Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
17 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | The ghost within
Daynty
Internationale ster



Vier dagen in haar eentje reizen zou tot een maand geleden een verademing zijn geweest. Nu voelde elke minuut die verstreek als een uur. De heuvels aan de uitlopers van de Yeraanse bergen leken zich eindeloos uit te strekken, alsof het alle dorpjes en stadjes had opgeslokt. Het landschap was stil en verlaten. Ze was nauwelijks andere reizigers tegengekomen en een handelskaravaan dat ze in de ochtend gepasseerd was, had slechts uit drie karren bestaan. Sera had getwijfeld om de handelaren aan te spreken, om te vragen waar de rest van de karavaan was, maar ze had het antwoord al geweten. Het kwam door de verdwenen edelstenen. En als ze de voorspelling van Majnu moest geloven, zou Eanthis nog veel erger moeten doorstaan dan dit. 
Yarin schudde met haar hoofd en trok aan de teugels. Sera hield ze zo stevig vast dat het leer pijnlijk om haar vingers klemde. Met een zucht dwong ze zichzelf om haar handen te ontspannen, wat Yarin tevreden liet briesen. 
‘Sorry meisje,’ mompelde ze. De afgelopen dagen betrapte ze zichzelf er continu op dat ze de teugels strak aangetrokken hield, dat ze ze vastgeklemd had alsof ze haar enige levenslijn waren. Haar huid trok toen ze haar vingers strekte. 
Ze keek naar de bosrand die zich nu al een dag lang rechts van haar uitstrekte. Het was hetzelfde, uitgestrekte bos waar ze met Mason langs was gekomen twee weken geleden, op hun terugweg van Qhal. Dit keer had Sera het stadje waar ze overnacht hadden in de herberg vermeden door dicht langs de bomen te rijden. Ze kon het niet riskeren dat de herbergier of andere gasten die die ochtend aanwezig waren geweest haar toevallig herkenden. Lyle had zijn weggelopen prins terug, maar ze betwijfelde of hij haar zo eenvoudig liet ontkomen.
De gedachte aan Mason bezorgde haar een nog onrustiger gevoel dan op de heenweg naar Majnu. De woorden van de man galmden onafgebroken door haar hoofd. Nog steeds kon ze de paniek in zijn stem levendig horen, de angst in zijn grijze ogen helder voor zich zien. Waarom was hij zo in paniek geschoten toen hij had gerealiseerd dat Mason niet bij haar was? Waarom moesten ze bij elkaar blijven? 
Met haar hand ging ze naar de wolvendolk aan haar heup. Het koele goud van het heft was het enige dat haar gedachten kon kalmeren. Ze had bij Mason moeten blijven. Ze had hem nooit alleen naar Caralis moeten laten vertrekken. Waarschijnlijk zou Lyle haar in de kerkers hebben gegooid, maar in ieder geval zouden Mason en zij niet opgesplitst zijn. Ze zouden een manier hebben gevonden om de informatie uit Lyle te krijgen die ze wilden en haar uit de kerkers te breken. 
Een windvlaag blies haar haren naar achteren en voerde een weeïge, bittere geur met zich mee. De stank was zo hevig dat Sera ineenkromp en haar neus bedekte met haar hand. Het rook naar natte bladeren, rottende dennennaalden en de dood. 
Sera zocht de struiken langs de bosrand af, een rusteloos gevoel in haar onderbuik. Haar ogen bleven hangen bij een dorpje in de verte. Houten huisjes rezen omhoog uit het grasland naast de bosrand. Zelfs vanaf een afstandje kon ze zien dat het gras hoog stond. De akkers waren een chaos van onkruid dat tussen de gewassen omhoog sprong. 
Achter de ramen van de eerste boerderijen die ze passeerde was het donker. Wellicht waren de mensen naar een stadje in de buurt getrokken om hun spullen te verhandelen op de markt, probeerde ze zichzelf gerust te stellen. Maar hoe meer verlaten huizen ze passeerde, hoe strakker de onheilspellende sfeer zich om haar heen wikkelde. 
Sera liet zich van Yarin af glijden en liep naar een huisje toe. Ze legde haar hand boven haar ogen tegen het glas en tuurde naar binnen. De meubels stonden er netjes bij, de stoelen van de eettafel aangeschoven en het keukenblok opgeruimd. Er lag nauwelijks een laag stof op de oppervlakken. 
Ze probeerde de voordeur van het huisje, maar die gaf niet mee. Wat kon er zijn gebeurd dat de mensen de kostbare gewassen op hun akkers hadden laten staan, maar hun huizen wel netjes hadden afgesloten? Met Yarin aan de teugel liep ze verder door het dorpje. Het zag er niet uit alsof de inwoners halsoverkop waren vertrokken. 
Door een doorgang tussen twee huisjes voerde de wind opnieuw de misselijkmakende geur van verrotting met zich mee. De geur van stilstaand water op een veel te hete zomerdag, vermengd met vergane bladeren. Sera gooide Yarins teugels om een houten paaltje heen en volgde het paadje tussen de huizen naar de achterkant. De tuinen grensden direct aan de dikke eikenbomen van de bosrand. De geur was hier zo sterk dat ze door haar mond moest ademen om niet te gaan kokhalzen. 
Met langzame passen liep ze naar het struikgewas toe. Ze raapte een stok op en bereidde zich voor op het zien van een kadaver. Met de stok boog ze de bladeren van een stel varens opzij. De grond eronder was leeg, maar ook weer niet. Er lag geen dood dier, zoals ze verwacht had. 
Een diepe frons ontstond tussen haar wenkbrauwen toen ze zich voorover boog om de bosgrond beter te bekijken. Het mos en de donkere aarde werden overwoekerd door een slijmerige, donkerbruine substantie. Sera prikte erin met het uiteinde van de stok. Het spul bleef eraan kleven. Ze schraapte wat van het slijmerige goedje weg. Eronder zat een dikke wortel van een nabije eik. Toen ze verder keek, zag ze dat het donkerbruine spul overal zat waar zich boomwortels bevonden. 
Ze wierp de stok in de bosjes en verplaatste haar blik van de grond naar de bomen zelf. De takken bogen zich in grillige lijnen richting het licht en dorre bladeren ritselden in de wind. De uiteinden van de bladeren krulden om alsof ze verdroogd waren, en aan sommige eiken begonnen de blaadjes te verkleuren alsof het herfst was. 
Sera liep een klein stukje verder langs de bosrand. De wortels van meerdere eiken waren bedekt met het spul, maar de bomen daaromheen leken er geen last van te hebben. Was het een schimmel? Of waren de wortels simpelweg aan het verrotten? Het enige dat ze met zekerheid kon zeggen, was dat dit de bron van de stank was. Misschien was dat de reden dat de inwoners het dorpje verlaten hadden. 
In haar gedachten dreven woorden van Majnu rond. Hij had gemompeld over verrotting en vergiftiging, over wouden die uitbloeien en Eanthis dat verscheurd zou raken. Wat als het niet slechts een schimmel was die de eiken aantastte, maar iets dat verband hield met de verdwenen stenen? 
Een aantal vogels vlogen met veel kabaal op uit de boomtoppen. In de schaduwen tussen de bomen zag Sera een schim wegschieten. Had toch niet iedereen het dorpje verlaten? 
Ze ging met haar hand naar haar dolk en tuurde het bos in. Er klonk geritsel in de bladeren. Aan de rand van haar blikveld schoot iets weg in de struiken. Met een ruk draaide ze haar hoofd in de richting van de beweging. In de schaduw van een bramenstruik lichtten twee goudgele ogen op. 
De haartjes op haar armen kropen overeind. Een paar seconden lang staarden de ogen haar recht aan. Ze kende ze, die gele kleur en de diepe blik die erin lag, alsof het dier haar iets probeerde te vertellen. Zo had de vos ook gekeken toen het haar van Zagans mannen gered had, en toen het haar en Mason naar de beschutting van de grot had geleid. 
De vos draaide zijn hoofd weg en glipte tussen de bomen door dieper het bos in. Sera stapte al naar voren om het dier te volgen toen ze zich bedacht. Hoe graag ze ook wilde weten wat de vos te maken had met de verrotting van de boomwortels, ze had er geen tijd voor. Ze moest naar Mason toe. 
Een paar meter verderop was de vos blijven staan. Het dier keek naar haar achterom alsof het aanvoelde dat ze weg wilde gaan. De gele ogen flikkerden, alsof er een kaarsenvlam in oplaaide. Sera’s adem stokte in haar keel. De flikkering was verdwenen voor ze er goed naar kon kijken en ze vroeg zich af of het niet een verbeelding was geweest. Haar instinct schreeuwde echter dat ze weg moest. Waar de vos eerder een levensredder was geweest, voelde het nu alsof Edon zelf haar in de gaten hield. 
Sera stapte achteruit weg van de bosrand, draaide zich om en haastte zich terug naar Yarin. Ze zwaaide haar been over het zadel en spoorde haar merrie meteen aan tot een stevige galop. Zodra de laatste huizen van het dorpje aan haar voorbij vlogen, keek ze nog één keer achterom.
Aan de bosrand stond de vos naar haar te kijken. 

Demish
Internationale ster



Toen Mason zijn paard Donder op had gezadeld, had hij geen plan gehad. Geen plan, behalve dat hij Sera moest vinden. De enige aanwijzing die hij had over Sera haar positie, was dat ze Majnu zou opzoeken. Hij was de rivier overgestoken met een nachtboot en was vanaf daar te paard verder gegaan, hopend dat Sera zich nog ten oosten van Caralis bevond en dat hij haar, op een magische wijze, tegen zou komen.
Het verhaal van de verbannen prins verspreidde zich sneller dan Mason kon reizen. Hij wist niet hoe het kon dat de postkoeriers van Lyle zo snel konden reizen, maar in ieder dorpje leek men te weten dat de prins van Tassos was verbannen door zijn oom. De koning had zijn onderdanen gewaarschuwd. Ieder die Mason te hulp zou schieten, riskeerde grootse gevolgen. Niet iedereen luisterde naar die waarschuwing. Zeker niet wanneer hij zijn hulp aanbood. De inwoners van Eanthis kenden niet alleen het verhaal van zijn verbanning, maar ook van zijn poging om de edelstenen te vinden. 
Voorzichtig had Mason zijn verhaal gedaan en zijn mening gedeeld. Hij wilde niet teveel argwaan creëren, of teveel onrust zaaien. Dat zou de aandacht van Lyle trekken. Daarom vertrok Mason snel uit ieder dorp wat hij bezocht, zelfs als dat betekende dat hij Sera mis zou lopen.
Hij hoopte echter dat dat niet zou gebeuren. Dat ze plots voor hem zou staan.
Mason bevond zich in een dorpje aan de bosrand. Hij was in de omgeving waar hij en Sera voor het laatst samen waren geweest, maar het bood geen garantie dat Sera hier nog was. Wat het dorp hem wel bood, was een publiek om toe te spreken.
Hij had rondgevraagd en gesproken met de lokale bewoners. Hij had verteld dat de verbannen prins een boodschap had en dat hij die rond het middaguur wilde delen. Hij had erop vertrouwd dat de dorpelingen het verhaal rond zouden strooien als voer voor het vee. Toen hij rond het middaguur het kleine podium beklom, werd hij niet teleurgesteld. Een groot deel van de inwoners leek zich te hebben verzameld om zijn verhaal aan te horen.
Hij stapte de zon in en haalde diep adem. ‘Mijn naam is prins Mason van Tassos. Misschien hebben jullie verhalen gehoord over mijn verbanning, of over mijn poging om de edelstenen te vinden, maar vandaag ben ik hier om jullie te vertellen dat ik maar één ding wil: ik wil het volk van Eanthis helpen.’
Mason wachtte, zodat hij zijn publiek ruimte kon geven om te reageren. Hij speurde de groep af naar eventuele wachters, maar hij kon er geen vinden. Nog niet.
‘Ik heb gezien wat het gemis van de edelstenen met het land en zijn inwoners doet. De oogsten mislukken, voedsel wordt langzaam schaars. Mensen zijn prikkelbaar, keren zich tegen elkaar. Mijn oom, jullie koning, beweert dat hij de edelstenen wil vinden. Dat hij het land wil redden van de ondergang, maar hij bevindt zich nog altijd in het paleis in Caralis. Hij vergadert en bedenkt plannen, maar zonder vooruitgang. En toen ik de edelstenen probeerde te vinden, stuurde hij zijn soldaten achter mij aan om me terug te halen naar het paleis.’ Normaal gesproken had hij niets tegen het geluid van zijn eigen stem, maar tijdens dit monoloog vroeg hij zich altijd af of hij wel duidelijk sprak. Of wat hij wilde zeggen, wel daadwerkelijk overkwam.
Mason liep over het podium en hield de gezichten van zijn publiek nauwlettend in de gaten. Hij kon niet aflezen wat ze dachten. Hij kwam weer tot stilstand in het midden en zuchtte. ‘Ik geloof dat hij de edelstenen niet wil vinden. Nog niet, in ieder geval. Wat hij ook van plan is, hij laat Eanthis en zijn onderdanen lijden.’
Dat leverde rumoer op tussen de mensen. Sommigen schudden hun hoofd, anderen fluisterden met elkaar. Mason wist dat hij de druk nu op moest voeren, nu hij hun aandacht volledig had.
‘Jullie knielen onwetend voor een koning met foute intenties, voor een troon die is opgebouwd uit leugens en bedrog.’ Een dag geleden, in een ander dorpje op een andere verhoging, had iemand hem gevraagd wie dan koning zou moeten zijn. Daar had hij geen antwoord op gehad. Maar in zijn ogen kon het niet langer Lyle zijn.
‘Eanthis heeft de edelstenen nodig,’ zei Mason, ‘maar de koning heeft jullie steun nodig. En als jullie…’ Wat hij ook had willen zeggen, hij kon de woorden niet meer terugvinden. In het publiek bewoog iemand naar voren. Iemand met rode vossenharen, waarvan de voorste plukken waren ingevlochten om ze uit haar gezicht te houden. Haar zwaard hing aan haar zij, het embleem van de tempel van Edon glom in de zon. Mensen stapten voor haar aan de kant, geïntimideerd door haar sterke houding.
Sera. Ze had hem gevonden.
‘Alle goden,’ mompelde Mason onder zijn ademhaling, onhoorbaar voor ieder ander. Zelfs hij wilde voor haar aan de kant stappen en haar de ruimte geven. Hij was vergeten hoe het was om in haar nabijheid te zijn. Hoe het voelde om haar te zien.
Ze stopte aan de rand van het podium en keek naar hem op, haar amberkleurige ogen nog goudkleuriger en dieper dan hij zich kon herinneren. ‘Ga door, het klonk alsof je een belangrijk punt wilde maken.’
Mason glimlachte. Het liefst wilde hij van het podium springen om haar in zijn armen te sluiten, zo blij dat ze elkaar hadden gevonden, maar hij kon niet vergeten waarvoor hij hier daadwerkelijk was. Hij knikte naar haar, waarna hij opkeek naar het gehele publiek.
‘Lyle van Tassos heeft mij verbannen, maar hij kan me niet stoppen om te vechten voor Eanthis. Voor jullie.’ Hij keek enkelen een voor een aan, waaronder Sera. ‘En ik hoop dat, als de tijd daar is, jullie met mij vechten.’
Daynty
Internationale ster



De prins van Tassos was verbannen. Sera had het nieuws gehoord een dag nadat ze was vertrokken uit het dorpje met de rotte bomen. Hoewel er meerdere prinsen van Tassos waren, was er slechts één die het voor elkaar kon krijgen om uit de hoofdstad verbannen te worden door de koning. 
Het nieuws had haar misselijk gemaakt. Lyle was niet gek, hij zou zijn neefje niet zomaar verbannen. Betekende dat dat Mason iets op het spoor was gekomen dat zijn oom verborgen wilde houden? Hadden ze gevochten? Haar gedachten waren ieder mogelijk doemscenario dat ze konden bedenken voor haar laten verschijnen. Wat als Mason gewond was? Wat als het volk zich tegen hem keerde? Hij mocht dan een militaire training hebben gehad op Qhal, tegen een menigte boze Eanthiërs kon hij in zijn eentje niet op. Ze had echter al snel uitgevogeld dat de inwoners zich niet klakkeloos achter Lyle schaarden. Sera had de geruchten gevolgd van de verbannen prins die langs dorpjes en stadjes reisde, de mensen toesprekend, ze moed gevend. Ze hoorde heimelijke fluisteringen over hoe Lyle faalde in zijn taak als regent, hoe hij probeerde de andere koninklijke families buitenspel te zetten. 
Sera was in de ochtend gearriveerd in Vella, een stadje aan de rand van het bos, drie dagen reizen ten noordoosten van Caralis. Hier hadden de geruchten over de verbannen prins haar naartoe geleid. Eenmaal in het plaatsje aangekomen was het eenvoudig geweest om Mason te vinden. De straten waren nagenoeg verlaten geweest. Iedere bewoner van het stadje leek naar het centrale plein te zijn getrokken. 
Zijn stem was haar tegemoet gekomen voordat Mason zelf in haar blikveld was verschenen, staand op een kleine verhoging aan de rand van het plein, zijn blonde haren glimmend als goud in de zon. De mensen gaapten hem aan, hingen aan zijn lippen. Zelfs Sera was even stil blijven staan achterin, gevangen door de autoriteit die van Mason afstraalde. Hij was verbannen uit de hoofdstad en bekritiseerd door Lyle, maar hij zag er meer als een prins uit dan ooit tevoren. Er straalde een kracht van hem af die bijna tastbaar over de mensen golfde en respect afdwong. Het was dezelfde uitstraling van autoriteit die hij had gehad in Qhal, toen hij de wachters bij de kamer van de edelstenen had overtuigd hen de ruimte binnen te laten. Het enige moment waarop zijn toespraak haperde, was toen ze zich door de mensen naar voren baande en hij haar zag. Zijn blauwe ogen waren donkerder dan ze zich herinnerde, maar straalden krachtig en vastberaden. Verbazing en opluchting wisselden elkaar af voor hij zich herstelde. 
De laatste van zijn woorden stierven weg. Een seconde lang daalde er een doodse stilte over de menigte neer, maar zodra de mensen beseften dat hij niet verder zou praten, barstten ze uit in een applaus. 
‘De Tassoskoning misbruikt zijn macht,’ vertelde een man naast haar aan zijn vrouw. 
‘Hoe durft hij, een prins verbannen die enkel het volk wil helpen,’ hoorde ze iemand achter haar zeggen. 
Mensen drongen zich naar het trapje toe waar Mason de verhoging afdaalde. Sera moest zich inhouden om hen niet aan de kant te vegen met haar ellebogen en haar zwaard. Ze had Mason bijna een maand niet gezien en nu hij zo dichtbij was, prikte haar lichaam met een onbekend verlangen om hem zo dichtbij mogelijk te houden. Maar ze kon hem niet zomaar scheiden van zijn volk, niet nu ze ongetwijfeld alle steun konden gebruiken die ze konden vinden. De koning had zich tegen hem gekeerd, het volk mocht dat niet ook doen. 
Sera leunde tegen een houten paal van de verhoging, haar ogen gefixeerd op Mason en haar hand rustend op haar zwaard, klaar om in te grijpen als iemand ook maar een verkeerde blik in zijn richting wierp. De waarschuwing van Majnu liet haar nog steeds niet met rust, zelfs niet nu ze terug was bij Mason. 
‘Verachtelijk, vind je ook niet?’ 
De stem naast haar droop van de minachting en ingehouden woede. 
Sera maakte haar blik een moment los van Mason om opzij te kijken. De man had zijn handen in zijn zij geplaatst en keek met samengeknepen ogen naar de mensen die Mason omringden. Hij moest haar afzijdigheid en haar hand op haar wapen hebben opgevat als een blijk van afschuw tegenover de verbannen prins. Een vijandig gevoel kroop omhoog. 
‘Het is verachtelijk dat de koning veilig binnen de paleismuren vertoeft en het volk aan hun lot overlaat,’ antwoordde ze vlak, haar hoofd terugdraaiend. 
De man maakte een geluid van ongeloof. ‘De koning doet er alles aan om de stenen te vinden, in tegenstelling tot deze bedrieger hier. Hij heeft ingebroken in de Toren van Qhal! Weet u dat wel?’ Voor ze kon antwoorden, ging hij door: ‘Vast niet, want dan zou u ongetwijfeld anders over hem denken. De Jagers zouden hem moeten oppakken en de grens van Eanthis over moeten gooien. Anders zorg ik daar zelf wel voor…’
In een flits zette Sera haar wolvendolk tegen de keel van de man. Zijn tirade stopte abrupt. ‘Als ik je nog één vuil woord over de prins hoor zeggen, zorg ik ervoor dat je nooit meer kan praten,’ siste ze. Ze trok haar dolk weg en gaf de man een harde duw. ‘Maak dat je wegkomt.’
Onder de angst in zijn ogen borrelde een felle woede, maar hij was zo verstandig om naar haar te luisteren en maakte zich uit de voeten. Zijn felheid liet haar achter met een onrustig gevoel. Kennelijk stond niet iedereen achter Mason. 
Sera had genoeg van het wachten. Ze stopte de dolk weg en liep naar Mason toe. De meeste mensen waren inmiddels afgedropen en het groepje meisjes dat om hem heen krioelde, stoof uiteen toen ze haar in het oog kregen. Eén blondine was volhardend genoeg om aan zijn arm te blijven hangen. Sera wierp haar een kille blik toe. 
Zodra ook het laatste meisje weg was, kon ze zich niet langer inhouden. Ze sloeg haar armen om Mason heen en trok hem tegen zich aan. 
‘Wat gebeurt er nu?’ grapte hij, maar hij vouwde zijn armen wel stevig om haar middel heen. 
‘Ik geloof dat je dit een knuffel noemde.’ Sera blies haar adem uit en liet haar hoofd tegen zijn schouder rusten. Pas nu ze hem in haar armen hield, warm en stevig en levend, ebde de spanning die ze sinds Majnu gevoeld had weg uit haar lichaam. Mason was hier, hij leefde nog. En goden, ze had hem gemist.
Demish
Internationale ster



Sera haar armen kwamen als een verassing, maar zodra hij zich ontspande in haar omhelzing, besefte hij hoe erg hij dit nodig had gehad. Hij had zich veilig gewaand in het comfort van zijn status, maar echte veiligheid, die had hij niet gevoeld sinds Sera van zijn zijde was geweken. Nu had ze hem gevonden, eindelijk. Stiekem had hij gehoopt dat hij haar had kunnen opsporen, om de verbazing op haar gezicht te kunnen zien. Hij wist echter ook dat hij die vaardigheden niet had, niet zoals Sera. En hij was verdomd blij da ze er in was geslaagd om hem op te sporen.
‘Ik ben erg blij dat je me gevonden hebt,’ fluisterde Mason. ‘De dagen zonder jou…’ Hij wist niet goed wat hij wilde zeggen. De dagen zonder Sera waren saai, rustig en voorspelbaar. De dagen zonder haar, waren dagen die hij niet langer mee wilde maken. Niet op die manier.
‘Tong verloren?’ grapte Sera, maar toen hij haar aankeek zag hij een warme blik in haar ogen. Plots leek ze zich te realiseren dat ze elkaar nog vasthielden en Sera stapte van hem weg. Ze fatsoeneerde haar rokken. ‘Het was niet heel moeilijk om je te vinden. Het verhaal over de verbannen prins gaat door heel het land.’
‘Ah, mijn reputatie gaat al voor me uit,’ zei Mason grijnzend. Hij draaide zich om en wenkte Sera dat ze hem moest volgen. Hij was niet vergeten wat Sera haar taak was geweest. Ze had Majnu gezocht. Hij wilde er alles over horen. Of ze hem gevonden had, wat hij haar had verteld, maar dat konden ze niet in het midden van een klein pleintje bespreken.
‘Dat is misschien geen goed iets,’ zei Sera terwijl ze hem inhaalde en naast hem kwam lopen. Mason zag dat ze haar hand wederom op haar zwaard liet rusten. ‘Wat als Lyle het hoort?’
Mason schudde zijn hoofd. Lyle zou hem niet langer opjagen. Dat had hij gedaan en het was hem gelukt. Dat was in ieder geval wat hij geloofde. Mason had kunnen ontsnappen, maar hij had zich gewillig mee laten voeren naar de hoofdstad. En nu was hij verbannen en in de ogen van zijn oom niet langer een zorg. ‘Laat het hem maar horen. Als hij een verbannen prins op wil jagen, maakt dat alleen maar duidelijk wat voor een koning hij is.’
Hij zag Sera met opgetrokken wenkbrauwen naar hem kijken. Ze nam hem in zich op, van top tot teen. Hij knipoogde toen hun blikken elkaar weer ontmoetten. ‘Ik snap dat je even moet wennen aan mijn prinselijke uiterlijk.’
‘Komt dat prinselijke uiterlijk ook met voldoende geld?’ vroeg Sera terwijl ze stopte met lopen. Ze sloeg haar armen over elkaar en keek hem vragend aan.
Mason lachte en legde zijn hand op zijn hart. ‘Is dat alles waar je om geeft, Sera? Mijn kroon en mijn geld?’
‘Volgens mij heb je geen kroon meer.’
‘Au.’ Mason veinsde een gekwetste uitdrukking, maar hij genoot van het sneller over-en-weer gepraat wat ze samen konden hebben. Bij Sera hoefde hij nooit na te denken over wat hij wilde zeggen. ‘Maar om je gerust te stellen: deze keer heb ik meer dan genoeg.’
Sera schudde enkel haar hoofd en startte hun korte wandeling weer. Aan het einde van de straat lag de herberg waar Mason verbleef. Hij zou hier niet lang meer blijven. Ieder stadje of dorpje dat hij passeerde kreeg nooit langer zijn aandacht dan een paar dagen.
Mason stopte voor de ingang van de herberg. Sera wilde naar binnen stappen, maar hij legde zijn hand tegen de deurpost en versperde daarmee de weg naar binnen. ‘Ik zag het trouwens wel?’
Sera rechtte haar schouders. ‘Wat?’
Mason glimlachte. ‘Hoe je die man bedreigde, voor mij.’ Hij had de precieze woorden niet kunnen horen, maar hij had gezien hoe Sera haar dolk tegen de keel van de man had gezet. De gesprekken met de meisjes voor hem waren alles behalve interessant geweest. Sterker nog: tijdens alle gesprekken die hij had gevoerd, had zijn aandacht altijd bij haar gelegen.
‘Je had vast graag in zijn schoenen willen staan, of niet soms?’ vroeg Sera speels. Een opmerking die hij had kunnen verwachten, maar hem desalniettemin van zijn stuk bracht. Snel dook ze onder zijn arm door naar binnen, hem achterlatend bij de ingang van de herberg.
‘Sera, wacht!’ Hij snelde achter haar aan en haakte zijn arm door die van haar. Hij boog zich iets naar haar toe. ‘Denk maar niet dat ik je daar zo gemakkelijk van af laat komen,’ fluisterde hij.
Daarna leidde hij haar zijn kamer alsof ze geen woord hadden gewisseld. Toen Sera binnen was, controleerde hij de gang. Er leek niemand aanwezig te zijn. Hij sloot de deur en draaide de sleutel om, zodat niemand ongevraagd binnen kon komen. Sera had zich al comfortabel gemaakt op het bedeinde. ‘Dit lijkt me een goed moment om me uit te leggen waarom je verbannen bent.’
Hij wierp een blik op hoe ze er bij zat. Het zou zo gemakkelijk zijn om zich over haar heen te buigen, om haar te vertellen dat dit moment ook voor andere zaken zou kunnen worden benut, maar hij wist dat Sera gelijk had. Ze moest zijn kant van het verhaal horen, net zoals dat hij van haar moest horen wat er was gebeurd met Majnu.
‘Goed,’ besloot Mason en hij pakte een stoel, zodat hij daar op kon zitten. ‘Ik betrad Caralis te paard, om het volk te begroeten. Vanzelfsprekend vond onze koning dat niet leuk,’ begon hij, waarna hij vertelde over het gesprek dat ze hadden gevoerd en de dagen die hij door had gebracht in het paleis. Hij benoemde de keren dat hij de stad in was getrokken om de bewoners te helpen, tot aan de avond dat hij het kantoor van zijn oom in was geslopen.
‘Heb je daar iets gevonden?’ vroeg Sera nieuwsgierig, hem onderbrekend in een zin.
Mason zuchtte en schudde zijn hoofd. ‘Nee, niet echt. Lyle vond me voordat ik alles kon bekijken. Hij bedreigde me zelfs met zijn wapen, maar ik had niets om mee terug te vechten en-’
‘Je ging daar naar binnen zonder wapen? Mason!’ Sera keek hem aan alsof ze hem een tik wilde geven voor zijn domme actie.
Verontschuldigend haalde Mason zijn schouders op. Hij wist dat het niet handig was geweest, maar hij had ook geweten dat zijn oom hem niet had kunnen verwonden, niet echt. ‘Het is goed afgelopen?’
Daynty
Internationale ster



Het is goed afgelopen. Sera staarde Mason met ongeloof in haar ogen aan. Lyle van Tassos kon zijn neefje niet zomaar verwonden, maar dat Mason had ingebroken in zijn kantoor vormde een redelijk goede reden. Vooral als het waar was dat Lyle de machthebbers van Arrinore en Kapin aan de kant had geschoven en hij slechts aan zichzelf verantwoording af hoefde te leggen. Ze vroeg zich af hoeveel van dit soort ondoordachte acties Mason had uitgevoerd op het paleis. 
‘Zelfs als mijn oom wel wat had geprobeerd, zou ik dat niet zomaar hebben laten gebeuren, Sera,’ voegde Mason aan zijn woorden toe. ‘Ik ben opgeleid op Qhal, mijn oom niet. Bovendien vindt het volk me veel te leuk om het zomaar over hen heen te laten komen als Lyle me wel iets had gedaan.’ Hij tuitte zijn lippen en in zijn ogen verscheen een fonkeling. ‘Wat dat betreft lijken de mensen op jou.’
Sera knipperde met haar ogen. Eén keer, daarna nog een keer. ‘Ik zou Lyle je inderdaad niets aan laten doen.’ 
Hij glimlachte tevreden. ‘Dat bedoel ik.’
‘Alleen omdat ik het zelf wil doen als je dat soort domme beslissingen neemt,’ vervolgde ze echter. 
‘Hoort daarbij dat je een mes op mijn keel zet?’ Mason klonk bijna hoopvol. Een seconde overwoog ze om hem te laten voelen hoe het was om het kille, dodelijke staal van een wapen tegen zijn keel te voelen, zijn leven in handen van de persoon die het wapen vasthad. Maar hij wist dat ze hem nooit zou doden. En de gedachte aan Mason onder haar, hun beide lichamen naakt tegen elkaar aan, terwijl zij de Jager speelde die hij wilde zien, bracht haar veel te veel van het serieuze gesprek af dat ze moesten hebben. 
‘Weet je waarom ik die man bedreigde?’ Sera veegde een kreukel weg uit de lakens onder haar. ‘Hij was niet blij met je toespraak.’ Verachtelijk, had de man het genoemd. Eigenlijk had ze zijn tong eruit moeten snijden voor dat openlijke commentaar op Mason. ‘Hij vond dat de Jagers je op moesten sporen en je Eanthis uit moesten gooien, en dat hij dat anders zelf wel zou doen.’ 
De fonkeling uit Masons ogen was nu verdwenen. Hij zakte onderuit in de stoel en tikte met zijn voet tegen het bed aan. ‘Dus mijn oom heeft het toch niet bij iedereen verpest.’
‘Daarom kun je niet zonder een wapen naar buiten gaan.’ Sera probeerde de bezorgdheid uit haar stem te weren, maar slaagde daar niet volledig in. Eerst het gemist van Mason, daarna de omhelzing die ze hem had gegeven en nu dit. In zichzelf zocht ze wanhopig naar de harde schil die ze de afgelopen drie jaar rondom haar emoties had ontwikkeld. 
Mason knikte, waarna een flauwe grijns zijn serieuze gelaat doorbrak. Ze keek een seconde te lang naar zijn opgekrulde mondhoeken, naar de grijns die ze zo had gemist. ‘Gelukkig heb ik nu ook mijn Jager terug om me te beschermen,’ zei hij. 
Ze legde een hand over haar hart, het gebaar dat hij eerder had gemaakt imiterend. ‘Je zegt dat ik alleen geef om je geld en je kroon, maar in de tussentijd geef jij alleen om mijn vaardigheden.’
Mason boog zich voorover, dichter naar haar toe, en plaatste zijn ellebogen nonchalant op zijn knieën. ‘Natuurlijk geef ik om je vaardigheden. Die zijn…’ Zijn blik ging bewust van haar ogen, naar haar lichaam en weer terug. ‘Onvergetelijk.’
Het was precies als de eerste dagen die ze samen hadden gereisd. Elkaar uitdagend, flirtend, wachtend tot de ander toegaf. Ze wist niet of ze het deze keer net zo lang volhield om zijn verleiding te weerstaan.
‘Mason,’ glimlachte ze. Ze leunde achteruit, met een hand steunend op het matras achter haar. ‘Je hebt nog half geen idee wat mijn vaardigheden allemaal inhouden.’
De ogen van de verbannen prins gleden onsubtiel langs haar rode haren die over haar schouders golfden en de roestoranje stof van haar jurk. Ze wist waar hij naar keek het moment dat zijn lichaam verstrakte. De wolvendolk. 
‘Heb je Majnu gevonden? Met hem gesproken?’ Mason bracht zijn aandacht terug naar haar gezicht. 
De herinnering aan de ontmoeting met de oude man bracht het verontruste gevoel in haar opnieuw tot leven. Je moet hem niet alleen laten! Jullie moeten bij elkaar blijven. Maar waarom? Waarom moesten Mason en zij niet van elkaars zijde wijken? 
‘Ik heb hem gesproken.’ Misschien dat Mason wijs kon worden uit alles dat de man gebrabbeld had. Voorzichtig, omdat ze niet wist tot in hoeverre hij op de hoogte was van de labiele mentale staat van Majnu, praatte ze verder. ‘Het was… Het was geen erg verduidelijkend gesprek. Hij bleef maar dingen fluisteren, mompelen. Onsamenhangende zinnen waar geen touw aan vast te knopen was. Hij had één helder moment. Hij vroeg waar jij was en toen ik vertelde dat je in Caralis was, flipte hij.’ Sera staarde naar de muur, terugdenkend aan de paniek op Majnu’s gezicht. ‘Hij zei dat ik je niet alleen moest laten, dat we bij elkaar moesten blijven.’
‘Waarom?’ vroeg Mason ademloos. Er lag een frons op zijn aantrekkelijke gezicht. ‘Was hij bang dat er iets zou gebeuren?’
Haar schouders zakten een stukje naar beneden. ‘Ik had gehoopt dat jij dat zou weten. Voor ik het aan hem kon vragen, viel hij terug in zijn delirium.’ Wat er ook met de man was gebeurd op het Odesameer, het had hem voorgoed beschadigd. Waarschijnlijk mochten ze van geluk spreken dat hij nog leefde, hoewel Sera geen idee had hoe hij in die toestand in zijn eentje overleefde op zijn desolate woonplek. Wellicht zorgden de diepten van het meer voor hem, in ruil voor wat ze hem af hadden genomen. 
Ineens schoot haar nog iets te binnen. ‘Hij heeft me wel wat gegeven.’ Sera viste het stuk perkament uit een verborgen zak in het lijfje van haar jurk. Het papier bevatte meer kreukels dan toen ze het bij Majnu overhandigd had gekregen, maar ze had het niet in Yarins zadeltassen durven bewaren. 
Mason pakte het papier aan en las de tekst. Ze zag zijn blauwe ogen over de zinnen glijden, een aantal keer, voor hij uiteindelijk zijn hoofd schudde. ‘Een Tassoszoon, geboren onder de bloedmaan van Elara…’ Hij keek op. ‘Ik ben geboren in Elara’s maand, tijdens een bloedmaan. Gaat dit over mij?’
‘Over ons,’ antwoordde Sera. Ze schoof naar de hoek van het bed zodat ze op het papier kon wijzen. ‘De Vos, dat ben ik.’ Hardop uitgesproken klonk het nog absurder, maar het was een van de weinige dingen waar Majnu van overtuigd leek te zijn geweest. 
Mason nam een lok van haar rode haren tussen zijn vingers. ‘Het meisje met de vossenharen.’
Demish
Internationale ster



Het document dat Sera hem had gegeven duizelde hem. De eerste paar zinnen leken over hem te gaan: een Tassoszoon met blauwe ogen, geboren onder de bloedmaan van Elara. Maar hoe kon hij het machtsevenwicht opnieuw verdelen? Sera was overduidelijke de vos. Het bewijs daarvan hield hij tussen zijn vingers, maar was hij dan ook de wolf in dit verhaal? Hij had de vossendolk, hij had Sera moeten vinden. Volgens de woorden op papier waren de vos en de wolf onlosmakelijk met elkaar verbonden en moesten ze bij elkaar blijven.
‘Majnu… Majnu gaf dit aan jou?’ vroeg Mason verward. Hij probeerde logica te vinden in de zinnen, over de beschermer van het oosten en het westen dat zou vallen. Het gedeelte over de speurder was nog vager. Het enige wat hij begreep, was het stuk over Qhal. Zijn Qhal, waar hij geen voet meer in mocht zetten.
Sera knikte en streek met haar vingers over een verkreukelde hoek. ‘Hij noemde het een voorspelling.’
‘Een voorspelling?’ Mason schudde zijn hoofd. Hij kon zich niet herinneren dat iemand het ooit over een voorspelling had gehad. In ieder geval niet zolang hij leefde. Als hij beter had opgelet tijdens zijn lessen, had hij zich nu misschien kunnen herinneren wanneer er voor het laatst een voorspelling was gegeven, en of deze ook was uitgekomen. ‘Heeft Majnu nog meer gezegd?’
Spijtig schudde Sera haar hoofd. ‘Ik vroeg hem of dit over mij ging, over ons. Zodra ik jouw naam noemde, zakte hij weer weg. Hij bleef benadrukken dat ik terug naar jou moest. Dat als ik je alleen zou laten…’ 
Mason knikte. Sera hoefde haar zin niet af te maken. Hij wist zelf ook dat hij zich in gevaarlijke wateren had bevonden. Hij had geluk dat zijn avonturen in het paleis goed waren afgelopen, maar met Sera naast zich zou hij nooit zo onvoorzichtig hebben gedaan.
Hij richtte zich weer op het papier in zijn handen, las de zinnen nogmaals door. Met een vragende blik keek hij op naar Sera. ‘Denk jij dat het waar is? Dat dit echt een voorspelling is?’
Sera haalde haar schouders op. ‘Er is een Tassoszoon geboren onder de bloedmaan van Elara, Qhal is gevallen, de twaalf edelstenen zijn verloren. En tijdens mijn reis zag ik delen van het bos wegrotten.’
‘Maar ben ik dan de persoon die het evenwicht van macht opnieuw moet weven? En wie is de speurder? Is dat de persoon die we moeten vinden? En wat als Majnu een vergissing heeft gemaakt en ik de vossendolk nooit had moeten hebben?’ Hij herinnerde zich dat Sera hem had verteld dat ze opzoek had moeten gaan naar de jongen met een wolvenziel. Voor zover hij wist, had hij die niet. ‘Wat moeten we nu doen?’
‘Mason.’
‘Ik meen het, Sera. Wat verwacht Majnu van ons? Moeten we hem überhaupt wel vertrouwen? Je zei zelf dat hij terugviel in zijn delirium. Wat als dit,’ hij hield het papier omhoog, ‘niks betekent. Wat als-’
‘Mason, hé.’ De zachtheid in Sera haar stem liet hem eindelijk stoppen met het oneindig stellen van vragen. Sera legde haar hand op de zijne en wist behendig het papier tussen zijn vingers weg te halen. Ze legde het naast zich neer op het bed en legde daarna haar hand terug in de zijne. Vrijwel meteen begon hij met haar vingers te spelen.
‘Het meest belangrijke is dat ik je heb gevonden. Nu kan ik je zelf iets aandoen als je nog een keer een domme beslissing neemt.’
Ondanks alles verliet een zachte lach zijn lippen. Hij hield zijn blik gefocust op hun handen. ‘Toen ik daar zonder wapen naar binnen liep, wist ik dat je het zou afkeuren. Ik kon je horen schreeuwen.’
‘Maar je deed het toch.’
‘Ik vond het niet erg om jouw stem in mijn hoofd te horen,’ bekende Mason. Daardoor had het haast gevoeld alsof Sera naast hem had gestaan. Het was slechts een van de vele momenten geweest waarop hij aan haar had gedacht. Er was geen dag voorbij gegaan dat hij haar niet voor zich had gezien.
Hij keek naar haar op, alleen maar om te ontdekken dat Sera al naar hem had gekeken. Ze bekeek zijn gezicht, maar niet op de manier waarop ze dat normaal gesproken deed. Zijn vingers kwamen eindelijk tot stilstand en hun handen rustten samen op zijn bovenbeen.
‘Heb je vaak aan me gedacht?’ Sera haar vraag kwam zonder de gebruikelijke, plagende toon. Mason was verbaasd dat ze het vroeg in plaats van het zelfingenomen te constateren, zoals hij misschien had gedaan. Ze wilde echt zijn antwoord weten.
Mason glimlachte. Hij voelde iets in zijn lichaam waarvan hij misschien had moeten realiseren dat het er al eerder had gezeten. ‘Alleen maar op de momenten dat ik niet bezig was met Lyle zijn ondergang.’
Sera lachte, wat maakte dat zijn maag samentrok en zijn hart een beweging maakte die hij nog nooit had gevoeld. Niet op deze manier. Zonder bij na te denken boog hij naar voren en zoende hij haar. 
De zoen was niet wild en vurig. Zijn handen grepen niet verlangend naar haar lichaam, want dat was niet wat hij wilde. Hij wilde haar.
Daynty
Internationale ster



Masons lippen maakten een gevoel in haar los dat ze niet meer kende. Een warmte overspoelde haar en kriebels fladderden door haar buik. Haar vingers grepen de zijne steviger vast. Ze leunde dichter naar hem toe, legde haar andere hand tegen zijn gezicht en beantwoordde zijn zoen. Aarzelend bijna, ze was het niet gewend hem op deze manier te kussen. De vorige keren waren het heftig en vurig geweest, een uitbarsting van verlangen, verkennende handen en hun naakte lichamen tegen elkaar. 
Maar hoewel ze elkaar even geleden nog uitgedaagd hadden, besefte Sera dat dat niet was wat ze nu wilde. Ze wilde nu niet Masons lichaam, het genot dat hij haar kon geven. Ze wilde hem, de man die hij was, met al zijn kwetsbare kanten en imperfecties. Zelfs de domme beslissingen die hij nam zonder haar. 
Mason hield haar hand stevig vast, alsof hij bang was dat ze zou verdwijnen. Zijn andere hand streelde zachtjes over haar bovenbeen, over de stof van haar jurk. 
In een diepe, donkere laag van haar gedachten worstelde een onrustig gevoel zich naar boven. Het wilde haar waarschuwen voor iets, maar Sera negeerde het. Ze wilde de cocon van warmte en Masons nabijheid niet verlaten. 
Mason was degene die uiteindelijk het contact tussen hun lippen verbrak. Zijn ademhaling was enigszins gejaagd en Sera kon lichte blosjes op zijn wangen zien. Ze streek er met haar duim overheen. 
‘Heb je ook vaak aan mij gedacht?’ Hij liet zijn voorhoofd tegen het hare zakken. Sera sloot haar ogen, genietend van het gevoel van zijn ademhaling die langs haar gezicht kriebelde. Ze dacht terug aan de herinneringen van de reis. Aan de angst die ze had gevoeld toen Majnu haar had gewaarschuwd dat ze Mason niet alleen moest laten. Nog steeds trok haar maag zich samen tot een zware steen bij de gedachte aan die dagen. Ze had zich alleen maar af kunnen vragen of er iets met hem gebeurd was, of er iets met hem zou gebeuren. Of hij nog in leven zou zijn als ze hem vond. Ze was doodsbang geweest dat ze hem kwijt zou raken, net zoals ze Arthur kwijt was geraakt. 
‘Sera?’ vroeg Mason voorzichtig toen ze te lang stilbleef. 
Ze wilde haar mond openen om hem antwoord te geven, om te vertellen dat ze bijna iedere minuut aan hem gedacht had, maar haar lippen zaten stijf op elkaar. De realisatie spoelde als ijswater door haar aderen. Ze kon hem kwijtraken, een verlies dat ze niet nog een keer kon doormaken. Nu al dreigde het haar te verscheuren, mee terug te slepen de oneindige diepten in. 
Ze voelde Masons vingers onder haar kin en hij dwong haar om haar hoofd op te tillen. ‘Wat is er?’ vroeg hij zachtjes. Haar ogen schoten heen en weer tussen de zijne, maar het waren niet zijn hemelsblauwe ogen die ze zag. Ze waren groen als gras, met daarboven haren zwart als de nacht en met sensuele lippen die haar een koosnaampje toefluisterden. Mijn vossenmeisje. 
Sera sperde haar ogen open en ze schoot achteruit. Haar vingers gleden uit die van Mason, tastend naar haar ring. 
‘Sera?’ De bezorgdheid in zijn stem verstikte haar. Hij kwam behoedzaam overeind en wilde naar haar toe stappen, maar bedacht zich toen hij zag hoe haar lichaam verstijfde. Er verscheen een gekwetste blik in zijn ogen. 
‘Het- Het spijt me,’ fluisterde ze. Ze drukte haar vingers zo hard tegen het puntige steentje in de ring dat het pijn deed. Ze dwong zichzelf om diep in te ademen. Mason was niet Arthur. Hij was niet dood. Hij stond voor haar, levend, en ze zou niemand daar verandering in laten brengen. Voorzichtig keek ze hem aan. ‘Ik heb vaak aan je gedacht, bijna elke minuut van elke dag.’
Hij keek haar verloren aan. ‘Wat is er dan aan de hand?’
‘Ik…’ Sera schudde haar hoofd. De paniek kneep haar keel dicht en maakte haar duizelig. Ze wilde het niet hardop zeggen, ze was er niet klaar voor om erover te praten. Wanhopig probeerde ze de stukjes van zichzelf bij elkaar te rapen, om de zelfverzekerde, harde Jager te zijn, maar ze glipten als water tussen haar vingers door. 
‘Heeft het met mij te maken?’ 
Onmiddellijk schudde ze haar hoofd. ‘Nee. Goden, Mason, nee, het heeft niets met jou te maken. Dat mag je niet denken, oké? Ik- Ik weet alleen niet hoe-’
Hij stapte naar haar toe en dit keer deinsde ze niet achteruit. Ze liet hem zijn handen op haar schouders leggen, warm en stevig op de stof van haar jurk. Ze greep zich aan het gevoel vast alsof dat het enige was dat voorkwam dat ze uit elkaar viel. ‘Dan hoef je het me nu niet te vertellen,’ sprak hij zachtjes. Hij speelde met een lok van haar haren. ‘Het doet me pijn om je zo te zien, maar ik wil je niet dwingen om te praten als je er niet klaar voor bent. Ik wil alleen dat je weet dat wanneer je er wel klaar voor bent, ik zal luisteren.’ Hij liet haar haren los en een van zijn mondhoeken krulde zich omhoog. ‘En tot die tijd zal ik genoegen nemen met je brutale opmerkingen en agressieve houding naar iedereen die mij bedreigt.’
Ondanks het wrak dat ze vanbinnen was, brak er een klein lachje door op haar gezicht, iets dat alleen hij zo snel voor elkaar kon krijgen. ‘Dankjewel,’ fluisterde ze. 
Demish
Internationale ster



Hij had Sera nooit op deze manier gezien. Het beangstigde hem, om de sterke vrouw die hij kende te zien breken. Tegelijkertijd wist hij dat ze hem moest vertrouwen om de kwetsbaarheid te tonen. Het stelde hem gerust dat het niet zijn schuld was, en dat gevoel probeerde hij ook van zich af te schudden. Ook probeerde hij niet na te gaan wat het dan wel was. Sera wilde het niet vertellen en daar moest hij respect voor hebben, hoe nieuwsgierig en verward hij ook was.
‘Zal ik…’ Mason schraapte zijn keel. ‘Zal ik wat eten ophalen en meenemen naar boven?’
Sera knikte en stapte van hem weg. Het leek hem beter als hij Sera de tijd gaf om haar gedachten een plekje te geven, dus hij ging in zijn eentje naar beneden. Nu hij openlijk als prins rondtrok, waren een hoop van zijn verblijven erg verwelkomend geweest. Wat hij ook wilde, hij kreeg het. Dat hij nu aan de herbergier vroeg om twee borden met eten en twee glazen honingwijn, was geen uitzondering.
Mason leunde op de bar terwijl hij toekeek hoe de borden werden volgeladen met brood, vlees, fruit en kaas. Hij nam zichzelf voor om de herbergier wat extra’s te geven als hij de plek zou verlaten. Met een dienblad vol eten en drinken liep Mason voorzichtig de trap op. De wijn viel over de rand van de bekers, maar het was niet ernstig.
Met zijn voet opende hij de deur naar zijn kamer en hij zette het dienblad neer op tafel. De donkerblauwe jas die hij nog aan had gehad, maakte hij los en gooide hij op zijn bed. Sera stond voor het raam, dat uitkeek op de daken van de nabijgelegen huisjes en de stalplaats voor de paarden van de reizigers die in de herberg verbleven.
‘Is dat nou Donder?’ vroeg Sera, die haar handen op de vensterbank had gelegd om het beter te kunnen zien. Mason pakte een blokje kaas van het bord en stopte het in zijn mond, waarna hij naar Sera liep en naast haar over de vensterbank naar buiten keek.
‘Ja, hoezo?’
‘Ik had niet verwacht dat je hem zou mogen houden. Je hebt hem immers gestolen.’
‘Sera, straks hoort hij je nog!’ Mason gebaarde naar het paard en tot zijn grote genoegen lachte Sera, wat betekende dat hij haar in ieder geval af kon leiden van hetgeen wat er zojuist was gebeurd. ‘Ik heb hem overgekocht. Ik wilde Donder niet kwijt.’
‘Heb je niet naar zijn echte naam gevraagd?’
‘Hij heet Donder.’ Mason schudde zijn hoofd en liep weg van het raam. Hij nam plaats op de stoel naast de tafel en pakte één van de bekers die voor hen was ingeschonken. Hij rook aan de zoete wijn en nam vervolgens een flinke slok.
Sera nam bij hem plaats aan de tafel en pakte een bord vol eten. Ze bestudeerde de hoeveelheid en keek daarna naar Mason. ‘Had je dit niet de eerste keer kunnen doen?’
‘De eerste keer,’ hielp Mason haar herinneren, ‘zaten er soldaten achter ons allebei aan.’
Ze haalde haar schouders op. Hij verwachtte dat ze nog een opmerking zou maken over hoe hij nu de aandacht trok en aan iedereen aankondigde waar hij was, maar ze hield hem in. In plaats daarvan scheurde ze een stuk van het brood af en haalde ze dat door de sappen van het vlees, waarna ze het in haar mond stopte.
Voor een aantal minuten aten ze in stilte. Het voelde alsof het jaren geleden was dat ze samen hadden gegeten en er was een bepaalde rust en comfort te vinden in hoe ze allebei aan de tafel zaten.
‘Wat heb je eigenlijk allemaal gedaan in je tijd in Caralis?’ vroeg Sera, toen hun beide borden vrijwel leeg waren en Mason nog een tweede keer naar beneden was gegaan om de wijn bij te vullen.
Bedenkelijk nam hij een slok. ‘Ik heb mijn bal hooghoud-record verbeterd.’
‘Aha, je was dus erg druk bezig.’
‘Heel druk!’ Mason zette zijn wijn aan de kant en ging wat rechter in zijn stoel zitten. ‘Voordat Lyle me betrapte in zijn kantoor, ging ik vaak de stad in. Ik heb geholpen met van alles en nog wat. Ik heb zelfs een boom van de weg gesleept.’
Sera schudde grinnikend haar hoofd. ‘Indrukwekkend.’
‘Het was een grote boom.’
‘Vast.’ Sera nam nog een slok van haar wijn. ‘En je familie? Hoe reageerden zij op jouw terugkomst?’
Het was een vraag die hij in eerste instantie niet had verwacht, waardoor hij even stil viel. Zijn moeder was blij geweest om hem te zien, zijn vader was op bezoek geweest bij zijn grootouders in de Yeraanse bergen. Iedereen wist nu hoe zijn oom over hem dacht en zijn nichtje – zijn nichtje had hem alleen maar geprobeerd weg te houden bij haar vader.
‘Niet iets noemenswaardig.’ Mason haalde zijn schouders op. ‘Mijn moeder was blij, maar ook zij kan niet op tegen haar broer.’
Daynty
Internationale ster



Het momentje alleen terwijl Mason beneden eten ging halen, was genoeg voor Sera om zichzelf bij elkaar te rapen. Tegen de tijd dat hij terug was gekomen met een dienblad vol eten en twee glazen honingwijn was de kalmte teruggekeerd in haar lichaam. De herinneringen die gedreigd hadden door haar verdediging te breken, hadden zich teruggetrokken. 
Sera streek gedachteloos met haar vinger over de rand van haar glas wijn en nam Mason onderzoekend in haar op, bestudeerde de kleine verandering in zijn houding toen ze hem naar de reactie van zijn familie had gevraagd. 
‘Was je moeder niet boos omdat je zomaar weg was gegaan?’ Ze herinnerde zich de brief die hij achter had gelaten voor zijn ouders, iets dat zij al die jaren geleden niet had gedaan. 
Mason schokte met zijn schouders. ‘Ja, dat wel, en ze was ongelooflijk bezorgd.’ Over de rand van zijn wijnbeker grijnsde hij naar haar. ‘Kennelijk mist iedereen mij als ik er even niet ben.’
Ze rolde met haar ogen. ‘Haal je maar geen dingen in je hoofd.’ Wat ze eerder aan hem toe had gegeven deed deze woorden echter meteen teniet. 
‘Oh, Sera, je wil niet weten wat voor dingen ik me al allemaal in mijn hoofd heb gehaald.’
‘Dat wil ik inderdaad niet weten.’ Met een lachje bracht ze de beker naar haar lippen voor nog een slok. Ze zoete, honingachtige smaak van de wijn streelde haar tong en kalmeerde haar verder. ‘Je hebt me eigenlijk nooit verteld over je ouders,’ merkte ze op. 
Mason keek haar even aan. Zijn ogen verraadden dat hij zich ervan bewust had dat zij evenmin over haar ouders had gepraat. Tot haar opluchting zei hij er niets van. Hij leunde verder achterover in zijn stoel en legde zijn voeten op de kist bij het bed. ‘Wat wil je weten?’
Sera haalde haar schouders op en maakte een wegwerpgebaar met haar hand. ‘Wat wil je vertellen? Ik weet al dat je ouders je veel in het paleis hielden, maar ze deden toch vast ook wel eens leuke dingen met je?’ Dat hoopte ze, in ieder geval. De jongeman die hier tegenover haar zat en het opnam voor zijn volk verdiende het niet om bijna zijn hele leven opgesloten te hebben gezeten in het paleis en in Qhal. ‘Vertel het mij alstublieft, hoogheid, wat doen prinsen als ze opgroeien?’
Mason trok een gezicht. ‘Mijn titels mag je bewaren voor de slaapkamer,’ knipoogde hij. Ze moest haar best doen haar gezicht in de plooi te houden terwijl ze terugdacht aan de nacht die ze gespendeerd hadden in de grot. Ze was willoos geworden in zijn armen toen hij zijn titel tegen haar gebruikt had. ‘Maar opgroeien als prins is heel wat saaier dan de mensen schijnen te denken. Ik speelde veel met de kinderen van nobelen die op het paleis verbleven en met mijn neefjes en nichtjes.’ Masons ogen dwaalden af naar een punt achter haar en ze kon zijn aandacht weg zien drijven naar zijn herinneringen. ‘Mijn vader was een hoofdwachter van Qhal, dus hij was veel weg. Maar mijn moeder was er altijd. Ik weet nog dat ze me vaak meenam naar een geheim deel van de paleistuinen, verborgen achter de paleismuur. Ik keek altijd uit naar dat kleine uitstapje, omdat het dan even voelde alsof ik weg was van het paleis.’ Hij glimlachte, maar het was een droevige lach, eentje die zijn ogen niet bereikte. Het had als een gevangenis moeten voelen voor hem, besefte Sera, het paleis. 
‘Wat was er in die geheime tuinen?’ vroeg ze zacht doch nieuwsgierig. 
Nu lichtte er iets op in zijn blauwe ogen. ‘Vreemde planten, bloemen, dat soort dingen. Maar het leukst waren de zwemvijvers. Het water daarvan was zo helder dat je de bodem kon zien en de vissen die erin zwommen. Eén jaar zat er ook een nestje konijnen in die tuin. Ik heb mijn moeder dagenlang gesmeekt om er een paar het paleis in te halen.’
‘Dus toen had je nog niet de neiging om zomaar dieren te stelen?’
‘Ik heb Donder niet gestolen! Ik heb eerlijk voor hem betaald,’ wierp Mason verontwaardigd tegen. 
Sera lachte en sloeg haar laatste slok wijn achterover. ‘Het klinkt als een fijne plek.’
Mason glimlachte. ‘Dat was het ook.’
Tot hij het achter had moeten laten om naar Qhal te vertrekken. Ze kon de onuitgesproken woorden van zijn gezicht aflezen. ‘Was het een wens van je ouders dat je een Qhalwachter zou worden, net als je vader?’ 
‘Het was een idee van mijn oom, eigenlijk,’ grimaste hij. 
‘Van Lyle?’
‘Hij vroeg mijn ouders of Qhal ook niet iets voor mij was en vanaf dat moment zat het idee in hun hoofd.’ Mason plukte een stofdeeltje van zijn mouw af en liet het naar de grond dwarrelen. ‘Met de kennis die ik nu heb, klinkt het alsof hij me weg wilde werken van het paleis.’
Sera’s mond verstrakte. ‘Als ik ooit nog in de buurt van die klootzak kom, zal ik zijn tong eruit snijden. Alle leugens en listen die hij verspreidt.’ Voor hoe hij Eanthis liet stikken, voor hoe hij haar had gedreigd de kerkers in te gooien, en voor hoe hij zijn eigen neefje had behandeld. Lyle mocht van geluk spreken dat hij Mason al verbannen had van het paleis voor zij hem terug had gevonden.
‘Sera toch.’ Mason schudde grijnzend zijn hoofd. Hij legde zijn onderarmen op de tafel en gooide een druif naar haar hoofd. ‘Nog steeds zo agressief als eerst.’
Demish
Internationale ster



De eerste druif die Mason had gegooid ontketenede een kleine aanval vanuit Sera haar kant. Ze mikte meerdere druiven tegelijk op hem en Mason greep zijn bord van de tafel, waarna hij bescherming zocht achter de leuning van de stoel. Voorzichtig bracht hij zijn hoofd omhoog, om te kijken waar Sera was in de ruimte. Hij vond haar nog altijd op haar stoel. Ze hield een druif in de aanslag tussen haar vingers en ze keek hem met een brede glimlach aan.
‘Weet je zeker dat je die ook wil gooien?’ vroeg Mason aan haar. Zijn ogen kwamen net boven de rand van de stoel uit.
‘Jij begon.’ Sera haalde haar schouders op. ‘Ik kan ook mijn mes gooien.’
‘Hoewel ik mijn Jager het liefste zie met een mes in haar hand, sla ik dat nu af.’ Mason schudde zijn hoofd. Sera gooide de druif en hij dook net op tijd terug achter de stoel die hem moest beschermen tegen Sera haar aanval. Hij graaide een paar druiven van zijn bord en gooide die op zijn beurt haar kant uit.
Sera kwam overeind van haar stoel en pakte haar eigen verzameling aan druiven, waarna ze naar Mason toe liep. Snel kroop hij onder de tafel door, zodat hij weg kon komen van Sera. ‘Dit is oneerlijk! Je moet wel aan je eigen kant van de kamer blijven.’
‘Het is oneerlijker om regels te bedenken tijdens het spel,’ wees Sera hem terecht. Mason kroop onder de tafel vandaan en schoot naar de andere kant van de ruimte. Hij greep het lange gordijn vast en hield het als een beschermende laag voor zich.
‘Je mag helemaal geen druiven gooien naar een prins.’
‘Was jij niet degene die zei dat ik die titel moest bewaren voor in de slaapkamer?’ Sera haar woorden werden bijgestaan door nog een druif, die hem dit keer wel raakte.
‘We zijn in de slaapkamer!’ lachte Mason. Hij gooide zijn laatste paar druiven naar Sera, die lachend aan de kant dook en vol in de tegenaanval ging. Mason bekeek zijn legde bord en legde het aan de kant. In plaats daarvan pakte hij één van de kussens van het bed en gooide hij die naar Sera.
‘Als dit een slaapkamer is,’ Sera onderbrak haar woorden en sprong behendig opzij om het kussen te ontwijken, ‘waarom heb je dan nog je kleren aan?’
‘Omdat jij ze nog niet hebt uitgetrokken.’ De snelheid waarmee hij zijn antwoord formuleerde, deed hem beseffen hoe erg hij dit echt had gemist. Hoe fijn hij het had gevonden dat iemand net zo snel was als hem, dat iemand altijd een tegenwoord had op hetgeen wat hij had gezegd. En hij had de lol gemist, het simpele gevel dat op kwam zetten bij een middag vol hard gelach. De laatste keer dat hij dat had gevoeld, was voor de aanval op Qhal geweest.
Ook Sera haar druiven waren op, waardoor ook zij over ging op andere wapens in hun onschuldige gevecht. Lachend renden ze de kamer door en ieder gooibaar voorwerp werd door de kamer geworpen. Op het laatst zag Mason nog maar een oplossing: Sera lichamelijk overmeesteren.
Zonder waarschuwing dook hij op haar af en greep hij haar bij haar middel. Hij wist Sera op het bed te duwen en kietelde haar zij. Haar schaterende lach vulde de kamer en ze trok haar benen op. Met haar handen probeerde ze hem lachend weg te duwen.
‘Geef je over!’ Mason lachte om het beeld wat hij nu voor zich had. Hij had Sera nog nooit op deze manier gezien.
‘Geef jij je maar over!’ Sera draaide hun lichamen om en hield Mason strak op het bed met haar onderarm op zijn borstkas. Haar rode haren vielen langs haar gezicht en kietelden zijn hals en wangen. Haar borstkas ging op en neer en haar adem was warm en zacht tegen zijn eigen huid.
Hij zou zich meteen overgeven aan Sera, iedere keer weer opnieuw. 
Hij wilde zichzelf omhoog duwen om haar te zoenen, de plagerijen en hun kinderlijke spel achterlatend. Hij zag de blik in Sera haar ogen en hij wist dat zij aan hetzelfde dacht.
‘Hoe zit het met deze dure kleding?’ vroeg Sera, terwijl ze de kraag van zijn witte shirt vastnam tussen haar duim en wijsvinger. Mason grijnsde en wilde antwoorden dat hij nog steeds wachtte totdat zij hem zou uitkleden, maar de gebeurtenis voor het eten speelde zich opnieuw af in zijn hoofd.
Sera had gezegd dat het niet aan hem had gelegen, maar hij wilde haar niet weer van slag maken. De angst en paniek in haar ogen waren zo intens geweest. Wat als zijn volgende zoen, of meer dan dat, haar weer terug zou brengen naar die gevoelens?
Mason nam haar hand vast, degene waar ze de ring om droeg die ze eerder op de avond zo angstvallig vast had gegrepen. ‘Ik begrijp dat het moeilijk is om mij te weerstaan, maar we hebben andere zaken te bespreken.’
Voorzichtig kwam hij overeind. Sera kroop van hem af en ging naast hem op het bed zitten. Hij probeerde haar blik te peilen, maar haar gezicht was uitgestreken en vlak. ‘Je bedoelt wat we nu gaan doen, of niet?’
Hij knikte. ‘Mijn plan was om rond te trekken en mijn verhaal te doen. Hopen dat je mij zou vinden. Nu we de voorspelling hebben… ik heb het gevoel dat we meer informatie nodig hebben. Dat we moeten uitzoeken wat het precies betekent.’
Sera liet zijn woorden op zich inwerken. Ze kwam overeind en liep naar haar eigen tassen, waar ze een opgevouwen kaart van Eanthis uithaalde. Het was dezelfde kaart die ze hadden gebruikt tijdens hun reis op de boot, met hier en daar markringen die Sera had gemaakt.
‘Ik heb daar ook over nagedacht, nadat ik Majnu had bezocht.’ Ze vouwde de kaart open en wees naar een tempel in het noorden. ‘De tempel van Kiah lijkt me onze beste kant. Ze is de beschermer van Eanthis en haar tempel heeft een bibliotheek met alle geschiedenis van het land, en ver daarvoor. Als we ergens iets zouden vinden, dan is het daar.’
Mason schudde zijn hoofd, verbaasd dat hij niet had geweten dat Sera al lang een plan had bedacht. ‘Ik zou niet verbaasd moeten zijn dat je een plan hebt.’
‘En toch ben je dat.’ Sera gaf hem een duwtje met haar schouder. ‘Maar wat denk jij?’
‘Ik denk…’ Wat dacht hij eigenlijk? Nu Sera dit had gezegd, leek dat hun eerstvolgende stap, maar hij wilde het volk niet verwaarlozen. Hij wilde hen blijven steunen, ze laten weten dat hij er voor iedereen was. 
‘We rijden naar het noorden,’ besloot Mason. ‘We rijden naar het noorden en we proberen onderweg alsnog het volk duidelijk te maken wie Lyle echt is. Ze verdienen het om te weten wie hun koning echt is.’
Daynty
Internationale ster



Die ochtend was Sera naast een nog slapende Mason wakker geworden. Zijn haren glommen als vloeibaar goud in het zachte licht van de dageraad, haar verleidend om haar vingers door de lokken te laten glijden, en daarna zachtjes langs zijn wang te strelen en over zijn iets uiteengeweken lippen. Zijn haren waren geknipt, merkte ze op. Hij moest dat op het paleis hebben laten doen, maar gisteren was het haar niet opgevallen. 
De gedachte aan de vorige middag trok als een dreigende onweerswolk voor haar humeur. Haar hand, die ze al had opgetild om zachtjes Masons gezicht mee aan te raken, zakte terug op het matras. Ze hadden de vorige avond met hun lichamen verstrengeld in slaap kunnen vallen, haar hoofd op zijn naakte borstkas en zijn armen veilig om haar heen, nadat ze gepast gevierd hadden dat ze terug waren bij elkaar.
Haar hart verkrampte. Dat had ze verpest, dat had ze allemaal verpest. 
Sera gleed uit bed en schoot zo geruisloos mogelijk een schone jurk aan. Ze bond haar zwaard op haar rug en de riem met de wolvendolk en haar andere wapens om haar middel. Met haar hand op de deurklink bleef ze staan. Ze wist dat ze niet achterom moest kijken, maar ze deed het toch. Mason lag op zijn rug, zijn benen verstrikt in de lakens. Alles in haar schreeuwde om terug bij hem in bed te kruipen en zich tegen hem aan te nestelen. Ze kon hem uitleggen wat er met Arthur was gebeurd en waarom ze gistermiddag zo heftig had gereageerd op zijn zoen. Als ze de gevoelens toe zou laten in plaats van ervoor weg te vluchten… 
Haar hand klemde strakker om de deurklink heen en de smalle band van de ring drukte in haar vinger. Het idee om terug te moeten keren naar de gebeurtenissen van drie jaar geleden, maakte haar misselijk. Ze kon het niet. Ze wilde het niet. 
Sera griste de kaart van Eanthis nog snel mee van de tafel en glipte de kamer uit. Onder haar schoen plette ze een vergeten druif van hun kinderlijke gevecht van de vorige avond. De herinnering bracht een glimlach op haar gezicht, die vlak daarna weer vervaagde. Ze had het hem nooit moeten vertellen, ze had nooit zo moeten breken voor hem. Als ze zichzelf bij elkaar had gehouden, was er niets veranderd tussen hen. Dan brachten haar plagende, flirterige opmerkingen geen behoedzame blik in Masons ogen, maar alleen een speelse fonkeling. Ze zou er alles voor doen om terug te kunnen naar hoe het was geweest voor gisteren. 
Ze had sterker moeten zijn. 
Ze wist echter dat dat niet de enige manier was waarop ze misschien ooit haar gevoelens kon toelaten. Als ze niet langer bang hoefde te zijn dat haar geliefde ieder moment uit het leven kon worden weggerukt. Als de moordenaar van Arthur aan de punt van haar zwaard stierf. Alleen daarvoor moest ze hem eerst vinden - en om dat te doen, had ze de edelstenen nodig. 
De houten planken van de herberg kraakten zacht onder haar voeten toen ze naar beneden liep. Aan de bar van de herberg bestelde ze twee halve stokbroden belegd met vleeswaren. Ze gaf de herbergbediende de opdracht één ervan naar Masons kamer te brengen met het bericht dat zij bij de paarden was. De ander nam ze zelf mee naar de stallen naast het gebouw. 
Sera deelde een klein stukje van het brood met Yarin terwijl ze haar zwarte manen kamde en haar vacht borstelde tot deze glom. De stalknecht bood tot twee keer toe zijn hulp aan, vertelde haar dat de metgezel van de prins niet zelf voor een paard hoefde te zorgen, maar ze wuifde hem beide keren weg. Het borstelen van Yarin gaf haar iets om te doen, iets om haar af te leiden van haar malende gedachten. 
‘Ben je klaar voor weer een lange reis, meisje?’ prevelde ze zachtjes tegen haar paard. Sera kauwde de laatste hap van haar ontbijt weg en streek over Yarins brede neus. ‘Dit keer zijn we niet alleen. Mason en zijn paard zijn er weer bij. Ken je Donder nog? Ja, ik vind het ook nog steeds een verschrikkelijke naam.’
Yarin trok haar hoofd naar beneden om een hap hooi te nemen, schijnbaar ongeïnteresseerd in wat haar berijder te vertellen had. Sera leunde tegen de staldeur en pakte haar dolk. Haar eigen dolk, niet degene met het gouden wolvenhoofd. Ze draaide het wapen rond in haar handen, liet de vertrouwde vormen ervan haar kalmeren. ‘Ik hoop dat we die vervloekte edelstenen snel vinden. Dan kan ik eindelijk…’ Ze schudde haar hoofd. Er waren zoveel dingen die ze dan kon doen en achter zich kon laten. Ze wist niet waar ze moest beginnen.
Demish
Internationale ster



Zacht geklop op de deur liet Mason ontwaken uit zijn slaap. Het eerste wat hij merkte, was dat Sera niet meer naast hem lag. Hij kwam overeind en zocht de ruimte af, maar al haar spullen waren verdwenen. Voor een seconde schoot de angst door hem heen dat Sera hem had verlaten, maar hij suste zichzelf met de gedachte dat Sera waarschijnlijk iets moest regelen voor hun vertrek.
Er werd nogmaals geklopt op de deur. ‘Prins Mason?’
‘Eh, ja,’ Mason schraapte zijn keel, ‘binnen.’
Iemand van het personeel kwam binnen met een bord met eten; een goed belegd stokbrood. Hij zette het bord neer op de tafel en bestudeerde de rommel in de kamer. Druiven en kussens lagen op de grond, de stoelen waren om gegooid en een gordijn hing scheef. Mason begroette de jongen met een verontschuldigende glimlach. ‘Het spijt me van de rommel.’
De jongen maakte een gebaar waaruit Mason opmaakte dat het niet belangrijk was, of dat hij in ieder geval suggereerde dat het zo was omdat hij een prins was. ‘Ik heb een bericht voor u. Uw metgezel is al bij de paarden.’
Ondanks dat hij zichzelf wijs had gemaakt dat Sera er nog was, was hij opgelucht om te horen dat het echt zo was. Mason bedankte de bediende en nam een paar flinke happen van het brood. Ondertussen kleedde hij zich aan en verzamelde hij zijn spullen. Hij probeerde de kamer nog iets te fatsoeneren door de stoelen weer recht te zetten, maar het hielp niets.
Terwijl hij, met het brood nog tussen zijn tanden, naar beneden ging, dacht hij na over Sera. Ze had niets gezegd, ze had nauwelijks iets laten merken, maar toch wist hij dat er iets anders was. Hij had iets afgeslagen wat hij eerder nooit zou hebben afgeslagen. Na de zoen, na de realisatie van zijn gevoelens, kon hij niet enkel seks met haar hebben. Het zou meer zijn dan dat. En hij wist niet of Sera daar op zat te wachten.
Mason betaalde de kamer en schoof een extra muntstuk over de bar om de schade in de kamer te compenseren, maar zijn gedachten bleven bij Sera. Hij zag haar angstige blik nog voor zich, hoe ze had gereageerd op zijn zachte zoen. Ze had hem verzekerd dat het niets met hem te maken had, maar hij kon het gevoel niet van zich afschudden. 
Ooit zou ze het hem vertellen. Hij hoopte dat hij tegen die tijd nog steeds in staat was om te voelen wat hij nu voelde voor haar.
Hij werkte het laatste stuk van het knapperige stokbrood naar binnen en liep naar de stallen. Hij hoorde de fluisterende stem van Sera, pratend tegen Yarin. Mason bleef naast de deur staan, blij dat hij de gesprekken tussen de twee weer kon horen.
‘Ik ben wel blij dat we niet meer alleen hoeven te reizen,’ hoorde hij Sera tegen haar paard zeggen. ‘Dat Mason er weer is.’
Een glimlach verscheen rond zijn mondhoeken en hij wilde de stallen binnen stappen om haar te vertellen hoe fijn het was dat ze zijn aanwezigheid op prijs stelde, zoals ieder ander dat deed, maar hij werd tegengehouden door haar volgende woorden: ‘Ik had alleen niet verwacht dat het zoveel gevoelens met zich mee zou brengen om hem weer te zien.’
Mason slikte. Doelde ze op de gevoelens van de vorige avond? De angst en paniek die hij had gezien? Dan had hij er dus toch wel iets mee te maken. Hij schudde zijn hoofd. Nu voelde het vreemd om de stallen binnen te lopen. Hij had dit overduidelijk niet mogen horen.
‘Prins Mason!’ De stalknecht kwam van achteren en liet Mason schrikken. Iets wat de stalknecht niet eens door had. ‘Kan ik uw paard gereed maken? Ik probeerde uw reisgenote al te helpen, maar ze-’
‘Is erg gesteld op haar eigen paard,’ zei Mason en hij maakte een nonchalant gebaar. ‘En ze bijt, maar dat terzijde.’
Hij overhandigde zijn tassen aan de stalknecht. ‘Maar als je Donder kan opzadelen, dan zou dat fijn zijn.’
‘Natuurlijk, hoogheid. Meteen.’ De stalknecht haastte zich naar binnen en Mason volgde hem. Stro knisperde onder zijn laarzen. Sera stond bij Yarin, haar intense blik gefocust op de glanzende vacht van de merrie.
‘Goedemorgen,’ begroette Mason haar, alsof hij niet zojuist iets had gehoord wat invloed had op hun band. ‘Bedankt voor het ontbijt.’
‘Je zou denken dat een prins betere manieren heeft,’ zei Sera toen ze naar hem opkeek en ze gebaarde naar zijn mond. Mason veegde met de rug van zijn hand langs zijn lippen en zag dat er een paar kruimels op zijn huid plakten.
‘Dat zou je inderdaad denken,’ stemde hij met haar in. Hij stak zijn hand uit naar Yarin, zodat ze zijn geur weer in zich op kon nemen. Dit zou het perfecte moment zijn om Sera te vertellen dat hij haar had gehoord, maar hij hield zich in. Hij wist niet eens wat hij tegen haar zou moeten zeggen.
‘Ben je klaar voor een lange reis?’ vroeg hij in plaats daarvan aan Sera. Ze zouden naar het noorden van Eanthis reizen. Een plek waar ze waarschijnlijk allebei niet voldoende voor hadden gepakt, maar daar zouden ze nog wel iets op vinden.
Daynty
Internationale ster



Iets in Mason zijn stem liet haar haar hoofd schuin houden. Ze bestudeerde zijn gezicht terwijl hij Yarin aan zijn hand liet snuffelen. Zijn vraag was luchtig en gewoontjes, te luchtig. Alsof hij iets anders had willen zeggen maar zich bedacht had. 
Ze volgde zijn blik naar haar paard, dat nu op het bit kauwde. ‘Ja, ik ben er klaar voor,’ antwoordde ze. ‘Als die reis betekent dat we eindelijk antwoorden kunnen krijgen over de edelstenen.’ Met een aarzelende glimlach wendde ze zich terug naar Mason. ‘En dat ik niet alleen hoef te reizen maar met jou is… prettig.’ Ze had fijn willen zeggen, maar dat woord had ze niet over haar lippen kunnen krijgen. Heel haar wezen verzette zich er al tegen dat ze dit aan hem toegaf, maar dat was het minste dat ze hem verschuldigd was zolang ze hem geen duidelijkheid kon geven over wat er gistermiddag met haar gebeurd was. 
‘Ik ben een heel prettige aanwezigheid,’ grijnsde Mason flauwtjes. Een opgelucht gevoel spoelde over haar heen. Het was makkelijker als hij er luchtig over deed, alsof het dan ook minder zwaar op haar schouders drukte. 
‘Dat is alleen als je fatsoenlijk leert eten.’ Hij had net een paar kruimels om zijn lippen weggeveegd, maar Sera had er nog een aantal gespot op zijn kleren. Terwijl Mason haar beledigd aankeek, tilde ze haar hand op om ze weg te kloppen.
‘Prins Mason, uw paard is…’ De stalknecht stak zijn hoofd om de hoek van de staldeur en zag hen samen staan. ‘Oh. Oh, het spijt me. Ik wilde niet storen. Ik ga wel even-’
‘Het is goed.’ Sera stapte snel achteruit en nam Yarins teugels vast. ‘We zijn klaar om te vertrekken.’ Ze besefte zich goed hoe de aanblik van hun tweeën eruit moest hebben gezien. Ze hadden dicht bij elkaar gestaan, haar handen op zijn schouders en Masons stille blik op haar gezicht. Als twee geliefden die een momentje alleen stalen. 
Mason wierp haar nog een veelbetekenende blik toe, waarna hij Yarins stal uit glipte om Donder over te nemen van de stalknecht. 

Het glooiende landschap trok langzamer aan hen voorbij dan Sera graag gezien had. Ten noorden van Caralis, tussen de rivier en het bos, lagen de dorpjes verspreid over de heuvels, kilometers uit elkaar. Toch bereikte het nieuws dat de verbannen prins op reis was de dropjes sneller dan dat zijzelf dat deden. Regelmatig reden mensen hun kant op, om zich voor enkele uren bij hen te voegen op de smalle weggetjes. Een aantal keer maakten ze een stop in een dorpje, zodat Mason de bewoners toe kon spreken. 
Sera keek geduldig toe en hielp hem met de woorden die hij kon zeggen, maar toen ze op de derde ochtend na hun vertrek na twee lange uren eindelijk het zoveelste dorpje achter zich lieten, begon haar geduld barstjes te vertonen. Vanuit haar ooghoeken gluurde ze opzij naar Mason. Hij zat statig en recht op zijn zwarte hengst. Zijn ogen glinsterden en zijn gezicht straalde. Het toespreken van de mensen gaf hem die energie, dat kon ze duidelijk merken. Dat was de reden dat ze weer terug naar voren keek en de woorden die ze had willen zeggen, onderdrukte. 
‘Wat is er, Jager?’ vroeg Mason echter. ‘Ik zag je wel gluren.’
Sera grimaste. Ze voelde zich betrapt. ‘Mag ik niet genieten van mijn mooie uitzicht?’
Grijnzend keek hij opzij naar haar. ‘Dan heb ik liever dat je dat niet zo stiekem doet,’ plaagde hij, maar daarna werd zijn gezicht serieus. ‘Je wilde iets zeggen.’
Ze knarste met haar tanden. Voor de meeste mensen was ze altijd een hard, uitgestreken masker, maar op de een of andere manier had Mason geleerd de kleine dingetjes in haar houding te interpreteren. Stiekem vond ze dat helemaal niet zo erg. Hij was de enige die dat kon, die haar goed genoeg kende op die manier. Het maakte haar warm vanbinnen, een gevoel dat ze snel wegstopte. 
‘Ik weet hoe belangrijk je het vindt om de mensen toe te spreken, hoe graag je iets voor het volk doet.’ Ze zweeg even, nadenkend hoe ze kon formuleren wat ze wilde zeggen zonder hem te kwetsen. Ze wilde dit niet van hem afnemen, niet als het hem zoveel plezier deed. ‘Ik vind dat ook belangrijk…’
‘Maar het duurt te lang?’ raadde Mason de rest van haar zin. Hij zuchtte en liet de teugels van Donder iets vieren, zodat het paard een rustiger tempo aannam. ‘Daar was ik me al van bewust. Maar ik kan niet een dorpje in rijden zonder iets voor de mensen te doen, niet als ze me herkennen.’ 
Sera knikte. ‘Dat begrijp ik.’ Peinzend speelde ze met een lok van Yarins manen. ‘In het bos zullen er minder dorpjes zijn, maar het woord dat de verbannen prins hun kant op komt, is ons vast vooruit gereisd. Misschien als we ons anders kleden, minder opvallend, dat we ze kunnen passeren zonder te worden tegengehouden.’ 
Mason knikte langzaam. ‘En dan kiezen we op de kaart een paar plekken waar ik de mensen wel toe zal spreken.’
Ondanks deze tussenweg voor het probleem, voelde Sera alsof ze iets dierbaars van Mason had afgenomen. Ze vond het fijn om die levendige uitdrukking op zijn gezicht te zien, ze hield ervan om naar hem te kijken als hij de mensen toesprak. Het paste bij hem. Maar tegelijkertijd voelde ze een steek als ze naar hem keek. Zij wilde ook graag een van de redenen zijn dat er vreugde in zijn ogen kwam, in plaats van behoedzaamheid en twijfels. 
Haar handen klemden zich steviger om de teugels heen. ‘We kunnen ons omkleden zodra we in het bos zijn.’
Demish
Internationale ster



Mason begreep dat ze niet langer de tijd hadden om in ieder dorpje uitgebreid te stoppen, maar hij had het gevoel dat hij bij iedere ontmoeting met de bewoners van Eanthis vooruitgang boekte. Steeds meer mensen begroetten hem en Sera, nog lang voordat ze de dorpsranden zagen. De Eantiërs wilden zijn verhaal horen en hij die van hen. Het was een belangrijk onderdeel van een groter plan. Als hij ooit tegenover Lyle zou komen te staan, wilde hij het volk achter zich hebben.
Wat hij echter ook begreep, was dat ze meer informatie moesten vinden over de voorspelling. Wie had hem gemaakt? Hoe konden hij en Sera het land redden? Was hij echt de Wolf in het verhaal? Hij hoopte dat ze die antwoorden snel zouden vinden. Als hij voor die antwoorden een paar dorpen zou moeten overslaan, dan was het maar zo.
Sera stuurde Yarin de bossen in en hij volgde. In een stuk dat beschut genoeg was, en nog ver van het volgende dorp vandaan, stapten ze van hun paarden en grepen ze naar hun tassen. Mason bekeek zijn eigen kleding; het was te netjes en te koninklijk. En Sera haar embleem en zwaard gaven weg dat ze ee Jager was voor Edon.
‘Dus, burgerlijk,’ zei Mason, terwijl hij zijn tas opende en naar zijn kleding staarde. Hetgeen wat hij in had gepakt viel nauwelijks zo te noemen. Hij had juist iets koninklijks willen uitstralen. Machtig, maar benaderbaar. ‘Ik weet niet of er iets in mijn tas zit wat er voor door kan gaan.’
‘Je moet toch iets hebben?’ zei Sera, terwijl ze een simpele jurk uit haar tas haalde. Hij oogde oud, alsof ze hem al had voordat ze een Jager was geweest. Mason besefte zich dat hij niet eens wist hoe lang Sera dat al precies deed, of hoe ze daar terecht was gekomen.
‘Misschien,’ mompelde hij. Hij zocht naar iets van een goedkopere stof. Iets wat een burger zou kunnen betalen, met een minder felle kleur of eventueel iets wat versleten was. Zuchtend dacht hij terug aan Qhal, waar hij dit soort keuzes tenminste niet had hoeven maken. 
In plaats van verder te zoeken, keek hij naar Sera. Ze haar rode haren over haar schouder gegooid, zodat ze zelf haar jurk los kon maken aan de achterkant. Ze duwde de stof naar beneden en stapte uit de rokken. Nu hij haar zag in zijn onderkleding, snapte hij niet dat hij haar de vorige avond had afgewezen.
‘Ik weet dat je aan het staren bent,’ zei Sera zangerig, zonder naar Mason om te kijken.
‘Ik zou dom zijn als ik dat niet deed.’ Hij liet zijn ogen glijden over de welving van haar rug, naar de rand van haar ondergoed die het echte uitzicht voor hem verpestte. Hij bleef kijken totdat Sera haar andere jurk aan had getrokken en haar haren bescheiden opstak.
Ze zag er een stuk minder intimiderend uit. Iets wat niet bij haar paste. 
Sera draaide zich naar hem om en er flitste irritatie over haar gezicht toen ze zag dat hij zich nog niet had omgekleed. Om een sneer van haar te ontwijken haalde Mason snel een andere broek en shirt uit zijn tas en liet hij die aan Sera zien.
‘Kleed je maar gewoon snel om,’ zei Sera ongeduldig, wat Mason liet grijnzen.
Hij gooide zijn jas op de grond en ontdeed zich van iedere andere dure stof die hij droeg. De broek die hij uit had gekozen had een modderig bruine kleur, maar het witte shirt stak daar juist tegen af.
Sera schudde haar hoofd. Ze greep wat zand van de grond en in haar andere hand nam ze de wolvendolk. ‘Kom hier.’
Voordat Mason kon protesteren, bevuilde ze zijn shirt en scheurde ze een stuk van de onderkant van zijn shirt af met haar mes. Hier en daar peuterde ze een paar naden los, zonder de stof meteen te scheuren. Ze zette een stap naar achteren en bekeek haar resultaat. Haar ogen vielen op zijn geknipte haren en ze ging er met haar hand doorheen. Nogmaals bekeek ze haar werk. ‘Nu zie je er tenminste uit alsof je een dag in je leven hebt gewerkt.’
‘Ik heb wel gewerkt!’ sputterde Mason. ‘In Qhal.’
Sera humde, haast alsof ze hem niet geloofde, maar de plagende schittering in haar ogen verraadde haar. 
Mason trok zijn shirt iets naar voren zodat hij de kleine aanpassingen kon bekijken. ‘Als je echt de kleren van mijn lijf wil scheuren, mag dat ook hoor.’ Hij knipoogde naar Sera.
Ze lachte de lach die hij gewend was. De lach waarin hij kon horen dat ze zich afvroeg of ze ooit wel een serieus gesprek met elkaar konden hebben, of dat een van de twee altijd een domme opmerking zou maken. Hij hield van die lach, soms zo erg dat hij hem in zijn gedachten hoorde.
‘Later,’ beloofde Sera hem met een klopje op zijn borstkas. ‘Kom, dan rijden we door.’
Daynty
Internationale ster



Met hun nieuwe kleding vielen ze een stuk minder op. De paar reizigers die ze passeerden op de smalle bosweg keurden hen geen tweede blik waardig en niemand sprak hen nog aan. Het had voordelen dat Mason een prins was, maar de anonimiteit waarin ze zich nu konden hullen, beviel haar. Wel voelde ze zich kaal zonder het zwaard op haar rug; dat had ze weggestopt in een van Yarins zadeltassen. In de rokken van haar jurk had ze echter een klein mes verborgen en haar dolk had ze om haar onderbeen gebonden. Mason had zijn zwaarden ook weg moeten stoppen, ze waren te kenmerkend voor hem. Ze had hem een van haar andere messen gegeven en aan zijn heup schitterde de vossendolk. 
De zomerzon kroop gestaag langs de hemel. Het licht veranderde van fel en brandend naar het zachte licht van de ondergaande zon, wat het bos in een gouden gloed doopte. Een windvlaag liet de bladeren boven hun hoofd ritselen. Sera had nog geen tekenen van de verrotting gezien in dit deel van het bos, maar af en toe meende ze een vleugje van de verstikkende geur te ruiken op de wind. Of misschien was het haar verbeelding die een loopje met haar nam. 
‘Je hebt niet meer op de kaart gekeken sinds we het bos in zijn gereden,’ merkte Mason op nadat ze een tijdje in stilte achter elkaar hadden gereden. Het zandpad verbreedde iets en hij spoorde Donder aan om naast haar te kunnen rijden. ‘Hoe ken je de weg hier zo goed?’
Sera draaide met haar stijve schouders en veegde een lok haar uit haar gezicht. ‘Het is een van de routes door het bos naar de Tempel van Edon.’ Het was de halve waarheid. De voornaamste reden dat ze de wegen en paden hier uit haar hoofd kende, was omdat ze jarenlang in een plaatsje had gewoond dat niet ver uit de buurt lag van waar ze nu reden. Vardal bevond zich een klein eind ten noordwesten van hen. 
‘Kwam je hier dan zo vaak langs?’ vroeg Mason nieuwsgierig, hoewel ze dacht daarnaast een twijfeling in zijn stem te horen. ‘Had je vaak opdrachten in het zuiden?’
‘Wel regelmatig, maar niet heel vaak.’ 
Ze voelde Mason bedenkelijk opzij kijken naar haar, de vraag onuitgesproken tussen hen in: Hoe ken je de weg hier dan zo goed? Ze zou kunnen liegen en zeggen dat er slechts weinig wegen door het bos waren, maar hij had vanochtend samen met haar op de kaart gekeken en de talloze, kronkelige lijnen die paden en wegen representeerden zelf gezien. 
Ze wierp een blik opzij naar hem, op zijn afwachtende blauwe ogen, en keek daarna terug naar de zandweg voor hen. ‘Ik heb in dit bos gewoond, een aantal jaar.’ De laatste keer dat ze in Vardal was geweest, was de dag dat ze van Zagan was weggevlucht. 
‘Jij… hebt hier gewoond? In een bos?’ Sera wist niet wat ze had verwacht van Masons reactie, maar niet dat hij ongelovig zou lachen. 
Op haar eigen gezicht brak ook een klein lachje door. ‘Is dat zo moeilijk om te geloven?’
Mason streek met een hand langs Donders hals en grijnsde naar haar. ‘Het is moeilijk om jou voor me te zien in een slaperig dorpje diep in het bos. Je bent vast weggegaan omdat de mensen bang waren van je grote mond en zwaardkunsten.’
Zijn stem klonk plagend, maar de lach om haar lippen vervaagde. Onbewust krulde ze haar vingers steviger om de teugels heen. Ze was niet weggegaan omdat de mensen bang waren voor haar, ze was weggegaan omdat zijzelf bang was geweest. Bang en gebroken. Het was een verhaal waar ze Mason die avond in de grot een klein stukje van had verteld, en toen hij een zachte “oh” uitbracht, wist ze dat hij het zich herinnerde. 
‘Jij bent weggevlucht voor de mensen,’ constateerde hij. Er lag een vraag in zijn toon; hij wilde nog een stukje van het verhaal weten. 
‘Voor een paar van hen.’ Sera keek naar de ring die glinsterde aan haar vinger. ‘Omdat ze…’
Een penetrante geur drong haar neus binnen en ze keek met een ruk op. Het was niet de muffe, misselijkmakende geur van verrotting, maar de verstikkende geur van rook. Van brand. Yarin had het ook gemerkt, ze draaide onrustig met haar oren en trok aan de teugels. 
‘Ruik jij dat ook?’ Ze keek naar Mason, wiens ogen nog steeds op haar rusten, wachtend op wat ze had willen vertellen. Nu scheurde hij zijn blik echter van haar los en stak hij zijn neus in de wind. 
‘Rook? Het kan van een vuur zijn.’
Hij had gelijk, het kon slechts een vuur zijn. Alleen een vuur dat genoeg rook produceerde om zo’n heftige geur door het bos te voeren terwijl ze op honderden meters van het dorpje waren, op een warme zomerdag? Haar onderbuikgevoel was er niet gerust op. Maar er was verder geen enkel teken te zien van de oranje gloed van vlammen. 
‘Je was aan het vertellen,’ drong Mason zachtjes aan. ‘Over de mensen voor wie je was weggevlucht.’
Sera knikte en blies haar adem in een zucht uit, een zwakke poging om het onrustige gevoel weg te drukken. Ze had op het punt gestaan om hem te vertellen dat Zagan en zijn mensen een dierbare van haar hadden gedood. Dat kon ze wel zeggen, dat was vaag genoeg om het niet te definitief laten klinken. En ze wilde het delen met Mason, merkte ze. Na hun plagerijen tijdens de rit vandaag en de dingen die hij had verteld over zijn jeugd in het paleis, merkte ze dat ze hem iets terug wilde geven. 
Ze knikte één keer, om zichzelf te overtuigen. ‘Ik ben van ze weggevlucht toen ik erachter kwam dat ze-’ 
Een luide schreeuw galmde door het bos, gevolgd door zware stemmen die op een agressieve toon iets terugriepen. Ze kon niet verstaan wat precies, maar vriendelijk klonk het niet. Gealarmeerd keek ze opzij naar Mason. ‘Denk je nog steeds dat het gewoon een vuur is?’
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste