Daynty schreef:
Vier dagen in haar eentje reizen zou tot een maand geleden een verademing zijn geweest. Nu voelde elke minuut die verstreek als een uur. De heuvels aan de uitlopers van de Yeraanse bergen leken zich eindeloos uit te strekken, alsof het alle dorpjes en stadjes had opgeslokt. Het landschap was stil en verlaten. Ze was nauwelijks andere reizigers tegengekomen en een handelskaravaan dat ze in de ochtend gepasseerd was, had slechts uit drie karren bestaan. Sera had getwijfeld om de handelaren aan te spreken, om te vragen waar de rest van de karavaan was, maar ze had het antwoord al geweten. Het kwam door de verdwenen edelstenen. En als ze de voorspelling van Majnu moest geloven, zou Eanthis nog veel erger moeten doorstaan dan dit.
Yarin schudde met haar hoofd en trok aan de teugels. Sera hield ze zo stevig vast dat het leer pijnlijk om haar vingers klemde. Met een zucht dwong ze zichzelf om haar handen te ontspannen, wat Yarin tevreden liet briesen.
‘Sorry meisje,’ mompelde ze. De afgelopen dagen betrapte ze zichzelf er continu op dat ze de teugels strak aangetrokken hield, dat ze ze vastgeklemd had alsof ze haar enige levenslijn waren. Haar huid trok toen ze haar vingers strekte.
Ze keek naar de bosrand die zich nu al een dag lang rechts van haar uitstrekte. Het was hetzelfde, uitgestrekte bos waar ze met Mason langs was gekomen twee weken geleden, op hun terugweg van Qhal. Dit keer had Sera het stadje waar ze overnacht hadden in de herberg vermeden door dicht langs de bomen te rijden. Ze kon het niet riskeren dat de herbergier of andere gasten die die ochtend aanwezig waren geweest haar toevallig herkenden. Lyle had zijn weggelopen prins terug, maar ze betwijfelde of hij haar zo eenvoudig liet ontkomen.
De gedachte aan Mason bezorgde haar een nog onrustiger gevoel dan op de heenweg naar Majnu. De woorden van de man galmden onafgebroken door haar hoofd. Nog steeds kon ze de paniek in zijn stem levendig horen, de angst in zijn grijze ogen helder voor zich zien. Waarom was hij zo in paniek geschoten toen hij had gerealiseerd dat Mason niet bij haar was? Waarom moesten ze bij elkaar blijven?
Met haar hand ging ze naar de wolvendolk aan haar heup. Het koele goud van het heft was het enige dat haar gedachten kon kalmeren. Ze had bij Mason moeten blijven. Ze had hem nooit alleen naar Caralis moeten laten vertrekken. Waarschijnlijk zou Lyle haar in de kerkers hebben gegooid, maar in ieder geval zouden Mason en zij niet opgesplitst zijn. Ze zouden een manier hebben gevonden om de informatie uit Lyle te krijgen die ze wilden en haar uit de kerkers te breken.
Een windvlaag blies haar haren naar achteren en voerde een weeïge, bittere geur met zich mee. De stank was zo hevig dat Sera ineenkromp en haar neus bedekte met haar hand. Het rook naar natte bladeren, rottende dennennaalden en de dood.
Sera zocht de struiken langs de bosrand af, een rusteloos gevoel in haar onderbuik. Haar ogen bleven hangen bij een dorpje in de verte. Houten huisjes rezen omhoog uit het grasland naast de bosrand. Zelfs vanaf een afstandje kon ze zien dat het gras hoog stond. De akkers waren een chaos van onkruid dat tussen de gewassen omhoog sprong.
Achter de ramen van de eerste boerderijen die ze passeerde was het donker. Wellicht waren de mensen naar een stadje in de buurt getrokken om hun spullen te verhandelen op de markt, probeerde ze zichzelf gerust te stellen. Maar hoe meer verlaten huizen ze passeerde, hoe strakker de onheilspellende sfeer zich om haar heen wikkelde.
Sera liet zich van Yarin af glijden en liep naar een huisje toe. Ze legde haar hand boven haar ogen tegen het glas en tuurde naar binnen. De meubels stonden er netjes bij, de stoelen van de eettafel aangeschoven en het keukenblok opgeruimd. Er lag nauwelijks een laag stof op de oppervlakken.
Ze probeerde de voordeur van het huisje, maar die gaf niet mee. Wat kon er zijn gebeurd dat de mensen de kostbare gewassen op hun akkers hadden laten staan, maar hun huizen wel netjes hadden afgesloten? Met Yarin aan de teugel liep ze verder door het dorpje. Het zag er niet uit alsof de inwoners halsoverkop waren vertrokken.
Door een doorgang tussen twee huisjes voerde de wind opnieuw de misselijkmakende geur van verrotting met zich mee. De geur van stilstaand water op een veel te hete zomerdag, vermengd met vergane bladeren. Sera gooide Yarins teugels om een houten paaltje heen en volgde het paadje tussen de huizen naar de achterkant. De tuinen grensden direct aan de dikke eikenbomen van de bosrand. De geur was hier zo sterk dat ze door haar mond moest ademen om niet te gaan kokhalzen.
Met langzame passen liep ze naar het struikgewas toe. Ze raapte een stok op en bereidde zich voor op het zien van een kadaver. Met de stok boog ze de bladeren van een stel varens opzij. De grond eronder was leeg, maar ook weer niet. Er lag geen dood dier, zoals ze verwacht had.
Een diepe frons ontstond tussen haar wenkbrauwen toen ze zich voorover boog om de bosgrond beter te bekijken. Het mos en de donkere aarde werden overwoekerd door een slijmerige, donkerbruine substantie. Sera prikte erin met het uiteinde van de stok. Het spul bleef eraan kleven. Ze schraapte wat van het slijmerige goedje weg. Eronder zat een dikke wortel van een nabije eik. Toen ze verder keek, zag ze dat het donkerbruine spul overal zat waar zich boomwortels bevonden.
Ze wierp de stok in de bosjes en verplaatste haar blik van de grond naar de bomen zelf. De takken bogen zich in grillige lijnen richting het licht en dorre bladeren ritselden in de wind. De uiteinden van de bladeren krulden om alsof ze verdroogd waren, en aan sommige eiken begonnen de blaadjes te verkleuren alsof het herfst was.
Sera liep een klein stukje verder langs de bosrand. De wortels van meerdere eiken waren bedekt met het spul, maar de bomen daaromheen leken er geen last van te hebben. Was het een schimmel? Of waren de wortels simpelweg aan het verrotten? Het enige dat ze met zekerheid kon zeggen, was dat dit de bron van de stank was. Misschien was dat de reden dat de inwoners het dorpje verlaten hadden.
In haar gedachten dreven woorden van Majnu rond. Hij had gemompeld over verrotting en vergiftiging, over wouden die uitbloeien en Eanthis dat verscheurd zou raken. Wat als het niet slechts een schimmel was die de eiken aantastte, maar iets dat verband hield met de verdwenen stenen?
Een aantal vogels vlogen met veel kabaal op uit de boomtoppen. In de schaduwen tussen de bomen zag Sera een schim wegschieten. Had toch niet iedereen het dorpje verlaten?
Ze ging met haar hand naar haar dolk en tuurde het bos in. Er klonk geritsel in de bladeren. Aan de rand van haar blikveld schoot iets weg in de struiken. Met een ruk draaide ze haar hoofd in de richting van de beweging. In de schaduw van een bramenstruik lichtten twee goudgele ogen op.
De haartjes op haar armen kropen overeind. Een paar seconden lang staarden de ogen haar recht aan. Ze kende ze, die gele kleur en de diepe blik die erin lag, alsof het dier haar iets probeerde te vertellen. Zo had de vos ook gekeken toen het haar van Zagans mannen gered had, en toen het haar en Mason naar de beschutting van de grot had geleid.
De vos draaide zijn hoofd weg en glipte tussen de bomen door dieper het bos in. Sera stapte al naar voren om het dier te volgen toen ze zich bedacht. Hoe graag ze ook wilde weten wat de vos te maken had met de verrotting van de boomwortels, ze had er geen tijd voor. Ze moest naar Mason toe.
Een paar meter verderop was de vos blijven staan. Het dier keek naar haar achterom alsof het aanvoelde dat ze weg wilde gaan. De gele ogen flikkerden, alsof er een kaarsenvlam in oplaaide. Sera’s adem stokte in haar keel. De flikkering was verdwenen voor ze er goed naar kon kijken en ze vroeg zich af of het niet een verbeelding was geweest. Haar instinct schreeuwde echter dat ze weg moest. Waar de vos eerder een levensredder was geweest, voelde het nu alsof Edon zelf haar in de gaten hield.
Sera stapte achteruit weg van de bosrand, draaide zich om en haastte zich terug naar Yarin. Ze zwaaide haar been over het zadel en spoorde haar merrie meteen aan tot een stevige galop. Zodra de laatste huizen van het dorpje aan haar voorbij vlogen, keek ze nog één keer achterom.
Aan de bosrand stond de vos naar haar te kijken.
Vier dagen in haar eentje reizen zou tot een maand geleden een verademing zijn geweest. Nu voelde elke minuut die verstreek als een uur. De heuvels aan de uitlopers van de Yeraanse bergen leken zich eindeloos uit te strekken, alsof het alle dorpjes en stadjes had opgeslokt. Het landschap was stil en verlaten. Ze was nauwelijks andere reizigers tegengekomen en een handelskaravaan dat ze in de ochtend gepasseerd was, had slechts uit drie karren bestaan. Sera had getwijfeld om de handelaren aan te spreken, om te vragen waar de rest van de karavaan was, maar ze had het antwoord al geweten. Het kwam door de verdwenen edelstenen. En als ze de voorspelling van Majnu moest geloven, zou Eanthis nog veel erger moeten doorstaan dan dit.
Yarin schudde met haar hoofd en trok aan de teugels. Sera hield ze zo stevig vast dat het leer pijnlijk om haar vingers klemde. Met een zucht dwong ze zichzelf om haar handen te ontspannen, wat Yarin tevreden liet briesen.
‘Sorry meisje,’ mompelde ze. De afgelopen dagen betrapte ze zichzelf er continu op dat ze de teugels strak aangetrokken hield, dat ze ze vastgeklemd had alsof ze haar enige levenslijn waren. Haar huid trok toen ze haar vingers strekte.
Ze keek naar de bosrand die zich nu al een dag lang rechts van haar uitstrekte. Het was hetzelfde, uitgestrekte bos waar ze met Mason langs was gekomen twee weken geleden, op hun terugweg van Qhal. Dit keer had Sera het stadje waar ze overnacht hadden in de herberg vermeden door dicht langs de bomen te rijden. Ze kon het niet riskeren dat de herbergier of andere gasten die die ochtend aanwezig waren geweest haar toevallig herkenden. Lyle had zijn weggelopen prins terug, maar ze betwijfelde of hij haar zo eenvoudig liet ontkomen.
De gedachte aan Mason bezorgde haar een nog onrustiger gevoel dan op de heenweg naar Majnu. De woorden van de man galmden onafgebroken door haar hoofd. Nog steeds kon ze de paniek in zijn stem levendig horen, de angst in zijn grijze ogen helder voor zich zien. Waarom was hij zo in paniek geschoten toen hij had gerealiseerd dat Mason niet bij haar was? Waarom moesten ze bij elkaar blijven?
Met haar hand ging ze naar de wolvendolk aan haar heup. Het koele goud van het heft was het enige dat haar gedachten kon kalmeren. Ze had bij Mason moeten blijven. Ze had hem nooit alleen naar Caralis moeten laten vertrekken. Waarschijnlijk zou Lyle haar in de kerkers hebben gegooid, maar in ieder geval zouden Mason en zij niet opgesplitst zijn. Ze zouden een manier hebben gevonden om de informatie uit Lyle te krijgen die ze wilden en haar uit de kerkers te breken.
Een windvlaag blies haar haren naar achteren en voerde een weeïge, bittere geur met zich mee. De stank was zo hevig dat Sera ineenkromp en haar neus bedekte met haar hand. Het rook naar natte bladeren, rottende dennennaalden en de dood.
Sera zocht de struiken langs de bosrand af, een rusteloos gevoel in haar onderbuik. Haar ogen bleven hangen bij een dorpje in de verte. Houten huisjes rezen omhoog uit het grasland naast de bosrand. Zelfs vanaf een afstandje kon ze zien dat het gras hoog stond. De akkers waren een chaos van onkruid dat tussen de gewassen omhoog sprong.
Achter de ramen van de eerste boerderijen die ze passeerde was het donker. Wellicht waren de mensen naar een stadje in de buurt getrokken om hun spullen te verhandelen op de markt, probeerde ze zichzelf gerust te stellen. Maar hoe meer verlaten huizen ze passeerde, hoe strakker de onheilspellende sfeer zich om haar heen wikkelde.
Sera liet zich van Yarin af glijden en liep naar een huisje toe. Ze legde haar hand boven haar ogen tegen het glas en tuurde naar binnen. De meubels stonden er netjes bij, de stoelen van de eettafel aangeschoven en het keukenblok opgeruimd. Er lag nauwelijks een laag stof op de oppervlakken.
Ze probeerde de voordeur van het huisje, maar die gaf niet mee. Wat kon er zijn gebeurd dat de mensen de kostbare gewassen op hun akkers hadden laten staan, maar hun huizen wel netjes hadden afgesloten? Met Yarin aan de teugel liep ze verder door het dorpje. Het zag er niet uit alsof de inwoners halsoverkop waren vertrokken.
Door een doorgang tussen twee huisjes voerde de wind opnieuw de misselijkmakende geur van verrotting met zich mee. De geur van stilstaand water op een veel te hete zomerdag, vermengd met vergane bladeren. Sera gooide Yarins teugels om een houten paaltje heen en volgde het paadje tussen de huizen naar de achterkant. De tuinen grensden direct aan de dikke eikenbomen van de bosrand. De geur was hier zo sterk dat ze door haar mond moest ademen om niet te gaan kokhalzen.
Met langzame passen liep ze naar het struikgewas toe. Ze raapte een stok op en bereidde zich voor op het zien van een kadaver. Met de stok boog ze de bladeren van een stel varens opzij. De grond eronder was leeg, maar ook weer niet. Er lag geen dood dier, zoals ze verwacht had.
Een diepe frons ontstond tussen haar wenkbrauwen toen ze zich voorover boog om de bosgrond beter te bekijken. Het mos en de donkere aarde werden overwoekerd door een slijmerige, donkerbruine substantie. Sera prikte erin met het uiteinde van de stok. Het spul bleef eraan kleven. Ze schraapte wat van het slijmerige goedje weg. Eronder zat een dikke wortel van een nabije eik. Toen ze verder keek, zag ze dat het donkerbruine spul overal zat waar zich boomwortels bevonden.
Ze wierp de stok in de bosjes en verplaatste haar blik van de grond naar de bomen zelf. De takken bogen zich in grillige lijnen richting het licht en dorre bladeren ritselden in de wind. De uiteinden van de bladeren krulden om alsof ze verdroogd waren, en aan sommige eiken begonnen de blaadjes te verkleuren alsof het herfst was.
Sera liep een klein stukje verder langs de bosrand. De wortels van meerdere eiken waren bedekt met het spul, maar de bomen daaromheen leken er geen last van te hebben. Was het een schimmel? Of waren de wortels simpelweg aan het verrotten? Het enige dat ze met zekerheid kon zeggen, was dat dit de bron van de stank was. Misschien was dat de reden dat de inwoners het dorpje verlaten hadden.
In haar gedachten dreven woorden van Majnu rond. Hij had gemompeld over verrotting en vergiftiging, over wouden die uitbloeien en Eanthis dat verscheurd zou raken. Wat als het niet slechts een schimmel was die de eiken aantastte, maar iets dat verband hield met de verdwenen stenen?
Een aantal vogels vlogen met veel kabaal op uit de boomtoppen. In de schaduwen tussen de bomen zag Sera een schim wegschieten. Had toch niet iedereen het dorpje verlaten?
Ze ging met haar hand naar haar dolk en tuurde het bos in. Er klonk geritsel in de bladeren. Aan de rand van haar blikveld schoot iets weg in de struiken. Met een ruk draaide ze haar hoofd in de richting van de beweging. In de schaduw van een bramenstruik lichtten twee goudgele ogen op.
De haartjes op haar armen kropen overeind. Een paar seconden lang staarden de ogen haar recht aan. Ze kende ze, die gele kleur en de diepe blik die erin lag, alsof het dier haar iets probeerde te vertellen. Zo had de vos ook gekeken toen het haar van Zagans mannen gered had, en toen het haar en Mason naar de beschutting van de grot had geleid.
De vos draaide zijn hoofd weg en glipte tussen de bomen door dieper het bos in. Sera stapte al naar voren om het dier te volgen toen ze zich bedacht. Hoe graag ze ook wilde weten wat de vos te maken had met de verrotting van de boomwortels, ze had er geen tijd voor. Ze moest naar Mason toe.
Een paar meter verderop was de vos blijven staan. Het dier keek naar haar achterom alsof het aanvoelde dat ze weg wilde gaan. De gele ogen flikkerden, alsof er een kaarsenvlam in oplaaide. Sera’s adem stokte in haar keel. De flikkering was verdwenen voor ze er goed naar kon kijken en ze vroeg zich af of het niet een verbeelding was geweest. Haar instinct schreeuwde echter dat ze weg moest. Waar de vos eerder een levensredder was geweest, voelde het nu alsof Edon zelf haar in de gaten hield.
Sera stapte achteruit weg van de bosrand, draaide zich om en haastte zich terug naar Yarin. Ze zwaaide haar been over het zadel en spoorde haar merrie meteen aan tot een stevige galop. Zodra de laatste huizen van het dorpje aan haar voorbij vlogen, keek ze nog één keer achterom.
Aan de bosrand stond de vos naar haar te kijken.