Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Mai
Check het forum voor gezelligheid!!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
16 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | The ghost within
Daynty
Internationale ster



Sera trok zich terug in de schaduwen langs de muur, uit het zicht van de twee bewakers aan deze kant van de deuren. Langzaam, om geen geluid te maken, stopte ze haar dolk weg. Hoewel Mason het niet hardop had gezegd hing de regel onuitgesproken tussen hen in: ze vochten niet om te doden. Deze wachters waren zijn collega’s, dit gebouw was zijn thuis. Hij wilde de vloeren ervan niet besmeuren met hun bloed als dat niet nodig was. Sera kon zich daar wel in vinden - het was voor haar gevoel nog maar pas geleden dat ze de bandieten hadden gedood. 
Terwijl ze zachtjes met een van haar vingers tegen de stenen van de muur tikte om de seconden te tellen, luisterde ze naar de geluiden in het gebouw. Op een paar verdiepingen die ze waren gepasseerd hadden stemmen geklonken en ergens het geluid van keukengerei in potten en pannen, maar op deze verdieping domineerde de stilte. Een stilte waarin haar eigen gedachten luider dan ooit klonken. Wat als ze geen sporen vonden? Wat als ze de bewakers niet uit konden schakelen voor ze alarm sloegen? De zevende verdieping van Qhal bevond zich een duizelingwekkend eind boven de grond en het water. Het enige dat de wachters hoefden te doen was de trappen blokkeren en ze zaten in de val. 
Vijfennegentig, zesennegentig.
Sera verbande de gedachten uit haar hoofd en focuste zich op de taak die voor haar lag. Haar hartslag versnelde en haar zintuigen verscherpten zich. Tegelijkertijd moest ze er echter op letten dat de alertheid haar niet te ongeremd maken. Het uitschakelen van de wachters zonder ze te doden vereiste gecontroleerde en precieze bewegingen. 
Negenennegentig, honderd. 
Geruisloos sloop ze langs de muur dichterbij. Door de ronding van de gang kon ze de andere twee wachters en Mason nog niet zien. Ze moest erop vertrouwen dat hun timing overeenkwam. 
De twee wachters aan haar kant kwamen in haar zicht. Hun houding oogde ontspannen, een tikkeltje verveeld bijna. Ze kon ze geen ongelijk geven - het bewaken van een lege kamer was vast niet wat ze in gedachten hadden gehad toen ze zich aan hadden gemeld als wachter van Qhal. 
Er schoof een wolk voor de ondergaande zon weg. Het gouden licht stroomde rijkelijk door de boogramen naar binnen. De wachter die het dichtstbij haar stond, kneep zijn ogen samen. Met enkele vlugge passen overbrugde Sera de laatste paar meters tussen hen in. Voor hij doorhad wat er gebeurde, krulden haar vingers zich om zijn keel en sloeg ze zijn hoofd tegen de muur. Hard genoeg om hem buiten bewustzijn te krijgen, zacht genoeg om ernstige schade te voorkomen. Hoopte ze.
De geluiden hadden de aandacht van de andere wachter getrokken. Zodra ze het bewusteloze lichaam van de eerste op de grond liet zakken, prikte de punt van een speer tegen haar borstkas, vlak boven haar hart. 
‘Geen beweging meer’, waarschuwde de wachter. 
Sera hield haar hoofd iets schuin en hief haar handen op in een gebaar van onschuld. Ze sloeg haar ogen op naar zijn gezicht. ‘Ik moet zeggen dat ik veel leuker ben om naar te kijken als ik wel mag bewegen’, sprak ze met een onschuldige glimlach. 
De wenkbrauwen van de jongeman kropen omhoog. ‘Werkt die zin ooit?’
Haar handen zakten een stukje naar beneden van verbazing. Hij had geen krimp gegeven bij haar opmerking. Wat voor training ze hier ook kregen, het was een goeie. 
‘Soms’, antwoordde ze met een flauwe grijns. De soldaat drukte de speer steviger tegen haar huid en vlug bracht ze haar handen terug omhoog. 
‘Misschien dat het bij mij zou hebben gewerkt.’ Hij nam haar uitdrukkingloos een keer van top tot teen op. ‘Als je een man was geweest.’
Haar mond zakte een klein stukje open en een moment lang staarde ze hem alleen maar aan. Daarna schudde ze met een spijtige uitdrukking haar hoofd. ‘Waarom zijn het altijd de knappe exemplaren’, mompelde ze. 
De wachter trok een wenkbrauw op. 
‘Ik zei: waarom -’ Sera boog een klein stukje achterover en sloeg in dezelfde beweging de speer weg van haar lichaam. De kracht in haar beweging maakte dat het bovenlichaam van de soldaat een klein stuk meedraaide. Ze greep zijn pols vast en sloeg deze tegen de muur. De speer glipte tussen zijn vingers vandaan. Voor hij naar een ander wapen uit zijn uit zijn uitrusting kon grijpen, plantte ze haar knie in zijn kruis. Het korte moment dat hij nodig had om zichzelf bij elkaar te rapen en de pijn weg te drukken, was voor haar genoeg om hem met een klap van haar dolk tegen zijn slaap uit te schakelen. 
Sera controleerde of de beide soldaten daadwerkelijk bewusteloos waren, waarna ze richting de plek sloop waar Mason de andere twee bewakers zou hebben uitgeschakeld. Maar dat had hij niet gedaan. De twee stonden allebei nog rechtop en Mason hield zijn zwaard op hen gericht. 
Zachtjes sloop Sera dichterbij, terwijl ze Masons blik probeerde te vangen. Ze kon gemakkelijk een van de wachters van achteren verrassen, zodat hij de ander uit kon schakelen. 
Masons ogen kruisten met de hare. Automatisch bleven haar voeten stilstaan. Het gebaar van zijn hand waarmee hij haar aangaf te wachten was klein, maar hij had net zo goed tegen haar kunnen schreeuwen dat ze niets moest doen. De dwang die in zijn blik lag, maakte haar hoofd een moment helemaal leeg. Ondanks dat de zon op zijn gezicht viel, leken zijn ogen donkerder dan ze zich kon herinneren. 
De autoriteit dreunde hevig en onmisbaar door zijn stem. Het maakte dat zelfs zij een klein stapje terugnam. Waar de vrouwelijke wachter er even daarvoor nog uit had gezien alsof ze Mason het liefst een kopje kleiner maakte, waren haar schouders nu naar beneden gezakt en boog ze haar hoofd een klein stukje. Ze stapte zelfs opzij. 
Sera keek het schouwspel vol verbijstering aan, terwijl ze probeerde te bevatten waar ze zojuist getuige van was geweest. 
‘Sera?’ Masons stem trok haar uit haar gedachten. Hij had zijn hand op de deurklink en keek haar afwachtend aan. Snel zette ze haar benen in beweging en glipte ze langs de wachters heen. 
‘Mijn jager?’ herhaalde ze de woorden waarmee Mason haar aan had geduid terwijl hij de deur open trok. Ze keek kort opzij naar hem en wierp hem een veelzeggende grijns toe.
Demish
Internationale ster



Waar de eisende, strenge woorden vandaan waren gekomen, wist Mason niet. Het was alsof zijn onderbewustzijn een weg naar buiten had gevonden en voor een enkele tijd de regie over had genomen, waardoor hij de wachters had bevolen naar hem te luisteren. Tijd om er bij stil te staan had hij niet, niet nu de kamer waar de edelstenen normaal gesproken werden bewaard recht voor hem lag. 
Dat ze die tijd niet hadden, maakte hij ook kenbaar aan Sera, die met een verwarrende blik aan de grond was genageld. Het kostte haar echter geen moeite om haar weg terug te vinden naar de altijd spraak- en opmerkzame vrouw die ze was. De grijns die ze hem schonk, trok ook hem weer terug in de realiteit.
Mason kantelde zijn hoofd in de richting van Sera en trok zijn wenkbrauw op. ‘Ben je dat dan niet?’ Hij besefte zich dat de Jagers onafhankelijk waren van de koninklijke families. Ze konden dan wel worden ingehuurd, maar ze waren niet verplicht om altijd aan hen te antwoorden.
‘Ik behoor aan niemand toe.’ Haar woorden waren scherp en hij kon niet plaatsen of er nog een hint van speelsheid in verborgen zat.
Mason stapte de kamer in, zijn blik nog altijd gefocust op Sera. Zijn ogen gleden naar beneden en kleine druppels bloed hadden zich gevormd op haar borstkas, net boven haar hart. ‘Waarom ben je altijd gewond? Er is geen gevecht dat-‘
De grootse stilte die om hen heen heerste toen ze de kamer betraden, dwong hem onmiddellijk om zijn woorden te laten voor wat ze waren. Hij was slechts twee keer in de kamer geweest. De eerste keer was toen hij nog zijn training had moeten voltooien, maar had mogen zien wat hij daadwerkelijk zou gaan bewaken. De tweede keer was enkele dagen geleden, toen hij zich plots daar had bevonden.
Alles aan de ruimte schreeuwde, maar tegelijkertijd heerste er een doodse stilte. De absentie van de twaalf stenen was overduidelijk en viel niet te negeren. De plek waar Audun zijn lapiz lazuli had moeten liggen, en over een paar dagen de boomagaat van Dimah, zag er eenzaam uit, eveneens als de rest van de leegtes waar de stenen hadden moeten liggen.
Overweldigd door de leegde, staarde Mason voor zich uit. Niets. Alleen het goudgele licht van de zon had de kamer weten te vinden en wierp hun eigen schaduwen op de muur. Het gaf de ruimte een magische sfeer, maar het voelde niet aan alsof het de lichte magie van de goden was die zich had voltrokken in de kamer. Er heerste iets duisters, nu nog verstopt in hoeken die Mason niet waar kon nemen.
Hij slikte en dwong zijn lichaam een stap naar voren te zetten. Dit was waarvoor ze de lange reis hadden gemaakt. Om op zoek te gaan naar een aanwijzing, een klein detail dat de dief over het hoofd had gezien. Wat hij zou doen als ze niets zouden kunnen vinden, wist hij ook niet. Hij kon niet terugkeren naar Caralis met lege handen. Dat zou alleen maar resulteren in gevangenschap. 
Met iedere stap die Mason zette merkte hij op dat de lucht hier anders aanvoelde. Bezwaard, doorregen met magie. Hij knielde neer en zijn knieën raakten het tapijt. Een schok trok door zijn schouders, alsof hij op de grond viel. Zoekend keek hij om zich heen, verwachtend om meer te zien dan de kamer waar hij zich in bevond.
Dit as waar het was gebeurd. Waar de dief zich een weg naar binnen had weten te creëren en de stenen toe had geëigend. Diep in zijn achterhoofd jeukte het, herinneringen die zich probeerden los te vechten van hun gevangenis. Zijn hoofd wilde hem vertellen dat hij hier eerder was geweest, hier iets mee had gemaakt. Hij kon echter niet achterhalen wat dat was geweest.
‘Er moet hier iets zijn,’ mompelde Mason. Met een soepele beweging kwam hij overeind, zonder aandacht te besteden aan Sera. Dat ze al de gehele tijd geen woord had gezegd, was hem niet eens opgevallen. Te gefocust op wat de kamer met hem deed.
Zonder te weten waar hij daadwerkelijk naar opzoek was, wandelde hij door de ruimte. Hij haalde afbeeldingen en schilderijen van de goden van de muur, maar hing ze terug nadat hij de conclusie trok dat er niets te vinden was. Hij sloeg het tapijt om, hopend om iets te vinden. Het werd hem echter al snel duidelijk dat wie de misdaad ook had gepleegd, geen sporen achter had gelaten.
Mason sloot zijn ogen en duwde met zijn vingers tegen zijn slapen. Hij had zo sterk aangevoeld dat ze naar Qhal hadden moeten gaan, dat hij dit op had kunnen lossen met Sera aan zijn zijde. Nu waren ze er, na een overval en een achtervolging te hebben overleefd, en bleken ze niets meer te vinden dan hetgeen wat anderen al hadden gezien. Een lege kamer, gevuld met mysterie.
‘Zeg me alsjeblieft dat ik iets over het hoofd zie,’ sprak hij hardop tegen Sera. Zich focussen op de details was nooit zijn sterkste kant geweest. Mason haalde een hand door zijn haar en wachtte haar antwoord af, maar zijn woorden werden enkel beantwoord met meer stilte.
‘Sera?’
Daynty
Internationale ster



De kamer van de edelstenen dwong het soort respect af dat iedereen stil maakte. Terwijl Masons woorden halverwege zijn zin wegstierven, werden ook haar eigen gedachten stil. Maar het waren niet de imposante pilaren en talloze ramen waardoor het zonlicht naar binnen viel die haar kippenvel bezorgden. Het waren de altaren zonder de stenen, de leegte waar niemand omheen kon. Een leegte die ze voelde in het diepste van haar botten, alsof de magie van de stenen verweven was met het tapijt van haar ziel en nu die draden misten, ze niet meer heel was. Het gevoel drukte zo hard op haar borstkas en zoemde zo hard in haar oren dat het bijna pijn deed.
Sera strompelde naar voren, haar ogen vastgepind op het altaar in het midden van de cirkel. Het altaar waar de lapis lazuli van Audun had moeten liggen. Starend naar het witte altaar sloot ze haar ogen. Ze kon zich moeiteloos inbeelden dat de edelsteen veilig op zijn plek lag, de zon glinsterend in de gouden lijnen die het azuurblauw van de steen doorkruisten. 
Zonder dat ze het bewust door had, strekte ze een hand uit naar het altaar. Zodra haar vingers het koele, gladde oppervlak raakten, overviel een intense duizeligheid haar. In het zwart achter haar oogleden verschenen lijnen. Ze gloeiden zachtjes in de duisternis, aarzelend en zwak, alsof hun licht ieder moment gedoofd kon worden. De gekleurde draden strekten zich naar alle kanten uit en leken haar te roepen met hun gloed. Ze kronkelden wild als rivieren over iets dat op papier leek, over scherpe punten en kale vlakten. Volg mij, schreeuwden ze. Volg ons. 
Maar toen ze probeerde naar een van de draden te reiken met haar gedachten, verdwenen ze in het niets. Een dichte, zwarte mist slokte ze op en sleurde ze de duisternis in. Het liet haar achter met een nog leger gevoel dan ze al had ervaren bij het binnengaan van de kamer. 
Toen, vanuit het niets, sneed een scherpe pijn door haar hoofd. Een fractie van een seconde meende ze op de achtergrond flarden te horen van een melodieuze stem, maar de pijn maakte het haar onmogelijk om erop te focussen. 
Sissend trok Sera haar handen terug. Ze greep naar haar hoofd en zakte op haar knieën. 
‘Sera!’ Masons handen vonden haar schouders en hielden haar voorzichtig vast. ‘Wat is er aan de hand?’
Net zo snel als de pijn was gekomen trok het gevoel weer weg. Met grote ogen staarde ze naar het altaar voor haar, naar de plek waar haar vingers even geleden in contact waren geweest met het marmer. Wat voor magie bezat deze plek in godesnaam? 
Ze schudde haar hoofd, alsof ze wat er was gebeurd weg kon schudden uit haar gedachten, en krabbelde overeind. ‘Hoofdpijn’, verklaarde ze aan Mason. ‘Ik heb vast een klap gehad net, het ging erg snel.’ Ze herinnerde zich echter glashelder dat geen van de twee wachters die ze uit had moeten schakelen haar een klap tegen het hoofd had gegeven. 
Sera schudde haar haren over haar schouders naar achteren en keek Mason aan. ‘Wat zei je net?’ vroeg ze nonchalant, zich vaag herinnerend dat Mason wat tegen haar gezegd had toen ze bij het altaar had gestaan.
In zijn ogen zag ze een flikkering van twijfel voor hij zich wegdraaide en naar de kamer gebaarde. ‘Zie jij iets aparts hier?’ Hij beende onrustig langs de altaren, iedere hoek en welving van de ruimte bekijkend. ‘Er moet iets zijn. Dat moet.’
Sera ademde een keer diep in en uit. Haar benen voelden nog enigszins onvast aan toen ze langzaam om de elf altaren heen liep. Het focussen op het vinden van een spoor of een aanwijzing was zo’n routine voor haar dat het een fijne afleiding vormde van wat er net gebeurd was. Het verlichtte alleen niet het knagende gevoel van de leegte. 
Mason volgde haar op de voet. ‘Er moet toch iets zijn’, mompelde hij. Ze had de indruk dat hij het meer tegen zichzelf had dan tegen haar. ‘Niemand kan hier binnenkomen zonder een spoor achter te laten.’
Aan de altaren was niets vreemds te zien. Geen beschadigingen, geen vegen of vlekken van iemands handen, alleen een dun laagje stof. Ook op de tegels en in het tapijt waren geen vreemde dingen te zien, en dat gold ook voor de raamkozijnen. Hoe langer ze de ruimte bestudeerde, hoe groter ook haar wanhoop groeide. 
Nadat ze voor de derde keer een rondje had gelopen, bleef ze in het midden van de kamer staan. Zodra haar ogen met die van Mason kruisten, zag ze zijn gezicht vertrekken. 
‘Zeg het niet.’ Hij schudde zijn hoofd, alsof hij de waarheid daarmee kon veranderen. ‘Alsjeblieft.’
Spijtig schudde ze haar hoofd. ‘Ik kan niets vinden. Alles lijkt… normaal.’ 
Alles, behalve hetgeen dat normaal moest zijn. 
Demish
Internationale ster



‘En nu?’ Het was een retorische vraag. Mason wist dat Sera ook geen antwoord klaar zou hebben. Hij was niet de enige die alles op alles had gezet om naar Qhal te reizen. Ook zij had gedacht dat ze iets hadden kunnen vinden in de ronde kamer. Mason had haar hoopvol gevolgd met zijn ogen. Een Jager van de tempel van Edon had toch iets moeten kunnen ontdekken? Dat was waarvoor ze was opgeleid. Om sporen te vinden die in eerste instantie al weg waren gevaagd. Die taak leek ze nu echter niet te kunnen volbrengen. 
‘Waar zou de dief naar toe kunnen zijn gegaan? Nadat hij de edelstenen had?’ vroeg Sera zich hardop af. Mason haalde zijn schouders op. Qhal lag links in het Odesameer. Het dichtstbijzijnde land van hen lag in het westen, maar er was geen enkele zekerheid dat de dief daar naartoe was gevlucht. Hij had het meer op kunnen varen, richting het oosten. In het meer bevonden zich meerdere eilanden, veel groter dan waar zij nu waren. Daar kon hij zich schuil houden, maar de kans dat hun verdachte naar het noorden of het zuiden was getrokken, was minstens net zo groot.
‘We hebben geen aanknopingspunt,’ verzuchtte Mason. ‘Als diegene snel naar het land had gewild, dan zou hij naar het westen zijn gevaren en vanuit daar naar het noorden gereisd zijn, maar wie weet had hij een boot tot zijn beschikking en is hij verder het meer opgevaren. En zelfs als dat het geval zou zijn, dan valt er niet te voorspellen waar hij is aangemeerd. Als hij dat al heeft gedaan. Via het water kan men ook Balega binnen varen.’
Het was onmogelijk. Qhal was een dood einde in hun zoektocht en geen van heen leek te weten waar ze nu naar toe zouden moeten.
Stemmen trokken Mason zijn aandacht. Ze waren niet direct buiten de kamer, maar door de gangen echoden de woorden en de snelle voetstappen van de wachters. Snel schoot Mason de kamer uit, controlerend of de wachters die ze achter hadden gelaten nog altijd op hun plek stonden.
Ze waren weg.
Sera duwde zich langs Mason en gaf hem een veel betekenende blik. ‘Dit krijg je dus als je ze niet onschadelijk maakt.’
‘Het leek me onnodig. Ze luisterden naar me.’ Het was zijn bedoeling geweest om te vechten, maar doordat de wachters dezelfde training hadden gevolgd als hij, hadden ze hetzelfde speel gespeeld. De wachters opdragen om hen er langs te laten, was pas later in hem opgekomen.
‘En nu hebben ze de anderen gewaarschuwd.’ Sera haalde haar dolk tevoorschijn. Mason volgde haar voorbeeld en nam zijn zwaarden van zijn rug.
‘We gaan naar beneden. Ze zullen denken dat we meteen willen ontsnappen, dus de weg naar mijn kamer is veilig.’ Zijn trip naar Qhal zou niet volledig nutteloos zijn. Mason luisterde naar de naderende stemmen en vond zo welk trappenhuis de wachters gebruikten. Hij gebaarde met zijn zwaard naar het trappenhuis links van hen. ‘We nemen die.’
Hij wachtte Sera haar antwoord niet af en rende de trappen af. Aan de snelle voetstappen achter hem kon hij horen dat Sera hem was gevolgd. De edelstenen hadden op de zevende verdieping gelegen. Zijn kamer bevond zich op de vierde, net als alle andere verblijfplaatsen van de wachters.
‘Waarom moest je naar je kamer?’ vroeg Sera achter hem, terwijl ze de trappen af snelden.
‘Er liggen daar een paar dingen.’ Spullen waarvan hij had gedacht dat hij ze weer snel terug zou zien. Het wapen dat hij had gekregen, waarvan hij het gevoel had dat hij het op móest halen.
De stenen trappen spiraalden naar beneden en Mason nam ze met twee treden tegelijk. Boven hem klonken de orders van één van de wachters: ‘Doorzoek ieder trappenhuis! Ver kunnen ze niet zijn.’
Mason stopte abrupt met rennen toen ze de vierde verdieping bereikten, waardoor Sera bijna voor de tweede keer die dag tegen hem aan liep.
‘Vierde deur van rechts,’ gaf Mason aan, zodat ze wist waar ze naar toe zouden gaan. Mason zijn voorspelling was uitgekomen: de verdieping was verlaten. Het kon zo zijn dat enkele wachters zich in hun kamers bevonden. Als ze langs zouden lopen op een normaal tempo, zou niemand gealarmeerd raken. Als ze dat nog niet waren.
Zo rustig als hij kon stak hij de gang over. Bij de vierde deur aan zijn rechterhand kwam hij tot stilstand. Met een zachte grip rond de deurklink opende hij de deur. 
‘Natuurlijk,’ verzuchtte hij bij zijn eerste blik op de kamer. De plek was niet meer zoals hij het achter had gelaten. Zijn bed was omgekeerd, zijn deken en kussens lagen op de grond. De lades waar hij zijn kleding bewaarde, waren open getrokken en hun inhoud lag op de vloer. De enkele boeken die hij had, lagen open op het bureau.
De dolk.
‘Houd de wacht, voor het geval dat,’ zei hij tegen Sera. Hij liep naar de verstopplek. Hij knielde neer voor de stenen wand, links in de kamer. Zijn vingers gleden bedenkelijk over de stenen. Wat als ze het wapen hadden gevonden? Het linkte hem niet aan de edelstenen, maar het was vreemd genoeg dat hij een wapen had verstopt.
Zijn vingers vonden de losse steen en Mason schoof hem uit de muur. Opgelucht haalde hij adem bij het zien van de dolk. Zijn vingers graaiden in het stoffige duister en hij viste hem uit de verstopplek. Zijn ogen bekeken het glimmende heft, gesmeed in de vorm van een vos. Wat was het dat Majnu tegen hem had gezegd toen hij het wapen aan hem had overhandigd?
Vind het meisje met de vossenharen.
Sera. Mason slikte en keek op naar de jonge vrouw die al meerdere dagen zijn reisgenoot was. Rode haren, zoals de vacht van een vos. Datzelfde dier hadden ze in het bos getroffen en had hen naar de grot geleid. Een Jager van de tempel van Edon, die altijd af werd gebeeld met een vos naast zich.
Langzaam kwam hij overeind, niet in staat om zijn blik op Sera los te maken.  Wat als hun ontmoeting toch niet zo willekeurig was als hij had gedacht?
Daynty
Internationale ster



De stemmen in het gebouw zwollen aan, evenals het gestamp van laarzen op de treden van de trappen. Haar hand lag krampachtig om een van haar dolken geklemd, nog wel weggestopt in de schede maar klaar om getrokken te worden zodra dat nodig was. 
‘...Blijf je hier staan? Loop door!’ Vanuit het trapgat via waar Mason en zij vlak daarvoor de vierde verdieping hadden betreden klonken stemmen. De soldaten waren stil blijven staan. Sera trok zich verder terug in de deuropening en hield haar adem in.
‘Moeten we de verdieping niet controleren?’ Twijfel was hoorbaar in de stem van de wachter. 
‘Als ik hem was, zou ik maken dat ik beneden kwam’, bracht de ander er tegenin. ‘Doorlopen nu, anders zijn we ze straks kwijt door jouw getreuzel.’
Langzaam blies Sera haar adem uit toen de soldaten hun weg naar beneden vervolgden. Haar hart bleef echter tekeer gaan in haar borstkas en ze wierp een blik de kamer in, om te zien of Mason al had gevonden waar hij naar zocht. De personen die zijn kamer doorzocht hadden waren grondig te werk gegaan. Alle meubels waren van de kanten getrokken, het matras van zijn bed gesleept en lades hingen half open in een bureau. Hoewel Mason haar al verteld had dat ze hem ervan verdachten iets te maken te hebben met het verdwijnen van de edelstenen, besefte Sera nu pas hoe serieus die verdenkingen waren. Ze had gedacht dat het feit dat hij een prins van Tassos was hem nagenoeg onschendbaar maakte. 
‘Mason.’ De gang was nog leeg, maar ze vroeg zich af voor hoelang dat zo zou blijven. ‘Schiet op.’ Ongeduldig keek ze toe hoe hij bij een steen in de muur zat te rommelen. Uit zijn bewegingen kon ze aflezen dat hij er iets uit pakte, maar ze kon niet zien wat het was. Ze hoopte maar dat het alle extra moeilijkheden die deze vertraging hen opleverde waard was. 
Met het voorwerp in zijn handen draaide Mason zich om. 
‘Mooi, dan kunnen we nu eindelijk… Wat is er?’ Een onrustig gevoel trok door haar lichaam bij het zien van de blik in zijn ogen. Hij staarde haar aan alsof hij haar nu pas voor de eerste keer zag. Onwillekeurig pakte ze haar dolk steviger vast. Wat was er aan de hand? 
Een nieuw geluid voegde zich bij het geschreeuw van de soldaten: een oorverdovend gerinkel dat als een echo tussen de muren weerkaatste. Vrijwel meteen zwaaiden er verderop in de gang twee deuren open. 
Sera vloekte. ‘Luister, ik weet dat het erg verleidelijk is om naar mij te kijken, maar dit is niet het goede moment daarvoor.’ 
Die woorden leken Mason met een schok terug te brengen naar de realiteit, weg van de gedachten die door hem heen waren gegaan. Haar nieuwsgierigheid brandde om hem ernaar te vragen, maar ze drukte het weg. Later, zei ze tegen zichzelf, dan kon ze hem vragen waar hij zo van geschrokken was. 
Als ze hier ooit weg kwamen.
‘Je hebt gelijk’, mompelde Mason, zijn stem nog een tikkeltje afwezig. Hij stopte het voorwerp weg en maakte aanstalten om langs haar heen de gang op te lopen. Vlug stak ze een arm uit om hem tegen te houden en een klein stuk terug de kamer in te duwen. 
De twee wachters die verderop uit hun kamers waren gekomen renden langs hen heen. Zodra ze voorbij waren, liet Sera haar arm zakken. ‘Wat is nu het plan?’ Ze kon de lichte paniek die begon op te spelen niet helemaal uit haar stem weren. ‘Op elke trap wemelt het van de soldaten. Hoe komen we ooit naar beneden?’
Mason keek bedenkelijk de gang in, waarna zijn ogen oplichtten. ‘Ik weet iets.’ 
Voor ze kon vragen wat hij had bedacht, stapte hij langs haar heen. Bijna meteen struikelde hij echter terug achteruit, graaiend naar de speer die vlak voor hem langs vloog. De wachters die voorbij waren gerend hadden hen gezien. Mason greep het hout, trok de wachter die het andere uiteinde vasthad naar zich toe en sloeg hem bewusteloos. Net op tijd hief hij de speer op om een aanval van de tweede wachter af te weren. In een paar bewegingen ontwapende hij de vrouw, waarna ze hetzelfde lot moest ondergaan als de eerste wachter.
‘Ze zijn hier!’ Het geluid van de tegen elkaar slaande speren had wachters in het trappenhuis gealarmeerd. 
‘Deze kant op.’ Mason wierp de speer van zich af en haastte zich de gang door. Sera volgde hem, vurig hopend dat wat hij ook van plan was hen hier weg zou krijgen. In een bocht van de gang trok hij twee deuren open. Verrast keek ze naar het balkon dat zich voor hen uitstrekte. Mason beende met zulke grote passen op de rand af dat haar handen prikkelden om hem vast te grijpen zodat hij niet over de rand heen viel, die niet werd afgeschermd met een balustrade maar direct overvloeide in het weidse uitzicht. Vier verdiepingen onder hen strekte het Odesameer zich uit tot aan de horizon.
Sera zocht in de muren van het gebouw naar een plek waar ze een touw aan vast konden maken. Alleen waar haalden ze een touw vandaan? 
‘Kun je zwemmen?’ Masons vraag bracht haar aandacht terug naar hem. 
‘Ja’, antwoordde ze. Ze gluurde over de rand heen naar het water. ‘Maar hoe wil je daar komen, Mason? We hebben niet eens een touw.’
Hij wierp een blik op de deuren. De wachters kwamen steeds dichterbij. ‘Vertrouw je me?’
Ze kneep haar ogen samen. ‘Nee.’
‘Mooi. Dan valt er ook geen vertrouwen te schaden.’ 
Sera opende haar mond om hem te vragen wat hij in godsnaam bedoelde, maar op datzelfde moment drukte Mason haar met een harde duw over de rand van het balkon heen en haar woorden vervormden tot een gil. 
Demish
Internationale ster



Zou Sera hem haten voor wat hij zojuist had gedaan?
Ja.
Was het de enige manier om te ontsnappen?
Nogmaals, ja.
Lang had hij niet gewacht. Zodra hij Sera naar beneden had geduwd, had hij een paar stappen achteruit gezet, een aanloop genomen en was de stenen ondergrond verdwenen. Zijn lichaam vloog door de lucht, strak en met zijn voeten naar beneden gericht. Schreeuwend stortte hij naar beneden, waar Sera al was verdwenen in het water van het Odesa meer.
Zijn voeten raakten het wateroppervlak en hij schoot door, dieper en dieper. Bubbels en plotselinge golven omringden hem. Dit was het moment waarop hij zijn eigen lichaam het meest moest vertrouwen. Vertrouwen om niet in paniek te raken, om zijn eigen weg weer naar boven te vinden. Zijn ogen schoten open. Boven hem glom het licht van de avondzon. Hij bewoog zijn armen omhoog en duwde met al zijn kracht zijn benen onder hem weg.
Hij hoopte dat Sera dat ook deed, waar ze ook was.
Boven het water nam hij een diepe teug adem. Hij schudde zijn blonde haren uit zijn gezicht en keek verwoed om zich heen. Sera kon niet ver van hem af zijn, tenzij ze nog steeds onderwater was. Zijn blik viel op het balkon boven hem. Door de zon zag hij enkel de silhouetten van de wachters, hun lichamen nieuwsgierig over de rand gebogen om te zien of hun belagers de val hadden overleefd.
‘Sera?!’ Mason draaide zich om, zoekend naar een teken van haar rode haren.
Iets doorbrak het wateroppervlak achter hem. Nog voordat hij zich hoopvol kon omdraaien, duwden twee handen op zijn schouders hem weer naar beneden. Bang dat het één van de wachters was, sloeg hij paniekerig om zich heen met zijn armen en probeerde hij weg te komen van de stevige greep die hem steeds dieper naar beneden drukte.
Net op het moment dat Mason zijn lichaam wilde draaien om nog dieper te zwemmen, verdwenen de handen zo plotseling als dat ze hem hadden overvallen. Meteen kwam hij boven water, hoestend door het water dat zijn longen had gevuld. Zijn zicht was wazig, maar hij herkende hetgeen waar hij in eerste instantie naar opzoek was geweest: rood haar.
‘Waarom deed je dat?!’ Opnieuw wapperde Mason zijn blonde haar uit zijn gezicht. Met de hand van zijn rug veegde hij langs zijn lippen en neus.
‘Waarom ík dat deed?!’ Sera herhaalde zijn woorden alsof ze doordrenkt waren met gif. Ze gaf hem een duw, maar het water om hen heen verminderde het effect. Haar woede leek het boven water blijven te compliceren voor haar.
‘Ik zweer het op de goden, Mason! Wanneer we aan wal zijn, vermoord ik je. Daarna breng ik je weer tot leven, om je nog een keer te vermoorden!’ Wild sloegen haar armen om haar heen, kleine golven van water spetterden alle kanten op. Een golf met water belandde in zijn gezicht, afkomstig van haar. Die had hij verdiend.
‘Je zou echt rustiger moeten worden als we hier weg willen komen,’ merkte Mason droog op.
‘Vertel me niet dat ik rustig moet doen! Je duwde me van een balkon!’ Mason klemde zijn lippen op elkaar. Hij had moeten onthouden dat het nooit een goed idee was om iemand op te dragen te kalmeren terwijl diegene het liefst een steen tegen zijn hoofd aan wilde gooien.
‘Als we aan wal zijn, kun je me vermoorden. Of dubbel, in jouw geval,’ merkte Mason op. Hij wierp een blik omhoog. De silhouetten van de wachters waren verdwenen.  Ze waren nu uit het gebouw, maar dat betekende niet dat ze al veilig waren. Ze hadden nog een lange weg te gaan voordat ze ook daadwerkelijk weer het vaste land zouden betreden.
‘Geloof me, dat ga ik doen,’ siste Sera. Met haar handen probeerde ze de donkere stof van haar jurk naar beneden te duwen. Wellicht had dat er voor gezorgd dat ze moeite had gehad om weer naar boven te zwemmen. Het moest zwaar aan haar lichaam zijn. Zwaarder dan zijn kleding.
‘Ja, ja,’ mompelde Mason. ‘Luister. Aan de westkant van het gebouw liggen een aantal boten klaar, voor eventuele evacuaties. We bevinden ons nu aan de zuidkant, dus we moeten een klein stuk zwemmen. Dan kunnen we daar een boot pakken en wegvaren.’ Het was de enige optie die ze hadden. Ze zouden niet terug kunnen naar het roeibootje waarmee ze het meer waren overgestoken. Daar zouden ze ongetwijfeld op hen wachten.
Sera opende haar mond om iets te zeggen, woede schitterde nog steeds in haar ogen. Ze bedacht zich en hield haar mond, waarna ze gebaarde dat hij de weg moest leiden. Hij was nog niet van haar af.
Mason zwom dicht bij de rand van de rotsen en het gebouw zelf, om zo te voorkomen dat eventuele wachters hen meteen zouden spotten. Sera bevond zich achter hem. Zo nu en dan keek hij over zijn schouder, om alleen maar een ijzige blik terug te zien staren.
De kleine boten en steigers oogden verlaten. Mason gunde zichzelf geen tijd om te twijfelen of het ook daadwerkelijk veilig was. Hij trok zich omhoog aan de houten planken. Eenmaal op de steiger stak hij een hand uit naar Sera, maar deze negeerde ze. Ze gooide eerst haar zwaard op het hout, waarna ze haar eigen lichaam omhoog drukte.
Hij koos een kleine boot, met slechts één zeil. Het moest genoeg zijn. Alle spullen die hij bij zich had, gooide hij op het dek. Het liefst ontdeed hij zich ook meteen van de natte kleding, maar dat zou moeten wachten.
‘Mason.’ De waarschuwende stem van Sera deed hem achterom kijken. Minstens vijf wachters kwamen uit een nis van het gebouw, nog geen vijftig meter van hen verwijderd. Hij hoefde Sera niet te instrueren om het kleine schip los te maken van de steiger, dat deed ze uit haarzelf. Mason vond een stok, die hij kon gebruiken om hen af te zetten in het ondiepe water waar ze zich in bevonden.
‘Halt! In de naam van de koningen en koningin!’ riep één van de wachters. Mason negeerde de woorden. De koningen en koningin konden hem op dit moment niet bereiken. Hij zette de stok diep in het water en duwde met al zijn kracht, hopend dat het genoeg zou zijn om het schip in beweging te brengen.
‘Mason! Je doet er beter aan om naar ze te luisteren!’ Die stem. Dat kon niet. Hij had gedacht dat alle wachters die onder hem hadden gestaan, af waren gevoerd naar Caralis. Dus ook hij.
Mason keek over zijn schouder. Een van zijn vrienden had zich door de groep met wachters weten te duwen en stond nu op de laatste planken van de steiger. Gelukkig waren hij en Sera al te ver van hen af.
‘Als je wil bewijzen dat je onschuldig bent, is dit niet de manier! We zijn verplicht om dit te rapporten aan je oom en je weet in wat voor een daglicht je dat zal brengen!’ Hij moest nu schreeuwen, de boot kabbelde steeds verder.
Mason schudde zijn hoofd. Het zou niets veranderen aan de verdenkingen die al op hem lagen. Het enige wat de woorden deden, was zijn schuldgevoel jegens zijn vrienden en zijn thuis nog meer aanwakkeren.
Daynty
Internationale ster



De steiger en de wachters verdwenen al snel uit het zicht. Waarschijnlijk zouden ze hen achterna komen op het water, maar de boot die Mason had gekozen was sneller en wendbaarder. De wachters zouden hen kwijtraken het duister van de nacht. 
Sera had zich neer laten zakken op een van de houten planken die dienden als bank en wrong het water uit de rokken van haar jurk. De stof voelde zwaar aan, alsof ze twee keer haar eigen gewicht meesleepte. Het duurde niet lang voor er een plas water rond haar voeten was ontstaan. 
‘Zou je de boot niet vol willen laten lopen, alsjeblieft’, merkte Mason droogjes op. ‘Tenzij je liever wil zwemmen naar het vasteland.’ Zodra hij de boot de laatste bocht om stuurde en ze de muren van Qhal achter zich lieten, vingen de zeilen de wind. 
Woedend keek Sera omhoog naar hem. ‘Als er iemand hier gaat zwemmen dan ben jij dat’, snauwde ze. ‘Omdat ik je overboord gooi.’ Met ruwe bewegingen wrong ze het laatste stuk stof uit. Het water kletterde neer op de houten planken. 
‘Hoezo?’ Mason haalde ergens het lef vandaan om verontwaardigd te klinken. Met zijn wenkbrauwen opgetrokken in een vragende uitdrukking keek hij haar aan. ‘Ik heb ons gered van de wachters! Had je liever gewild dat ze ons te pakken hadden gekregen?’
‘Je gooide me van een gebouw, Mason!’ Sera verhief haar stem en kwam overeind van het bankje. Mason stond dichtbij genoeg om hem aan te kunnen raken. Ze hoefde alleen maar haar armen naar hem uit te strekken, zijn shirt vast te grijpen en hem opzij te trekken om hem over de rand heen te laten tuimelen. Haar handen prikten om aan die neiging te voldoen, maar haar verstand riep haar tot orde. Het was belangrijker dat ze zo snel mogelijk afstand creëerden tussen hen en Qhal. 
‘Hoe had je anders naar beneden willen komen?’ Ook Mason ging harder praten. 
‘Je had me op zijn minst een waarschuwing kunnen geven voordat je me duwde!’
‘Ik heb toch gevraagd of je kon zwemmen!’
Met een grom gaf Sera hem een duw tegen zijn schouders. ‘Dat is geen waarschuwing.’ Het ene moment had ze rechtop gestaan, haar voeten veilig op de vaste grond van het balkon, het volgende moment had ze door de lucht gevlogen en had ze alleen maar kunnen hopen dat ze goed op het water terecht kwam en niet met een ongelooflijk harde smak. Wat had ze eraan dat ze kon zwemmen als de klap op het water haar zo door elkaar geschud had dat ze bewusteloos was geraakt? 
Mason hief defensief zijn handen op. ‘Oké, oké, de volgende keer zal ik het je zeggen als ik je van een gebouw af ga duwen, goed?’
‘De volgende keer ben ík degene die jóu van een gebouw duwt’, wierp ze tegen. ‘Dat is wel zo eerlijk.’
Mason snoof, maar daarna brak er een grijns door op zijn gezicht. ‘Dat zou ik je wel eens willen zien proberen.’
‘Pas maar op met wat je wenst’, mompelde ze. Terwijl ze weer ging zitten en zich van hem wegdraaide naar het water toe vormden haar lippen zich echter tot een flauwe glimlach. Eigenlijk was het compleet absurd wat ze hadden gedaan. Ontsnappen door van een gebouw af te springen - wie haalde dat nu in zijn hoofd? 
‘Dat zag ik wel.’ Aan Masons stem kon ze horen dat hij nog steeds grijnsde. 
Sera rolde met haar ogen en dwong haar gezicht terug in de plooi. ‘Zorg jij nou maar dat we aan land komen.’

Het was diep in de nacht toen ze eindelijk de westoever van het Odesameer bereikten, vlakbij de plek vanaf waar ze de vorige dag vroeg in de ochtend vertrokken waren. Sera stond op en rekte haar lichaam uit, stram door de oncomfortabele zitplek en haar natte kleding. De stof van haar jurk voelde nog steeds klam aan. Nu de zon enkele uren geleden achter de horizon was verdwenen, was de kou haar lichaam in gekropen. Ze kon niet wachten om droge kleren aan te trekken.
Ze plaatste een hand op de rand van de boot en zwaaide haar benen erover heen. Soepel landde ze op de zandige oever waar Mason de boot tegenaan had gestuurd. Ze veegde haar haren uit haar gezicht en stapte verder de kant op, het ondiepe water aan de rand van het meer uit. 
‘Het kan niet ver zijn naar de paarden.’ Sera kneep haar ogen samen en tuurde de oever af, kijkend naar de bomen die aan de rand van het meer stonden zover als ze deze kon zien. In de verte meende ze het grote, donkere silhouet te onderscheiden van een oude treurwilg die over het water heen hing. Het kon haast niet anders dan dat dat de boom was waarin ze een teken hadden gekerfd om zich op te kunnen oriënteren met het terugvinden van Yarin en Masons hengst. 
‘Natuurlijk is het niet ver naar de paarden.’ Er klonk een plons toen Mason uit de boot sprong. ‘Ik heb ons immers genavigeerd.’
Met een wenkbrauw opgetrokken draaide Sera haar hoofd zijn kant op, om de scheve, een tikkeltje arrogante grijns op zijn gezicht te ontdekken. Ze keek hem een moment nadrukkelijk aan, maar ging niet op zijn opmerking in. Daarna verplaatste ze haar blik naar de boot. 
‘Wat doen we ermee?’ vroeg ze. Ze konden het schip hier niet laten liggen. Het zou de wachters van Qhal in hun richting wijzen. ‘Verbranden?’
‘Verbranden- wat?’ Ze snapte niet waarom Mason zo quasi geschokt klonk. ‘Waarom altijd meteen zo agressief, Sera?’ Hij liep om haar heen naar de boot toe. 
Sera sloeg haar armen over elkaar en volgde zijn bewegingen. ‘Wil je soms dat ze ons vinden?’
‘Er zijn andere manieren om er vanaf te komen.’ Hij plaatste zijn handen tegen de boeg van het schip, zette zijn voeten schrap in het zand en begon het schip los te duwen uit het zand. Eerst gebeurde er weinig, maar daarna kwam er beweging in. Mason liep met een tevreden uitdrukking terug de oever op. ‘Kijk, het is al opgelost.’
Ze tuitte haar lippen en keek naar de boot, die langzaam het meer op dobberde. ‘De wachters zullen hem vinden’, zei ze. ‘Ze zullen meteen weten dat we naar het westen zijn gevaren.’
Mason snoof. ‘De boot in de fik steken en een vuur maken zo groot als Edons vreugdevuren trekt niet de aandacht, bedoel je?’
Daar had hij een punt - en daar was hij zich kennelijk maar al te bewust van, te zien aan de zelfingenomen grijns om zijn lippen. Even keken ze allebei toe hoe de boot langzaam maar zeker af begon te drijven richting het zuiden. 
Een windvlaag liet haar rillen. Naast haar dook ook Mason iets in elkaar. ‘Je zei dat de paarden niet ver weg waren’, merkte hij op. ‘Welke kant moeten we op?’
Sera wierp hem een blik toe waar ze zoveel minachting in legde als ze kon vinden. ‘Voor iemand die beweert zo goed te zijn in navigeren, valt het me wel tegen dat je dat niet weet.’ Uitdagend hief ze haar kin, waarna ze langs hem heen stapte en de juiste kant op begon te lopen.
Demish
Internationale ster



De weg naar de paarden was verder zonder slag of stoot verlopen. Sera had hen zonder moeite door de bomen weten te leiden. In het holst van de nacht hadden ze de twee dieren aangetroffen. Zowel Sera als Mason stapte op hun eigen paard af om het dier te begroeten.
‘Ik ben best blij om iemand te zien die niet meteen een antwoord klaar heeft,’ fluisterde Mason tegen de hengst. Hij had niet gedacht dat het paard voor een langere tijd bij hem zou blijven, maar langzaamaan raakte hij toch gehecht aan de vertrouwde, bruine ogen die hem in stilte aan konden kijken. Hij reikte met zijn vingers naar het gezicht van het paard en steek over de ruwe haren.
‘Misschien moet ik je een keer een naam geven,’ bedacht hij hardop. Een naam bedenken was gemakkelijker dan onder ogen komen dat hij geen idee had wat hij nu moest doen. De reis naar Qhal was zo goed als waardeloos geweest. Ze hadden geen enkele aanwijzing kunnen vinden. Daarvoor had hij niet zijn eigen huis willen onteren. Zonder informatie kon hij niet terugkeren naar Caralis. Hij kon ook niet meer terug naar het eiland. Wat bleef er dan nog over?
‘Ben je meer een Storm of een Donder?’ Het paard trok zijn hoofd weg onder Mason zijn aanraking, wat misschien wel betekende dat hij geen van beide zou aannemen als zijn nieuwe naam.
Zuchtend stapte Mason weg van het paard. Sera stond enkele meters verderop te praten met Yarin. Nu hij gestopt was met lopen, besefte hij pas hoe moe hij was. Ze hadden de vorige ochtend aan één stuk door gevaren, in Qhal had hij al zijn energie en concentratie nodig gehad en de afgelopen paar uur had hij hen in het donker moeten navigeren over het meer. Hij was uitgeput.
‘Ik ga vuur maken,’ deelde hij mee aan Sera, niet wachtend op haar antwoord. Het zou hem niets verbazen als ze hem nu terecht zou wijzen dat hij opeens wel vuur wilde maken, terwijl hij de boot niet had willen verbranden. De waarheid was dat hij niet nog iets van Qhal had kunnen vernielen. Dat had hij al genoeg gedaan.
Van de grond raapte hij enkele droge takken, die hij opstapelde op een kleine, open plek. Tussen het dak van bladeren kon hij nog net het maanlicht zien. Uit zijn tas haalde hij de vuurstenen, die al snel zorgden voor kleine vonkjes in de duisternis. Mason boog zich naar het gloeiende hout en blies een paar keer, zodat ook de rest vlam zou vatten.
Zodra hij zeker wist dat het vuur de nacht zou overleven, liep hij terug naar waar ze hun spullen hadden verstopt. Hij vond een deken en schone, droge kleding. Er waren momenten geweest dat hij zich expres zo had gedraaid dat hij Sera haar aandacht had kunnen trekken tijdens het wisselen van kleding, maar nu was hij te moe om daar nog om te geven.
Eenmaal omgekleed hing hij zijn natte shirt en broek over een tak van een boom. Hij gaapte, de vermoeidheid begon hem nu echt op te eisen. Terug bij het vuur zocht hij een plek uit die hem redelijk leek en daar maakte hij zijn bed voor de nacht. Klaar voor nog een nacht waar hij kort zou slapen, zonder dromen.
Zijn dromen waren, verrassend genoeg, wel aanwezig. Ze brachten hem naar de plek waar hij na vandaag niet meer wilde komen.
De gangen van Qhal werden langer iedere keer als hij een stap zette, de trappen hoger. Achter hem klonk het geschreeuw van de achtervolging. Ze zaten achter hem aan en hij had geen enkele mogelijkheid om zich te kunnen verstoppen.
Mason rende een smallere gang in, maar zijn voeten bleven haken achter de deurpost. Hij viel voorover en de tas die hij, blijkbaar, in zijn handen had geklampt, vloog uit zijn handen. Kreunend kwam hij overeind en kroop hij naar de tas toe. Hij kruiste zijn benen in een kleermakerszit en plaatste de tas in het midden. Hij opende hem en deinsde meteen geschrokken achteruit bij het zien van de inhoud.
De edelstenen.
‘Nee, dat kan niet… Ik heb niet,’ stamelde Mason. Hij had de edelstenen niet in zijn bezit. Dat kon niet. Opnieuw pakte hij de tas en met zijn hand tastte hij er in, maar nu raakten zijn vingers slechts de linnen stof.
‘Wat?’ verward over hoe ze onder zijn neus konden verdwijnen keerde hij de tas om, hopend dat hij het zich had verbeeld en dat ze alle twaalf in zijn schoot zouden vallen. Dat gebeurde echter niet. Mason schudde zijn hoofd. ‘Ze kunnen niet zomaar weg zijn. Dat kan niet.’
‘Breek daar je mooie hoofdje nou maar niet over.’ Sera haar stem galmde door de gang, die tegelijkertijd geen gang meer was. Mason draaide zich om en zag de rotswanden van de grond. Het zachte schijnsel van het vuur, wat in hen allebei het verlangen aan had gewakkerd. Wat echter al zijn aandacht opslokte – of beter gezegd: wie – was de vrouw die net had gesproken. 
Naakt stond ze voor hem, haar vossenharen golfden over haar lichaam naar beneden. Voordat hij kon bewegen, knielde ze bij hem neer en nam ze plaats op zijn schoot. Mason schudde zijn hoofd. Dit was niet logisch. Hoe kon hij zich in Qhal bevinden en vervolgens in een grot? En wat deed Sera daar?
Sera haar vingers grepen zijn kin, zacht maar dwingend. ‘Mijn prins is niet zo onwetend als hij zich voordoet, of wel?’ fluisterde ze. Haar gezicht kwam dichterbij, haar lippen raakten voor even die van hem, maar waren net zo snel weer verdwenen. ‘Het is het perfecte plan. De edelstenen stelen, ontkennen en terugreizen naar de plaats delict om zogenaamd naar ze opzoek te gaan.’
‘Ik heb de stenen niet-’ zijn woorden werden gesmoord door Sera haar lippen en haar lichaam dat zich tegen hem aandrukte alsof het al eeuwen naar hem verlangde. Hij moest haar niet zoenen. Hij kon haar niet zoenen als zelfs zij dacht dat hij een rol had in de verdwijning van de edelstenen.
Maar haar lippen smaakten te goed.
Hongerig beantwoordde hij haar zoen. Zijn handen gleden over haar bovenbenen en zijn vingers begroeven zich in de zachte huid. Al veel te snel verdwenen Sera haar lippen van de zijne. Hij protesteerde luid, het gemis te groot. Sera lachte en boog zich naar zijn hals.
‘Vertel het me eens, prins Mason van Tassos. Wat moet een prins met alle twaalf de stenen?’ Mason zijn ogen schoten open. Het was niet langer Sera haar stem die tegen hem praatte. Nog steeds hield hij haar lichaam vast, maar zij was het niet. Hij herkende de stem, de donkere ondertoon en de bedrukte, magische sfeer die daarbij kwam kijken. Waarom kon hij dan geen naam vinden om aan de stem te linken?
Schel gelach klonk om hem heen en echode door de grot. Sera verdween als stof dat werd opgeveegd door de bediendes van het paleis. ‘Dacht je dat het zo gemakkelijk was? Het is nooit zo gemakkelijk, mijn prins. Ze kunnen je niet helpen, hoe hard ze dat ook proberen.’
‘Wie?!’ Wanhopig keek Mason om zich heen, maar de grond zakte onder hem weg en hij stortte neer in een eindeloze val.
Schreeuwend en bezweet werd hij wakker. Verlangend naar vaste ondergrond sloeg hij verwoed met zijn armen om hem heen, totdat hij de koele aarde onder hem vond. Zijn adem zat gevangen in zijn borstkas en het kostte hem een paar seconden om te wennen aan de omgeving om hem heen.
Hij kwam overeind en probeerde alles in zich op te nemen. Voor hem brandde het vuur, daar achter lag het gefabriceerde bed van Sera. Mason wilde zich terug zakken naar de grond, tot hem opviel dat het deken waar Sera normaal onder lag open was geslagen.
Ze was weg.
Daynty
Internationale ster



Mason was zonder nog iets te zeggen gaan slapen en Sera had dat voorbeeld gevolgd. Wat viel er ook te zeggen? Ze konden blijven kibbelen over het feit dat hij haar van een gebouw had geduwd en blijven discussiëren over zijn navigatievaardigheden, maar geen van die dingen veranderde iets aan de realiteit die voor hen lag. Qhal had geen aanwijzingen opgeleverd, geen sporen. Hun hele plan was gebouwd op het vinden van een aanwijzing in Qhal en die fundering was onder hun voeten vandaan geslagen. 
De slaap plaagde haar met beelden van de lege altaren, van de talloze gekleurde draden die als een wirwar voor haar ogen hadden gekronkeld en de scherpe pijn die daar dwars doorheen was gesneden. Toen ze wakker werd, huisde hetzelfde knagende gevoel van leegte aan haar. Het voelde alsof iemand een kostbare herinnering van haar had afgenomen en nu het weg was, ze niet kon plaatsen wat voor herinnering hoorde op de lege plek die achterbleef. 
Sera worstelde haar benen los uit de dekens waarmee ze verstrikt waren geraakt en draaide zich op haar rug. Tussen de boomtoppen door fonkelden de laatste sterren tegen een hemel waarvan de blauwtinten langzaam maar zeker lichter begonnen te kleuren. Met een zucht sloot ze haar ogen. De zon was nog niet eens op, wat betekende dat ze hooguit een paar uur had geslapen. En dat terwijl haar lichaam voor het slapengaan zwaar en moe had aangevoeld van alle gebeurtenissen die dag. 
Hoe konden de twaalf belangrijkste bezittingen van een land in het niets verdwijnen? Ze kneep haar ogen steviger dicht, alsof dat de vragen die haar hoofd binnen slopen kon weren. Zoiets kostbaars kon niet zomaar verdwijnen. 
Mensen kunnen ook niet zomaar verdwijnen. Het besef drong zo plotseling haar gedachten binnen dat haar ogen open vlogen en ze rechtop schoot. In haar borstkas ontstond een doffe pijn terwijl dat besef dieper en dieper haar gedachten binnendrong. 
Geen aanwijzingen betekende dat ze geen enkele manier hadden om de edelstenen te vinden. Maar ze had ze nodig. Ze móest de dumortieriet van Jorunn in handen krijgen om de magie van de steen haar te laten helpen Zagans locatie te achterhalen. Ze had iedere andere opsporingstechniek die er bestond geprobeerd, maar haar verloofde leek van de wereld verdwenen te zijn. Het idee dat ze hem nooit zou kunnen vragen wat hij met Arthur had gedaan en dat ze nooit de wraak kon nemen die ze haar allereerste liefde beloofd had, verscheurde haar. 
Vanuit haar keel voelde ze een verdriet omhoog kruipen waarvan ze dacht dat ze het zo diep had weggestopt dat het verstikt was. Haar ogen schoten naar de plek waar Mason lag. Zijn gestalte lag roerloos onder de deken en zijn ademhaling was langzaam. 
Iets vochtigs vertroebelde haar zicht. Tranen, besefte ze, en ze duwde vlug de deken van zich af. Mason kon haar niet zo zien, ze kon niet het risico nemen dat hij wakker werd. In het opstaan griste Sera haar zwaard mee van de grond, waarna ze stilletjes het bos in verdween. 
Ergens in de verte klonk de zachte roep van een uil in de serene stilte. Sera sloot haar ogen en drukte haar trillende lippen op elkaar. Het bos nog zo verzonken in rust bracht herinneringen terug van lang geleden. Zij en Arthur tussen de bomen, hun lichamen verstrengeld op de bemoste bodem, met als hun enige getuigen de sterren en de stilte. 
Met een ruk trok Sera haar zwaard. Ze smeet de schede van zich af en met een kreet van woede en frustratie en verdriet op haar lippen sloeg ze haar zwaard tegen de dichtstbijzijnde boom. Stukken van de schors vlogen in het rond toen het vlijmscherpe metaal ermee in aanraking kwam. De ontlading van emoties die in de slag lagen, tilden een last van haar schouder af. Maar één slag was niet genoeg. 
Haar zwaard had zich een klein stuk in het hout van de stam gegraven en kwam niet meteen los toen ze eraan trok. Sera verstevigde haar grip en met een grom rukte ze het wapen los. Ze draaide een ronde om haar as, haar zwaard suizend door de lucht, en sloeg opnieuw zo hard tegen de boom als ze kon. De klap trok een pijnscheut door haar pols en dreunde na tot in haar schouder. 
Zwaar ademde ze uit, terwijl ze zich overgaf aan de korte steken van pijn die na trilden in haar botten iedere keer als haar zwaard de boom raakte. Zelfs toen de tranen waren opgedroogd op haar wangen, het geroep van de uil was stilgevallen en er niets anders in haar restte dan woede bleef ze doorgaan. De spieren in haar rechterarm begonnen te verkrampen en ze nam haar wapen over met haar andere hand. De pijn en de fysieke vermoeiing waren fijn. Ze boden een vreemd soort verlichting, gaven haar iets anders om op te focussen dan het akelige besef dat ze gefaald had. Ze had zichzelf gefaald.
Maar bovenal had ze Arthur gefaald. 
Demish
Internationale ster



De lege plek die Sera achter had gelaten knaagde aan hem. Waar kon ze naar toe zijn gegaan? Ondanks dat de lucht een lichtere tint blauw had dan toen ze in slaap waren gevallen, was de zon nog niet op en dat gaf aan dat er slechts een paar uur waren verstreken sinds Mason zijn ogen had gesloten. In zijn droom was het Sera geweest die hem had geprezen voor zijn plan. Betekende dat dat ze uit was op de edelstenen, maar om een hele andere reden dan degene die ze hem had verteld? En die stem, zo bekend en tegelijkertijd leek het op niets wat hij ooit in zijn leven had gehoord.
Hij zou de rest van de vroege ochtend niet meer in slaap kunnen komen.
Mason duwde de dekens van zich af en haakte zijn vingers achter het hengsel van zijn tas, zodat hij deze naar zich toe kon trekken. Uit de tas haalde hij de dolk. Zorgvuldig draaide hij het wapen rond tussen zijn vingers. Zijn duim streek over de vos. Met wie reisde hij al dagen rond? Wat wist hij van Sera, behalve haar naam?
Gewapend met de dolk kwam hij overeind. Als hij niet meer zou kunnen slapen, dan zou wat thee wellicht zijn gedachten kunnen kalmeren. Hij liep naar de tassen van Sera en zocht naar de katoenen zakjes gevuld met gedroogde kruiden en bladeren. Hij bukte zich over de schamele inhoud van de tas waar Sera hun voorraad bewaarde. Veel hadden ze niet meer over.
Diep in het bos klonk een gefrustreerde kreet van Sera en Mason veerde overeind. Gespannen luisterde hij, zijn dolk in een geheven hand. Hij hoorde haar, eveneens als haar wapen dat keer op keer op iets inhakte, maar hij kon geen tegenstander ontdekken in de geluiden. Wat was ze aan het doen?
Stilletjes liep Mason op het geluid af, niet zeker van wat hij aan zou treffen. Hij wilde Sera niet laten schrikken, bang dat ze hem zonder twijfel aan zou vallen en zou doorrijgen met haar zwaard.
In de verte doemde haar silhouet op. Sera hief haar zwaard, zwaaide hem tegen de boom en herhaalde de beweging. Opnieuw, opnieuw en opnieuw. Vreemd genoeg snapte hij waarom ze hier stond. Als zijn droom hem niet nog meer had uitgeput dan voorheen, dan was hij misschien wel degene geweest die op haar plek had gestaan.
‘Sera?’ sprak Mason toen hij haar naderde. Hij zette een stap opzij, zodat hij in haar zicht kwam. Hij hield zijn handen omhoog, zodat ze zeker wist dat er geen gevaar dreigde.
Ze stopte haar handelingen en keek zijn kant op, maar slechts voor een paar seconden. ‘Ga terug naar bed, Mason.’
‘Wat heeft die boom jou ooit aan gedaan?’ vroeg Mason luchtig. Hij wilde niet terug naar bed, niet na de droom die hij net had gehad.
‘Bestaan,’ gromde Sera. Haar zwaard volgde haar woorden en hakte in op de stam.
Mason kwam dichterbij, voorzichtig en zonder onverwachte bewegingen. Hij legde één van zijn handen op de takken, die gelukkig nog ongedeerd was gebleven. ‘Ik weet zeker dat deze boom al langer bestaat dan jij.’
Sera gaf hem een blik. Ze leek niet van plan om haar aanval op de boom te staken. Mason deinsde achteruit toen haar zwaard de tak raakte waar hij zijn hand op had geklemd. ‘Het is oneerlijk dat bomen zoveel kunnen weerstaan. Mensen zijn zo kwetsbaar. Ze gaan zo makkelijk dood.’  Ze trok haar zwaard terug en keek hem aan. Hij kon niet peilen of hij haar volgende slachtoffer zou worden. Sera zuchtte en liet haar zwaard langs haar lichaam bungelen. ‘Waarom gaan ze zo makkelijk dood?’
Hij slikte, niet voorbereid op een vraag als deze. Zijn gedachten schoten terug naar de bandiet, de man die hem als het ware uit had gedacht om hem te vermoorden. En dat had hij gedaan. Met zijn kromzwaard had hij het leven in enkele seconden genomen. Mensen gingen inderdaad makkelijk dood.
‘Ik weet het niet,’ fluisterde hij Sera toe. Dit was niet enkel dezelfde frustratie die hij voelde omdat ze niks hadden kunnen vinden op Qhal. Er speelde iets heel anders in Sera haar hoofd. Het voelde duister, als een groot verdriet dat haar consumeerde. Mason schudde zijn hoofd. Wat het ook was, Sera zou het niet met hem delen.
‘Ga je mee terug?’ Hij gebaarde naar de plek waar ze hun spullen hadden opgeslagen. ‘Ik wilde thee maken, maar toen hoorde ik dat iemand een boom aan het mishandelen was.’
Sera grimaste. ‘Jij kan thee maken?’
‘Ik had ook liever gewild dat ik magisch wat alcohol had kunnen laten verschijnen, maar thee is het beste wat ik op dit moment voor je kan doen.’ Het beetje alcohol dat ze hadden gehad was al lang op gegaan aan het verdoven van hun wonden. Zodra ze een dorp tegen zouden komen, zouden ze een nieuwe voorraad moeten aanleggen. 
Sera leek te twijfelen. ‘Kom op, mijn thee is half zo slecht nog niet,’ beloofde hij haar.
Een zucht verliet haar lippen en na een laatste blik op de boom te hebben geworpen, knikte ze. Ze bukte naar de grond om de schede op te rapen die ze, vermoedelijk, van zich af had gegooid toen ze hier in woede en frustratie naar toe was gerend. Ze schoof haar zwaard er in terug en liep langs Mason heen, terug naar hun slaapplekken.
Mason volgde haar en keek toe hoe ze plaatsnam bij het vuur. Zelf ging hij aan de slag met zijn oorspronkelijke idee: het maken van thee.  Hij vond de katoenen zakjes en snoof aan de verschillende kruiden. Hij combineerde er een aantal en gooide ze bij elkaar. Met een kleine pot gevuld met de kruiden en wat water en twee bekers liep hij naar Sera. Hij balanceerde de pot met thee boven het vuur en nam vervolgens naast haar plaats.
‘Ik weet dat ik er grapjes over maakte,’ begon hij. Hij schraapte zijn keel en wreef zijn handen tegen elkaar. ‘Maar ik zou het liefst ook wel tegen een muur aan willen slaan.’
Daynty
Internationale ster



Het was een goede keuze geweest om het bos in te gaan in plaats van bij het vuur te liggen, bedacht ze zich terwijl ze toekeek hoe Mason een pot thee boven het vuur opstelde. Tegen de tijd dat hij haar had gevonden in het bos waren de tranen op haar wangen opgedroogd. Ongetwijfeld zag ze er nog steeds beroerd uit, met haar jurk verkreukeld door het slapen, rode ogen en de vermoeidheid overal op haar gezicht te zien, maar daar kon ze zich nu weinig druk om maken. Mason zag er niet veel beter uit. Zijn blonde lokken stonden alle kanten op. Waarschijnlijk door het slapen, maar ze vroeg zich af of hij veel slaap had gekregen in die paar uurtjes. Er stonden wallen onder zijn ogen en er lagen schaduwen op zijn gezicht. Het was een geluk dat de gloed van het vuur hen allebei in een warm licht hulde en de harde kantjes verzachtte. 
Sera maakte haar blik los van de vlammen toen ze Masons stem hoorde. ‘Wat houd je tegen?’ vroeg ze met een vreugdeloos lachje. Ze rolde met haar schouders. Haar handen trilden door de kracht waarmee ze haar handen om het zwaard geklemd had gehad en de spieren in haar armen voelden slapjes aan, alsof ze niet helemaal een onderdeel meer waren van haar lichaam. Het verdoofde gevoel bereikte ook haar gedachten, die eindelijk rustiger waren geworden. Ze zou het Mason niet kwalijk nemen als hij op eenzelfde manier zijn gepieker wilde verstikken. 
‘Er is geen muur,’ antwoordde Mason droogjes, maar het vleugje humor in zijn stem bereikte de rest van zijn gezicht niet. Sera hoefde hem niet te vragen waarom hij al zo vroeg wakker was. Alles aan hem schreeuwde dat ook hij werd geplaagd door wat er was gebeurd in Qhal. Of beter gezegd, door wat er níet gebeurd was. Ze hadden geen aanwijzingen gevonden. 
Hoewel, als ze eerlijk was tegen zichzelf, wist ze niet zeker of ze dat wel zo kon zeggen. Ze dacht terug aan de beelden die voor haar ogen langs waren geflitst toen ze het altaar aan had geraakt. Dezelfde beelden die haar achtervolgd hadden in haar slaap. En dan was er nog die leegte. 
Sera gluurde opzij naar Mason. Het gevoel was zo sterk geweest, maar als hij er al iets van gevoeld had, dan had hij dat niet laten blijken. Maar dat kon ze ook van zichzelf zeggen. 
‘Toen we in Qhal waren, in de edelstenenkamer…’ Sera keek opzij naar Mason. ‘Heb je toen nog iets… gezien?’ 
Hij snoof en wierp haar een blik toe voor hij terug staarde in het vuur. ‘Mijn eigen falen.’
Ze wist al dat hij zichzelf het verdwijnen van de edelstenen verweet maar nu hij het zo uitsprak, drong plots tot haar door hoe erg ze eigenlijk op elkaar leken. Ze hadden allebei het gevoel dat ze gefaald hadden. 
Voor Sera er erg in had, legde ze een hand op zijn onderarm om er een zacht kneepje in te geven. Met een opgetrokken wenkbrauw keek hij opzij, maar hij maakte er geen opmerking over. Toch trok ze haar hand snel weer terug. 
Even was het stil. Mason boog zich naar voren om te controleren of het theewater al kookte. Ze had er weinig vertrouwen in dat de thee haar kon helpen, maar sinds hun fles drank een paar dagen geleden op was gegaan, was dit na alcohol de beste optie. 
‘Jij hebt wel wat gezien, of niet?’ vroeg Mason terwijl hij zich terug bewoog. Zijn blauwe ogen vonden haar gezicht en namen haar onbewogen in zich op. Hij kon niet precies bedenken wat er gebeurd was in de edelsteenkamer, maar aan de toon in zijn stem kon ze horen dat hij wist dat er iets was voorgevallen toen de stekende hoofdpijn haar op haar knieën had gedwongen. 
Sera sloeg haar ogen neer en keek naar haar vingers, die gedachteloos aan enkele grassprietjes plukten. Hoe kon ze onder woorden brengen wat ze had gezien als ze zelf niet eens wist wat er precies gebeurd was? Naast haar voelde ze Masons blik afwachtend op haar branden. Het was een stille boodschap dat haar antwoord op zijn vraag bepaalde of hij haar kon vertrouwen of niet.
‘Toen ik het altaar aanraakte, zag ik beelden.’ Misschien was het de intimiteit van de stilte en het kampvuur, of het feit dat het voelde alsof de wereld tot stilstand was gekomen nu hun enige kans om de edelstenen op het spoor te komen was verdwenen, maar ze merkte dat ze wilde dat hij haar vertrouwde. En ze wilde hem vertrouwen, al was het alleen maar voor deze ene vroege ochtend. 
Ondanks dat ze lang stil was, zei Mason niets. Ze waardeerde het dat hij haar de tijd gaf om uit te zoeken hoe ze het aan hem uit moest leggen. 
‘Het waren lijnen.’ Ze sloot haar ogen om de beelden voor de geest te roepen. ‘Draden in allerlei kleuren die alle kanten op schoten. Ze kronkelden door elkaar in het donker en gloeiden zachtjes. Bijna alsof…’ Tussen haar wenkbrauwen ontstond een diepe frons, terwijl ze zocht naar de juiste benaming voor het gevoel dat het beeld bij haar opriep. ‘Alsof ze me wilden leiden in het donker.’ In gedachten ging ze verder door de beelden heen, naar het moment vlak voor de hoofdpijn had toegeslagen. ‘En toen verdwenen ze opeens in het niets. Vlak daarna kreeg ik zo’n helse hoofdpijn.’ Maar op datzelfde moment was er nog iets anders geweest. De pijn had haar aandacht er toen bij weggetrokken, maar nu ze eraan terugdacht herinnerde ze zich flarden van de stem die ze had gehoord. Vrouwelijk en melodieus, met een dreigend timbre dat oeroud aandeed. Alsof de persoon bij wie de stem hoorde ouder was dan de aarde onder haar voeten. 
Sera opende haar ogen en schudde de herinnering van zich af. ‘Het is vast niets,’ zei ze. 
Mason knikte langzaam. Hij raapte een tak naast zich op en hengelde de pot thee boven het vuur weg. Zijn stilte maakte haar nerveus. Waarom zei hij niets? Het gaf haar het gevoel dat ze niet geslaagd was voor zijn test van vertrouwen. Sera kauwde op haar lip en keek toe hoe hij thee voor hen in twee bekers schonk. Hij ontweek haar blik volledig en focuste zich alleen maar op zijn handelingen. In haar maag vormde zich een knoop. Het leek alsof hij ergens mee zat. Geloofde hij haar niet? Ze had nog liever dat hij haar uitlachte of voor gek verklaarde om wat ze had gezien. 
‘Mag ik je wat vragen?’ Hij gaf haar een van de bekers aan en keek eindelijk op. Met een onrustig gevoel nam ze de beker van hem aan. Deze kant van Mason was nieuw voor haar. Normaal schroomde hij er niet voor om haar iedere vraag te stellen die hij maar wilde, of om haar uit te dagen met opmerkingen. Waarom gedroeg hij zich zo vreemd? 
Sera nam voorzichtig een slokje van de hete thee en knikte. 
‘Waarom ben je opzoek naar de edelstenen?’
De thee klotste bijna over de rand van de beker toen ze verschrikt opkeek. ‘Waarom wil je dat weten?’ Hij had haar dit al eerder gevraagd, de dag nadat ze waren vertrokken uit Caralis. Het zat haar niet lekker dat hij het nu opnieuw vroeg. 
Mason liet de thee rondjes draaien in zijn beker. ‘Ik had een droom.’ 
Sera hield haar hoofd iets schuin. Hij sprak erover alsof het niet zomaar een droom was, alsof wat hij ook gezien had in zijn slaap door zijn hoofd bleef spoken. ‘Wil je vertellen waar het over ging?’ vroeg ze voorzichtig.
Demish
Internationale ster



Het verhaal van Sera over wat zij had gezien in Qhal, veranderde niks aan de twijfels die Mason jegens haar voelde. Gekleurde dragen die haar probeerden te leiden in de duisternis. Hij wist niet wat hij daar van moest maken. Sera ook niet, wat het niet veel beter maakte. Het klonk als magie, maar wat betekende dat? Wat als sera al die tijd toegang had tot magie en het voor hem had verzwegen? Bij alles wat ze zei, schoten haar woorden van zijn droom door hem heen. De enige manier om haar te testen, was om haar nogmaals op de man af te vragen waarom ze de edelstenen wilde vinden.
En die vraag negeerde ze.
Probeerde ze hem af te leiden door naar zijn droom te vragen, of was dit dezelfde Sera die even geleden haar hand op zijn onderarm had gelegd en hem met een begripvolle blik aan had gekeken? Wellicht hadden zijn hersenen dit beter kunnen onderscheiden als hij meer slaap had gekregen, maar dat was niet het geval.
‘Ik heb geen zin in spelletjes, Sera,’ mompelde hij, waarna hij een slok nam van de hete thee. Hij wilde zich niet afvragen of ze informatie voor hem achterhield, of zelf iets voor haar verzwijgen. Ze wisten allebei dat ze zich in een nare situatie bevonden en dat hun spoor dood was gelopen. Hij zou er niets mee op schieten om zijn droom voor haar te verzwijgen. En uiteindelijk was het maar een droom, dus wat zou Sera er daadwerkelijk mee opschieten?
‘Ik ook niet?’ Sera trok haar wenkbrauwen op, waarschijnlijk volgde ze niet waar hij het over had.
Mason zuchtte en focuste zich op de beker thee in zijn handen. ‘Ik was in Qhal, maar vluchtte weg. Ik had de edelstenen, maar toen ik ze wilde bekijken, waren ze weg. Jij was er ook en prees me voor mijn plan, hoe slim het was om de edelstenen te stelen en vervolgens vrijwillig naar ze opzoek te gaan. Toen verdween je en was er een stem. Een stem die me vertelde dat “ze” me niet konden helpen.’ Mason bewoog zijn vingers op en neer bij het woord “ze”. Vervolgens wreef hij in zijn ogen. Het was een vreemde droom geweest en hij voelde de effecten ervan nog steeds.
Hij keek niet op naar Sera. Iedereen had dromen, ze waren niet altijd logisch. Toch voelde het niet als een gebruikelijke droom. De voorgaande nachten had hij geen enkel beeld gezien in zijn slaap en nu hadden de beelden hem niet met rust gelaten.
‘Vreemd, dat je nu net vandaag daarover droomt,’ merkte Sera op. Mason haalde zijn schouders op. Dromen waren een manier om gebeurtenissen te verwerken, gezien de gebeurtenissen leek het hem helemaal niet zo vreemd. ‘Denk je dat het meer betekent?’
‘Wat zou het moeten betekenen?’ Mason keek opzij. Hij zag niet in wat Elara, die zogezegd verantwoordelijk was voor de dromen van de mensheid, hem probeerde te vertellen. Dat hij onbewust meer te maken had met de verdwijning dat hij zelf wist? Dat Sera daadwerkelijk niet te vertrouwen was? Hij had geen idee.
‘Herkende je niet iets? De stem?’ Misschien waren haar vragen helpend bedoeld, maar op dit moment kon hij er niet veel mee. Daarom schudde hij enkel zijn hoofd.
‘Bedankt dat je het me hebt verteld.’ Sera richtte haar blik ook weer op het vuur, net als Mason. Zij had zijn vraag niet beantwoord, maar hij besloot het zo te laten. Zoals hij haar al had laten weten: hij was te moe om informatie achter te houden. Ook als zij er voor koos om dat wel te doen.
Een tijdje bleven ze zo zitten. Mason vroeg zich af of ook Sera nu nadacht over wat ze nu zouden moeten doen. Waar ze naar toe zouden kunnen, of wat ze moesten nu ze niks hadden gevonden in Qhal.
Mason had zijn thee opgedronken en had zijn dolk gepakt. Afwezig had hij met het mes lijnen getrokken in de grond voor hem. Het hielp hem enigszins te kalmeren, maar het bracht hem geen nieuwe inzichten. Niet dat hij had verwacht dat hij plotseling een idee zou hebben gekregen. Dat was niet hoe zijn brein werkte en daar was hij zich ook wel bewust van.
 ‘Dat is hetgeen wat je uit je kamer hebt gehaald, toch?’ Sera verbrak de stilte. Mason knikte en draaide de dolk iets bij, zodat ze hem kon bekijken. Hij realiseerde zich dat hij verder niet meer had gedacht aan de woorden die bij de gift van de dolk waren gekomen. De woorden die hij zich in Qhal had herinnerd, waardoor hij voor enkele seconden alleen maar naar haar had kunnen staren.
‘Toen ik pas een paar jaar op Qhal was, gaf iemand me deze dolk. Hij vertelde dat ik opzoek moest naar een persoon die erbij hoorde. Een meisje met haren als die van een vos.’ Hij gebaarde met zijn hand naar de lokken van Sera. ‘Daarom keek ik zo naar je. Ik had er niet aan gedacht totdat ik het wapen weer zag.’
Daynty
Internationale ster



Masons vraag en de opmerking dat hij geen zin had in spelletjes hadden haar gespannen gemaakt. De rust die het afreageren van haar woede op de boom en de aangename warmte van het vuur haar hadden gebracht, waren verdwenen. Zijn droom had hem wantrouwig gemaakt, of misschien had het enkel het wantrouwen dat al in hem had gesluimerd aangewakkerd. Toen hij haar op de boot uit Caralis had gevraagd waarom ze de edelstenen wilde vinden, had ze niet gelogen. Het land verdiende beter dan drie monarchen die niet alle moeite in een zoektocht staken. Maar ze wist dat ze Mason op een dag de hele waarheid moest vertellen, tenzij ze hem voor die tijd zou verlaten en haar eigen weg zou kiezen. Misschien was deze ochtend wel de dag dat hun wegen zouden scheiden. Qhal was het enige geweest dat hen bij elkaar had gehouden en dat was een mislukking geweest. 
Maar zodra Mason haar de dolk die hij uit zijn kamer had meegenomen beter liet zien, wist Sera dat ze nog niet alleen verder zouden reizen. 
‘Dit kan niet waar zijn,’ fluisterde ze. Voor ze er erg in had, reikte ze naar de dolk, welke Mason haar na een korte aarzeling uit zijn handen liet pakken. Ze gleed met haar vingers over het vlijmscherpe lemmet en draaide het wapen voorzichtig rond om het van alle kanten te bekijken. Haar ogen bleven hangen bij de knop van de dolk. Het uiteinde van het heft eindigde in de vorm van het silhouet van een dierenhoofd. De spitse neus en oren lieten geen twijfel bestaan over wat voor dier het was: een vos. 
Wat Mason haar vertelde over de woorden die de man tegen hem had gesproken bij het geven van het wapen, maakten het verhaal er alleen maar vreemder op. Onwillekeurig draaide Sera een lok van haar haren om haar vinger. De vergelijking met een vos was niet nieuw voor haar. Arthur had haar altijd “zijn vossenmeisje” genoemd. 
Maar er was nog niets aan het wapen dat haar een onrustig gevoel gaf.
‘Ik heb dit wapen eerder gezien.’ Ongelovig keek Sera op naar Mason. ‘Niet precies dit wapen, maar- wacht.’ Ze gaf hem de dolk terug en trok een van Yarins zadeltassen naar zich toe. Ze trok er een jurk en een deken uit voor ze helemaal onderin vond wat ze zocht. Voorzichtig nam ze de in leer gewikkelde bundel uit de tas, welke ze naast zich wegzette. 
Ze zag dat haar vingers iets trilden toen ze het dunne touw dat de bundel dichthield losmaakte. Ze herinnerde zich nog precies de enige en laatste keer dat ze het wapen had bekeken, de avond nadat de verwarde vrouw haar het had overhandigd middenin Caralis. Het was een prachtige dolk van geweldige kwaliteit, maar er was iets aan het voorwerp dat niet helemaal juist aanvoelde. Het voelde oud en belangrijk. Sera had het wapen weg willen geven om de herinnering aan de vreemde vrouw uit haar hoofd te bannen, maar er was altijd iets dat haar tegen had gehouden. 
De lap leer die ze open rolde onthulde een dolk. Naast haar hoorde ze Mason naar adem happen bij het zien van het glimmende wapen. De dolk was identiek aan die van hem, alleen liep het heft bij haar wapen over in het silhouet van een wolf. Met haar duim streek ze over het glinsterende goud waarvan het dierenhoofd was gemaakt. 
‘Wat,’ bracht Mason uit, net zo verbijsterd als zij zich voelde. Voorzichtig pakte hij de dolk van haar over en bekeek hij het op dezelfde manier als hoe zij zijn wapen had bestudeerd. ‘Hoe kom je hieraan? Hoe lang heb je deze al?’
Sera keek toe hoe hij de twee dolken onderzocht. Toen hij ze naast elkaar hield, was de gelijkenis onontkoombaar. De dolken waren precies even lang en even breed en allebei glommen ze als nieuw, terwijl ze tegelijkertijd uitstraalden alsof ze hele koninkrijken hadden zien komen en gaan. 
‘Een vrouw drukte hem in mijn handen een paar jaar geleden,’ antwoordde ze. ‘Ik heb nog steeds geen idee wie ze was. Ze verdween in de drukte voor ik ook maar iets kon zeggen.’
‘Zei ze er iets bij?’ Mason hield de dolken dichterbij het licht van het vuur. 
‘Ze zei dat ik de jongen met de wolvenziel moest vinden.’ De woorden die de vrouw had gesproken stonden in haar geheugen gegrift. Ze waren zo absurd geweest en de vrouw had ze op zo’n dringende toon uitgesproken. Nog steeds bezorgde het Sera kippenvel als ze terugdacht aan het moment. 
‘De jongen met de wolvenziel?’ Mason wierp een niet begrijpende blik haar kant op en legde de dolken voor hen in het gras. ‘Dat is niet echt een uiterlijk kenmerk om iemand mee te vinden.’
‘Nee, dus tenzij jij in het geheim een wolf bent, heb ik geen idee wat die vrouw ermee bedoelde.’ Sera schoof iets naar achteren zodat ze haar rug tegen een boom aan de rand van de kleine open plek kon positioneren. Ze strekte haar benen voor zich uit in het gras. 
Mason keek met een slinkse grijns achterom naar haar. ‘Ik mag misschien het uithoudingsvermogen van een wolf hebben,’ zei hij, duidelijk doelend op de nacht in de grot, ‘maar daar houdt het ook wel mee op.’
Sera’s mond zakte een klein stukje open. ‘Ik kan niet geloven dat je dat echt hebt gezegd.’ 
‘Wat!’ riep hij verontwaardigd uit. ‘Je kan het niet ontkennen.’ Daarna keek hij terug naar de dolken in het gras. ‘Heb je ooit geprobeerd te zoeken naar de persoon die de vrouw kan hebben bedoeld?’
Sera snoof, nog steeds niet helemaal over zijn opmerking heen. ‘Ik heb in de geschriften gekeken die in het bezit zijn van de Tempel van Edon, maar daar stond niets bruikbaar in. De Tempel van Sabrin zou mijn volgende stap zijn, maar ik had andere dingen om te doen dus daar ben ik nooit aan toegekomen.’
Demish
Internationale ster



De wolf en de vos waren haast identiek aan elkaar. Mason kon nauwelijks geloven dat hij de twee dolken in zijn handen had. Dat Sera niet zomaar een vreemdeling was geweest die hij toevallig tegen was gekomen, maar dat er meer achter zat. Tenminste, daar leek het op. Alles wees erop dat hij haar had moeten vinden, maar Sera haar deel van het verhaal klopte dan weer niet. Hij was niet iemand met een wolvenziel. Hij wist niet eens wat dat betekende. 
Een angstige gedachte bekroop hem: wat als hij de vossendolk nooit had mogen bemachtigen?
Snel gaf hij de dolk terug aan Sera. ‘Hier.’ Hoe langer hij het in zijn handen had, hoe eer vragen hij kreeg. Vragen die niemand kon beantwoorden, wat er alleen maar in resulteerde dat hij nog meer zou twijfelen aan of hij hier wel een rol in moest spelen.
Mason draaide zich weer naar het vuur toe, zijn eigen dolk nog altijd in zijn handen. Op het moment dat Majnu hem de dolk had gegeven, had hij nauwelijks vragen gesteld. Hij had het stoer gevonden dat een oudere wachter hem belangrijk had gevonden, hem iets had overhandigd wat niemand had gehad. Hij had er mysterieus over gedaan en het zo lang als mogelijk verborgen gehouden voor de rest. Daarmee had hij echter ook de opdracht die bij de dolk as gekomen genegeerd.
Als hij nou terug kon gaan naar de man die hem het wapen had laten zien, dan zou hij misschien meer duidelijkheid kunnen krijgen. Niet alleen voor hem, maar ook voor Sera. Het was overduidelijk dat ze hier iets mee moesten. De identieke dolken spraken voor zichzelf. Jammer genoeg gaven ze hem geen antwoorden over wat hij en Sera nu moesten doen.
‘Majnu,’ mompelde Mason, verzonken in zijn eigen gedachten. Wat hadden de wachters op Qhal over hem gezegd?
‘Gezondheid?’ hoorde hij Sera achter zich zeggen. Zuchtend draaide hij zich om en schudde hij zijn hoofd. Hij hield zijn eigen dook omhoog. ‘Majnu was een wachter op Qhal. Hij is degene die de dolk aan me heeft gegeven. Ik bedacht me dat ik een aantal wachters hoorden praten over hem.’
‘Oh?’ Sera veerde iets overeind. ‘Wat zeiden ze?’
Mason schudde zijn hoofd. Hij kon zich het niet goed herinneren. Het waren ook maar vlagen van het gesprek geweest. ‘Dat hij raaskalde? Dat is echter niets nieuws. Tenminste, niet sinds vorig jaar. Hij ging met een boot het Odesa meer op en is toen voor dagen niet meer gezien. Zijn boot was nergens te bekennen. Weken later keerde hij terug en sindsdien praatte hij onzin en vertelde hij verhalen waar geen touw aan vast te knopen was.’
Het was vreemd geweest om een man die hij zo had bewonderd te zien veranderen in een vreemdeling die alsmaar zinnen had gebrabbeld. De wachters op Qhal waren genoodzaakt geweest om hem een eervol ontslag te geven. Mason wist dat hij toen verhuisd was naar het vaste land, niet ver van waar hij en Sera zich nu bevonden.
Sera fronste. Ze moest haast wel denken dat dit niets meer was dan een nutteloos verhaal waar ze op het moment niet mee verder konden. ‘Waren dat de wachters die zeiden dat iemand het had over de twaalf? En het oosten en het westen?’
Bij het horen van de woorden knikte Mason. Dat was inderdaad hetgeen wat ze hadden gezegd.
‘Zou hij met de twaalf de edelstenen kunnen bedoelen? Of de goden?’ Sera stelde de vraag alsof het voor de hand lag, maar Mason had er geen moment aan gedacht. Twaalf stenen. Twaalf goden. Twaalf voorwerpen die zich niet langer in Eanthis bevonden.
‘Misschien? Dat zou kunnen.’ Mason haalde zijn schouders op. Wie weet had de wachter het wel verkeerd begrepen, of had Majnu het gehad over twaalf schapen die hij tegen was gekomen. Het was onmogelijk om in te schatten waar de voormalige wachter het over had gehad.
Sera liet haar lichaam weer tegen de boom aanzakken. Ze had een bedenkelijke blik in haar ogen en ze staarde naar het vuur alsof daar vanzelf een antwoord uit zou omhoog dwarrelen in de rook. ‘Ik denk dat we hem moeten opzoeken.’
‘Jij wil Majnu opzoeken?’ vroeg hij haar verbaasd. ‘Waarom?’
‘Als hij jou de dolk heeft gegeven, met de boodschap dat je iemand moest vinden, dan weet hij er misschien meer over? De vrouw die ik tegenkwam, gaan we nooit meer vinden,’ verduidelijkte Sera haar idee. Tot zover kon Mason het nog volgen. Hij onderdrukte een gaap, zijn lichaam begon weer te eisen dat het rust zou krijgen.
‘Ik weet niet eens zeker of hij de dolk wel aan mij had moeten geven,’ wierp Mason tegen. Hij legde de dolk naast zich neer en ging op zijn rug in het gras liggen. Hij had net dan wel een grapje gemaakt over het hele wolf-gebeuren, maar hoe meer hij er over nadacht, hoe onlogischer het klonk dat hij de dolk nu in handen had.
‘Dit is niet de tijd om aan jezelf te twijfelen, príns Mason van Tassos.’ Sera duwde met haar voet tegen zijn schouder, waardoor hij naar haar omdraaide. Hij was te moe om een flauwe opmerking te maken omdat Sera zijn titel noemde. ‘Jij bent degene die heeft besloten om het paleis in Caralis te verlaten en de edelstenen te zoeken. Je hebt je vertrouwde omgeving achter je gelaten om te doen wat het beste is voor Eanthis.’
Mason zuchtte en schudde zijn hoofd. ‘Ik had dat niet gedaan als jij niet het paleis binnen was gestormd.’
‘Je hebt het uiteindelijk wel gedaan,’ hield Sera vol. Ze trok haar benen terug en ging in een kleermakerszit zitten. Ze vouwde haar armen over elkaar en leunde iets naar voren. Haar ogen van die van hem. ‘Ik kan aan je merken dat je hart en je ziel bij de edelstenen en Qhal liggen. Jij wil dit ook oplossen.’
Langzaam liet hij haar woorden op zich inwerken. Ze had gelijk. Hij wilde dit ook oplossen en de edelstenen weer op de juiste plek hebben, maar het gevoel dat hij niet de juiste persoon was voor de dolk bleef aan hem knagen. Toch stelden haar woorden hem ook iets gerust. Hij wilde het juiste doen voor Eanthis. Hij moest wel.
‘Dat was een goede peptalk, Sera,’ merkte hij op. ‘Verassend goed.’
Daynty
Internationale ster



‘We zijn bijna door ons geld heen.’
Sera wierp een blik opzij, op het gouden muntstuk dat glinsterde tussen Masons vingers. Een van de weinige die ze nog hadden - en dit exemplaar zou spoedig opgaan aan een avondmaal en overnachting in het stadje waarvan de poort enkele tientallen meters verderop omhoog rees achter de boerderijen en velden die er verspreid omheen lagen. 
‘Ons geld?’ Ze trok een wenkbrauw op. ‘Dat is mijn geld. Niet dat van ons samen, en al helemaal niet het jouwe.’
Mason keek opzij alsof hij zich van geen kwaad bewust was. ‘Ooit zullen we een dekmantel moeten bedenken. Het lijkt me een goed idee als we een getrouwd stel spelen, en dan is het wél ons geld.’
De gedachte aan trouwen of alles dat daarmee te maken had, legde een knoop in Sera’s maag. Onbewust ging ze met haar vingers langs haar rechter ringvinger. Ze voelde het vertrouwde patroon van de dunne, goudkleurige ring ingelegd met een kleine vuuropaal. De herinnering aan de avond dat Arthur de ring om haar vinger had geschoven en haar had beloofd dat ze op een dag de zijne zou zijn, voelde als een ander leven. 
‘Zelfs op een gouden munt is hij lelijk.’ Mason merkte de domper in haar humeur niet op, of hij deed alsof. Hoe dan ook, Sera was hem dankbaar voor de afleiding. Ze keek toe hoe hij met zijn duim over het oppervlak van de munt streek, waarop het gezicht van de koning van Tassos preikte. ‘Mijn hoofd zou daar veel beter op staan.’
‘Ik denk dat het goed zou zijn voor de economie,’ merkte Sera op. ‘Mensen zullen de munten spontaan uit gaan geven om van jouw arrogante gezicht af te komen.’
De grijns die zich om Masons lippen was begonnen te vormen bij haar eerste woorden verhardde onmiddellijk. ‘Als ik het me goed herinner, vond je dit arrogante gezicht anders een… Hoe noemde je het? Een leuk uitzicht.’
Lachend schudde Sera haar haren over haar schouders naar achteren. ‘Nu het uitzicht door je kleren niet compleet is, is het een stuk minder leuk.’
Mason was even stil. Hij keek bedenkelijk naar het muntstuk in zijn hand en draaide daarna zijn hoofd haar kant op. ‘Dan moet je je verbeeldingsvermogen maar gebruiken om de kleren weg te denken,’ antwoordde hij. Een seconde lang hield hij haar blik vast, voor zijn ogen ongegeneerd iets omlaag gleden over haar lichaam. ‘Dat werkt bij mij ook prima.’
Sera likte langs haar lippen en grijnsde. ‘Als ik dat zou doen, dan halen we de stadspoort niet meer vandaag.’
Masons ogen schoten terug naar haar gezicht, te snel, voor hij terugkeek naar de zandweg voor hen. Ze ontwaarde een lichte spanning in zijn houding die er even daarvoor nog niet geweest was, ondanks dat hij zijn best deed om het te verbergen. 
Sera spoorde Yarin aan tot een wat vlottere stap. Met het vooruitzicht van een warme maaltijd en een fatsoenlijk bed in haar achterhoofd konden ze het stadje niet snel genoeg bereiken. Twee dagen geleden waren ze vertrokken van de oever van het Odesameer. Om de soldaten die ongetwijfeld naar hen opzoek waren te vermijden, hadden ze de afgelopen nachten doorgebracht in de open lucht en gegeten wat ze konden vinden of vangen in het bos. Sera had er geen problemen mee om dagenlang in de natuur door te brengen, maar het vooruitzicht van een echt bed was toch wel erg aanlokkelijk. 
‘Zou je het willen?’ vroeg ze toen ze de poort bijna bereikt hadden. ‘Muntstukken met jouw gezicht erop, op een dag?’ Ze trok aan de teugels en liet zich van Yarin af glijden. Met de twee enorme zwarte paarden waren ze al opvallend genoeg zonder dat ze boven de mensen op straat uit torenden. 
Mason had het muntstuk weggestopt en volgde haar voorbeeld. Hij gooide de teugels over het hoofd van zijn hengst heen en nam ze in zijn hand. ‘Ik weet het niet,’ antwoordde hij. De aarzeling in zijn stem liet haar opzij kijken. ‘Ik heb er nooit over nagedacht, niet serieus in ieder geval. De troon is voortbestemd voor Haeron, niet voor mij.’
Sera herinnerde zich de kroonprinses van haar bezoek aan het kasteel. De dochter van de koning en koningin van Tassos had haar met belangstelling en bewondering bekeken, onder de indruk van het feit dat ze een Jager van Edon van zo dichtbij zag. Veel over de kroonprinses wist Sera echter niet, behalve dat ze een wonder was. De koningin van Tassos was zolang niet in staat geweest een erfgenaam te baren dat vrijwel heel Eanthis de hoop op eentje al op had gegeven toen Haeron plots was verschenen. 
‘Maar als het kon,’ zei Sera, ‘zou je het dan willen?’ Het idee dat Mason op een dag op de troon zou komen was absurd en onwerkelijk - nu hij was weggelopen van huis, verdacht werd van het stelen van de edelstenen en had ingebroken bij Qhal, zou zijn oom hem niet bepaald met open armen ontvangen. Dat hij met haar samenwerkte, de Jager waarvan Lyle van Tassos had gedreigd haar in de kerkers te gooien, maakte dat er niet beter op. Maar toch, Sera was nieuwsgierig naar zijn antwoord. Nu ze erover nadacht, had ze geen idee wat Masons ambities eigenlijk waren. 
‘Misschien,’ antwoordde hij, maar de twijfels waren duidelijk hoorbaar in zijn stem. ‘Nu ik heb gezien hoe mijn oom de situatie rondom de edelstenen aanpakt, weet ik wel dat het beter kan. Dat ik dat beter zou kunnen.’
Langzaam knikte Sera, terwijl ze nadacht over zijn woorden. Er klonk geen arrogantie in door dit keer, alleen zekerheid. En hoewel Mason voortdurend uitdagende of nonchalante opmerkingen maakte en zich idiote plannen in zijn hoofd haalde, kon ze hem ergens wel voorstellen als een van de leiders van Eanthis. Hij had de juiste idealen, dat was haar wel duidelijk geworden. 
Om de sfeer weer wat luchtiger te houden terwijl ze het stadje in liepen, besloot Sera het onderwerp te laten rusten. Het serieuze gedeelte ervan, althans. ‘Dan zou je koning Mason van Tassos zijn.’ De titel proefde nu al goed op haar lippen. ‘En als je die titel gebruikt…’ Ze schudde haar hoofd en grijnsde veelbetekenend. ‘Dan hoef je je verbeeldingsvermogen niet meer te gebruiken om mij zonder kleren te zien.’ Na een uitdagende knipoog liep ze voor hem uit de hoofdstraat van het stadje op. 
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste