Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Mai
Check het forum voor gezelligheid!!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
15 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | Light up a spark
Demish
Internationale ster



Een kleine kans. Een hele kleine, minimale kans dat Maurelle ooit een ander leven zou mogen ervaren dan het hetgeen waar ze gewend aan was geraakt.  Natuurlijk droomde ze wel eens van de vrijheid, maar dat was het precies. Een droom. Een wens die onmogelijk in vervulling zou kunnen gaan. Ze had gedacht dat Kian dat ondertussen ook had ondervonden. Toch bleef hij graven naar antwoorden, bracht hij zichzelf keer op keer in gevaar. Hij leek liever vechtend de dood te willen ondergaan, dan dat hij hier zijn leven uit zou zitten zonder een kans op een betere toekomst.
‘Een goed plan? En dat heb jij?’ vroeg Maurelle aan hem. Ze gaf het toe. Wegrennen op het moment dat de poorten geopend waren, was misschien wel het meest domme idee wat ze in de afgelopen jaren had gehoord. Ze had mensen gezien die zich hadden verkleed als soldaat, gevangenen die zichzelf van de rotsen af hadden gegooid in de hoop dat ze er enkel met kleerscheuren vanaf zouden komen. Simpelweg het op een lopen zetten zou nooit voldoende zijn geweest en Maurelle vond het belachelijk dat er drie gevangenen waren geweest die dat idee hadden gehad en daadwerkelijk hadden willen uitvoeren.
‘Een begin, ja.’ Maurelle zag de zelfverzekerde blik in zijn ogen. De kaars wierp een zacht schijnsel op zijn gezicht. Het gebrek aan slaap was goed te zien aan de donkere kringen onder zijn ogen. Toch leek hij nog helder van geest te zijn. ‘Maar daarna hangt het er vanaf of jij meewerkt of niet.’
‘Waarom ik?’ Waarom had hij haar uitgekozen, in tegenstelling tot ieder ander? Er waren vast nog mannen die sterke lichamen hadden en iemand van zich af zouden kunnen vechten. Maurelle kende het kamp misschien als geen ander, maar dat was het enige voordeel wat zij zelf kon bedenken.
‘Mijn eerste dag pakte je een doek van één van de werkers in de eetzaal af. Het ging zo vluchtig dat ze niet eens door had dat ze de doek miste, maar jij had hem tussen je vingers. Ik had het zelf bijna niet gezien.’
Dat was waar. Maurelle had de doek snel weten te pakken. Een kleine handeling die ze vaak herhaalde als ze iets nodig had. Ze zag de glinstering in Kian zijn ogen en ze besefte zich waar hij haar potentie in zag. In het eventueel stelen van belangrijke voorwerpen. Wapens, sleutels. Alles wat ze nodig zouden kunnen hebben om hier weg te gaan. Een doek stelen om iemand zijn wonden mee te deppen was echter iets heel anders dan de sleutels van een bewaker jatten.
Maurelle schudde haar hoofd. ‘Wat nou als ik, hypothetisch, mee zou werken?’ Geheel hypothetisch, natuurlijk.
Als ze zich in het plan van Kian zou storen, dan zou ze gevaar lopen. Kian was al een wandelend risico. De bewakers hadden vast opgemerkt dat hij vragen had gesteld. Misschien hadden zij nog het idee dat Kian af was geschrikt door de executie. In zekere zin was hij dat ook, aan zijn slaaptekort te merken. Het leek hem echter ook aan te hebben gewakkerd om met een daadwerkelijk plan te komen. Als de bewakers dat door zouden hebben, dan zouden zij de eerstvolgende zijn die op het rotsplateau zouden eindigen.
Daynty
Internationale ster



Hij was dichtbij. Hij kon het zien aan de lichte frons op haar gezicht, benadrukt door de schaduwen die de kaars op haar wierp, en de fonkeling in haar ogen. Een fonkeling nauwelijks zichtbaar, weggedrukt onder lagen van angst en gevangenschap en nog meer angst. Maar het was er, als een eenzame ster aan de horizon - ver weg, maar een stille voorbode van het oplichten van nog veel meer sterren. Een vonkje hoop dat Kamp Haldor niet de kop in had weten te drukken. Nu hoefde dat vonkje alleen nog maar een vuur te worden.
Kian zag dat Maurelle hem in zich opnam in de gloed van het vlammetje. Hoewel er geen spiegels in de slaapbarakken waren - of waar dan ook in het deel van het kamp waar gevangenen mochten komen - wist hij dat hij er beroerd uit moest zien. Overdag lukte het hem aardig om de beelden van de executie uit zijn hoofd te zetten, maar ‘s nachts, als er geen afleiding was en hij alleen was met zijn gedachten en de stilte, slopen de herinneringen zijn gedachten in. Ze beten zich als teken vast in zijn hoofd, zich voedend met de ellende die het hem bezorgde. Het kon niet anders dan dat zijn gezicht de slapeloosheid die hem tergde verraadde. Vandaar dat Kian zijn hoofd afwendde toen Maurelle naar zijn zin te lang naar hem keek, en staarde naar een barstje in de tegelmuur. 
Bij haar vraag keek hij terug. Het was onmogelijk om de hoop en het enthousiasme te verbergen, maar hij probeerde het te onderdrukken. Toch lukte dat niet helemaal - haar vraag mocht dan wel hypothetisch zijn, zoals ze het zo mooi noemde, maar het was weer een stapje in de goede richting. 
‘Ik heb nagedacht over wat je vorige week zei, dat gevangenen kunnen worden uitgekozen om slaaf te worden als ze zich goed gedragen en nuttig kunnen zijn.’ 
Maurelle maakte aanstalten om hem te onderbreken, waarschijnlijk om hem eraan te herinneren dat hij die kans op zijn eerste dag al verspeeld had. 
‘Ik weet dat ik daar geen kans op maak,’ zei hij voordat zij dat kon. ‘Zelfs al zou ik me vanaf het begin voorbeeldig hebben gedragen, dan nog zit ik hier niet lang genoeg. Maar jij, daarentegen…’ 
‘Weet je wel wat je van me vraagt?’ De afschuw straalde nog net niet tastbaar van zich af. ‘Weet je wel wat dat precies inhoudt, om een slaaf te zijn hier?’ 
Voor de verandering had Kian niet meteen een weerwoord, want hoe hij het ook wendde of keerde - hij wist dat niet. En de afkeer op haar gezicht was zo levendig dat het hem een fractie van een seconde overrompelde. 
‘Nee,’ zei hij toen hij zich herpakt had. ‘Dat weet ik niet. Maar denk erover!’ Zodra Kian merkte dat hij zijn stem verhief, dwong hij zichzelf terug tot kalmte. Hij wierp een blik op de deur achter hen, maar daarachter was het nog steeds net zo stil als eerst. Dat hoefde niets te zeggen, natuurlijk, daarom dempte hij zijn stem weer. ‘Zolang we niets anders zien dan de slaapbarakken, de eetzaal, de fabriek en de steengroeve, zijn we beperkt. Ze laten daar heus niet iets rondslingeren dat de gevangenen op wat voor manier dan ook informatie over iets kan verstrekken. Maar er zijn vast plekken in dit kamp, die minder goed bewaakt zijn. Zwakke punten, punten waarvan ze denken dat wij die nooit zullen ontdekken, omdat ze onze bewegingsvrijheid beperken tot die paar ruimtes. Maar als slaaf zou je toegang hebben tot zoveel meer…’ 


Demish
Internationale ster



Nee.
Hij kon haar onmogelijk vragen om zichzelf omhoog te werken als slaaf. Hij had gezien hoe ze had gereageerd op Valeria. Hij had zelf ook een negatieve reactie op haar gehad. Hoe kon hij dan denken dat Maurelle toe zou stemmen op dat idee? Ze had Valeria geschaamd voor haar nieuwe baan. Hoe hypocriet zou het dan zijn om nu zelf als slaaf te werken? Niet dat het iets was waar Maurelle op zat te wachten. Het laatste wat ze wilde was de gehele dag achter een soldaat aan wandelen en hem voorzien van welke behoefte dan ook.
Ze had gehoopt dat haar woorden hem er toe hadden laten twijfelen. Dat hij zou beseffen dat wat hij van haar had gevraagd, vrijwel onmogelijk was en dat het alles behalve een goed idee was. Jammer genoeg herpakte hij zich en ging hij verder met het uitleggen van zijn plan. Theoretisch gezien zou Maurelle hem gelijk geven. Als slaaf zou iemand wellicht sneller iets kunnen vinden. De straf op ongehoorzaamheid zou echter ook groter zijn en de kans dat ze gepakt zou worden ook. Als slaaf zou ze alleen zijn. Ze zou zich niet kunnen verbergen tussen de anderen.
‘Hebben ze jou op je hoofd laten vallen toen je een baby was?’ vroeg Maurelle aan hem. ‘Weet je nog hoe je Valeria noemde? Een moordenaar. Wat als ik in die positie terecht zou komen? Wat als ik daar zou staan, messen zou uitdelen? Dan ben ik geen haar beter.’
Wederom hoopte Maurelle dat deze woorden hem van gedachten zouden doen veranderen. ‘Laten we hopen dat het niet zover hoeft te komen.’
‘Kian, dit is-‘
‘Ik zou het wel begrijpen,’ vervolgde hij zijn woorden, waardoor Maurelle haar zin niet af kon maken. Afwachtend bestudeerde ze zijn gezicht. ‘Als je daar zou staan, dan zou ik het snappen. Uiteindelijk vechten we dan voor een beter leven. Een kans om hier weg te komen. Valeria doet dat niet. Dat is het verschil.’
Maurelle schudde enkel haar hoofd. Was dat een verschil? En als het al een verschil was, was het dan groot genoeg om haar acties te verdedigen, mocht ze medeplichtig zijn in een moord of een marteling? Ze betwijfelde of ze met haarzelf zou kunnen leven als het ooit zo ver zou komen. Ideaal gezien zou dat niet hoeven. Dan zouden ze kunnen ontsnappen voordat zij daar zou staan, op de plek van Valeria.
Het idee van vrijheid leek nu echter zo dichtbij. Kian sprak erover alsof het daadwerkelijk een mogelijkheid was. Alsof ze binnen nu en enkele maanden uit het kamp zouden kunnen ontsnappen. Wat zou ze doen met haar vrijheid? Maurelle wist niet hoe de wereld buiten het kamp er nu uit zag, wat ze zou kunnen doen.
‘Iedereen zal denken dat ik een hypocriet ben,’ begon ze. Men had haar meningen immers wel gehoord, of de ruzie tussen haar en Valeria meegekregen. ‘En er is helemaal geen garantie dat ik daadwerkelijk die positie kan krijgen. Dat bepalen ze van bovenaf. Ik zou niet eens weten hoe we zoiets in gang zouden moeten zetten.’ Haar redelijk goede gedrang en haar langdurig verblijf werkten misschien wel in haar voordeel, maar hoe zouden ze er voor kunnen zorgen dat ze daadwerkelijk in die positie zou belanden?
‘Denk je er nou echt over na?’ vroeg Kian. Hij kon de hoop in zijn stem niet verbergen.
Maurelle knikte kort. Ze wilde het niet toegeven, maar Kian had een aantal goede argumenten gemaakt. Al hoopte ze nog diep in haar hart dat het plan uiteindelijk niet zou slagen. Sterker nog, ze hoopte dat het nooit van de grond zou raken.  ‘Geef me een paar uur.’
‘Dat is eerlijk,’ stemde Kian met haar in. ‘Afgaande op wat ik je vraag.’
Maurelle knikte wederom, ook al had ze het idee dat hij nog steeds niet begreep wat hij nou precies had gevraagd.
Daynty
Internationale ster



De rest van die nacht sliep Kian voor het eerst sinds een week weer. Geen onrustige gedachten die zijn hoofd binnen slopen, geen herinneringen die hem bekogelden met bloederige beelden of geschreeuw dat er niet was. Hij was zich er heel goed van bewust dat Maurelle geen ja had gezegd tegen zijn plan. Nóg niet. Maar ze zou erover nadenken en dat was meer dan alles dat hij de afgelopen twee weken had bereikt. Als ze uiteindelijk toch nee zou zeggen… Dat was een optie waar hij nu niet aan wilde denken. Hoop. Hij moest hoop houden. 
De volgende dag werd hij gewekt door een geluid dat hem nieuw was. Niet omdat hij het niet kende, maar omdat hij het de afgelopen twee weken niet gehoord had, zeker niet ‘s ochtends: gepraat, geroezemoes, voorzichtig gefluister. Toen Kian de restjes slaap wegdrukte uit zijn hoofd en zijn oren beter spitste, hoorde hij nog iets. De stemmen om hem heen klonken verwachtingsvol. Heel voorzichtig maar het was er wel, als een nauwelijks merkbare rimpeling onder het oppervlak. Gewoonlijk waren de ochtenden in een sluier van stilte gehuld en vervuld met nevels van somberheid om weer een dag in gevangenschap, weer een dag gebukt gaan onder zwaar werk. 
Over dat werk gesproken… Kian was in één klap wakker zodra het tot hem doordrong dat er deze ochtend meer licht door de raampjes naar binnen viel dan de vorige dagen toen ze gewekt werden. En waar hij doorgaans pas wakker werd als de bewakers op de deur bonkten en de mensen om hem heen in beweging kwamen, was dat dit keer niet het geval. 
Een akelig moment lang schoot door zijn hoofd dat hij te laat was. Hij wist niet precies wat er met iemand gebeurde als diegene te laat op kwam dagen voor het werk, behalve dat het straf betekende - en Dragos kennende zou dat een pijnlijk gebeuren zijn. 
Kian schoof de versleten deken van zich af en duwde zichzelf overeind, om zijn onderbenen over de rand van het bed te zwaaien. Zijn blik viel op de andere stapelbedden die dicht opeengepakt stonden in de slaapbarak: ze waren niet leeg. Dat kon ook niet, bedacht hij zich, aangezien er anders niet zoveel stemmen te horen zouden zijn geweest. 
Zijn ogen ontmoetten die van een al wat oudere man naast hem. 
Kian boog zich iets dichter naar de man toe, niet zeker of hij deze aparte sfeer vertrouwde of niet. ‘Wat is er aan de hand? Waarom is iedereen nog hier?’ 
Voor de verandering was het een vraag waar mensen hem wél antwoord op wilden geven. De oude man knikte een aantal keer, alsof hij begreep waar zijn verwarring vandaan kwam. ‘Vandaag is Begindag.’
Die naam deed wel een belletje rinkelen bij Kian. Vanaf het moment dat de keizer de macht had gegrepen in Avarena, was Begindag ook in dit rijk als feestdag ingevoerd. Een feestdag op de datum dat keizer Daius de troon van Veros veroverde. Een feestdag om iedereen te herinneren aan zijn succes, zijn overwinning en zijn heerschappij. Kian had het zelf nooit gevierd. Hoewel hij er zelf geen herinneringen aan had omdat hij te jong was, hadden zijn ouders het grootste deel van hun leven doorgebracht in het Avarena van voor de verovering. Ze weigerden een nieuwe heerser te vieren, zoals vele volkeren in Avarena. 
‘En dat wordt hier gevierd?’ Natuurlijk werd dat hier gevierd - de werkkampen waren immers een ding van de keizer. ‘Ik bedoel, wat houdt dat hier in?’ 
‘Een dag geen werk,’ antwoordde de man met een zichtbare opluchting op zijn gezicht. Kian kon wel raden waarom. Een snelle blik op het kromme en magere lichaam van de man vertelde hem genoeg. ‘Eén dag in een heel jaar vrij. Beter eten, muziek.’ 
Bij het horen van het laatste woord kropen Kians wenkbrauwen omhoog. ‘Muziek?’ Hij kon het zich niet voorstellen, kon zich niet inbeelden dat er muziekklanken door Kamp Haldor zouden zweven. Hij wílde het zich niet inbeelden, ergens bang dat dit allemaal een trucje was, een nieuw spel van de opzichter. Bovendien leek de combinatie van Dragos en muziek hem een onmogelijke. 


Demish
Internationale ster



Het verzoek van Kian had haar doen wakker liggen. Pas toen de meesten de slaapzaal hadden verlaten, had Maurelle haar ogen voor even gesloten. Toch was de slaap niet gekomen. Kian zijn woorden blijven door haar hoofd spoken. Hij sprak over hoop, over kansen die Maurelle lang geleden al uit haar hoofd had gezet. Nu waren ze er echter gemakkelijk tussen geglipt en ze was gaan verlangen naar de vrijheid. Naar een leven buiten het kamp. Wat ze daarvoor echter zou moeten doen… Het ging tegen al haar normen en waarden in. Ze had Valeria er voor uitgescholden. Ze had de vriendschap verbroken om hetgeen wat er was gebeurd. Hoe hypocriet zou het dan zijn om diezelfde positie aan te nemen?
Dat het Begindag was, deerde Maurelle niet. Ze gaf niets om de feestdag. Dat had ze nooit gedaan, aangezien het een feestdag was voor het volk uit Veros. Een feest voor de opzichter en zijn mannen. Niet voor haar en haar familie. Daarnaast wist ze maar al te goed dat het geen dag was om haar muur te laten zakken voor de soldaten. Dragos had overal oren.
Tegen de middag was Maurelle in slaap gevallen, eindelijk verlost van de moeilijke beslissing die ze zou moeten nemen. Dat ze de zogenoemde “festiviteiten” miste, nam ze voor lief. Het was stil in de slaapzaal en om voor even niet te hoeven denken aan wat Kian daadwerkelijk van haar had gevraagd, was alles wat ze op dat moment had gewild.
Een paar uur later had ze haar ogen weer geopend. Aangezien het nog licht buiten was geweest, had het nog niet al te laat kunnen gaan. Het was immers nog maar net lente en dat betekende dat het langzaam steeds iets langer licht bleef. Ze waren echter nog lang niet op het punt dat de zon de gehele dag aan de hemel stond.
Ze had geluisterd naar het geklets van buiten. Het gelach van de mensen, de zorgeloosheid. Het was allemaal nep. Dit was geen leven. Voor één dag in het jaar niet hoeven te werken. Eén dag waarop het leek alsof ze zich geen zorgen hoefden te maken. Alsof ze een goed leven had. Maurelle wist dat dat verre van correct was. Het leven wat ze hier hadden, was geen echt leven. Iets wat Kian ook had benoemd. De enige manier om eraan te ontkomen was om een succesvolle ontsnappingspoging uit te voeren. Kian was bereid om zijn leven er voor te geven. Ze vroeg zich af of zij dat ook in zich zou hebben, als het moment daar zou zijn.
Voor nu had ze haar beslissing gemaakt. Het was belangrijk dat ze Kian zou vinden. Ze zou niet hardop kunnen zeggen dat ze mee zou doen met zijn poging, maar daar zou ze ter plekken wel iets op verzinnen.
Maurelle kleedde zich om en bond haar donkere krullen bij elkaar. Toen ze naar buiten trad, was het vrolijke geluid en gezang meteen hoorbaar. De sfeer was zelfs voelbaar. Mensen waren oprecht blij. Ze leken te genieten. Maurelle zag echter bij velen dat het geveinsd was. Dat ze hun best deden om dankbaar over te komen, maar dat ze wisten dat deze dag alleen maar een herinnering was aan Dragos zijn macht.
Maurelle keek om zich heen, zoekend naar Kian. Ze vroeg zich af waar hij zijn dag door had gebracht. Had hij ook binnen gezeten, zoals zij? Had hij naar haar gezocht, in de hoop dat ze haar antwoord al klaar had gehad voor hem? Of had hij tot nu toe onschuldig genoten van de vrijheden die ze hem hadden gegeven? Met Kian zijn observatievermogen had hij vast wel in kunnen schatten dat dit niet zomaar een dag was.
Ze vroeg zich af of als ze zijn naam zou noemen, mensen dan zouden weten wie ze bedoelden. De meesten waren hem immers uit de weg gegaan, omdat hij rond had gevraagd over dingen waar ze niet over hadden kunnen spreken. Maurelle besloot dan ook om niemand om hulp te vragen en zocht in haar eentje. Ze liep rond over het terrein van het kamp, opzoek naar zijn gezicht tussen die van velen.
Ze vond hem bij het rotsplateau, wat om was getoverd tot een geïmproviseerd podium. Hij leek te genieten van de muziek die andere gevangenen maakten.
‘Kian!’ Maurelle liep naar hem toe en trok zijn aandacht door haar hand op te steken.
‘Oh, dus je bent nog wel hier? Ik heb je de hele dag niet gezien!’ zei Kian. Bespeurde ze een deeltje bezorgdheid in zijn stem? Had hij gedacht dat ze was vertrokken zonder hem, of dat ze haar hadden betrapt? Of misschien had hij door gehad dat ze de tijd nodig had gehad en maakte hij enkel een grapje.
‘Ik ben hier.’ Maurelle stak haar handen in haar zakken en keek om zich heen. ‘En, wat vindt je van Begindag?’
Daynty
Internationale ster



De oude man had niet gelogen. Er was inderdaad muziek - met het vallen van de avond zweefden de eerste tonen behoedzaam de binnenplaats van Kamp Haldor op, nog aarzelend en aftastend of zijn bewoners hier wel voor in de stemming waren. En of de klanken de priemende, koude blik van de opzichter konden overleven, die zich had geïnstalleerd op het rotspodium tegen de achterste bergwand en daar op een comfortabel uitziende, met fluweel beklede stoel zat. Het beeld dat dat creëerde vertoonde onmiskenbare gelijkenissen met een koning die op zijn troon zat. 
Kian zat aan één van de tafels uit de eetzaal die de openlucht in waren gesleept. Terwijl hij met zijn vork wat restjes eten op het bord voor hem heen en weer schoof, observeerde hij continu de opzichter en de paar mannen die bij hem zaten. Enkele van zijn belangrijkste adviseurs, had Kian zich door een medegevangene laten vertellen. Of het kwam door deze zeldzame uren zonder verplichtingen of door het betere eten wist hij niet, maar iedereen was een stuk spraakzamer vandaag. Zo had hij geleerd dat de man die rechts naast Dragos zat, heer Velar was en de belangrijkste vertrouweling van de opzichter. Tevens was heer Velar degene die jaren geleden het idee van een vrije dag had geopperd en doorgedrukt. Dat was een gegeven dat Kian heel de dag bezig had gehouden, naast de tijd die hij had besteed aan het zoeken naar Maurelle. Waarom gunden ze de gevangenen zo’n vrije dag? Begindag was belangrijk in Veros, maar het zou hooguit iets zijn dat de opzichter en zijn mannen zouden vieren. Niet iets dat van belang was voor de gevangenen. 
Het leek hem niet dat heer Velar zo met de gevangenen te doen had dat hij hen een vrije dag gunde - daarvoor zag de man er te sluw uit, te gehaaid, zoals hij zijn blik keer op keer over de mensen voor hem liet gaan. 
Een ander interessant figuur op het podium was de man die helemaal links zat. Hij leek een beetje buiten het clubje te vallen, mengde zich niet zoveel als de anderen in de gesprekken die gevoerd werden. Hij was heer Eyad en schijnbaar heerste hij over de regio waar Kamp Haldor onder viel. Zijn titel was echter voornamelijk een formaliteit, had Kian geleerd. De vader van de man was gestorven in de strijd tegen Veros’ legers twintig jaar geleden, toen heer Eyad zelf net twintig was geweest. De commandant van het legioen dat hem had verslagen, had hem een ultimatum gesteld: zijn loyaliteit geven aan de keizer of hetzelfde lot als zijn vader ondergaan. 
Het feit dat hij nu hier zat, twintig jaar later, vertelde Kian genoeg over welke keuze hij uiteindelijk had gemaakt. 
Wat Kian nog meer verbaasde dan de spraakzaamheid van de gevangenen, was wat ze allemaal wisten. De informatie over Dragos en zijn adviseurs, over bepaalde soldaten, werknemers en slaven. Beseften ze zelf wel hoeveel ze eigenlijk wisten als ze alle stukjes en beetjes informatie die verspreid waren over de gevangenen bij elkaar legden? Hij nam elk beetje kennis dat hem ter ore kwam zorgvuldig in zich op, terwijl hij probeerde niet al te gretig over te komen. 
Hij moest Maurelle spreken. Hoe meer hij nadacht over alles dat hij te weten was gekomen vandaag, hoe sterker de drang werd om haar erover te vertellen, om haar nog een keer te overtuigen als dat nodig was. Hij kon niet wachten om haar beslissing te horen, maar hij had haar al de hele dag niet gezien. 
Kian stond op het punt om zich zorgen te maken over dat feit - wat als iemand hen had horen praten en haar had verraden? - toen hij haar stem boven de tonen van de muziek uit hoorde. Even lukte het hem niet om de bezorgdheid te verbergen, maar hij drukte het weg zodra hij dat merkte. 
Hij snoof kort bij het horen van haar vraag. ‘Ik weet niet goed wat ik ervan moet vinden,’ antwoordde hij gedempt terwijl hij een blik om zich heen wierp. ‘Maar het is fijn om een dag niet te werken, om goed te eten.’ Hij vertelde haar niet dat hij het niet vertrouwde. Niet hier, waar zoveel mensen het konden horen. Hij kon zijn verdere nieuwsgierigheid echter niet bedwingen. ‘Heb je erover nagedacht?’ 


Demish
Internationale ster



Het was allemaal nog onwerkelijk. Ging ze dit echt doen? Zou ze echt mee gaan in het plan van Kian? Wat als ze het niet zou overleven? Wat als het plan al zou mislukken voordat ze de kans zouden krijgen om het uit te voeren? Het was gekkenwerk. Iedereen zou haar uitlachen. Ze zouden haar waarschijnlijk binnen enkele minuten verraden. Het was niet iets wat ze hoorde te doen, maar Kian zijn woorden hadden zich vastgenageld in haar hersenen en ze kwamen er niet meer uit. Ze moest het proberen, als dat betekende dat zij en Kian een kans hadden om weg te komen uit kamp Haldor.
Maurelle realiseerde zich dat er nog altijd een grote kans was dat het hen niet zou lukken. Ondanks dat ze dit wilde, had ze nog altijd hoop dat Kian dat uiteindelijk ook zou beseffen en dat hij zich er uiteindelijk bij neer zou leggen. Hij was slim genoeg om te merken dat zijn plan niet zou slagen. Wie weet zou het helpen als hij de komende weken zou merken dat het plan te langzaam vooruit zou gaan. Dat er geen schot in de zaak zou zitten. Maurelle zou hem niet bewust tegen werken, dat zou het kamp al voor haar doen.
‘Dat heb ik,’ liet ze hem weten. Ze zou niet benadrukken wat hetgeen was waar ze over na had gedacht. Als er ook maar één spion in de buurt was. Eén soldaat van Dragos die zich had verkleed als een gevangene, dan zou het voorbij zijn. Maurelle vroeg zich af of ze dit graag deden. Of er daadwerkelijk soldaten waren die stonden te springen om als gevangene tussen hen te lopen, of dat het het soort taak was waar ze om moesten lopen, omdat geen van hen zich wilde mengen met de stukken vuil die ze dagelijks voorbij zagen komen. Ze gokte op het laatste, al zouden ze misschien wel een kick krijgen uit het eventuele verraad wat ze zouden kunnen plegen.
‘En?’ vroeg Kian. Hij wilde zijn antwoord, duidelijk. Ze zag de sprankeling in zijn ogen, de hoop op een positief antwoord. Hij wist dat als Maurelle niet mee zou werken, zijn plan weinig kans van slagen had. Dan zou hij een ander moeten vinden en Maurelle betwijfelde of hem dat zou lukken, aangezien zij de enige was die hem volledig aan had willen horen, zonder weg te schuifelen en hem te negeren.
‘En…,’ ze dacht na over de beste manier om hem te vertellen dat ze het wilde doen, ‘En, ja. Ik wil graag met je dansen.’ 
Glimlachend stak ze haar hand uit naar Kian. Haar lach werd nog iets groter toen ze de verbaasde blik van de jongeman zag. Hij had duidelijk niet verwacht dat ze met zo’n antwoord zou komen en hij leek verward te zijn door de plotselinge wissel van onderwerpen. Lachend stak ze haar hand nog iets verder naar hem uit. ‘Nou, kom op.’
‘Ik…’ Kian fronste, maar hij nam haar hand wel aan. Hij stapte van de houten bank af en Maurelle trok hem mee naar de plek waar meerdere gevangen stonden te dansen. ‘Waarom gaan we dansen?’
‘Omdat je dat aan me vroeg. Weet je nog, gisteren?’ Maurelle hoopte dat hij haar hint zou begrijpen. Ze probeerde het zo onschuldig mogelijk te laten lijken. Alsof er niks meer aan de hand was dan een jongeman die een meisje ten dans had gevraagd, waarop zij had gereageerd dat ze het nog niet zeker had geweten. Nu kwam ze met haar antwoord en sleurde ze hem mee de dansvloer op, om vervolgens te dansen. Het leek Maurelle een zeer onschuldige situatie, waar de soldaten niks van zouden kunnen vinden.
De muziek om hen heen was snel en vrolijk. Het zorgde er voor dat velen om hen heen grote stappen maakten, sprongen en rondjes draaiden. Het was niet de favoriete keuze van Maurelle. Waarschijnlijk ook niet van de spelers, maar de opzichters zouden het niet toelaten als er tragere muziek zou worden gespeeld. Het was immers feest en er was een hoop te vieren. Tenminste, voor hen. Toch liet Maurelle zich niet tegen houden en begon ze op de maat mee te dansen, met Kian zijn hand nog altijd in die van haar.
Daynty
Internationale ster



Kian wist niet wat hij zou doen als haar antwoord nee was. Als de angst in haar sterker was dan de hoop, als het effect van Dragos’ afschrikwekkende praktijken het verlangen naar een écht leven overwonnen. Hij wist niet wat hij dan zou doen, alleen dat het hem zou verscheuren. Niet alleen omdat zij hun beste kans op een ontsnapping vormde, maar ook omdat hij haar hier zo graag weg wilde halen. Ondanks alle gruwelijkheden van het kamp had Maurelle hem een sprankje menselijkheid getoond. Ze had hem benaderd toen hij die eerste dag in elkaar was geslagen door de soldaten en ze had geprobeerd hem van zijn gevaarlijke plannen af te houden. Aan de buitenkant mocht ze misschien afstandelijk en onverschillig voordoen, maar onder die oppervlakte verschool zich wel degelijk een zachtaardiger karakter, iemand die om anderen wilde geven, maar dat niet deed omdat het de kampsoldaten iets gaf om haar mee te breken.
Het duurde een paar seconden voor het Kian begon te dagen waar Maurelle het over had met haar woorden dat ze wel met hem wilde dansen. Hij was zo gefocust geweest op de hoop dat ze ja zou zeggen, dat haar antwoord op de vraag, verborgen in onschuldige woorden, in de eerste instantie compleet langs hem heen was gegaan. Pas toen hij haar veelbetekenende blik zag, drong het tot hem door. Zijn ogen werden even iets groter van verbazing en onbewust nam hij haar hand wat steviger beet terwijl ze zich tussen de andere dansende mensen begaven. 
‘Echt waar?’ vroeg hij, ergens bang dat hij zich verbeeld had wat ze zei. Dat dat zo was waar hij op hoopte dat zijn hersenen een loopje met hem namen. Maar Maurelle glimlachte - aarzelend, maar ze glimlachte - en knikte. Kian meende een glimpje verbazing in haar ogen te zien, alsof ze zelf ook niet helemaal kon geloven dat ze ermee instemde. 
‘Weet je het zeker?’ 
Ze knikte nogmaals. ‘Anders had ik hier nu niet met je gestaan.’
Die woorden trokken hem gedeeltelijk terug naar de werkelijkheid, naar het toneelstukje dat ze op moesten houden voor de mensen om hen heen. Dat ze gewoon twee mensen waren die graag met elkaar wilden dansen en even de ellende wilden vergeten. 
Het voelde onwennig om mee te bewegen op de tonen van de muziek, om mee te golven met de mensen om hen heen. Het grootste gedeelte van de gevangenen danste niet, maar stond in groepjes eromheen of zat nog aan de tafels. Sommigen propten zoveel eten naar binnen als ze konden op deze zeldzame dag dat er genoeg was, anderen praatten met elkaar, weer anderen staarden alleen stilletjes voor zich uit of trokken zich al vroeg terug in de slaapbarakken. 
Het dansen deed hem denken aan de tijd voor de gefaalde revolutie, een tijd die jaren geleden leek ondanks dat er slechts een paar weken waren verstreken. Niet dat de situatie voor de revolutie zo goed was geweest - er was niet voor niets een opstand geweest - maar het Avarena van nu was nog vele malen erger dan het Avarena van twee maanden geleden. Alsof Veros wilde laten zien wie de baas was. 
Alsof het iets van plan was.


Demish
Internationale ster



Maurelle had al velen Begindagen meegemaakt in kamp Haldor. Als klein meisje had ze de geniepigheid er niet van in gezien. Toch had ze het nooit honderd procent vertrouwd. Ze had het vreemd gevonden dat er opeens een dag was geweest waarop er meer had gemogen. Toen ze ouder was geworden en, zoals iedere puber, een mening had gevormd over de wereld om haar heen, had ze in gezien wat er daadwerkelijk rond ging op een dag zoals deze. Het was dan ook een lange tijd geleden dat ze mee had gedaan aan de festiviteiten. Ze kon zich niet eens herinneren wanneer ze voor het laatst echt had gedanst.
Ze zag aan Kian dat ook hij het onwennig vond om hier te staan. In zijn ogen stond een bepaalde blik. Was het nostalgie wat ze bij hem bespeurde? Dacht hij terug aan betere tijden? Had hij die gehad? Maurelle besefte zich dat ze vrijwel niets wist van Kian zijn leven voordat hij in het kamp was gekomen. Ze had hem er nooit naar gevraagd. Dat was immers de ongeschreven regel. Je vroeg men niet waarom ze in het kamp waren beland. Daar speculeerde je simpelweg niet over. Nu ze samen zouden gaan werken, wilde Maurelle echter wel meer over hem weten.
‘Je danst niet slecht,’ complimenteerde Maurelle hem met een plagende ondertoon. Kian bewoog op de muziek, in de maat. ER waren mensen die daar minder goed in waren. Zelf had Maurelle voor een lange tijd geen aandacht besteed aan de muziek, maar voor het eerst waardeerde ze de melodieën en noten die werden gespeeld. Het hinderde haar niet dat de mensen om haar heen soms tegen haar aan stoten, of dat iemand voor haar voeten viel doordat ze te wild aan het springen was. Haar focus lag bij Kian, die haar compliment met fronsende wenkbrauwen in ontvangst nam.
‘Had je iets anders verwacht dan?’ vroeg hij, terwijl hij haar hand vastnam en haar een rondje liet draaien onder zijn arm door. Maurelle haalde enkel haar schouders op.
‘Ik heb eigenlijk geen idee hoe je verder in elkaar zit.’ Hij was slim en sluw. Hij was strategisch en volhardend. Dat alles had ze op kunnen maken uit zijn woorden en plannen, maar voor de rest had ze geen idee welk mens er eigenlijk schuil ging achter Kian. ‘Kun je me iets vertellen? Iets willekeurigs?’
‘Iets willekeurigs?’ Kian herhaalde haar woorden alsof ze hem de meest moeilijke vraag ooit stelde. Hij keek haar bedenkelijk aan, zoekend naar een feitje over zichzelf wat hij hier zou kunnen onthullen zonder dat het teveel informatie zou bevatten.
‘Ik houd van appels,’ antwoordde hij simpel. ‘Dat is mijn favoriete fruit.’
‘Appels?’ Maurelle kon het niet helpen. Ze moest lachen om het simpele feitje dat haar liet weten dat hij dol was op een specifiek soort fruit. ‘Groen of rood?’
‘Groen,’ antwoordde Kian.
‘Bah. Die dingen zijn veel te zuur.’ Maurelle voelde al een rilling over haar rug lopen bij het idee van een zure appel tussen haar tanden. Sowieso waren appels niet haar favoriet. ‘Geef mij maar peren. Of perziken.’
Het tempo van de muziek veranderd en werd sneller. De mensen om hen heen begonnen te springen en te huppelen. Ze dartelden over de droge grond terwijl ze elkaar vasthielden. Lachend keek ze naar Kian, waarna ze zijn handen vastnam en rondjes begon te draaien. Alsof ze niet net hadden besloten om te ontsnappen. Alsof ze “feest” aan het vieren waren, zoals ieder ander.
‘Wat nog meer?’ vroeg ze nieuwsgierig.
‘Ik heb ooit een paard terug gestolen.’
‘Een paard?!’ Maurelle pakte wel eens kleine dingen. Dingen die niet opvielen. Maar een paard, dat was een indrukwekkende prestatie. ‘Dat is indrukwekkend.’ Zo leerde ze nog iets nieuws over hem. 
Daynty
Internationale ster



Het was wonderbaarlijk hoe snel iets dat een maandje geleden nog normaal was, nu vreemd aanvoelde. Het dansen voelde onwennig, alsof zijn lichaam even in het geheugen moest graven naar de bewegingen. En het was raar om zulke willekeurige dingen over zichzelf te vertellen. Alsof ze gewoon twee normale mensen waren die elkaar hadden ontmoet in een normale wereld. De priemende blikken van de soldaten langs de rotswanden herinnerden Kian eraan dat ze niet in een normale wereld waren. Ergens maakte dat het moeilijk om de poort naar zijn leven voor de revolutie over te zetten. Want die tweedeling leek er te heersen in zijn herinneringen: voor de revolutie en na de revolutie. Twee compleet verschillende werelden. 
Kian kon een klein lachje niet verbergen bij het zien van Maurelles grote ogen. 
‘Ik was twaalf. Twee zoons van een rijke boer uit een nabijgelegen stad hadden het paard van mijn ouders gestolen. Gewoon, omdat ze dat leuk vonden, en omdat ze arrogant waren,’ vertelde hij. ‘Ze wisten niet dat ik ze had gezien. Mijn ouders wilden het laten gaan omdat ze geen problemen waren met de boer, die loyaal was aan de keizer. Dus ik ben die nacht zelf naar de boerderij gegaan en heb ons paard mee teruggenomen.’ Een flauwe glimlach verscheen op zijn gezicht bij de gedachte aan de herinnering. ‘Mijn ouders waren woest toen ze er de volgende ochtend achterkwamen. Volgens mij hebben ze me er zelfs nooit voor bedankt.’
Kian zag een minuscuul lachje om Maurelles lippen verschijnen. Niet het scherpe, spottende lachje dat ze had vertoond bij het horen van zijn gestoorde plannen, maar een echte lach. Eentje die ook haar ogen bereikte. Het liet haar gezicht oplichten en maakte even dat ze straalde. 
Hij wist nu al dat hij haar vaker wilde zien lachen. 
‘Dus vroeger was je ook al zo roekeloos,’ merkte ze op. Een opmerking die hij aan had kunnen zien komen, Maurelle kennende. Onschuldig haalde hij zijn schouders op. 
‘Maar het is wel erg nobel van je.’ Hij liet haar nog een rondje draaien. ‘Dat je dat voor je ouders gedaan hebt.’
Kian knikte. Hoewel zijn ouders flink boos waren geweest, had hij nooit spijt gehad van de actie. Het gevoel van voldoening dat het hem had gegeven om die twee arrogante jongens hun plezier te ontnemen en rechtvaardigheid te krijgen, zou hij nooit vergeten. 
‘Maar genoeg over mij.’ Kian ontweek twee kinderen die tussen hen door schoten. ‘Nu is het jouw beurt om iets te vertellen.’
Maurelle trok haar wenkbrauwen op alsof ze verrast was dat ze de vraag terugkreeg. Hij wierp haar een veelzeggende blik toe - ze ging hier niet onderuit komen. 
‘Wat wil je weten?’ 
Kian wist dat het makkelijk was om van haar te vragen ook een leuk feitje over zichzelf te vertellen, maar hij wilde niet zomaar iets weten. Of eigenlijk wilde hij dat wel - maar nog liever wilde hij haar beter kunnen begrijpen. Waarom ze hier deed wat ze deed, waarom ze toch had besloten hem te helpen - die eerste dag en nu met het ontsnappingsplan. Maar bovenal was hij benieuwd naar de reden waarom ze hier zat. Hij wist echter dat hij die vraag niet zomaar rauw op haar dak kon gooien. 
‘Wat vond je leuk om te doen?’ vroeg hij daarom uiteindelijk. Het lied kwam ten einde en hij leidde haar mee de dansvloer af, naar één van de tafels. ‘Voordat je hier kwam.’


Demish
Internationale ster



Het was te verwachten dat Kian haar eigen vraag weer op haar af zou vuren. Hij zou zich niet blootgeven zonder dat ook zij hetzelfde lot zou moeten ondergaan. Dat hij haar de vraag had gesteld, had haar wenkbrauwen dan ook omhoog doen veren. Ze had niet eens nagedacht over haar antwoord op deze vraag. Wat had ze leuk gevonden als een jong meisje? Wat kon ze aan hem vertellen wat onschuldig genoeg was om te weten?
Kian had haar naar één van de tafels begeleid. Maurelle nam plaats op de houten bank die er stond en dacht na over de vraag die hij haar had gesteld. Ze probeerde zichzelf in te beelden als kind. De waarheid was dat die herinneringen ver naar beneden waren gezakt. Wellicht had ze die ooit zelf weggedrukt. Het was een herinnering aan iets wat niet meer was. Iets wat nooit meer kon zijn. Om vast te houden aan het idee dat ze ooit vrolijk rond had gerend, geen zorgen had gehad… Dat was een lange tijd geleden. Zo lang zelfs, dat Maurelle moeite had om een goed antwoord te vinden op de vraag die ze zelf had bedacht.
‘Knutselen,’ besloot ze uiteindelijk, waarna ze kort in haar handen wreef en haar vingers bekeek. Ze kon zich herinneren dat ze het leuk had gevonden om materialen bij elkaar te zoeken en daar het één en ander van te maken. Ze had geen voorbeeld nodig gehad. Het plaatje in haar hoofd had ze na kunnen maken. Het was haar niet altijd gemakkelijk af gegaan, maar ze was altijd blijven doorzetten en dat had er voor gezorgd dat ze altijd een mooi resultaat had gekregen van haar harde werk. ‘En gewoon buiten spelen. Rennen, in bomen klimmen. Dat soort dingen.’
Op een kinderlijke manier ergens van kunnen genieten, dat was iets wat voor een lange tijd al van haar af was genomen. Sinds keizer Darius aan de macht was, waren de mensen om Maurelle heen verdwenen. Meer en meer mensen waren verplaatst naar de werkkampen. Zo ook zij zelf. Nog voordat ze was vertrokken, was haar onschuld al verdwenen. De soldaten van de keizer hadden iets van haar afgenomen. Dat was echter slechts het begin geweest, want Dragos had het alleen nog maar erger gemaakt.
‘Knutselen?’ herhaalde Kian, alsof het een hele vreemde hobby was geweest voor een kind. Maurelle vond van niet, waardoor ze ook vragend zijn kant op keek. Kian schudde enkel zijn hoofd, met een minimale lach op zijn gezicht. ‘Ik had het denk ik niet verwacht. Wat maakte je dan?’
‘Oh, van alles.’ Maurelle haalde haar schouders op. ‘Huisjes, poppetjes. Soms een kattepult, als ik de juiste stokjes kon vinden. Je weet wel, zo’n eentje met al twee uiteindes, waar je dan iets tussen kon spannen.’ Maurelle maakte een letter v met haar vingers, om het aan Kian te illustreren.
‘En hoe lang was dat geleden?’ Maurelle trok haar benen op de houten bank en trok haar knieën op, zodat ze haar armen daar omheen kon slaan. Het was een vraag waar ze liever het antwoord niet op wilde geven, omdat het haar deed herinneren aan hoe lang ze daadwerkelijk al in kamp Haldor was. Lang, heel erg lang. Ze had al een hoop meegemaakt en dat was uiteindelijk ook de reden geweest die haar had laten kiezen om mee te doen met Kian. Ze moest hier weg.
‘Maurelle?’ Kian tikte haar voorzichtig aan met zijn hand. Waarschijnlijk had ze te lang in gedachten gezeten. Ze zuchtte en sloeg haar ogen neer.
‘Ik ben op een gegeven moment gestopt met tellen.’ Tijd was immers irrelevant op een plek deze. ‘Maar ik denk dat dat zeker meer dan tien jaar geleden is.’ Toen was ze net een tiener geweest, daarvoor was ze al gestopt met het vrolijk rondrennen en ongedeerd haar leven leiden. Ze wist echter zeker dat ze al tien jaar in het kamp zat, mocht het ondertussen niet al langer zijn.
Daynty
Internationale ster



‘Het is goed weer vandaag, vind je ook niet?’
Met opgetrokken wenkbrauwen keek Rheana opzij. Dimitri had de pas van zijn paard vertraagd tot hij stapvoets naast haar reed op de zandweg die door het platteland slingerde. Het was zo’n on-Dimitri-achtige vraag dat ze een paar seconden niet wist wat te zeggen. Sterker nog, het was überhaupt niets voor hem om haar een vraag te stellen, niet over dit soort onzinnige dingen. De enige momenten waarop hij tegen haar sprak, was als hij een bevel had om uit te delen. “Houd mijn paard eens vast”, “pak eens wat eten”. 
‘Ja…’ antwoordde ze terwijl ze de verwarring wegdrukte. ‘Het is erg mooi vandaag.’ 
Dat was geen leugen - nadat ze de vorige dag onder een grauwe, dik met wolken bepakte hemel hadden gereden, vergezeld door een bijna continue miezerregen, scheen vandaag de zon. Aarzelend en zich soms verstoppend achter een paar wolken, maar in ieder geval was het droog en Rheana genoot van de warmte iedere keer dat de zonnestralen op haar gezicht vielen. 
‘Ben je dat gewend? Mooi weer?’ 
De frons tussen haar wenkbrauwen werd dieper bij Dimitri’s volgende vraag. Ze vertrouwde het niet. Ze geloofde niet dat de soldaat in staat was aardig te doen tegen haar zonder dat hij daar iets bij te winnen had. 
‘Op het kasteel…’
‘Ik heb het niet over het kasteel.’ Dimitri wierp haar een blik toe alsof ze de vraag met opzet verkeerd begrepen had. Haar wantrouwen groeide. ‘Ik bedoel waar je vandaan komt.’
Rheana staarde hem even aan. Dus daar was hij naar aan het vissen geweest. Maar wat kon het hem schelen waar ze vandaan kwam? Heel even overwoog ze om hem af te schepen met een leugen - ze kwam gewoon uit Lavarr, dus wat bedoelde hij nou precies? - maar ze mocht niet vergeten dat hij die leugen zonder moeite door zou prikken. En als hij dat niet deed, dan zou Dain dat wel doen, die stilzwijgend achter hen reed. Ze hadden beiden waarschijnlijk jarenlange training gehad in het doorzien van leugens. Bovendien was de klank van haar naam niet bepaald gewoon in de regio rond de hoofdstad.
‘Ja,’ antwoordde ze uiteindelijk. ‘Daar was het vaak mooi weer. Warm, droog. Soms té droog, als de woestijnwind naar het oosten draaide.’ 
Het was een vage beschrijving, dat kon ze zien aan de nadenkende uitdrukking op Dimitri’s gezicht terwijl hij ongetwijfeld probeerde uit te puzzelen waar ze vandaan kwam. 
‘De oevers van de Resa,’ klonk het achter hen. 
Rheana keek achterom naar de luitenant. Haar blik kruiste met die van hem. Hij klonk niet overmatig nieuwsgierig, zoals Dimitri, maar ook in zijn ogen meende ze een glimp van interesse te zien. Ze vroeg zich af welk doeleinde die interesse diende. 
Met een kort knikje om zijn woorden te bevestigen draaide ze zich terug. ‘De oostoever.’ Ze hoopte dat Dimitri genoegen zou nemen met het antwoord. De Resa was een paarhonderd kilometer lang - een brede rivier die de scheiding vormde tussen de woestijn in het westen en de weelderige streken rondom Lavarr aan de oostkant van het water. Als Dimitri een specifieke plaatsnaam zou eisen, zou ze moeten liegen, bedacht ze zich. Rheana klemde haar vingers iets steviger om de teugels van haar paard. Ze kon hem niet vertellen waar ze was opgegroeid. Het kleine plaatsje was een bolwerk van de opstandelingen geweest en dat was wel de laatste associatie met haar die ze Dimitri wilde geven.
‘Waarom ben je naar Lavarr gekomen?’
Zijn volgende vraag was niet veel beter. 
Ik ben naar Lavarr gekomen om te spioneren voor het verzet, zodat ik daarna mijn broer kan bevrijden uit de gevangenis. Hij zit daar omdat hij is opgepakt bij de revolutie. 
Dimitri zou haar ter plekke neersteken als ze dat zou zeggen. Maar dat zou hij ook zo kunnen doen als het antwoord dat ze met Kaspian had geoefend niet overtuigend genoeg was. 
‘Er is veel verwoest langs de Resa toen de legers de opstandelingen neersloegen. Mijn ouders zijn… Ze zijn omgekomen. Bij een aanslag van het verzet.’ Het verscheurde haar vanbinnen om de gedachte aan haar ouders’ dood toe te laten nadat ze deze zolang had weggedrukt, maar het verdriet was in ieder geval niet gelogen. Ze zoog de frisse buitenlucht naar binnen en praatte door. ‘Ik ben weggegaan opzoek naar iets beters. Ik hoorde altijd veel verhalen over Lavarr van handelaren. Het klonk als de goede plek om naartoe te komen en dat was het ook.’
Het laatste deel leek Dimitri weinig te kunnen boeien. Zodra ze haar ouders en het verzet had genoemd, hadden zijn ogen zich vernauwd. ‘En je ouders waren niet toevallig bij die aanslag omdat ze erbij betrokken waren?’
Nu pas besefte Rheana wat hij eigenlijk probeerde te achterhalen - of haar loyaliteit wel daadwerkelijk bij de keizer lag. Maar hij kon onmogelijk weten dat dat niet zo was, toch? Had ze zich een keer versproken? Had hij haar gezien in de stad? Vanuit haar borstkas voelde ze de beklemmende greep van paniek omhoog kruipen. 
‘Ik… Ik… Nee, ze…’ 
‘Nou?’ Met een ferme ruk aan de teugels bracht Dimitri zijn paard tot stilstand, half voor het hare. Zijn ogen boorden zich scherp en achterdochtig in de hare en maakten de paniek alleen maar erger. Uit alle macht probeerde Rheana zichzelf bij elkaar te rapen - adem halen, rustig blijven - hopend dat het gewoon overkwam alsof ze van slag was door het verlies van haar ouders, waar Dimitri haar aan dwong te denken.
Demish
Internationale ster



‘Dimitri,’ zei Dain op een kalme toon. Hij zou niet snel snauwen naar zijn rechterhand, maar hij waardeerde niet de manier waarop hij zijn verzorger probeerde uit te horen alsof ze een crimineel was. Ze had zojuist toegegeven dat haar ouders waren overleden tijdens een aanslag. Dain wist niet hoe jong ze was geweest, maar dat moest een traumatische ervaring zijn geweest. Steeds vaker werd hij met zijn neus op de feiten gedrukt en zag hij wat hij, maar ook de andere soldaten, hadden aangericht. Rheana was levend bewijs van de onderdrukking die ronding. 
Zijn rechterhard had Rheana de weg versperd, waardoor ze gedwongen werd om antwoord te geven op een vraag die ze waarschijnlijk had willen ontwijken. Doordat zijn paard met touw vast was gemaakt aan het paard van Rheana, zou hij onmogelijk tussen beide kunnen komen. Wel kon hij naast Rheana staan. Gelukkig had Dain een houding die er voor zorgde dat hij nergens fysiek tussen hoefde te staan om zijn punt duidelijk te maken.
‘Vind jij het niet toevallig dat ze haar ouders en het verzet in dezelfde zin noemt?’ vroeg Dimitri wantrouwend. Dain schudde enkel zijn hoofd. Ze had enkel benoemd dat het om een aanval van het verzet was gegaan, waarschijnlijk op een troep soldaten zoals zijzelf. Soms ging het verzet te ver en raakten onschuldigen gewond. Bijkomende schadegevallen, noemden ze dat. Een term die Dain zelf ook ooit in de mond had genomen. Hij werd haast misselijk bij het idee.
‘Rheana reist met ons mee. Ze is geen gevangene of verdachte. Sterker nog, ze draagt zorg over mij. Dus ik stel het niet op prijs dat je degene die mijn verband dagelijks verwisselt, bevraagt alsof ze een crimineel is.’
‘Maar ze zei-‘
‘Rheana is niet de eerste slachtoffer van het verzet,’ merkte Dain op. Hij kon haar niet zijn slachtoffer noemen. Het slachtoffer van de onderdrukken. Dat zou zijn recent opgedane standpunt doen onthullen en dan zou Dimtri twijfelen aan zijn loyaliteit aan de keizer. Dat kon hij niet hebben. Voor nu bleef hij dan ook bij zijn oorspronkelijke standpunt: het verzat was verschrikkelijk, bruut en hield geen rekening met de inwoners van Lavarr. 
Dimitri snoof en keek twijfelend van Rheana naar Dain. Uiteindelijk nam hij genoegen met de antwoorden die hij had gekregen en de realisatie dat Dain het niet toe zou staan als hij nog verder door zou hameren op iets wat pijnlijk en traumatisch moest zijn geweest voor Rheana. Dimitri gaf zijn paard aan dat hij weer klaar was om te vertrekken. Dain koos er voor om naast Rheana te rijden, in plaats van achter haar, zoals hij voor het grootste gedeelte van de reis had gedaan.
Dain wist niet goed wat hij nu moest doen. Of hij zijn spijt moest betuigen tegenover Rheana, voor wat er met haar ouders was gebeurd, of dat hij zijn excuses aan moest bieden voor hoe Dimitri zich had gedragen. Wellicht allebei. Als dit een voorbode was voor de komende weken die ze samen door zouden brengen, dan beloofde dat niet veel goeds.
Uiteindelijk schraapte hij zijn keel, maar hij hield zijn ogen gericht op de zandweg voor zich. ‘Het spijt me van je ouders. Het verzat zou zich moeten schamen dat ze mensen opofferen voor een groter doel.’ Dain ging er vanuit dat dat was gebeurd. Dat het verzet een aanval had gepland op de omgeving waar Rheana en haar ouders waren geweest. Niet om de bevolking te terroriseren, maar omdat één van de troepen van de generaal in de buurt was geweest. Ze hadden vast niet gegeven om enkele slachtoffers als dat had betekend dat ze een klein deel van het leger hadden kunnen overmeesteren. Mensen zoals haar ouders waren daar het slachtoffer van geworden.
‘En het spijt me ook dat Dimitri soms niet weet wanneer hij geen ongepaste vragen kan stellen.’ Die zin sprak Dain wat harder uit, zodat Dimitri hem ook nog zou opvangen. ‘Hij verveelt zich snel.’
Daynty
Internationale ster



Dain had slechts één woord nodig om Dimitri op te laten houden met zijn verhoor. Ergens was Rheana jaloers op die autoriteit, maar tegelijkertijd mocht ze niet vergeten dat hij zijn autoriteit tevens gebruikt had om heel wat wredere bevelen uit te delen. Om burgers te laten sidderen van angst zelfs zonder ze met een vinger aan te raken. 
Een slachtoffer van het verzet. Ze sloeg haar ogen neer naar haar handen, die de teugels nog steeds stevig vastklemden. Ze wist niet zeker of ze de fonkeling van woede in haar ogen kon verbergen als ze naar de twee mannen bleef kijken. Ze was geen slachtoffer van het verzet. Ze was een slachtoffer van de keizer, van de generaal. Een slachtoffer van de Onyx, die het onderdrukken van haar en andere volkeren in goede banen leiden. 
Pas toen Dimitri zijn paard aanspoorde en resoluut een paar meter voor hen ging rijden, durfde Rheana haar adem uit te blazen. Wat had Dimitri zo wantrouwig gemaakt naar haar toe? 
Met een klein knikje nam ze Dains verontschuldigingen in ontvangst. 
‘Hoe houd je het al zolang met hem uit?’ Ze spoorde haar paard aan om ook verder te lopen, het bos in dat op hun pad lag.
Dain moest zachtjes lachen om de vraag. ‘Ik ben zijn lastige karakter gewend. We zijn al zolang vrienden, op een gegeven moment leer je ermee om te gaan.’ Hij staarde bedenkelijk voor zich uit, alsof hij terugdacht aan alles dat hij met Dimitri had meegemaakt. Het liet Rheana beseffen dat Dimitri ook alleen maar het beste wilde voor Dain, dat hij hem voor elk gevaar wilde behoeden. Wie weet wat ze samen hadden moeten doorstaan tijdens hun jaren bij de Onyx en op de academie. Het was de eerste keer dat Rheana iets van sympathie voelde voor de knorrige soldaat voor hen. Nu ze zoveel dierbaren was verloren, voelde ze zich meer en meer in staat om werelden te verwoesten om degenen die ze nog over had veilig te houden.
‘Misschien dat mij dat op een dag ook lukt,’ antwoordde ze wat mistroostig. Ze zag de band tussen haar en Dimitri niet snel veranderen in iets hartelijkers. En hoewel Dain het niet hardop uitsprak, kon ze aan zijn gezicht zien dat hij daar hetzelfde over dacht. 
‘Maar hij kan ook wel aardig zijn hoor, als hij wil. Hij is een goed man. Een goede soldaat en een goede vriend.’
Rheana keek naar de gestalte van Dimitri een eindje voor hem. Hij was loyaal, zo zou ze hem omschrijven. En die loyaliteit betekende niet perse iets goeds - niet voor haar, niet voor de onderdrukte volkeren. Niet voor alle onschuldigen die de keizer om wat voor reden dan ook uit de weg wilde hebben.
‘Hoelang kennen jullie -’
Haar zin werd abrupt afgebroken door Dimitri’s waarschuwende kreet. Zijn paard steigerde op het moment dat er aan weerskanten van het pad mensen uit de bosjes sprongen. Sommigen hadden een mes in hun hand, een enkeling een zwaard. Maar de meesten hadden provisorische wapens vast, zoals een tak of een steen. Hun kleren waren gescheurd en zaten onder de vlekken en ze oogden vermoeid en uitgemergeld. Toch herkende Rheana onmiddellijk de sierlijke, donkere lijnen en tekens die over de armen en handen van sommigen van hen kronkelden: het waren Eilin, een onderdrukt volk net als het hare, vluchtend voor de legers van de keizer. 
Demish
Internationale ster



De weg naar kamp Haldor, en Veros, was niet in alle opzichten een route die de meeste reizigers zouden kiezen. Het eerste gedeelte, richting het kamp, was echter een welbereden pad en Dain zijn gezelschap had een enkeling voorbij gezien, ieder verzonken in hun eigen reis. Toch was het niet vanzelfsprekend om vele reizigers tegen te komen. Mensen bleven in hun eigen stad, of streek. Inwoners van Avarena zouden niet snel buiten de stad treden om rond te trekken in Lavarr, net zoals dat de dorpelingen in de kleinere steden er ook niet snel voor zouden kiezen om naar de grote steden te trekken. Dat maakte iemand als Rheana, die van de Oostoever van de Resa naar Avarena was gereisd.
De verrassing van de groep Eilin was dan ook uit het niets gekomen. Het aanzicht van de groep was voor Dain alsof er een spiegel voor hem werd gehouden. Deze mensen, deze groep. Zij waren het resultaat van zijn acties. Natuurlijk antwoordde hij aan de generaal en de keizer. Het waren hun ideeën, hij voerde ze slechts uit. Dus hij zou de schuld bij de ander kunnen leggen, maar hoe kon hij dat doen als hij zo op de feiten werd gedrukt?
‘Zijn jullie op jullie achterhoofd gevallen?’ Het was Dimitri die de groep adresseerde, de arrogantie was hoorbaar in zijn stem. Met zijn hand gebaarde hij naar het zegel dat zijn paard droeg. Het teken van keizer Darius. Hadden ze echt niet geweten dat ze twee soldaten aan hadden gevallen? Dain betwijfelde het. De groep was groter, dus wellicht hadden ze gedacht dat ze hen zouden kunnen overmeesteren.
‘Stap van jullie paarden, en snel een beetje!’ Eén van de mannen probeerde dwingen over te komen, met zijn zelf geconstructureerde wapen in zijn hand. Het leek op een mes, vastgemaakt met touw aan een tak. Een geïmproviseerde bijl. De man bracht zijn woorden echter met niet al teveel zekerheid en zijn houding verried dat hij onzeker was. Dain zag echter ook de vastberadenheid in zijn ogen, gecombineerd met woeden. Vastberadenheid om te krijgen wat hij wilde. Woede, voor degenen die hem dit lot hadden opgedrongen.
‘Wij doen absoluut niks! Het enige wat zal gebeuren, is dat we jullie terugbrengen naar het dichtstbijzijnde legioen, waar de soldaten en de luitenant in leiding zal beslissen wat er met jullie gaat gebeuren.’
‘We hoeven dit niet te laten escaleren.’ Dain greep snel in. Met zijn rechterhand op zijn zwaard, klaar om een eventuele aanval te blokkeren -of het zo te doen laten lijken-, dwong hij zijn paard een paar stappen naar voren te nemen. Zo stond hij voor Rheana. Hij hoopte dat ze wist hoe ze zich zou moeten verdedigen, maar hij hoopte nog meer dat het niet zo ver zou hoeven komen.
‘We zijn gevlucht van mensen zoals jullie! Denk maar niet dat we terug gaan! Ik zeg het nog één keer: stap van de paarden af. Zo niet, dan-‘
‘Dan wat? Trekken jullie ons er af? Ik zie het jullie graag proberen!’ Soms wilde Dain dat zijn beste vriend in staat was om de situatie iets meer in te schatten. Ja, deze mensen waren uitgemergeld. Ze waren zwak en hun wapens stelden weinig voor, maar dat betekende niet dat ze volledig machteloos stonden tegenover twee soldaten en hun reisgenote.
Ze waren immers Eilin.
Hun lichamen en de elegante lijnen vertelden het verhaal van hun volk. Vechtersbloed zat in hen, evenals de vaardigheid om in de nabije toekomst te kunnen kijken. Dain vroeg zich af of ze de uitkomst van dit gevecht hadden gezien, of dat ze enkel roekeloos en wanhopig waren. Maar als je het voordeel had van de toekomst, dan zou je dat toch gebruiken?
‘Dimitri.’ Dain wilde voorstellen dat de twee gezelschappen ieder hun eigen weg zouden vervolgen, zonder da ze de Eilin zouden verlinken of in zouden leveren bij het dichtstbijzijnde leger. In ruil daarvoor zouden Dain. Rheana en zelfs Dimitri ongehavend verder kunnen reizigen.
Eén van de Eilin slaakte een kreet en rende op Dimitri af. Als een soldaat, en Dain zijn rechterhand, was Dimitri getraind in verschillende vechtstijlen, waaronder te paard. Dimitri greep naar zijn zwaard en blokkeerde de aanval, iets wat de Eilin leek te hebben voorzien, want met zijn vrije hand wist hij de soldaat van zijn paard te trekken.
Dain zijn eerste reactie was om zijn paard los te maken van Rheana. ‘Ga, nu! Breng jezelf in veiligheid. Ik geef je dekking.’
‘Wat? Nee!’ Rheana schudde resoluut haar hoofd. Ze hield zich in, maar aan haar blik was duidelijk te merken dat ze het geen verstandig idee vond dat Dain zou gaan vechten, gezien hij nog altijd verwond was en verzwakt. Dimitri was ondertussen al verwikkeld in een gevecht met twee anderen.
‘Rheana, dit is geen tijd voor discussies,’ siste Dain. Hij trok zijn zwaard en hield die beschermend voor zich, de punt gericht op een aantal Eilin die hun kansen nog in leken te schatten.
Eén van de Eilin balde zijn vuist en Dain meende dat hij zag dat de donkere lijnen over zijn lichaam bewogen. Er verscheen een gevaarlijke glimlach op zijn gezicht.
‘Je bent gewond. Of niet, luitenant Sindri?’

Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste