Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
16 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | The ghost within
Demish
Internationale ster



Zodra Mason had gehoord dat de soldaten het achtersteven zouden controleren, had hij geweten dat hij ontdekt zou worden. Hij had getwijfeld om het touw vroegtijdig los te laten, maar dat zou een plons hebben veroorzaakt en de aandacht van de soldaten hebben getrokken, waardoor ze hem meteen zouden hebben ontdekt. Toen hij de soldaat over de balustrade had zien kijken en het bevel had gehoord, had hij zijn lach in moeten houden. Als de man echt had gedacht dat hij door een simpel bevel wel omhoog zou klimmen, dan had hij hem verkeerd ingeschat. Op het moment dat er aan het touw getrokken was, had hij zich laten vallen.
Het koude water van de rivier had hem opgevangen en ondanks dat de rivier in eerste instantie rustig had geleken, was het de onderstroming die hem een stuk mee had gevoerd. Hij had zichzelf boven het wateroppervlak weten te brengen en hij had nog net Sera haar waarschuwing gehoord. Hij moest zwemmen, zo snel als hij kon.
De afstand naar de oever aan de linkerkant was verder weg geweest dan dat hij in eerste instantie had gedacht. Hij was in een schuine lijn verplaatst, met de stroming mee. Zo zou hij sneller bij de brug zijn. Hij kon alleen maar hopen dat Sera hetzelfde plan in haar hoofd had gehad en met de paarden de brug over zou galopperen, zodat hij zich daar bij hen kon voegen. Als hij alleen over zou blijven, wist hij niet hoe lang hij de soldaten te voet voor zou blijven. 
Mason had zich door het water en het riet geworsteld. Zijn kleding was doorweekt en hing zwaar aan zijn lichaam. Met zijn hand controleerde hij of zijn zwaarden nog altijd op zijn rug hingen. Toen hij het koele metaal voelde met zijn vingertoppen, haalde hij opgelucht adem. Meer tijd om te pauzeren had hij niet, want hij zag dat Sera, gelukkig, met de paarden had weten te ontsnappen en zijn kant op kwam.
Hij sprintte naar haar toe. Met het zicht op Sera, zag hij ook de zes ruiters die hen volgden. De afstand was nu nog groot, maar als Sera de tijd zou nemen om te stoppen met Yarin en de hengst, dan zouden ze hun voorsprong verliezen.
‘Rij alvast door, ik haal je wel in!’ schreeuwde Mason naar haar. Als hij de hengst zou kunnen bestijgen, dan zou hij hem wel aandringen om Sera en Yarin te volgen. Hij wilde niet het risico lopen dat Sera zou vertragen voor hem en dat ze allebei gepakt zouden worden door de ruiters. De soldaten die te paard ten strijden waren getrokken, zouden hun achtervolging immers niet zomaar staken. Niet nu ze wisten dat ze de verdwenen prins hadden gevonden.
De hengst naderde met de seconde. Mason nam zijn positie in, links van het pad wat de zwarte hengst voor ogen had. Hij stak zijn armen uit, klaar om het zadel vast te grijpen en zich met het paard mee te laten voeren. Hij hoopte dat het paard hem zou vertrouwen, aangezien hij niet de rechtmatige eigenaar was. Als het dier een ander plan zou trekken, dan had Mason een groot probleem.
De hengst was slechts een meter van hem af. Mason begon te rennen, om vaart te maken voor zijn sprong. Hij wist het zadel vast te grijpen en na een paar vlugge stappen, trok hij zijn lichaam omhoog en wierp hij zijn rechterbeen over het paard. Enigszins verbaasd dat het gelukt was, greep hij de teugels vast. 
De adrenaline gierde door zijn lichaam. Met zijn hakken spoorde hij de hengst aan om sneller te galopperen, zodat ze achter Sera en haar merrie aan zouden kunnen. ‘Dankjewel,’ fluisterde Mason naar het paard, oprecht dankbaar dat de hengst nog niet had besloten hem van zijn rug af te gooien.
Mason schudde zijn natte haren uit zijn gezicht. Hij zocht naar Sera, die enkele meters voor hem uit reed. Dit was de tweede keer dat ze hun vijanden te slim af was geweest.
‘Rijd naar het bos!’ riep hij vooruit naar Sera. Ze zouden daar de grootste kans hebben om de ruiters kwijt te raken. Het gedreun van de hoeven achter zich was nog niet verdwenen, wat betekende dat de soldaten het niet op zouden geven.
‘Prins Mason van Tassos, we hebben directe orders om u terug te brengen naar het paleis in Caralis!’ werd er achter hem geschreeuwd. Orders van wie? Zijn familie, zijn oom? De andere koning en koningin?
‘Ik geef niks om jullie orders!’ schreeuwde Mason terug. Wie hen ook op had gedragen om hem te vinden en terug te brengen, hij zou diegene niet geven waar ze naar zochten.
Zowel Sera als hij hadden de bosrand bereikt. Mason wist haar eindelijk in te halen. Hij had veel wat hij tegen haar wilde zeggen. Hij wilde haar bedanken voor de afleiding, voor de soldaten die ze uit had weten te schakelen en voor het feit dat ze, zonder het aan hem te vragen, had geweten wat zijn plan was geweest. Die woorden moest hij echte bewaren voor later.
‘We moeten ze afschudden!’ Het bos werd steeds dichter, wat in hun voordeel zou kunnen werken. Het belemmerde echter ook de paarden. ‘Of een plek vinden waar we beschut kunnen staan.’ Een overkapping van steen, een grot. Iets waar de ruiters hen niet zouden vinden. 
De omgeving werd donkerder. De lage, gouden zon die ze hadden gezien toen ze de controlepost hadden gevonden, leek al weg te zijn gezakt in het Odesameer. Mason wierp een blik op de lucht boven hem, die langzaam in verschillende tinten kleurde. Het had hem meer tijd gekost om te zwemmen dan dat hij had gedacht.
Daynty
Internationale ster



Ze waren gedwongen om hun snelheid terug te nemen zodra de bomen en struiken zich dichter om hen heen sloten. Alle begroeiing maakte het voor de soldaten lastiger om hen te volgen, maar zolang er geen zijpaden waren, zouden ze hen vroeg of laat vinden. 
Achter hen werden de stemmen van de soldaten en het gestamp van hun paarden zachter, ook zij moesten vaart minderen in het bos. Yarin manoeuvreerde zichzelf zo goed mogelijk om de obstakels heen, maar ze had helaas geen idee van alle laaghangende takken waarvoor Sera voortdurend moest bukken. Ze krasten langs haar gezicht en af en toe bleven ze haken in haar haren. Uiteindelijk werd het zo erg dat ze van Yarin af stapte. 
‘Heb je enig idee welke kant we op moeten?’ vroeg ze over haar schouder aan Mason. Hij wist het beste waar ter hoogte van de rivier ze nu waren en welke kant ze op moesten voor Qhal. 
‘Qhal ligt in het noordoosten.’ Hij wierp een blik richting de ondergaande zon en wees de goede kant op. ‘Maar we moeten eerst een plek vinden waar we ons kunnen verstoppen.’
Sera keek ook naar de avondgloren in het westen. Bij de controlepost was het nog volop licht geweest, maar nu voelde het alsof ze daarna nog uren hadden gereden. Ze wist echter zeker dat dat niet het geval was. Ze waren hooguit een half uur onderweg. Toch bedrogen haar ogen haar niet: de zon ging al onder. De schemering daalde over de wereld neer alsof iemand een deken uitrolde over het bos, plotseling en snel. Schaduwen doken op tussen de stammen en de vogels in de boomtoppen vielen stil. 
Yarin bewoog onrustig met haar hoofd. Ook zij voelde de verandering in het bos. Sera keek achterom naar Mason, waar haar blik met die van hem kruiste. In zijn ogen lagen de woorden die onuitgesproken tussen hen in hingen: er was iets vreemds aan de hand. 
Met één hand aan de teugels ging Sera voor over het smalle bospad. Een paar minuten lang waren ze alleen met de stilte en de geluiden van de paarden, maar plots werden deze doorbroken door een stem. Gealarmeerd keek Sera achterom, de soldaten waren sneller op hun ingelopen dan ze had verwacht. Achter haar sprak Mason zachtjes haar naam uit. 
‘Ik weet het’, mompelde ze. Als de soldaten hen te pakken kregen, was het gedaan met hun zoektocht voor deze begonnen was. Mason zou er misschien vanaf komen met een preek en een waarschuwing, maar Lyle van Tassos zou haar de kerker in gooien.
Sera versnelde haar pas en zocht ondertussen de omgeving af naar een plek waar ze zichzelf en de paarden konden verstoppen.‘Alles is hier zo…’
Abrupt bleef ze staan, turend naar een beweging die ze in de schemering bijna gemist had. Een eind verderop sloop iets geruisloos en huppend tussen de struiken en boomstammen door. In de eerste instantie leek het een donkere schim, maar toen ze beter keek, ving ze nog net een glimp op van een roodoranje vacht. 
‘Een vos’, fluisterde ze. Met grote ogen staarde ze naar de plek waar het dier verdwenen was tussen de bomen. In gedachten was ze echter terug bij de laatste keer dat ze in een bos was weggevlucht, drie jaar geleden. Toen had ze onder de schrammen en modder gezeten, verkleumd tot op het bot door de herfstwind en met tranen die van wanhoop over haar wangen liepen. Ze had op het punt gestaan om zich neer te laten zakken op de vochtige bosgrond en zich over te geven aan haar achtervolgers toen een vos haar naar een veilige plek had geleid. 
‘Sera? Wat is er aan de hand?’ Het geluid van Masons ongeruste stem trok haar uit haar gedachten. Ze hoorde hoe hij een van zijn zwaarden uit de schede haalde. 
‘Ik- Ik denk dat ik weet waar we naartoe moeten’, stamelde ze, nog steeds niet volledig beseffend wat er precies aan de hand was. Met een rukje aan de teugel leidde ze Yarin het pad af, over de bemoste bosgrond door in de richting waarin de vos verdwenen was. Hoe vreemd de vroege schemering ook was, ze was dankbaar voor de duisternis die voorkwam dat de soldaten hen zomaar konden spotten vanaf het pad. 
Haar hart bonkte in haar keel terwijl ze tussen de bomen door slingerde en Yarin om keien en struiken heen stuurde. Wat als de vos alleen maar een verbeelding was geweest? Wat als ze hen van het pad af leidde naar niets? De twijfels begonnen haar langzaam maar zeker in een greep te krijgen, tot er plots een steile helling tussen de bomen op doemde. Ze volgde de ronding aan de voet van de helling en na een klein stuk doemde er een donker gat links van haar op. 
‘Mason’, fluisterde ze verrukt. ‘Een grot!’
Demish
Internationale ster



Niks aan wat er om hen heen gebeurde, was te verklaren. De avond had nog niet mogen vallen. Ondanks dat ze de langste dag al ver achter zich hadden gelaten, was de schemer van Edon nog altijd laat in de uren. Dat het vandaag anders was, voelde alles behalve willekeurig. De vroeg gevallen schemer was echter niet het meest vreemde wat hen gebeurde, gezien Sera het een goed idee had gevonden om iets te volgen waar Mason zelf geen naam aan had kunnen geven, omdat hij het niet had kunnen zien. Toch had hij haar gevolgd, vertrouwend op haar instincten en dat Sera wel wist waar ze hem precies naar toe leidde.
‘Een grot?’ herhaalde Mason verbaasd. Hij had gehoopt dat ze er één tegen zouden komen, maar dat de inkeping in de rotsen zich als het ware voor hen, en hen alleen, presenteerde, had hij niet verwacht. Dankbaar dat de goden, of het bos, hen in bescherming wilden nemen, gaf Mason een rukje aan de teugels van de hengst en stapte hij langs Sera om als eerste de grot binnen te wandelen. Zijn stappen echode na in de holle stilte, gepaard met die van Sera den hoeven van de paarden. Het was donker en het voelde klam aan, al kwam dat misschien door de natte kleding die plakte aan zijn lijf. Zonder een bron van licht zouden ze niet te ver de grot in kunnen lopen. Echter, een vuur maken te dichtbij de uitgang van de grot, zou de ruiters alsnog op hun spoor kunnen brengen.
‘Wat zag je precies, tussen de bomen?’ vroeg Mason op een fluisterende toon. Hij wist niet wat zich in deze grond bevond, of wie. Hij wilde geen slapende honden wakker maken.
Het bleef stil achter hem. Hij wierp een blik over zijn schouder, maar het was moeilijk om haar silhouet te onderscheiden nu ook het laatste beetje licht achter hen verdween. Hij draaide zich weer om en kwam meteen tot stilstand toen hij twee goudgele ogen in het donker zag.
‘Dat,’ sprak Sera voorzichtig.
‘Een vos?’ Vossen leefden niet in grotten, zoveel had hij nog wel opgestoken van zijn lessen toen hij jonger was geweest. Het kon dus niet zo zijn dat ze de woonplek van de vos hadden verstoord. Was het dan mogelijk dat het dier hen hier naar toe had willen leiden, weg van de soldaten die achter hen aan hadden gezeten?
De goudgele ogen doofden langzaam uit in de duisternis en Mason hoorde het getrippel van de vos haar poten. Vreemd, heel vreemd.
‘We moeten vuur maken. Zeg me alsjeblieft dat er iets in die tassen zit waarmee we dat kunnen doen.’ Toen Sera deze middag de tassen al vast had gemaakt aan de zadels van de paarden, had Mason met gefronste wenkbrauwen toegekeken. Nu was hij haar dankbaar. De meest belangrijke spullen hadden ze mee weten te smokkelen. Dat zijn kleding was achtergebleven op de boot, was een probleem later.
‘Geef me een moment,’ zei Sera. Mason knikte, al besefte hij zich al snel dat ze dat waarschijnlijk niet zou kunnen zien. Een andere realisatie die zijn gedachten binnendrong, terwijl Sera opzoek was naar materiaal om vuur mee te maken, was dat hij haar niet eens had bedankt voor alle briljante acties die ze uit had gevoerd in het afgelopen uur. Zonder haar had hij het nooit kunnen redden.
‘Sera?’ hij schraapte zijn keel, ‘dankjewel, voor net. Je hebt echt mijn leven gered, in ieder geval een soort van. Als je de soldaat die me had gespot niet bewusteloos had geslagen, de ander had bevochten en niet van het schip had kunnen geraken…’ Mason schudde zijn hoofd. Dan had hij al vast gezeten in een wagen, terug naar Caralis. ‘Ik had het niet gered in mijn eentje.’
‘Geen dank.’ Sera klonk afwezig, alsof ze haast niet op had gevangen wat hij tegen haar had gezegd. Eigenlijk wist hij dat wel zeker, want hij had een bijdehante opmerking van Sera verwacht.
Sera bewoog langs hem heen. Dat kon hij nog net observeren, nu zijn ogen iets aan het donker waren gewend. Ze had iets in haar handen wat leek op een bosje takken. Ze knielde neer op de grond, maar veroorzaakte daardoor pijn bij haarzelf. Ze snoof en liet de takken los, die vielen op de grond, en greep naar haar zij. Niet weer.
‘Hé.’ Mason schoot haar te hulp door naast haar neer te knielen. Zo voorzichtig zocht hij met zijn hand naar haar rug, zodat hij haar kon ondersteunen. ‘Laat mij dat vuur maar doen. Ben je weer gewond? Is het je zij?’
Al tweemaal was het Sera geweest die het gevecht had gedragen. In het eerste gevecht had hij misschien een aandeel gehad, maar zij was degene die snel had gehandeld. Die had gevochten en had overwonnen. Dat was vandaag niet anders, terwijl hij naast een lange zwemtocht niets had gedaan. Dat voelde oneerlijk.
Mason zocht met zijn vrije hand op de grond en vond de vuurstenen die Sera mee had genomen. Als ze weer gewond was, dan hadden ze licht nodig om het te bekijken. Met een paar slagen had hij al snel voldoende vonken gecreëerd en ontstond er een klein vuurtje. 
De vuurstenen werden opzij geschoven en hij wierp een blik op Sera, die haar hand nog tegen haar zij had geklemd. Haar ogen stonden afwezig, waardoor Mason in eerste instantie dacht dat ze misschien teveel bloed had verloren. Daar leek het niet op, beoordelend op haar jurk en haar handen. Waar haar gedachten ook naar af waren gedwaald, het was een plek waar hij niet zomaar bij zou kunnen.
Om zichzelf nuttig te maken, stond Mason op en liep hij naar Yarin, zodat hij de naald en draad weer kon zoeken, samen met de fles sterke drank die ze eerder hadden gebruikt om haar wond te ontsmetten. Zodra hij alles had gevonden, plaatste hij de spullen naast Sera op de grond.
Het vuur bood net genoeg licht en warmte voor hen beide. Mason wierp een blik op zijn natte kleding. Het zou beter zijn als hij het zou laten drogen op de grond. Ook hij zou dan sneller opdrogen. Zijn handen vonden de zoom van de natte stof en hij trok zijn shirt over zijn hoofd. Hij plaatste het vlak op de grond, dichtbij het vuur. Zijn broek volgde daarna.
Mason zuchtte en liet zich langzaam zakken bij het vuur. Vanzelf gleden zijn ogen weer naar Sera. ‘Kan ik je ergens bij helpen?’
Daynty
Internationale ster



Met haar vingers tastte ze de plek van de wond af, waar een bloedvlek in haar jurk was verschenen. In het licht van het vuur kon ze zien dat het niet heel erg bloedde, wat haar een beetje geruststelde. Ze haatte het om gewond te zijn, om een punt van zwakte te hebben. En het vooruitzicht om zichzelf opnieuw te moeten hechten was ook niet heel aanlokkelijk. 
Sera vouwde het setje verbandspullen open, legde de dingen klaar die ze nodig had en trok de kurkdop van de fles drank. Daarna bracht ze een arm over haar schouder naar de sluiting van haar jurk. Gewoonlijk kon ze daar net bij - wat wel zo praktisch was als ze alleen reisde - maar de wond in haar zij trok pijnlijk. 
‘Je maakt het alleen maar erger’, merkte Mason aan de andere kant van het vuur op. Hij kwam overeind. 
Ze schudde haar hoofd. ‘Het lukt wel.’
Hij negeerde haar woorden, knielde achter haar neer en begon zwijgend de paar knoopjes bovenaan los te maken. Zodra ze los waren, schoof hij terug naar zijn plek bij het vuur, op een veilige afstand van haar. Vanonder haar wimpers gluurde ze naar Masons rug, waarvan de schaduwen van het vuur de spieren accentueerden. 
Vlak voor hij zich omdraaide en haar zou zien kijken, bracht ze haar aandacht terug naar zichzelf. Ze wurmde haar armen uit de mouwen van de jurk en duwde de stof naar beneden, waar ze het rond haar middel liet rusten. Kort inspecteerde ze de schade aan haar zij. Een paar hechtingen waren gesprongen en een druppel bloed trok een spoor over haar huid. Met wat drank ontsmette ze het en spoelde ze het bloed weg, waarna ze de wond droog depte.
Door de vlammen heen voelde ze Mason naar haar kijken. ‘Kun je het zien?’ vroeg ze met een opgetrokken wenkbrauw. Hij staarde naar haar zij, maar keek op bij het horen van haar vraag. Ze had het idee dat zijn ogen net iets langer bleven hangen op de band van stof die haar borsten bedekte. 
‘Ik vind het gewoon knap dat je jezelf kan hechten’, antwoordde hij met een knikje naar de draad die ze oppakte. ‘Ik denk niet dat ik dat zou kunnen.’
Sera schokte kort met haar schouders. In haar hoofd telde ze af van drie naar nul voor ze de naald door haar huid prikte. ‘Als je veel alleen bent, kan je niet anders.’ Dat betekende alleen niet dat het minder pijnlijk was dan wanneer iemand anders het deed, of dat het een prettig idee was dat ze een naald door haar eigen huid heen stak. 
Na een paar hechtingen maakte ze een knoop in het draadje, om vervolgens te beseffen dat ze niets bij de hand had om het mee door te snijden. Ze tastte met haar vrije hand over de stof van haar jurk, maar dolk lag buiten haar bereik. 
Mason zag haar kijken, want hij bukte naar voren en pakte de dolk van de grond. Hij stak hem naar haar uit, maar trok hem op het laatste moment weg voor ze hem kon aannemen. ‘Wat krijg ik terug voor al mijn hulp?’
‘Al jouw hulp?’ Sera probeerde het wapen uit zijn handen te grissen. ‘Ik kan me niet herinneren dat ik om jouw hulp heb gevraagd.’ Ze plaatste haar hand op de grond en keek hem aan. ‘Sterker nog, als ik het me goed herinner was jij het die mijn hulp wilde.’
‘Maar je kan niet ontkennen dat ik een heel nuttige toevoeging ben.’
Hij had geluk dat hij aan de andere kant van het vuur zat, anders had ze de grijns van zijn gezicht geveegd. Nu kon ze alleen maar gefrustreerd grommen. 
‘Nuttig is een groot woord’, kaatste ze terug. Ze keek hem aan zodat ze zeker wist dat hij haar ogen zag, en liet haar blik daarna langzaam en uitgebreid over zijn lichaam dwalen. ‘Maar een leuk uitzicht ben je wel.’
Hij kneep zijn ogen samen. ‘Misschien moet ik je maar eens laten zien hoe nuttig ik kan zijn.’ 
Geamuseerd keek Sera naar hem op toen hij zich naar haar toe bewoog. Hij kwam naast haar zitten en haalde dolk uit de schede. Ze strekte haar hand al uit om hem aan te pakken, maar hij klakte met zijn tong en duwde haar weg, om zijn handen naar de hechtdraad toe te brengen en deze met een soepel haal af te snijden. Met een fonkeling in zijn ogen keek hij haar aan. ‘Zie je wel?’
‘Hm’, mompelde Sera. Ze gooide de overgebleven draad terug bij de andere spullen, waarna ze zich een kwartslag Masons kant op draaide. Hij zat dichtbij, veel dichterbij dan nodig was, en de warmte die zijn halfnaakte lichaam zo vlakbij in haar losmaakte, was bijna net zo hevig als het vuur. ‘Ik geloof niet dat ik al overtuigd ben.’ Ze bracht haar gezicht dichterbij het zijne en likte langs haar lippen. ‘Misschien moet je me nog wat meer laten zien.’
Demish
Internationale ster



De schemering had hun gehuld in een onaantastbare sfeer van verwelkomend duister, gepaard met zacht licht en flikkerend vuur. Allebei hun lichamen waren vrij voor de ander om te bekijken. De rotswanden boden hen bescherming van de achtervolgers die ze waren ontvlucht en de nachtelijke gevaren. Ze zonderden hen af, alsof ze zich in een bubbel van magie bevonden. Eén die niemand, zelfs geen enkele god, zou kunnen doorbreken.
Sera haar lichaam was zo dichtbij dat de warmte, die van haar afstraalde, terugkaatste op zijn eigen huid. Mason had zijn ogen ontdekkend af laten glijden naar haar hals, borsten en middel. Toen ze tegen hem had gesproken, had hij enkel naar haar roze lippen gekeken. Ze likte haar lippen en daagde hem uit om zichzelf aan haar te bewijzen. 
Met twee vingers greep hij haar kin vast. Zijn duim streelde over haar onderlip. Zijn eigen gezicht was zo dichtbij dat haar warme adem samenvloeide met die van hem. Hij kon haar zoenen. Hij wilde haar zoenen, zo graag. Sera haar plan om hem te verleiden stak goed in elkaar, maar hij wilde haar niet zo gemakkelijk de slag laten winnen.
‘Je denkt dat ik het niet zal doen,’ fluisterde hij tegen haar. Hij trok zijn hoofd iets terug en trok één van zijn wenkbrauwen op. Zijn tanden nestelden zich in zijn eigen onderlip. Het spel dat Sera speelde, was hem wel bekend. De twee ervaren spelers zouden niet snel opgeven. ‘Je denkt dat ik het bij mij woorden houdt, of niet?’
‘Misschien kan je mij wel niet aan,’ kaatste Sera terug. Mason lachte. Zijn linkerhand legde hij op haar been. Langzaam, te langzaam, traceerde hij haar huid en bracht hij zijn vingers omhoog. ‘Je hebt al bewezen dat je een man van woorden bent, maar daar stopt het dan ook.’
De rok van haar jurk lag nog rond haar middel en was gedrapeerd over haar bovenbenen. Ongegeneerd bracht hij zijn hand onder de stof, terwijl hij haar blik vasthield. Hij zette druk op de huid van haar dij. ‘Mijn woorden alleen al zouden genoeg moeten zijn om je op je knieën te krijgen.’ Mason bracht zijn gezicht weer dichterbij, maar negeerde haar lippen volledig. Kort liet hij haar kaaklijn kennismaken met zijn lippen. Vluchtig, alsof hij snel iemand begroette. 
‘Is dat een beeld dat vaak voorkomt in je gedachten?’ Van de bedpartners die hij had gehad, had geen hem zo toegesproken als Sera. Uitdagend, verleidend. Hij had gedacht dat zijn uitspraak haar van de leg zou hebben gebracht, maar vastberaden had ze weer iets nieuws voor hem klaargezet. Een opmerking waar hij niet op voorbereid was geweest.
‘Ja.’ Mason zijn lippen vonden haar hals, dit keer hield hij haar huid iets langer vast. Zijn gedachten gingen naar de avond van de aanval, toen hij zich had ingebeeld dat hij met zijn lust voor Sera zijn gevoelens had kunnen verdringen. Zijn hand gleed langs haar dij en vond de rand van haar ondergoed. Plagend gleden zijn vingers daar langs. 
‘Al vanaf het moment dat je me vertelde wat lust voor iemand kon betekenen,’ bekende hij luisterend in haar oor. Zijn stem was laag en ruw, het verlangen brandde in zijn lichaam. Nogmaals liet hij een kus achter, dit keer lager in haar hals. ‘In mijn gedachten is het andersom. Ik op mijn knieën, jij voor me.’
Op het moment dat Sera haar lichaam naar voren boog, ontweek hij haar en trok hij zijn hand terug. Hij griste de fles sterke drank van de grond, draaide de dop open en nam een paar flinke slokken, terwijl hij met een triomfantelijke blik naar Sera keek.
Zonder iets te zeggen pakte ze de fles uit zijn hand en nam ook zij een paar slokken. Geïntrigeerd keek hij toe hoe haar lippen om de opening van de fles krulden en enkele druppels van de drank langs haar lippen naar beneden zakten, steeds lager.
Zijn hand greep naar de fles en zette die aan de kant. Hij had Sera willen frustreren, haar willen plagen totdat ze in zou geven, maar daarmee had hij zichzelf ook opgewonden en dat sterke, opbouwende gevoel kon hij niet langer negeren. Zijn lippen gleden langs de plekken waar de drank had gedruppeld, met zijn tong likte hij elk spoor van de alcohol op, er voor zorgend dat Sera elke aanraking voelde.
Plotseling leek haar lichaam nog te ver weg te zijn van het zijne. Het mochten niet langer alleen zijn lippen zijn die haar aanraakten. Zijn huid verlangde naar haar en het gemis werd groter met de seconde. Met haar wond in zijn achterhoofd nam hij haar op zijn schoot, hopend dat de pijn haar niet teveel zou worden. De stof van haar rok duwde hij naar achteren en onthulde haar bovenbenen. Eindelijk vonden zijn lippen die van haar en gretig ging hij in op de zoen.
Daynty
Internationale ster



Haar huid brandde onder zijn handen, vlamde op onder de plagende aanraking van zijn tong. Ieder stukje van haar lichaam verlangde naar hem en naar het genot waarvan de belofte in elk van zijn handelingen lag. 
Haar arm krulde zich om zijn nek toen Mason haar op zijn schoot trok. De pijn die die beweging teweeg bracht, werd bedolven onder het veel sterkere verlangen dat hevig als een zomerstorm in haar aanzwol. En op het moment dat zijn lippen eindelijk de hare raakten, was als de eerste regenbui na een eindeloze droogte. De zoen was rommelig en onstuimig en intens. Haar vingers begroeven zich in zijn haren en haar lichaam vormde zich naar dat van hem. Ze wilde zijn huid tegen de hare voelen, niet alleen waar hun handen en armen de ander raakten, maar overal. 
Ze kon de drank op zijn lippen proeven en zachtjes zette ze haar tanden in zijn onderlip, zoals hij vlak daarvoor had gedaan. Daarna bewoog ze haar gezicht een klein stukje achteruit. Haar vingers drukten zich steviger in zijn wang en ze ving zijn blik. ‘Waag het niet om nog eens op je lip te bijten,’ fluisterde ze. Het beeld stond op haar netvlies geprent, haar verleidend om alles wat ze deed met rust te laten en zich alleen nog maar aan hem over te geven. Als hij dat deed op een ongepast moment, kon ze niet beloven dat ze zich in zou houden. 
‘Of anders?’ Gefascineerd keek ze toe hoe Masons mondhoek omhoog krulde tot zijn scheve grijns. Ze wilde die grijns van zijn gezicht halen, hem vervangen door zijn lippen uiteengeweken in een zucht van genot, in een smeekbede als haar mond zijn lichaam aanbad. 
De hint van arrogantie in de manier waarop hij zijn kin hief bij het zien van haar starende ogen bracht haar heel dichtbij het toegeven aan de verleiding om naar haar gedachten te handelen. 
Sera bewoog haar gezicht dichter naar het zijne, maar op het moment dat hij haar tegemoet kwam, verplaatste ze haar lippen naar zijn kaak. Vederlicht streken ze langs zijn huid tot ze zijn oor vonden. ‘Dat wil je niet weten’, antwoordde ze fluisterend op zijn vraag. Masons vingers verstrakten om haar bovenbenen en brachten een tevreden glinstering in haar ogen. 
‘Wat nou als ik het je beveel te vertellen?’ De rauwe klank in zijn stem joeg een kriebel door haar lichaam. Sera lachte zachtjes om zijn woorden, een lichte vibratie die natrilde in hun beide lichamen.
Haar nagels gleden langs zijn hals, zijn schouder, tot haar hand bij zijn borstkas aankwam en daar bleef liggen, om hem achterover te duwen. ‘Ik laat mij niet bevelen.’
In zijn ogen verscheen een gevaarlijke schittering. Hij verplaatste een van zijn handen naar haar haren, waar zijn vingers zich met de lokken verstrengelden, en hij dwong haar voorover te buigen, over hem heen, tot hun bovenlichamen elkaar bijna raakten en haar gezicht vlak voor dat van hem zweefde. 
‘Weet je dat zeker…’ Zonder waarschuwing draaide hij hen met een soepele beweging om. Zijn arm achter haar langs liet haar zachtjes op de grond zakken. De voorzichtigheid in die beweging stond in een groot contrast met het ruwe randje waarmee hij zijn hand om haar kin klemde. ‘...Een bevel van de prins van Tassos negeren?’ 
Misschien was het de donkere blik waarmee hij haar aankeek, of de autoriteit in zijn woorden, maar het uitspreken van zijn titel ontlokte een zachte kreun aan haar voor ze het tegen kon houden. De scheve grijns keerde terug op Masons gezicht. Hij boog zich voorover.
‘Zo hoor ik het graag’, mompelde hij en hij begroef zijn gezicht in haar hals. Ze kon niet anders dan zich overgeven hem, terwijl ze haar eigen lichaam vervloekte omdat het haar zo gemakkelijk verraadde. Masons lippen vonden hun weg over haar sleutelbenen, verder omlaag tot ze bij de stoffen band kwamen. De behendigheid waarmee zijn vingers de haakjes ervan losmaakten, verrieden dat hij er niet onbekend mee was. Hoewel de gedachte aan Mason met een andere vrouw slechts een fractie van een seconde door haar hoofd flitste, beviel het haar allerminst. Haar handen vormden zich om zijn gezicht, trokken hem naar haar toe en ze zoende hem. Haar gretigheid dreef Mason aan om de stof te verwijderen van haar lichaam. Zijn handen vonden haar borsten en zijn lichaam drukte hard en verlangen tegen het hare. 
Demish
Internationale ster



Zijn lage, ruwe stem gaf hem de macht en controle over Sera haar lichaam. Woorden verlieten zijn mond zonder er over na te denken. Bevelen regen zich aan elkaar, gecombineerd met aanmoedigende woorden. Hij wilde weten wat ze dacht, waar haar handen naar toe gingen als ze alleen was en dacht dat niemand anders keek. Ondanks dat hij vaker voldoening had gehaald uit het opdragen van anderen, had het nooit zo goed gevoeld als nu. Dat Sera, de vrouw die hem al dagen lang keer op keer een opmerking terug gaf als hij er één maakte, een Jager van Edon, als warme honing in zijn handen voelde op het moment dat hij in haar oor fluisterde, bracht hem op een heel ander punt van opwinding.
Het kwam voor hem dan ook als een verrassing dat Sera de perfecte manier had gevonden om hem de mond te snoeren. Eerst door haar lippen vurig op die van hem te drukken en toen dat niet langer voldoende was geweest, waren haar handen en lippen naar de plek gereisd waar hij haar het allerliefste had willen hebben.
De grot had zich gevuld met hun gekreun en de brandende passie die ze allebei voor elkaar hadden gevoeld. Mason had haar naar een hoogtepunt gebracht voordat hij zijn eigen had gebracht, maar lang had het niet geduurd. Om Sera de controle te zien verliezen, haar heupen in schokken tegen die van hem te voelen terwijl hij haar met zijn stem had geleid, was genoeg geweest om hem over de lijn te duwen. Maar zelfs daarna was zijn verlangen om Sera aan te raken nog niet gedoofd en had hij precies dat gedaan waar hij met haar over had gesproken.
Mason had één van de paardendekens gepakt om onder hen te leggen en een mantel om hun warm te houden. Een kleine poging om het zo comfortabel mogelijk te maken.
Mason zat met zijn rug tegen de rotswand, de mantel over zijn onderlichaam. Sera lag op haar goede zij. Haar rode haren belemmerden het goede uitzicht dat Mason minuten geleden nog had gehad. Het vuur dat Sera aan had gestoken, brandde nog zachtjes.
‘En?’ vroeg Mason aan haar. Hij hield zijn hoofd schuin. Hij was haar uitdaging niet vergeten. Ze had hem gevraagd zichzelf te bewijzen. Of hij daadwerkelijk de nuttige toevoeging was die hij zelf had beweerd.
‘Wat, en?’ Sera trok haar wenkbrauwen op.
‘Ben ik een nuttige toevoeging?’ Met een grijs op zijn gezicht vouwde hij zijn handen achter zijn hoofd, zodat de harde rotswand hem niet irriteerde en hij tegelijkertijd nog Sera een kans kon geven om zijn bovenlichaam te aanschouwen.
Sera bestudeerde hem, een tevreden grijns lag rond haar lippen. ‘Het is een goed begin.’
Mason lachte en schudde zijn hoofd. ‘Er zijn mensen die me daarvoor zouden aanbidden als een god en jij doet alsof het niks is.’
Ook Sera lachte, waarna ze draaide en op haar rug kwam te liggen. Mason grinnikte nog na, maar hield verder zijn mond. Het lichaam van Sera had al voor haar gesproken en hij wist dat hij zich meer dan genoeg had bewezen.
Het was onuitgesproken, maar ze wisten allebei dat wat er net tussen hen was gebeurd, niks meer was geweest dan een uiting van spanning. Spanning die ze allebei al hadden gevoeld en er uit had gemoeten. In Mason zijn ogen was dit de meest gezonde manier geweest. Hun fysieke contact betekende veder niets. Zowel hij als Sera hadden dat aan elkaar laten merken door niet naar elkaar toe te kruipen voor een knuffel of een zachte aanraking. Allebei leken ze daar vrede mee te hebben.
Mason staarde naar het vuur en zijn gedachten gingen verder terug te tijd in, naar het moment van de achtervolging tot aan wanneer ze de grot hadden gevonden. In het bos hadden ze elkaar al aangekeken, wetend dat wat er buiten was gebeurd, niet normaal was. Ze hadden het echter nog niet besproken.
‘Sera?’ Mason keek opzij, denkend aan de goudgele ogen van de vos die ook hij had waargenomen. ‘Over wat er gebeurde-’
‘Maak je geen zorgen.’ Sera wimpelde zijn woorden zo snel weg dat Mason niet wist of hij zich beledigd moest voelen. 
Hij zuchtte en wierp een blik opzij. ‘Niet dat. De schemer, de vos. Wat betekende dat?’
Daynty
Internationale ster



Lust is altijd een goede afleiding. Dit was niet de eerste keer dat ze naar haar eigen woorden had geluisterd. En, zo bedacht ze zich kijkend naar Masons blote torso, het zou ook niet de laatste zijn. Terwijl hun gekreun had weerkaatst tussen de wanden van de grot had ze niet hoeven denken aan de vos, aan de gele ogen die haar precies zo aan hadden gekeken drie jaar geleden en die het slot braken van de uithoek van haar geheugen waarin ze de herinneringen van die tijd had opgeborgen. 
Sera staarde naar het plafond, de zweem van een glimlach om haar lippen en haar lichaam nog lichtjes na-tintelend van het genot. Seks hebben met Mason was een van de laatste dingen op haar prioriteitenlijstje, maar ze hadden de spanning tussen hen allebei niet langer kunnen negeren en ze had er geen spijt van.
Masons vraag had de deur naar haar herinneringen echter bruut weer opengetrokken, waardoor de vreedzame leegte in haar hoofd volstroomde met beelden. Vlekken in haar jurk, opgedroogd modder klevend aan haar benen en handen. Haar vingers trillend en verkleumd terwijl ze tranen wegveegde van haar wangen, vermengd met bloed uit de schrammen die de takken op haar gezicht achter hadden gelaten. Onwillekeurig bracht Sera een hand naar haar gezicht, waar haar vingers langs haar wang gingen, half in de veronderstelling de prikkelende pijn van de schrammen te voelen. Achter haar, tussen de grillig gevormde eikenbomen met hun kale takken, bewogen schimmen zich voort in haar richting, schreeuwend naar elkaar en naar haar. Eén stem kwam er bovenuit. Je kan niet blijven rennen, mijn liefste. Waarom bespaar je jezelf niet de pijn? Zelfs na al die jaren stond de stem van Zagan, haar verloofde, zo levendig in haar geheugen gegrift dat de angst die ze die dag gevoeld had vanuit haar buik omhoog kroop. 
Resoluut drukte Sera het weg. Je bent niet meer dat hulpeloze meisje, bracht ze zichzelf in herinnering. Op een dag zal je hem in de ogen kijken en je zal niet bang zijn.
Zou Arthur bang zijn geweest? De vraag kroop haar hoofd binnen als een sluipmoordenaar; toen ze het opmerkte, was het al te laat. Ze hadden haar verteld dat zijn schoenen compleet versleten waren toen zijn lichaam was gevonden, alsof hij dagenlang had moeten rennen. Had moeten vluchten. En Arthur was niet iemand die snel vluchtte voor iets. Hij had zich altijd in overal in gestort met een kracht en onverschrokkenheid waar zij alleen maar van kon dromen. Maar dat was niet genoeg geweest, niet deze keer.
‘Sera?’ Naast haar boog Mason naar voren om nieuwe takken op het vuur te leggen. Toen hij zich terug bewoog, probeerde hij haar blik te vangen maar ze draaide haar hoofd weg en keek naar de paarden bij de ingang van de grot. Pas toen ze haar eigen stem genoeg vertrouwde, antwoordde ze. 
‘De vos en de schemer horen allebei bij Edon.’ Ze haalde haar schouders op, probeerde het onderwerp af te wimpelen. Maar door de zachte zucht die hij uitblies, wist ze dat hij dat niet liet gebeuren.
‘Dat bedoelde ik niet’, antwoordde hij. In zijn stem lag een behoedzaamheid die haar alert maakte. Wat hij ook ging vragen, ze zou het niet leuk vinden en dat wist hij. ‘Of eigenlijk wel, maar… De vos betekent iets voor je.’ Weer was hij even stil. Ze kon de radertjes in zijn hoofd bijna horen draaien, trachtend te ontrafelen wat ze hem niet vertelde. ‘Je hebt dit eerder meegemaakt’, zei hij, met stomheid geslagen bij het besef.
In stilte slingerde ze een verwensing naar zijn hoofd, maar ook naar zichzelf, omdat ze zoveel van haar emoties had weggegeven in het bos. Als de aanblik van een vos tussen de bomen haar zo van haar kalmte bracht, hoe kon ze dan ooit niet in duizend stukjes breken op de dag dat ze Zagan zou vinden? 
Sera trok de mantel verder over haar bovenlichaam heen en zette zichzelf net als Mason met haar rug tegen de rotswand aan. 
‘Drie jaar geleden’, zei ze. ‘In het bos waar het dorp waar ik woonde lag, redde een vos me van mijn achtervolgers door me de weg te wijzen naar een veilige verstopplek, en daarna naar de Tempel van Edon.’
‘En de schemering?’
Ze schudde haar hoofd, starend naar het vuur. ‘Dat niet. Het was op een klaarlichte dag. Maar zonder die vos zouden ze me te pakken hebben gekregen. Ik was moe, uitgeput en koud. Ik had vier dagen achter elkaar gerend, gelopen en daarna gestrompeld om uit hun handen te blijven, maar ik kon niet meer. Mijn lichaam kon niet meer. Ik wist niet waar ik heen moest en stond op het punt om gewoon… op te geven.’
Naast haar zat Mason zo stil dat het eenvoudig was om te vergeten dat ze niet alleen was. ‘Wilden ze je doden?’
Sera staarde een tijdlang in de vlammen, alsof het antwoord verborgen lag in hun hitte. Maar de vlammen bleven stil en ze sloot haar ogen. ‘Ik weet het niet.’
Demish
Internationale ster



Een vos die iemand door de bossen loodste alsof zijn leven er vanaf hing, was niet gebruikelijk. Vossen waren schuw, slinks. Ze bleven uit de buurt van de mensheid. Dat het Sera niet één keer, maar twee keer was overkomen, zou iedere Eanthiër vreemd vinden. Het dier behoorde toe aan Edon. Het was juist die god wie Sera diende, in wiens tempel ze verbleef. Dat Edon echter had gekozen om zichzelf in de situatie te mengen, leek zo onwaarschijnlijk. Aan Sera haar houding kon Mason observeren dat zij ook niet wist of dat hetgeen was wat zojuist was gebeurd, of drie jaar geleden.
Het verhaal dat ze had verteld, klonk haast als een sprookje dat ze hem vroeger voor hadden gelezen over de goden. Het liefst wilde hij haar vragen voor wie ze op de vlucht was geweest, gezien ze niet had geweten of ze haar hadden willen doden. Sera staarde echter zo gefixeerd naar het vuur dat hij het idee kreeg dat ze het antwoord echt niet wist, en daarmee ook zijn vraag niet zou beantwoorden.
Hun lichamen hadden elkaar aangeraakt. Haar huid had gegloeid tegen het zijne en toch voelde het alsof Sera zojuist kwetsbaarder was geweest dan toen ze naakt onder hem had gelegen, kreunend van genot. Het maakte de sfeer in de grot bedrukt. Haar woorden waren iets puurs, iets wat haar onzeker leek te maken. Ze had er ook voor kunnen kiezen om niet op zijn vragen in te gaan, maar hij had antwoorden gekregen. Juist daardoor voelde hij nu ook de druk om iets met haar te delen. Om haar niet alleen te laten voelen in de grot van haar gedachten.
Mason trok zijn knieën op en sloeg zijn armen er omheen. De stof van de mantel stond strak, maar zowel hij als Sera pasten er nog onder. Diep van binnen wilde hij Sera vertellen over de nacht waarop de edelstenen waren verdwenen, maar hij had al alles met haar gedeeld wat hij zich kon herinneren. Slechts één andere gebeurtenis kwam naar boven drijven terwijl hij peinsde over wat hij haar moest vertellen.
‘Toen ik jonger was.’ Mason verbrak de stilte. Hij stond op het punt om Sera een deel uit zijn jeugd te vertellen dat door iedereen verzwegen was. Buiten zijn ouders en de directe families van Tassos wist niemand van het verhaal waarvan hij op het punt stond om te delen. ‘Ik bedoel, de reden dat ik nooit veel van Caralis heb gezien, of van Eanthis, is omdat er iets is gebeurd toen ik nog maar een paar dagen oud was.’
Zijn ogen gleden opzij, om te zien of Sera al wilde reageren. Ze had haar blik losgetrokken van het vuur, maar ze hield haar mond. Wel had ze haar lichaam iets gedraaid, zodat ze haar hoofd tegen de rotswand aan kon laten rusten. Mason spiegelde haar houding en liet zijn vingers over de groeven van de wand glijden.
‘Ik ben geboren in de maand van Elara, op de zeventiende dag. Het was al donker, het sneeuwde zelfs. Eén van de eerste sneeuwstormen die het land dat jaar zou zien. Mijn ouders hadden me voor de avond overgedragen aan het kamerpersoneel, maar ik denk dat ze voelden dat er iets niet goed was. Toen mijn moeder een paar uur later mijn vertrekken kwam inspecteren, was het personeel verdwenen en was mijn wieg leeg.’
Het voelde vreemd om het verhaal te delen. Ondanks dat het over hem ging, voelde het niet alsof hij zijn eigen leven beschreef. Hij kon zich er niets van herinneren. Hoe moest dat ook, als hij slechts een baby van een paar dagen oud was geweest? Hij kende alleen maar het verhaal wat aan hem verteld was door zijn ouders en familie.
‘In eerste instantie dachten ze dat het personeel misschien met me een wandeling maakte door de gangen, voor het geval ik niet kon slapen. Al snel bleek dat ze nergens te bekennen waren en ik dus ook niet. Iemand had me het paleis uit gesmokkeld.’ Het klonk haast als een verzinsel toen hij de woorden hardop uitsprak. Hij zag Sera haar wenkbrauwen omhoog trekken. Zij dacht waarschijnlijk hetzelfde. Wat ze niet wist, was dat het nog gekker zou worden.
‘Niemand, tot op de dag van vandaag, heeft me ooit verteld wat er precies is gebeurd. Het enige wat ik weet was dat mijn ouders een grote groep soldaten hebben opgedragen om me te vinden en de omgeving uit te kammen. Pas dagen later vonden ze me, in het Bleddyn bos. Het meest vreemde is dat de sneeuwstorm me niet de das om heeft gedaan, vooraleer ik onbeschermd achter was gelaten.’
Daynty
Internationale ster



Het verhaal dat Mason vertelde, kwam uit de lucht vallen voor haar. Ze had geen idee waarom hij het met haar deelde, en waarom nu, maar ze was dankbaar voor de afleiding die hij bood en dat hij niet door had gevraagd over hetgeen dat zij verteld had. 
‘Het Bleddyn bos?’ Tussen haar wenkbrauwen ontstond een frons. ‘Maar dat ligt honderden kilometers van Caralis, helemaal aan de andere kant van de bergen.’ In gedachten stelde ze zich de kaart van Eanthis voor, met de Yeraanse bergen die het zuiden splitsen van het noorden. In Masons stilte lag zijn antwoord: ook hij vond het absurd. Waarom zou iemand een pasgeboren baby zover wegbrengen om hem vervolgens achter te laten? Niets aan het verhaal klonk haar logisch in de oren. Degene die hem mee had genomen had geld kunnen vragen voor hem of andere eisen kunnen stellen aan de Tassosfamilie in ruil voor zijn veilige terugkeer. Maar in plaats daarvan hadden ze hem achtergelaten in een bos.
Sera streek afwezig met haar vingers langs de mantel, in gedachten bezig met het meest vreemde van wat hij verteld had: dat hij het had overleefd. Een baby achtergelaten in een sneeuwstorm hoorde dat niet te overleven. 
Net zoals zij wellicht niet had horen te overleven drie jaar geleden.
‘Denk je dat…’ Ze tuitte haar lippen, nadenkend over hoe ze haar gedachten kon formuleren zonder ronduit gestoord te klinken. ‘Dat iemand heeft ingegrepen? Of iets?’
Mason snoof en liet zijn vingers van de rotswand glijden. ‘Net zoals de vos bij jou heeft gedaan?’ Ze knikte, waarop hij zijn schouders ophaalde. ‘Dat klinkt bijna als een sprookje, iets dat niet gebeurt in het echte leven. Maar een andere verklaring kan ik niet bedenken.’
Sera dacht na over zijn woorden. Ondanks dat ze zich had verbonden aan een tempel vond ze het onwaarschijnlijk dat iets dat het menselijk bewustzijn te boven ging in had gegrepen in hun levens. De goden mengden zich niet in deze wereld. Ze hadden de edelstenen aan de drie oorspronkelijke families van Eanthis geschonken en ieder een dier aangewezen als hoeder, en daarna waren ze verdwenen. 
‘Weten je ouders wie erachter zat?’ vroeg ze, om op iets te focussen waar hopelijk wel een antwoord op was. Maar Mason schudde zijn hoofd en liet die hoop vervliegen. 
‘Ze weten het nog steeds niet.’ Hij rustte zijn hoofd tegen de rotswand achter hem en sloot zijn ogen, alsof hij probeerde zich iets van die nacht voor de geest te halen. Een herinnering of alleen maar een flard daarvan die misschien was blijven hangen. Alleen dat was zinloos, want niemand herinnerde zich iets van zo’n jonge leeftijd. ‘Maar dat is dus de reden dat mijn ouders me bijna nooit uit het paleis lieten.’
‘Omdat ze bang waren dat je weer zou verdwijnen.’ Nu begreep ze een stuk beter waarom hij de straten van Caralis niet kende, als zijn ouders hem altijd binnen de veiligheid van de paleismuren hadden gehouden. ‘Ouders denken soms dat ze alles doen voor hun kind, maar sommige dingen doen ze eigenlijk vooral voor zichzelf.’
Masons ogen gingen weer open en met vragend opgetrokken wenkbrauwen keek hij haar aan. Beslist schudde Sera haar hoofd, terwijl ze zich besefte dat alweer teveel had gezegd. 
‘Dat is geen verhaal voor vanavond’, zei ze. Aan zijn ogen zag ze dat ze zijn nieuwsgierigheid daarmee alleen maar verder aanwakkerde. Ze pakte haar onderjurk naast het vuur weg en schoot het kledingstuk aan. 
Mason volgde haar bewegingen. ‘Maar je gaat het me wel een keer vertellen?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Dat hangt er vanaf.’
‘Van wat?’ Zodra zijn lippen zich opkrulden tot een grijns wist Sera dat er een opmerking zou komen. ‘Of ik je weer zo aan het kreunen kan maken als net?’
Ze schoof terug onder de mantel en ging op haar zij liggen, haar gezicht naar Mason toe. ‘Als ik het me goed herinner, kreunde jij het hardst. Het verbaast me dat onze achtervolgers ons niet alsnog hebben gevonden.’
Voor hij op haar kon reageren, draaide ze zich op haar andere zij, maar zijn lach die zachtjes door de grot galmde, toverde een kleine glimlach op haar gezicht. Aan het bewegen van de mantel voelde ze dat Mason ook ging liggen, waarna hun ademhaling en het knisperen van het vuur als enige geluid overbleven. Nog een tijdje luisterde ze of het stil bleef in het bos buiten de grot, terwijl haar gedachten maalden over de herinneringen die waren losgebroken. Ze kon boos op Mason zijn omdat hij haar naar de vos gevraagd had en daarmee al die dingen had opgerakeld, maar dat was niet eerlijk. Die herinneringen waren niet zijn schuld. De echte schuldigen waren haar ouders, haar verloofde en de koninklijke families. 

Demish
Internationale ster



Voor die nacht waren ze veilig geweest. Geen indringer had de grot betreden, geen soldaat had hun sporen weten te volgen. Zelfs de paarden hadden hun gealarmeerde houding kunnen laten varen. De passie was samen met de verhalen opgegaan in het vuur. Tegen de tijd dat de vroege ochtendzon haar stralen geworpen op de wereld en de grot voor een klein deel had verlicht, hadden zowel Mason als Sera zich aangekleed en hadden ze zich klaargemaakt om hun reis voort te zetten via hun paarden. Mason had de weg geleid. Uren hadden ze richting het noordoosten gereden, totdat ze het bos niet langer als beschutting hadden kunnen gebruiken.
Aan de horizon lag het eiland. Qhal, de plek die Mason zijn thuis noemde. In de uren die ze door hadden gebracht op de ruggen van de paarden had Mason een beeld geschetst van het eiland en het gebouw waar de edelstenen zich bevonden. Het gebouw stond op een berg. Het leek haast alsof het uit het steen naar voren was gekomen, gesmeden door de goden. Onderaan de berg was een grote doorgang gemaakt, waar schepen konden komen. Het was een prachtig aanzicht, met een waterval die naar beneden stortte aan één kant. Daar zouden ze naar binnen kunnen en vanaf dat punt zou Mason hen ongezien op de juiste plekken brengen.
Mason en Sera hadden een klein bootje gevonden en gebruik gemaakt van de onwetende vriendelijkheid van degene die hem achter had gelaten. Het roeibootje zou hun vervoer zijn naar het eiland. Ideaal was het niet, maar het was het beste wat ze zich konden veroorloven nu ze hun schip kwijt waren geraakt aan de soldaten bij de controlepost.
Twee dagen had het in totaal gekost om Qhal te bereiken. Het was slechts honderden meters van hen af en plotseling voelde Mason zich zenuwachtig. Het was zijn woonplek. Hetgeen wat hij altijd als ondoordringbaar en veilig had geacht, was dat niet meer. En nu zou hij zelf ook inbreken. Het voelde alsof hij het gebouw onteerde en zijn eed als wachter verbrak. Dat laatste had hij echter al gedaan toen hij de stenen uit het oog was verloren.
‘Is het plan nog steeds om via daar naar binnen te gaan?’ Sera knikte naar de opening die zichtbaar was. Mason knikte bedachtzaam. Sinds de avond in de grot waren hun gesprekken weer zakelijker geworden. Ondanks dat ze zo nu en dan refereerden aan wat er tussen hen was gebeurd en ze er allebei van leken te genieten om elkaar te plagen, waren ze nu allebei gefocust op hun missie. Het binnendringen van Qhal en het vinden van de edelstenen was nu hun enige prioriteit.
‘En je weet zeker dat de bewaking daar nu niet optimaal is?’ Het was een vraag die ze hem al vaker had gesteld in de afgelopen twee dagen. Het laatste wat ze wilden, was naar binnen varen en worden overvallen door een groep wachters. Mason wist echter zeker dat de bewaking niet veel voor zou stellen. Een groot deel van de wachters had zich echter moeten melden in Caralis en gezien er niet veel meer was om te bewaken, zouden ze de wachters ergens anders hebben ingezet. Tenminste, dat zou hij doen.
‘Ik weet het zeker,’ verzekerde hij Sera, terwijl hij roeide. Ze waren nu zo dichtbij dat hij de waterval kon horen. ‘Als we binnen zijn en de kamer van de edelstenen hebben gezien, moet ik naar mijn kamer.’ Hij had het nog niet eerder naar Sera gecommuniceerd, maar het was nu wel van belang. Hij was bang dat ze het als onnodig zou beschouwen, maar er waren een paar spullen die hij achter had gelaten. Eén van die dingen was een wapen dat hij lang geleden had gekregen. Hij had er lang niet aan gedacht, maar door hetgeen wat er was gebeurd met de vos, was het weer in zijn gedachten gekomen.
Eén van de oudere wachters, een man die nu niet meer actief in dienst was, had het wapen hem ooit toegestopt. Mason kon zich niet meer goed herinneren wat hij er bij had gezegd. Soms bleven woorden van anderen niet goed hangen, zeker als hij ze op dat moment als onbelangrijk achtte. Toch had hij het wapen, een dolk met in het handvat een vos gegraveerd, altijd bewaard.
Sera keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. Ze had iets gevraagd, maar de woorden waren langs hem heen gegaan.
‘Wat?’ vroeg Mason haar, al kon hij wel raden wat ze hem had gevraagd.
‘Waarom moet je naar je kamer?’
‘Ik heb wat dingen nodig.’ Dat was de enige uitleg die hij haar gaf. Niet veel later bereikten ze de waterval, waardoor het toch onmogelijk voor hen werd om boven het geluid van het vallende water uit te komen met hun stemmen.
Ze wisten zich door de opening te manoeuvreren en bereikten het hart van Qhal, zoals Mason het noemde. Zoals voorspeld was het er rustig. Er lag één schip, maar dat leek dagen geleden al uitgeladen te zijn. Er leken geen wachters aanwezig te zijn. Waar het normaal zo levendig was geweest, was het nu doodstil. Alsof het niet langer het thuis was wat hij zich herinnerde.
Daynty
Internationale ster



Dit was de eerste keer dat ze Qhal van zo dichtbij zag. Ze had het wel eens vanaf de oevers van het Odesameer gezien, een klein punt aan de horizon, onbeweeglijk en zelfs vanaf zo’n afstand onneembaar aandoend. Van dichtbij was het nog veel indrukwekkender. 
Zodra Mason de boot langs de waterval manoeuvreerde en de ruimte erachter zichtbaar werd, werd Sera stil. Pilaren zo dik dat er tien mannen nodig zouden zijn om de hele diameter te omspannen resen aan weerskanten vanuit het water omhoog. Ze volgde hun lijn, legde haar hoofd in haar nek om het plafond te kunnen zien dat ze tientallen meters boven het wateroppervlak ondersteunden. Bogen en blokken waren uitgebeiteld in het steen ver boven hun hoofd. Lager in de muren, vlak boven het wateroppervlak, liep aan twee kanten een kade, eveneens aangekleed met boogvormige doorgangen en pilaren. 
Sera keek naar het water, dat zich binnen de muren en buiten de rimpelingen van de waterval glad als een spiegel uitstrekte. Ze had verhalen gehoord over de kracht en onoverwinnelijkheid van Qhal, maar pas nu ze onder het hart van het gebouw vaarden, begreep ze waarom niemand had geprobeerd het ooit in te nemen.
Onder de intimidatie die het gebouw afdwong, broeide echter iets anders. Naast het geluid van de waterval was het zo stil dat ze haar eigen hart kon horen bonken. Deze haven onder het gebouw was de hoofdingang - waar waren de wachters? 
‘Ik kan niet geloven dat het hier zo rustig is’, fluisterde ze. Gedachteloos ging ze met haar vingers langs de twee dolken aan haar middel en de laatste twee werpmessen in de band van haar zwaard die schuin over haar bovenlichaam liep. 
‘Er valt niet zoveel meer om te bewaken.’ Tegenover haar bewoog Mason de boot vooruit. Elke keer als hij de roeispanen naar zich terugtrok, bolden de spieren van zijn bovenarmen op onder de korte mouwen van zijn shirt. ‘Maar ik had niet verwacht dat het zo stil zou zijn.’
Sera keek terug naar de lege kades aan beide kanten. Haar hand bleef in de buurt van de werpmessen rusten. Hoewel het verlaten oogde, had ze geleerd nooit blind op die schijn te vertrouwen. De talloze boogvormige doorgangen konden gemakkelijk iemand verbergen. 
‘Denk je dat het in het hele gebouw zo is?’ Dat zou het onderzoeken van de edelsteenkamer een stuk eenvoudiger maken, evenals het bereiken daarvan. In gedachten toverde ze de ruwe schets die Mason van het gebouw had gemaakt voor zich. De belangrijkste kamer bevond zich helemaal bovenin het gebouw. Doorgaans werd elke trap daar naartoe bewaakt, had hij verteld, maar nu de stenen weg waren, zouden de kleinere trappen langs de buitenmuren van het gebouw wellicht onbewaakt zijn. 
Mason draaide de boot richting een kleine, halfcirkelvormige opening in de kade. Ze moesten allebei bukken om hun hoofd niet te stoten aan het lage plafond. ‘Nee’, antwoordde hij op haar vraag. ‘De bewaking zal minder zijn dan normaal, maar nog steeds genoeg om het gebouw te verdedigen bij een aanval, lang genoeg voor versterking om te arriveren. De edelstenen mogen dan wel weg zijn, Qhal is nog steeds een symbool van macht en onneembaarheid. Mijn oom zou niet het risico nemen dat dat imago wordt geschaad.’
‘Dan zal hij er niet blij mee zijn dat dat wel gebeurt, door een prins van Tassos nota bene.’ In het donker dat in de tunnel hing probeerde Sera Masons gezicht te lezen, maar de schaduwen waren te dicht. 
Wel hoorde ze de grimmige toon in zijn stem toen hij antwoordde. ‘Niet blij is zacht uitgedrukt.’
De tunnel - Mason had gezegd dat het vroeger als afvoer vanuit de toren was gebruikt - kwam uit in een doodlopende, open ruimte onder het gebouw. Een paar smalle spleten laag in een van de muren lieten enkele strepen licht naar binnen, net genoeg om de kamer niet geheel in het duister te laten baden. 
Mason roeide de boot naar de kant toe. Sera kwam voorzichtig overeind van het harde, houten bankje waar ze de afgelopen dag op had gezeten, en sprong uit de boot. Het voelde fijn om vaste grond onder haar voeten te hebben. 
Terwijl Mason ook uit de boot klom, maakte ze het vaartuig met een touw vast aan een verroeste ring in het steen. Deze roeiboot was hun enige weg uit Qhal, tenzij ze iets anders zouden stelen. Ze hoopte dat het laatste niet nodig zou zijn. 
Sera rekte haar stramme lichaam uit voor ze Mason volgde naar de enige deur. Ervoor bleef hij stilstaan. Hij nam een van zijn zwaarden van zijn rug en keek achterom naar haar. Ze volgde zijn voorbeeld en reikte naar haar eigen wapen. Hoewel ze hoopte het niet te hoeven gebruiken, gaf het gewicht ervan in haar hand haar een zekerder gevoel. Na een klein knikje naar Mason opende hij de deur. 
Demish
Internationale ster



Het gesprek met Sera had Mason aan het denken gezet. De soldaten bij de controlepost hadden hen niet gevonden, maar ze hadden hem wel gezien. Zijn locatie was vast gecommuniceerd naar Caralis en daarmee ook naar zijn oom. Dat betekende dat zijn oom moest weten wat Mason van plan was, in welke richting hij had willen reizen. Rondom Qhal was verder niets anders, behalve het grote meer. Zou zijn oom denken dat hij simpelweg op de vlucht was? Dat hij naar de andere kant van het land probeerde te komen en dat hij als vluchtroute het meer had gekozen? Of zag hij in wat Mason van plan was? Hoe dan ook, rondom het meer zouden er soldaten zijn die op zoek waren naar de prins van Tassos.
Wat zijn oom zou doen als hij uit zou vinden dat Mason naar Qhal was gereisd en van plan was geweest om het gebouw binnen te dringen, was echter een zorg voor later. Hij had de taak om Sera naar de bovenste kamer te leiden, daar waar de edelstenen honderden jaren in veiligheid hadden gelegen. De deur die hij had geopend onthulde een trap, leeg. Geen wachter. Dat betekende echter niet dat ze er geen tegen zouden komen.
Mason gebaarde naar Sera dat ze zo stil mogelijk de trap op zouden moeten sluipen. Normaal gesproken stond er op iedere verdieping een wachter. Als de eerste hen zou zien en alarm zou slaan, dan zouden de bovenste wachters versterking kunnen halen voordat zij daadwerkelijk de trappen op waren gerend. Dat zou het bereiken van hun eindbestemming een stuk moeilijker maken. Vrijwel onmogelijk.
Bewapend met zijn zwaarden in zijn handen, zette Mason de eerste stappen. Hij rekende er op om iemand tegen te komen. Zoals hij al tegen Sera had gezet: er zouden nog steeds wachters moeten zijn. Hetgeen wat ze hadden moeten bewaken was dan wel verdwenen, maar het zou onwijs zijn om het gebouw onbewaakt achter te laten.
Ze bereikten de doorgang naar de eerste verdieping, daarna de tweede. Pas bij de vierde verdieping klonk de aanwezigheid van anderen. Mason stak zijn arm uit, om Sera aan te geven dat ze moest stoppen met lopen. Hij maakte zich klein, om zo te voorkomen dat hij zou worden gespot. Ingespannen luisterde hij naar het gesprek dat plaatsvonden. Twee wachters. Hij herkende hun stemmen niet, wat betekende dat ze niet bij de groep hadden gehoord die direct rondom de kamer van de edelstenen hadden gestaan.
‘Heb je gehoord wat die oude gek aan het rondbazuinen is?’ Mason fronste zijn wenkbrauwen, nieuwsgierig naar wie de wachter refereerde. De meeste wachters spraken met respect en lof over degenen die boven hen stonden. Zeker de ouderen, die Qhal al hadden verdedigd terwijl de jongere generatie nog in hun wieg had gelegen.
‘Majnu?’
Bij het horen van de naam veerde Mason recht overeind. Sera haar hand trok hem aan zijn shirt naar beneden en zijn zwaard schraapte langs de muur. Hij hield zijn adem in, maar de wachters leken het niet op te merken.
Sera begreep niet wie de man was waarover werd gesproken. Majnu was één van de oudste wachters geweest toen Mason was gestart met zijn werk als wachter. Wijs en stil, maar een kracht om rekening mee te houden. Na een lange week op het Odesameer was de man echter teruggekeerd in een andere staat. Hij was warrig geweest, had woorden gesproken die geen betekenis hadden gehad en hij had zinnen gemompeld die te lang waren geweest voor ieder ander om te begrijpen.
Hij was degene die Mason het wapen had gegeven dat hij nog uit zijn kamer wilde halen.
‘Ja! Ik was een paar dagen geleden op het vaste land en hij stond daar te schreeuwen op staat. Hij noemde het oosten en het westen, de twaalf. Chaos en bloed. Hij was aan het ijlen, dat kan niet anders.’
‘Het is maar goed dat ze hem vorig jaar hebben ontslagen. Kun je je voorstellen als hij hier nog rond had gelopen?’ 
Mason moest een grom inhouden. De man was zeker een vreemde verschijning geweest en het klonk inderdaad alsof hij aan het raaskallen was geweest, maar voor die week op het meer was hij één van Mason zijn favoriete personen op Qhal geweest.
Sera haar vingers prikten in zijn rug. Ze moesten door. Mason wierp een blik naar achteren om aan te geven dat hij het gesprek verder af wilde luisteren, maar Sera gebaarde dat hij door moest lopen. Hoe langer ze zouden blijven staan, hoe sneller ze ontdekt zouden worden.
‘Kom op,’ siste Sera, ongeduld in haar stem. Mason rolde met zijn ogen en stapte naar voren om te controleren of de kust vrij was. Bij het zien van twee paar laarzen deinsde hij meteen achteruit. Ze moesten hen hebben gehoord.
‘We dachten al dat we iemand hoorden,’ zei één van de wachters. De tweede stapte naar achteren, klaar om naar de bel te rennen die werd gebruikt bij het slaan van het alarm. Snel wist Mason langs de eerste wachter te rennen en achtervolgde hij de tweede. Hij wist hem in te halen en versperde de weg naar de bel.
‘Ik kan je dat niet laten doen,’ siste Mason, omdat hij niet teveel aandacht wilde trekken. De wachter tegenover hem haalde uit met zijn speer, maar Mason blokkeerde het wapen en klemde het tussen zijn twee zwaarden. De kracht van zijn tegenstander duwde tegen zijn armen, maar Mason was sterker.
‘Wacht,’ stamelde de man tegenover hem toen ze elkaar aankeken. ‘Mason, de prins? Wat-’
Mason maakte gebruik van de verwarring en wist de man te ontwapenen. Hij schopte de speer aan de kant en haalde uit met de achterkant van zijn zwaard om de wachter buiten bewustzijn te slaan. Hij rende terug naar Sera, die de tweede wachter geruisloos onschadelijk had gemaakt. Mason had haar niet eens gehoord.
‘We nemen andere trappen, kom op.’ Het was te ristkant om de trap te nemen waarmee ze naar boven waren gekomen. Wie weet wie daar boven stonden en wat ze hadden gehoord. Mason rende al een andere gang in, opzoek naar een ander, onbewaakt trappenhuis dat hij kende.
Daynty
Internationale ster



Ondanks dat ze hun voeten zo zacht mogelijk neerzetten, klonken hun rennende passen luid in de stilte die in de gangen hing. Sera probeerde zichzelf gerust te stellen met de gedachte dat die stilte een goed teken was - zolang er geen gealarmeerde stemmen of haastige voetstappen klonken, betekende dat dat niemand achter hen aan kwam. 
De brede gang die als een cirkel om elke verdieping lag, splitste zich op in talloze smallere gangen die dieper het gebouw in liepen. Voor haar was het een doolhof, maar Mason leidde hen zonder aarzelen naar een andere trap. Als zij alleen door de gangen had gezworven, zou ze de donkere opening voorbij zijn gelopen. De doorgang naar de trap was weggestopt in een nis, buiten het bereik van de gloed van de fakkels. In de schaduwen wist ze net de eerste paar treden te onderscheiden, die weggaven dat het een smalle wenteltrap was.
‘Het is een noodtrap’, verklaarde Mason bij het zien van haar bedenkelijke blik. 
Sera stopte haar zwaard terug in de schede op haar rug, de trap was te smal om iets uit te kunnen halen als ze iemand tegen het lijf liepen. Het wapen zou haar enkel beperken in haar bewegingen. In plaats daarvan pakte ze een van haar dolken. 
In de hoeken van de doorgang kleefden spinnenwebben aan de muren. Hoewel dat een bemoedigend teken was, maakte het idee om door spinnenrag te lopen met haar hoofd haar niet bepaald enthousiast. 
Ze gebaarde naar Mason dat hij voor moest gaan. ‘Jij weet de weg.’
Hij bleef haar net iets te lang aankijken voor hij de trap op stapte, wat weggaf dat hij doorhad dat het feit dat hij de weg wist niet de enige reden was dat hij voorop mocht. Sera grijnsde hem onschuldig toe, waarna ze hem volgde de duisternis in. 
De treden krulden zich als een slang omhoog in het donker, en weg van de trapopeningen op elke verdieping kon ze zelfs Masons gestalte niet onderscheiden van de schaduwen. Daarom botste ze tegen hem aan toen hij onaangekondigd stil bleef staan. Haar voet slipte weg van de smalle traptrede waar hij stond en ze maaide met haar vrije hand om haar heen om houvast te vinden. Masons arm was het enige dat ze zo snel te pakken kreeg. 
‘Wat doe je?’ siste hij, maar hij trok zijn arm niet weg. Aan zijn stemgeluid kon ze horen dat hij achterom keek. 
‘Jij blijft ineens stilstaan’, fluisterde ze fel terug. Zodra haar beide voeten weer stevig op de grond stonden, liet ze hem los. 
‘Ik dacht dat ik iets hoorde.’
Allebei waren ze een paar seconden stil, hun oren gespitst op elk geluidje dat over de wenteltrap hun kant op dreef. Sera hoorde echter alleen haar eigen ademhaling en hartslag, sneller dan gewoonlijk door het welbekende, levendige gevoel van adrenaline dat door haar lichaam raasde. Dat maakte haar echter ook ongeduldiger. 
‘Mason?’ drong ze zachtjes aan. Het ruisen van zijn kleding verried dat hij een hand ophield - nog heel even. Sera weerstond de neiging om met haar voet op de tegels te tikken en wachtte. 
‘We zijn er bijna.’ De warmte van Masons lichaam verwijderde zich toen hij verder liep. Ze ving een glimp van hem op enkele treden voor haar toen ze de vage gloed van fakkels passeerden op de zesde verdieping. ‘Nog één verdieping.’ 
Haar vingers klemden zich steviger om de dolk heen. Eén verdieping boven hen was de kamer waar Eanthis’ meest kostbare schatten eeuwenlang bewaard waren. Zelfs nu vond ze het moeilijk om zich voor te stellen dat die kamer leeg was. Masons gespannen stilzwijgen vertelde dat hij er hetzelfde over dacht. 
De laatste treden naar de zevende verdieping beklommen ze in stilte. Starend naar Masons rug - of de plek waar hij zich moest bevonden in het donker - vroeg ze zich af wat er nu door hem heen ging. Voelde hij zich schuldig omdat hij inbrak in de plek die hij had gezworen te beschermen met zijn leven? Zelfs al deed hij het voor het land, deze inbraak zou hem niet zomaar vergeven kunnen worden. En Sera had ook niet het idee dat zijn oom dat snel toe zou staan. 
Ze bereikten het einde van de wenteltrap zonder nogmaals een bewaker tegen het lijf te lopen. Zodra ze de trap afstapte, een identieke nis in als die op de vierde verdieping, verwachtte Sera geluiden te horen. Stemmen, voetstappen. Wat dan ook dat aangaf dat er nog leven was op deze verdieping, de belangrijkste van het gebouw. Maar het was stil. 
Ze sloop achter Mason aan de brede gang door, die in beide kanten in een flauwe ronding uit het zicht verdween en grotendeels in schaduwen gehuld was. Na een klein stukje werd de gloed van fakkels sterker. Mason bleef staan en dit keer wist ze te voorkomen dat ze tegen hem opbotste. Hij keek achterom en hield twee vingers naar haar op. Vier wachters. 
Met een hand op haar bovenarm leidde hij haar een paar passen terug, op een veilige afstand van het viertal. ‘Er staan er twee aan elke kant van de deur’, fluisterde hij. ‘Ik benader ze van de andere kant. Tel tot honderd, dan schakelen we ze uit.’ Na die woorden verdween hij de gang in, de andere kant op. 
Demish
Internationale ster



Met succes had hij Sera door het doolhof van gangen weten te leiden. Vanzelfsprekend, want hij kende het gebouw van Qhal uit zijn hoofd. Het was die herinnering die bij iedere stap door zijn hoofd dreunde. Dit was zijn thuis. Hij hoorde deze plek te beschermen met zijn leven en nu bestormde hij het alsof het een vijandelijke thuishaven was. Mason wist dat hij geen keuze had. Hij moest Sera naar de kamer van de edelstenen zien te leiden, zodat ze samen op zoek zouden kunnen gaan naar eventuele aanwijzingen. Iets wat de anderen over hun hoofd hadden gezien. Dit was de enige manier om zijn onschuld te bewijzen.
Zijn onschuld stond echter ver van hem af, toe te kijken hoe hij zijn twee zwaarden vastnam en hij zich klaarmaakte om twee van zijn wachters aan te vallen. Was dit niet precies hoe de edelstenen waren verdwenen? Iemand had hen van achteren aangevallen, wachters waren aan weerskanten verdwenen. Wat als ze die tactiek aan hem zouden koppelen? De gehele inbraak die hij nu pleegde, zou de verdenkingen op hem alleen maar groter maken.
Mason schudde zijn hoofd. Hij moest dit doen. Gehuld in het donker stelde hij zich verdekt op. Hij kon de eerste wachter net zien, voorbij de kromming van de muur. Het was niet één van de wachters die onder hem hadden gestaan. Natuurlijk niet. Die waren allemaal terug vervoerd naar Caralis. Ondanks dat iedereen hem als hoofdverdachte zag, waren zij aangehouden als medeplichtigen. Het was niet alleen zijn naam die gezuiverd zou moeten worden, maar ook die van hen.
Het tijdslot wat hij Sera had gegeven naderde. Hij had geen tijd meer om zich schuldig te voelen tegenover de wachters en het gebouw. Mason dwong zichzelf te kijken naar het grotere plaatje. Hij moest de edelstenen vinden. De enige manier om dat te doen, was om terug te keren naar de plaats waar ze waren verdwenen.
In stilte sloop hij naar de twee wachters. De zevende verdieping was zo hoog dat ze in hun eigen wereld leken te leven, nietsvermoedend dat er gevaar loerde. Dat twee mensen zich naar binnen hadden gewerkt, leek hen te zijn ontgaan. Een vrouw en een man. Ze stonden strak in hun positie, een speer van Qhal in hun rechterhand. Hun harnassen glommen in de zon die haar weg in de gang had gevonden.
Hij overmeesterde de eerste wachter door zijn arm om zijn hals te haken en naar achteren te trekken. Zijn andere zwaard drukte hij tegen de zachte huid van haar keel.
‘Waag het niet om te schreeuwen om hulp,’ siste Mason in haar oor. De vrouw moest ouder zijn dan hemzelf. De ring die ze droeg gaf weg dat ze van de familie Kapin kwam. Toch voelde ze als een onderdeel van zijn familie. 
De vrouw schreeuwde niet om hulp, maar verraste Mason met een snelle beweging en werkte hem over haar schouder. De klap op de grond sloeg de lucht uit zijn longen en de pijn gonsde door zijn achterhoofd. Boven hem zag hij de ijzeren punt van een speer met grote vaart dichterbij komen. Hij dwong zijn lichaam om te draaien. De speer mistte hem, nog maar net.
Het geluid van het gevecht had de tweede wachter gealarmeerd. Mason kwam overeind en hield zijn zwaarden in de aanslag. Hij had gehoopt dat hij ze één voor één had kunnen uitschakelen, in plaats van twee tegelijk. Hij hoopte dat Sera het er beter vanaf bracht.
‘Als je verstandig bent, ga je naar beneden, jongen. Er valt hier niks te halen,’ sprak de mannelijke wachter. Een stem die Mason niet herkende, wat betekende dat ze hem terug hadden gehaald naar Qhal. En hij kende Mason niet. Ook de vrouw leek zijn identiteit nog niet te hebben opgemerkt. 
‘Daar ben ik me bewust van,’ sprak Mason kalm.  Hij wilde niet nog meer wachters alarmeren. Als hij zou schreeuwen, zou dat wel gebeuren. ‘Maar ik moet naar de kamer. Er moet daar een aanwijzing te vinden zijn. Iets wat aangeeft waar de edelstenen kunnen zijn.’
‘En jij denkt dat jij die aanwijzing gaat vinden? Speurders, Jagers en wachters hebben de kamer uitvoerig bekeken. Er is daar niks,’ lachte de vrouw. Mason weigerde dat te geloven. Hij had niet een hele reis gemaakt naar het eiland om zonder iets terug te keren. Er moest daar iets zijn.
Mason stapte naar voren, één van zijn zwaarden gericht op de twee wachters. De luchtblauwe kleur van zijn ogen leken te verkleuren naar een donkere tint blauw. Die van een onrustige stormavond. ‘Ik, prins Mason van Tassos én hoofdwachter van Qhal, beveel jullie aan de kant te gaan.’ Vanuit zijn ooghoeken zag hij Sera achter de wachters verschijnen, maar hij hield zijn hand naar haar op.
‘Mijn prins.’ Het was de man die uit respect knielde voor hem en zijn speer liet zakken. ‘Ik had niet gedacht dat u al zo snel terug zou keren, nadat de verdenkingen-‘
‘Hij wordt nog steeds verdacht,’ wierp de vrouw tegen. Mason focuste zijn blik op haar, evenals zijn zwaard. Hij zou nooit zo tegen zijn eigen wachters spreken, tegen niemand. De enige keren dat hij zijn titel gebruikte, was voor een goede avond. Om er mee te pronken, de aandacht te krijgen. Hij had zijn titel genoemd, die avond met Sera. Iets wat diep in hem zat, een aanwezigheid die hij niet herkende, dwong hem om zijn superioriteit te gebruiken.
‘Jullie laten mij en mijn Jager er langs, zonder alarm te slaan. Verdenkingen of niet, ik ben nog steeds de hoofdwachter en jullie dienen mijn orders op te volgen.’ Mason slikte, zijn vingers stonden strak rond zijn zwaard en hij had het oogcontact met de vrouwelijke wachter nog niet verbroken. ‘We zullen snel zijn.’
Hij verwachtte tegenspraak. Hij anticipeerde dat de vrouw op hem af zou stormen, zou vechten. Geen van dat gebeurde. Ze gaf hem een kort knikje en stapte opzij.
Zomaar.
Mason stapte langs haar, geen tijd om haar acties in twijfel te trekken. Hij wenkte Sera en opende de deur naar de kamer waar de edelstenen normaal gesproken lagen. Ze hadden het gehaad.
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste