet dat ik je alleen af laat reizen naar Veros? Ik weet nog niet hoe, maar ik zal zorgen dat ik daar ook kom. Niet op de academie zelf natuurlijk, maar in de buurt.’ 
‘Denk je dat Adiran je zomaar laat gaan?’ 
‘Nee.’ Hij grijnsde. ‘Maar hij zal wel moeten. Nadat hij mij er flink van langs heeft gegeven omdat jij me hier zomaar hebt opgezocht.’ Kaspian wierp een blik op een paar mannen die nieuwe tonnen vis naar binnen sleepten. ‘Wat heb je trouwens tegen Maggie gezegd?’ 
‘Eh…’ Rheana keek naar haar voeten terwijl ze haar wangen warm voelde worden. ‘Dat jij mijn vriend bent. Dat ik je moest spreken.’ 
Ze haatte de brede, vermakelijke grijns op zijn gezicht. ‘Moeten we het dan niet wat meer daarop laten lijken, hm, mijn liefste?’ Hij sloeg een arm om haar middel en nam haar mee naar buiten, waar de indringende geuren van rook en vis - de geuren die om hem heen hadden gehangen bij hun vorige ontmoeting - werden afgezwakt door de buitenlucht. 
‘Geniet er maar niet teveel van,’ mompelde ze misprijzend. 
De veelzeggende manier waarop hij naar haar opzij keek, vertelde haar dat dat precies was wat hij wél deed. Ze schudde haar hoofd. 
‘Ik moet zo verder, ik moet nog wat halen voor Da… voor heer Sindri.’ 
Eenmaal buiten liet hij zijn arm rond haar middel wegglijden, maar zijn hand bleef op haar heup rusten. ‘Wanneer vertrekken jullie?’ 
‘Morgen. Morgen aan het eind van de dag.’ 
Demish
Internationale ster



Kamp Haldor had de harde, ijzeren vuist van Dragos gevoeld. Zijn straffen hadden het gewenste effect gehad. Niemand had nog één verkeerde stap gezet, of een woord teveel in de mond genomen. Zelfs Kian had zich stil gehouden, voor zover Maurelle had opgevangen. Ook zij had zich als een voorbeeldige gevangene gedragen. Ze had niet meer gediscussieerd met Valeria, ze was op tijd op haar werk verschenen en als een soldaat iets van haar had verwacht, had ze niet getwijfeld en had ze het verzoek meteen uitgevoerd. Net als ieder ander. De gehavende gevangenen hadden ze genegeerd, wetende dat dat het beste was voor iedereen.
Na de zoveelste nietszeggende dag had Maurelle zich teruggetrokken in haar krappe bed, waar ze al in lag sinds ze een jong meisje was geweest. Het matras had zich gevormd rond haar lichaam. Er zaten kuilen in op de plekken waar ze zich soms opkrulde. Het bed bewoog als ze zich omdraaide, waardoor Maurelle zichzelf aan had geleerd om stil te blijven liggen. De dunne deken gaf haar nauwelijks bescherming tegen de kou. Ondanks dat de lente was begonnen, waren de koude nachten nog niet voorbij.
De geluiden om haar heen had Maurelle een lange tijd geleden al weg gefilterd. Eventueel gepraat van de anderen, harde geluiden uit de fabrieken die altijd maar door gingen, het gelach van soldaten die de avond vrij hadden. Het deed haar allemaal niets meer. Dat er iemand naast haar best stond en fluisterde of ze wakker was, kwam dan ook niet binnen in haar slapende brein. Ze bleef roerloos liggen, haar gezicht voor een deel bedekt onder haar zwarte krullen.
Een priemende vinger prikte in haar arm, maar in haar slaap zag e het aan voor een uitgestoken veer in het matras.
‘Maurelle.’ Weerd fluisterde iemand naast haar iets, gevolgd door de prikkende vinger. Dit keer in haar zij. ‘Ben je wakker?’
Maurelle schudde enkel haar hoofd en vouwde haar handen onder het kussen, hopend dat de vervelende plaag snel zou verdwijnen.
‘Maurelle.’ Nu was de vinger dringender en prikte hij haar meerdere keren in haar arm, waardoor haar ogen open schoten. Verward keek ze om zich heen. Ze veegde haar haren uit haar gezicht en keek naast zich. Ze deinsde achteruit door de mannelijke gedaante die naast haar bed stond, wat in haar hoofd een soldaat zou moeten zijn.
‘Eindelijk,’ verzuchtte het figuur, wat haar deed beseffen dat het Kian was.
‘Jij bent echt gek in je hoofd!’ siste Maurelle, terwijl ze haar hand tegen haar voorhoofd legde. Het was gevaarlijk om buiten te komen na de avondklok. Om een andere barak te bezoeken, was nog veel gevaarlijker. Dat de soldaten geen wacht hielden, betekende niet dat iedereen het recht had om vrij rond te lopen. Zeker niet na de executie.
‘Ik kon niet slapen,’ vertelde Kian haar.
‘Wat moet ik daarmee?’ Maurelle bleef op een fluisterende toon praten, zodat ze niemand zou wekken. Belangrijker nog: dat niemand hen van buitenaf kon horen. ‘Ik dacht dat je eindelijk gestopt was met het plannen plotten, maar ik zie dat je nog altijd je eigen graf aan het graven bent.’ En hij nam haar er in mee op deze manier.
‘Als ik al een graf aan het graven ben, is dat dat van Dragos.’ Maurelle hoefde zijn gezicht niet te kunnen zien om te raden dat zijn ogen donker waren. Zijn woorden baarden haar echter zorgen. Met name omdat het mogelijk was dat iemand deed alsof zij in slaap was. Dat was gevaarlijk, want diegene zou hen kunnen verraden. Een nachtelijk bezoekje hadden ze wellicht geheim gehouden, maar woorden zoals deze… Men zou het om kunnen vormen tot een eventuele aanslag op de opzichter. Een plan om hem aan te vallen, te dwingen te stoppen met zijn manier van handelen.
‘Ga naar bed, Kian,’ zei ze enkel tegen hem. Als iemand hen zou verraden, dan wilde ze niks zeggen wat aan zou kunnen wijzen dat zij medeplichtig was.
‘Je bent bang dat ik ook dat van jou aan het graven ben. Daarom wil je niet meehelpen.’ Dat klopte, daar was ze inderdaad bang voor. Iedere gezonde geest, of wat daar van over was in dit godvergeten kamp, zou daar bang voor zijn.
‘Je kent me zo goed,’ beet ze hem toe. Maurelle keek om zich heen. Misschien was het de twijfel, of bracht Kian haar langzaam tot een staat van paranoia, maar ze meende iemand te zien bewegen. Ze duwde de dunne deken van haar lichaam en kwam overeind, waarna ze gebaarde dat Kian haar moest volgen. 
Op haar tenen wandelde ze door de barak. Ze opende de ruimte waar ze zich konden wassen. Het stonk er verschrikkelijk, maar het was de enige afgesloten ruimte die er was. Maurelle pakte één van de kaarsen die nog niet volledig uit was gebrand en hield hem omhoog, zodat ze Kian recht in de ogen kon kijken.
‘Je kunt dat soort dingen niet zeggen. Als iemand je heeft gehoord, iemand die graag omhoog wil klimmen of bij een soldaat in het krijt wil staan, dan zijn we erbij. Jij en ik, allebei. En dan eindigen we net als de anderen, dood.’
Daynty
Internationale ster



Zwijgend volgde Kian Maurelle door de schemerige ruimte tussen de bedden door naar de wasruimte van de slaapbarak. De eerste dagen had de penetrante geur die daar hing hem haast doen kokhalzen, inmiddels lukte het hem om zich ervoor af te sluiten. Voor het grootste deel in ieder geval. Ergens verbaasde het hem dat er überhaupt enigszins schoon water beschikbaar was. 
Kian bewoog zijn hoofd iets naar achter toen Maurelle de kaars die ze had meegenomen nog net niet in zijn gezicht drukte - iets waarvan hij zich voor kon stellen dat ze dat graag wilde doen nu hij haar wakker had gemaakt. Of omdat hij haar niet met rust liet met zijn vastberadenheid om te ontsnappen. Hij snapte dat ze bang was. Hijzelf kon evenmin ontkennen dat de ijzingwekkende executie hem niets gedaan had, dat er geen angst rimpelde onder het oppervlak, maar hij weigerde eraan toe te geven. Als hij dat deed, betekende dat dat Dragos won. Betekende dat dat de keizer won. Misschien - waarschijnlijk - zou Kian sterven bij zijn ontsnappingspoging, maar in ieder geval betekende dat dat hij het had geprobeerd. Dat hij de machthebbers had laten zien dat er altijd mensen waren die liever stierven dan zich te onderwerpen aan hun heerschappij. Dragos zou hem kunnen straffen wat hij wilde, maar hij zou niet uit zijn hoofd kunnen zetten dat nooit iedereen hem zou gehoorzamen. 
Kian liet Maurelles woorden geduldig over zich heen komen. Het was een variatie op de waarschuwingen die ze hem eerder had gegeven en die hij naast zich neer had gelegd, zoals hij ook zou doen met deze. Als een willekeurige andere gevangene hem dezelfde waarschuwing had gegeven, zou hij er misschien naar hebben geluisterd. 
Maar er was iets aan Maurelle, iets dat maakte dat haar waarschuwingen niet zo overtuigend overkwamen als ze wilde. Misschien was het het feit dat zij hem had geholpen de eerste dag. Misschien kwam het doordat ze hem, ondanks haar herhaaldelijke woorden dat ze er niets mee te maken wilde hebben, toch op bleef zoeken, zoals de avond van de executie in de eetzaal. Haast alsof het idee van ontsnappen zich toch in haar hoofd had genesteld, hoe bang ze er ook voor was, en ze het niet kon laten gaan. 
‘Dat weet ik,’ knikte hij. ‘Maar wat wil je dan, Maurelle? Wil je de rest van je leven hier zitten? Dat mag niet eens een leven genoemd worden en je gaat me niet zeggen dat jij daar anders over denkt. Als er ook maar een kleine kans is dat je nog kan leven, écht kan leven, zou je die dan niet willen aangrijpen?’ 
Maurelle snoof. ‘Die kans bestaat niet.’ 
Kian trok zijn wenkbrauwen op en hield zijn hoofd iets schuin, maar zei niets. Hij zag aan de blik in haar ogen dat ze nadacht en hij wilde dat ze zelf tot de conclusie zou komen dat ze niet in haar eigen woorden geloofde. 
Uiteindelijk zuchtte ze gefrustreerd. ‘Die kans is zó klein…’
‘Maar er is dus wel een kans.’ Het hoefde geen grote kans te zijn. Er hoefde alleen maar een mogelijkheid te bestaan, hoe klein dan ook. Een mogelijkheid betekende dat niet alles verloren was, het betekende hoop. Het enige dat sterker was dan angst, als men eraan durfde toe te geven. ‘En wil jij jezelf elk uur en elke dag van de jaren tot aan je dood hier afvragen wat voor leven je had kunnen hebben als die kleine kans genoeg was geweest om weg te komen?’ 
Hij zag aan haar gezicht dat ze nadacht over de woorden. En hoewel nadenken geen instemming betekende, was het een vooruitgang vergeleken met de vorige keren, toen ze het idee vrijwel meteen aan de kant had geschoven en hem had gezegd dat hij niet over zulke gevaarlijke dingen moest praten. 
‘Die andere mensen,’ ging hij verder, ‘de drie die vorige week zijn vermoord om hun ontsnappingspoging, weet je hoe zij hebben geprobeerd weg te komen?’ Hij zweeg even, maar verwachtte geen antwoord. ‘Ze hebben afgesproken om te rennen. Om gewoon te gaan rennen op het moment dat de poort open stond om de bevoorrading binnen te laten. Moedig, maar zo ongelooflijk dom. Maar stel je voor hoe ver we kunnen komen met een écht plan.’ 

Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste