Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Bluesweater
Happy Birthday to Itsmeblub & Myonlywish!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
22 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | The ghost within
Demish
Internationale ster



Je kunt nog terug.
Waarom schoot die gedachte door zijn hoofd? Hij wilde dit. Sinds de edelstenen waren verdwenen, was het enige waar hij aan kon denken het herstellen van zijn fout. Hij had ze moeten bewaken. Hij had dit moeten voorkomen. In zijn geheugen at een gapend gat, waardoor hij de verdwijning niet kon verklaren. Op zoek gaan naar de edelstenen zou hem kunnen helpen om het gat te herstellen. Om er achter te komen wat er daadwerkelijk was gebeurd? Alles in zijn lichaam vertelde hem dat dit de juiste keuze was. Dat dit zijn volgende actie moest zijn en dat hij het pad samen met Sera moest bewandelen.
Wat hield hem dan tegen?
Waren het zijn ouders, die ondanks alles blij waren dat hun zoon weer was teruggekeerd? Of was het zijn geweten, die hem er aan herinnerde dat hij hun harten zou breken als ze zouden lezen dat hij was vertrokken? Dan dacht hij nog niet eens aan de angst die ze zouden moeten voelen, resulterend uit hetgeen wat jaren geleden was gebeurd.
Hij schudde de twijfel van zich af en plaatse de twee kromzwaarden in hun schedes, die hij droeg op zijn rug. Hij draaide zich om en stond oog in oog met de punt van een zwaard. Een wachter had stilletjes de kamer betreden en hield hem staande. Meteen deinsde Mason achteruit.
‘Halt!’ sprak de wachter. ‘Deze kamer is alleen bedoelt voor leden van de koninklijke families. Maak jezelf bekend.’
Mason overwoog zijn opties. Hij kon het gevecht aangaan, winnen van de wachter en vluchten. Als hij zou vluchten, zou hij zichzelf, en daarmee ook Sera, in gevaar brengen. Als hij zichzelf zou laten zien voor wie hij was, zou de wachter hem wellicht laten gaan zonder moeilijkheden. Maar daarmee zou hij een getuigen creëren. Iemand die hem had gezien op de avond waarop hij was vertrokken. Dat kon hij niet gebruiken, maar van zijn eerste optie was hij ook geen voorstander.
‘Ik ben deel van de koninklijke familie,’ verzuchtte Mason. Hij bracht de capuchon van zijn mantel naar beneden en keek de wachter strak aan. ‘Ik kreeg bericht dat mijn wapens waren geslepen en wilde ze zelf controleren. Als ze me niet bevielen, dan zou de smid er morgen mee verder kunnen.’
‘Prins Mason van Tassos.’ Meteen liet de wachter zijn zwaard zakken en hij maakte een buiging. Met schuld in zijn ogen keek hij naar hem op. ‘Vergeef me, mijn prins. U heeft vast gehoord over de indringster in het paleis en toen ik hier het licht zag bewegen, dacht ik dat ze misschien-‘
‘Dat ze onze wapens wilde stelen. U denkt snel en goed, wachter…?’
‘Tiberius, mijn prins,’ de wachter knikte opnieuw. ‘Nogmaals, vergeef me.’
‘Je bent vergeven, Tiberius,’ zei Mason. Hij spotte een pot van aardewerk op de grond en knielde om deze op te rapen. Bedenkelijk streek hij met zijn vingers over de bodem. Het zou voldoende zijn om de wachter voor een uur bewusteloos te slaan. Voldoende tijd om weg te kopen.
‘Ik hoop dat dit je uitstekende denkvermogen niet aantast.’ Zo snel als hij was, zwaaide Mason de pot tegen het onbeschermde hoofd van de wachter. Stukken steen brokkelden af en het aardewerk zorgde voor een kleine stofwolk. Hij wilde zijn eigen personeel niet pijnigen, maar hij had geen andere optie.
Sera was wellicht al buiten de poort. Hij moest opschieten.
‘Het spijt me,’ mompelde Mason tegen de bewusteloze wachter, terwijl hij over de man heen stapte en zich naar buiten haastte. Hij controleerde de omgeving en de wachters rond de paleismuren, maar ze vormden geen bedreiging voor zijn route naar de stallen. Zodra hij daar was, hoorde hij echter het geluid van hoeven die zich snel van hem verwijderden. Hij zag nog net hoe Serra wegreed.
‘Nee,’ Hij schudde zijn hoofd. Had hij niet gezegd dat ze elkaar zouden ontmoeten bij de stallen en samen zouden vertrekken? Had ze toch haar eigen plan gemaakt en besloten om hem achter te laten? Wat kon ze is godesnaam hebben bedacht waardoor ze zijn hulp niet langer nodig zou hebben? Of was alles een list geweest en was hij er volledig ingetuind?
Hoe dan ook: hij had zichzelf nu klaargemaakt om te vertrekken. Dat zou hij dan ook doen. Met of zonder Sera.
Er leek geen enkele wachter in de buurt te zijn, behalve de staljongen die de paarden verzorgde voor de families en tevens ook de gasten in het paleis. Mason herkende hem niet, wat betekende dat hij dit werk vast niet al te lang deed. Dat was goed, want dan wist hij ook niet hoe de prins van Tassos eruit zag. Toch bracht hij zijn capuchon weer omhoog, om er zeker van te zijn.
‘Ik wens mijn paard,’ zei Mason in de meest formele stem die hij had. ‘De hengst daar,’ hij knikte naar de juiste stal. Het was een hengst die niet behoorde tot zijn familie, maar hij betwijfelde of de staljongen überhaupt nog wist wie aan welk paard toebehoorde.
‘Natuurlijk meneer, komt er meteen aan.’ De staljongen haastte zich om het paard gereed te maken en binnen een paar minuten overhandigde hij de teugels aan Mason. Met een knikje bedankte hij de jongen en stapte hij op zijn paard.
Gespannen spoorde hij het paard aan. Het dier leek niet al te blij te zijn met zijn nieuwe eigenaar, maar Mason had geen tijd om het paard toe te fluisteren dat het wat lekkers zou krijgen als het zou doen wat hij vroeg. Met kracht duwde hij zijn hakken in het dier. Deze keer schoot hij wel vooruit.
Hij hield zijn hoofd gebogen terwijl hij naar de poort reed. Hij leek niet de enige gast te zijn die al was vertrokken, want een koets getrokken door paarden reed voor hem uit. Wederom spoorde hij het paard aan, waardoor ook hij door de poort ontsnapte van het paleis.
‘En nu?’ sprak hij zacht tegen zichzelf. Op zoek naar Sera, waarvan hij niet eens zeker wist of ze wel te vertrouwen was geweest en hij zich niet had laten afleiden door hun, zogenaamde, gemeenschappelijke doel? Of moest hij meteen richting de rivier, om zo bij het Odesa meer te komen en dus bij Qhal?
Hij moest in ieder geval weg van het paleis en de grote weg die er naar toe leidde, dus maakte hij vaart naar de met kasseien beklede straten van Caralis.
Daynty
Internationale ster



Haar bewegingen waren kort en ruw toen ze de laatste gespjes van het hoofdstel dichtmaakte, controleerde of het zadel goed vastzat en de staldeur open duwde. De minachting van de wachter spookte nog door haar hoofd, voedde de woede die toch al in haar lichaam huisde. Een woede die, zo besefte ze nu, jaren geleden al aangestoken was maar nu was opgelaaid door de koning van Tassos. 
Terwijl Sera haar paard, Yarin, de stal uit leidde, wierp ze een blik op de stalknecht verderop. De jongen was druk bezig met het uitmesten van de stallen. Te druk. Zijn houding verraadde dat hij geen woord van wat er gezegd was, had gemist. Het viel haar mee dat hij zijn mond had gehouden over haar leugen, maar waarschijnlijk was hij gewoon bang dat ze hem zou doden als hij iets had gezegd. Daar had hij gelijk in.
Sera nam Yarin mee naar buiten, waar ze haar voet in de beugel plaatste en zichzelf in het zadel hees. De rust op de binnenplaats was teruggekeerd. Alleen bij de paleisdeuren een eind verderop stond nog een groepje wachters. Ze vroeg zich af of de twee mannen die haar gevonden hadden een hevige tirade van de kapitein van de paleiswacht over zich heen zouden krijgen. Ze hoopte van wel.
Yarin trappelde ongeduldig op haar plek, maar Sera trok de teugels strakker aan als teken dat ze nog niet konden vertrekken. Haar ogen gleden langs de andere gebouwen langs de binnenplaats. Waar hing Mason uit? 
Eén gebouw trok haar aandacht. Het gietijzeren symbool dat aan de gevel hing - een zwaard en een aambeeld - verraadde dat het een wapensmederij was. Mason had gezegd dat hij zijn wapens moest pakken en de enige reden dat zij ooit haar wapens af zou geven, was om ze te laten slijpen door een smid. Hij moest daar zijn. Alleen waarom duurde het zo lang om een paar wapens te pakken? 
Vanaf het paleis dreven luide, ietwat dronken stemmen en gelach haar kant op. De eerste gasten van het feest begonnen naar buiten te komen. Zachtjes vloekte Sera. De wachters zouden vast niet willen dat de gasten zagen dat ze hier nog steeds rondhing, maar Mason had gezegd dat hij haar bij de stallen zou ontmoeten. 
Dan had hij maar op moeten schieten. Ze drukte haar hakken in de flanken van haar paard, dat onmiddellijk naar voren sprong. Vlak voor ze de poort door reed, keek ze nog een keer achterom, net op tijd om een schim de binnenplaats over te zien steken naar de stallen. Dat moest Mason zijn. 
Toen ze terugkeek naar voren voelde ze zich opgeluchter dan ze wilde. Maar haar plan, of in ieder geval het begin daarvan, hing nu alleen door Mason aan elkaar. Zonder hem was de kans om Qhal in te komen een stuk kleiner. 
Zodra ze de poort was gepasseerd, spoorde Sera Yarin aan tot een galop, de weg af die naar Caralis onderaan de heuvel leidde. Pas bij de eerste huizen minderde ze vaart. Ze liet zich van Yarin af glijden en leidde de merrie aan de teugels mee een zijstraat in, zodat ze zeker wist dat ze vanaf de paleispoort niet meer te zien was. 
Het wachten duurde lang. De seconden tikten tergend traag weg en de doodse stilte die in de stad hing, voelde beklemmend. Ze was niet snel bang, maar de onheilspellende sfeer die in de lucht hing drong zo diep in haar lichaam door dat ze het simpelweg niet helemaal weg kon drukken. Het voelde alsof het één was met haar ziel. 
Sera gluurde om de hoek van de straat heen op het moment dat er hoefgetrappel klonk op de stenen. De ruiter bracht zijn paard terug naar een langzamer tempo eens hij de huizen bereikte. Het zwarte paard waarop Mason reed, was bijna niet te onderscheiden van de schaduwen die in de straten hingen. Alleen de ruitvormige bles op de neus van het dier sprong eruit. 
Ze stapte achter het huis vandaan, leunde tegen de muur en wachtte tot Mason haar bereikt had. Zijn gezicht stond grimmig en een tikkeltje geïrriteerd. 
‘Wat scheelt er?’ vroeg Sera terwijl ze weer op Yarin klom. 
‘Ik dacht dat je je bedacht had.’
Ze lachte zachtjes. ‘Daar heb ik wel over nagedacht.’ De maan kwam tevoorschijn vanachter de wolken en hulde hen in een bleek licht. Mason zag er heel anders uit in deze kleren en met de twee zwaarden die een klein stukje boven zijn rug uit staken. Het was de eerste keer dat ze echt een wachter in hem zag in plaats van alleen maar een prins. 
Hij grijnsde om haar woorden. ‘Maar je hebt me nodig.’
Sera rolde met haar ogen, negeerde zijn opmerking en draaide Yarin de goede kant op. ‘Laten we gaan voordat iemand ons ziet of ze doorkrijgen dat je weg bent.’
Demish
Internationale ster



De weg door Caralis had hem niet gegrepen toen hij die ochtend in de koets had gezeten die zijn familie voor hem had geregeld. Hij had nauwelijks door het kleine raampje gekeken, te gevangen in zijn eigen gedachten en de vragen de hem zouden opwachten. Nu hij te paard door de straten galoppeerden, met de woorden van Sera in zijn achterhoofd, zag hij niet langer de stad die hij zich herinnerde.
De mensen durven niet naar buiten, zelfs de dieren verstoppen zich.
Die ene zin bleef door zijn hoofd spoken en weerspiegelde perfect wat er speelde in de stad. Toen hij jong was geweest, had hij al gemerkt dat de straten van Caralis gevuld waren met vreugde. Met avondmarkten, muziek en dans. Volwassenen die praatten, kinderen die elkaar achtervolgden door de smalle stegen. Zelfs de dieren hadden vrij gewandeld en kunnen profiteren van de welvaart van de stad. Niet daarvan was nog terug te vinden. Ieder huis had zijn gordijnen gesloten. De straten waren leeg.
Hij had zijn vaart geminderd om minder aandacht te trekken. Juist daardoor zag hij het figuur tegen de wand aan leunen. Sera. Ze had hem niet verlaten, wat hij in eerste instantie had gedacht.
Mason wierp een blik op het paleis, dat achter hem op de heuvel lag. Nu de gasten zouden vertrekken, zou men inderdaad kunnen merken dat hij niet langer in het paleis was. Hoe snel zouden ze naar zijn kamers gaan, om daar de brief te vinden die hij achter had gelaten? Sera had gelijk. Hoe sneller ze de stad uit zouden trekken, hoe beter.
‘We moeten naar de rivier, daar waar de boten naar Qhal vertrekken. We kunnen een schipper omkopen om ons mee te brengen, maar dat valt misschien teveel op. Wie weet kunnen we ongezien op een schip komen dat rantsoenen naar het eiland brengt. Al moeten we dan de paarden achterlaten,’ peinsde Mason.
‘Ik laat haar liever niet achter,’ zei Sera. Ook zij wierp een blik over haar schouder. ‘Laten we gaan. Andere opties bespreken we wel onderweg.’
Mason zuchtte, met name omdat hij niet had verwacht dat iemand zoals Sera zich in de weg zou laten zitten door een emotionele relatie tot een dier. Hij had altijd gedacht dat Jagers praktisch waren, maar misschien had hij haar fout ingeschat. Toch knikte hij ook, omdat Sera wel gelijk had. Ze moesten echt gaan.
Mason wachtte op Sera haar teken, gezien zij te paard naar de stad was gekomen, wist zij vast ook wat de snelste manier was om het weer te verlaten. Ze ging verder op haar paard, Yarin, maar wel stapvoets. Alsof ze op hem wachtte om de weg te leiden. Hij bleef echter staan en frummelde aan de teugels tussen zijn vingers.
‘Mason?’ Haar toon was vriendelijker dan verwacht. Tot nu toe had hij haar leren kennen als een direct persoon. Iemand die haar woede niet onder stoelen of banken stopte. Zelfs als hij haar beledigde met een opmerking, zag hij dat in haar ogen. Gecombineerd met de vragen die ze stelde, en de irritatie die volgde als hij geen antwoord gaf, verraste het hem dat ze ook zo vriendelijk en afwachtend kon klinken.
‘Ik ken de wegen van Caralis niet goed. Mijn familie vond het niet nodig dat ik ze leerde. Bang dat als ik ze wist, ik een manier zou vinden om door de stad te sluipen zonder dat ze het door hadden,’ bekende Mason. Hij realiseerde zich hoe knullig het klonk. Dit was zijn stad. De stad waar hij op was gegroeid. Waar hij over had kunnen regeren, als zijn familie-indeling anders was geweest. En hij wist niet eens hoe hij binnen de stad zichzelf moest navigeren.
‘Waarschijnlijk deden ze dat omdat ze bezorgd waren. Er kan veel gebeuren in zo’n grote stad.’ Weer was ze begripvoller dan dat hij had verwacht. Hij spoorde zijn paard aan om Sera te volgen, terwijl hij de straten in zijn hoofd probeerde te prenten.
‘Al is het stom als ouders zoveel willen bepalen.’ Dit keer klonk het niet alleen als medeleven. Iets in haar toon verraadde dat ze uit eigen ervaring praatte. Mason wist echter beter dan te vragen waarom ze juist die woorden uit had gesproken. Hij nam ze simpelweg voor lief.
Zwijgzaam volgde hij haar door de smalle straten. Het meeste was bergafwaarts, tenzij ze langs de pleinen kwamen die vlak waren gemaakt. Hoe meer ze door de stad trokken, hoe kleiner Mason zijn hoop werd om rond de volgende hoek wel mensen te zien. Hij had zijn familie al vervloekt voor het geven van een feest. Nu hij buiten de paleismuren was, vond hij het nog onverantwoordelijker dat ze op die manier hadden geprobeerd de situatie te sussen. Er was overduidelijk iets aan de hand.
‘Je had gelijk over Caralis, wat je zei op het feest,’ sprak Mason voorzichtig. ‘Ik zou willen dat mijn oom, en de andere families, de tijd nam om het met eigen ogen te zien. Al betwijfel ik of het daadwerkelijk iets uit zou maken.’
Daynty
Internationale ster



Het was opmerkelijk dat Mason zo onbekend was met de stad die het machtscentrum van zijn familie vormde. Sera kon er een paar redenen voor bedenken, waaronder degene die ze zojuist hardop uit had gesproken, maar geen daarvan was overtuigend genoeg voor haar. Aan de manier waarop hij uitsprak dat zijn ouders bang waren dat hij zou verdwijnen, kon ze afleiden dat er meer achter zat. Maar voor nu besloot ze om niet aan te dringen - hij deed nu immers precies waar zijn ouders zo bang voor waren: verdwijnen. Het deed haar denken aan alle keren dat zij zich had afgevraagd hoe haar ouders hadden gereageerd toen ze op een dag ineens weg was. Zouden ze haar er om haten? Of zou een klein deel in hen toch iets van spijt voelen? Spijt dat ze haar niet dichterbij zich hadden gehouden.
Masons opmerking trok haar uit haar gedachten. Nu hij haar erop had gewezen, leek de verlatenheid in de straten nog levendiger. 
‘Het voelt als een spookstad. Zelfs overdag is het rustiger dan normaal.’ Ze staken een plein over waar normaal een grote avondmarkt was. Er stonden een paar vergeten kraampjes, alsof een paar marktlieden nog hoop hadden gehad dat de rest wel zou volgen. ‘Niemand zegt het hardop, maar iedereen voelt het.’ 
Vanuit haar ooghoeken zag ze Mason naar haar opzij kijken. ‘Jij ook?’
Sera keek weer naar de marktkraampjes, naar de in duisternis gehulde huizenrijen die erachter lagen. Op deze markt was ze ooit aangeklampt door iemand die haar een wapen had gegeven. Het voorval was zo absurd dat het zelfs maanden later nog glashelder in haar geheugen stond. De vrouw was vanuit het niets in de drukte opgedoken. Sera had haar in een reflex bijna iets aangedaan, het kwam niet vaak voor dat iemand haar liet schrikken. Ze hield de omgeving altijd goed in de gaten. De vrouw had haar stevig vastgegrepen en onsamenhangende zinnen gebrabbeld, waarna ze een mes in haar handen had gedrukt, zo glimmend dat het gloednieuw moest zijn, maar tegelijkertijd had het wapen aangevoeld alsof het eeuwen had zien verstrijken. Daarna was de vrouw verdwenen in de menigte. De volgende dag had Sera blauwe plekken op haar arm gehad door de kracht waarmee de vrouw haar vast had gehouden. 
Ze schudde zachtjes haar hoofd. De drukte van toen voelde als een ander leven. 
‘Ja’, antwoordde ze uiteindelijk op Masons vraag. ‘Ik ben hier vaak geweest, maar de stad nu lijkt in niets op het Caralis dat ik me herinner.’ De straat voor hen helde flink af naar beneden. Zo bovenaan de helling konden ze over de huizen heen kijken, helemaal tot aan het water van de Limei. Normaalgesproken kon het een halve dag duren om de stad te doorkruisen door de drukte in de straten, maar nu zouden ze de handelshaven als over een half uur bereiken. 
Naast haar remde Mason zijn paard af zodat het niet de helling af zou stuiteren. ‘Je bent vanaf Edons tempel hierheen gereisd, toch? Hoe is het in de rest van het land?’ 
‘Niet veel anders. Op het platteland is het minder doods dan hier, gek genoeg, maar de mensen daar moeten wel. Ze hebben niet veel reserves om dagenlang niets te doen en alleen maar bang te zijn. Maar ook daar is het… anders.’ 
Anders. Het was een vage beschrijving, maar wel het enige woord dat enigszins de sfeer in het land kon grijpen. Sera zou niet weten hoe ze het gevoel anders kon uitleggen, zonder net zo gestoord te klinken als de vrouw die haar het mes had gegeven op de markt. 
Maar kennelijk leek Mason te begrijpen wat hij bedoelde, want ze zag hem bedenkelijk knikken. ‘Anders. Ik heb niet veel meegekregen van de weg van Qhal naar het paleis, maar dat lijkt me een goede beschrijving.’
In de Havenwijk van Caralis was het tot haar verbazing niet zo verlaten als in de andere wijken waar ze doorheen waren gekomen. In sommige pakhuizen brandden lichten en klonken stemmen van arbeiders, die de nacht door zwoegden om de lading voor de ochtend klaar te hebben. De geluiden lieten de spanning in haar lichaam iets wegebben, maar de mensen hier brachten wel een nieuw probleem met zich mee. Het was nog steeds rustiger dan normaal - twee ruiters die naar de haven reden, vielen op. 
‘Ik weet een betere weg.’ Sera bracht Yarin terug tot een stapvoets tempo en stuurde haar het doolhof van zijstraatjes in. ‘Het duurt iets langer voor we bij de haven zijn, maar minder mensen zullen ons zien.’ Met een kleine grijns op haar gezicht keek ze achterom naar Mason. ‘Ik zou me niet uit het oog verliezen als ik jou was. Als je hier verdwaalt, ben je zo een paar uur verder.’
Demish
Internationale ster



De komende paar dagen zou hij nog veel opmerkingen van Sera zijn kant op krijgen. Hij had al bewezen dat hij ze kon hebben, en ook zeker uit kon delen. Hoe graag hij ook wilde reageren dat hij niet verdwaald zou raken, wist hij dat dat een leugen zou zijn. Hij wist dan wel dat ze zich bevonden in de havenwijk van Caralis, maar hoe ze ongezien bij de rivier zouden moeten komen? Dat liet hij aan Sera over en daarom volgde hij haar in stilte. 
Ondanks dat deze wijk drukker leek te zijn dan de wijken die ze door de nacht heen hadden bezocht, had Mason nog altijd in zijn achterhoofd wat Sera hem had verteld. Dat Eanthis anders aanvoelde. Zowel op het platteland als in de stad. Hij vroeg zich af of het daadwerkelijk zou kunnen komen door de verdwijning van de edelstenen. Ze waren net iets meer dan een week verdwenen. Zouden ze daadwerkelijk zoveel grip hebben gehad op het land, dat hun gemis nu voor de andere sfeer zorgde? En als dit nog maar het begin was, wat zou er dan nog volgen?
Hij herinnerde zich de god Iarik, die waakte over de goede oogsten van het land. Nu de aventurijn niet meer op zijn huidige plek lag, betekende dat dan dat de oogsten zouden mislukken? En nu Jorunn er niet was om over de reizigers te waken, zou zijn reis met Sera dan ook in gevaar zijn? Het was onwerkelijk om te bedenken dat twaalf stenen, die de twaalf goden representeerden, zoveel konden betekenen voor een land. Als hun kracht daadwerkelijk zo sterk was, dan was dat slechts nog een reden om ze zo snel mogelijk weer op te sporen.
Het paard van Sera kwam tot stilstand. Mason keek op en realiseerde zich dat ze de grootse wegen naar de haven hadden vermeden, waardoor ze aan een verlaten stuk aan de zijkant uit waren gekomen. In de verte zag hij verschillende werkers op de kade. Ze verplaatsten hun vracht alsof hun leven er vanaf hing. Sommige schepen zouden via de rivier doorvaren naar Yera, de échte havenstad van Eanthis. Daar zouden ze de wereld in kunnen, om hun producten te verkopen.
‘We moeten een manier bedenken om ongezien op een schip te komen, met de paarden.’ Mason stapte af van zijn part en nam de hengst bij de teugels. Hij zette een paar stappen naar voren, zodat hij kon inschatten wat de beste optie was. Een schip vinden waar ze stiekem aan boord zouden kunnen, was al moeilijk genoeg. Dat ze de twee paarden ook nog eens hadden, compliceerde de situatie alleen maar. Mason zou het paard zonder twijfel achterlaten, zeker omdat het ook niet voor iets zou dienen op Qhal. Het was echter een goede hengst en zou later in hun reis nog iets kunnen opleveren. En Sera was al duidelijk geweest over haar eigen merrie. Die liet ze liever niet achter.
Mason zuchtte en wierp een blik op de kade. Normaal gesproken had hij enkel zij naam hoeven noemen en er zou een schipper zijn geweest die hem aan had geboden om hem te vervoeren. Zijn naam noemen was nu echter uit den boze. Dat zou zijn familie oppikken en met hun eigen schepen zouden ze hen nog in kunnen halen voordat ze op Qhal zouden zijn. Hij moest buiten zijn gewoonlijke kaders denken, wat maakte dat hij begon te twijfelen aan zijn eigen kunnen. Wat zou Sera wel niet van hem denken als ze zou merken dat hij niet eens een fatsoenlijk idee zou kunnen opperen?
‘Als het niet anders kan, dan laten we de paarden achter,’ zei Sera achter hem. Mason knikte langzaam. Dat zou de laatste mogelijkheid zijn. 
Hij spotte een verlaten schip. Het was niet groot, maar het leek ruim genoeg voor twee vaarders. Er leek zelfs een overdekt gedeelte bij te zitten waar ze hun paarden zouden kunnen stallen, al zouden die het hen niet in dank afnemen dat ze enkele dagen op zee zouden moeten staan.
‘Ik kan varen,’ merkte hij op. ‘Als we een schip kunnen toe-eigenen, het liefst eentje waar nu zich nu geen bemanning op bevind, dan kan ik ons naar Qhal varen.’ Hij probeerde dan wel in zijn achterhoofd te houden dat hij de bemanning hun aanval wilde besparen, maar hoe moreel was dat in vergelijking met het plan om een schip te stelen? Dat schip was misschien wel iemand zijn brood en water. Hetgeen wat iemand nodig had om te overleggen. Konden ze dat zomaar van een onschuldig persoon afpakken?
‘Ik heb nog nooit een schip gestolen.’ Mason draaide zich om naar Sera. Was ze bezorgd? Hij keek echter recht in een grijnzend gezicht, wat maakte dat hij vermoede dat ze het eerder als een uitdaging zag.
‘Laten we dat dan proberen,’ sprak Mason. Hij gebaarde naar het schip dat hij eerder had gespot. ‘Het lijkt erop dat niemand dat schip bewaakt. We kunnen de paarden meenemen. Zodra we op het schip zijn, kun je me helpen met het anker en de zeilen. We moeten snel zijn. Kan je dat aan?’ Hij twijfelde er niet aan dat Sera in staat was om orders op te volgen. Of ze ook zijn orders op zou volgen, was nog wel een grote vraag.
Daynty
Internationale ster



Sera kneep haar ogen tot spleetjes, terwijl ze naging of ze zijn vraag goed gehoord had. ‘Natuurlijk kan ik dat aan’, antwoordde ze en ze kon de verontwaardiging niet geheel uit haar stem weren. Ze wist niet of Mason het met opzet deed of niet, maar hij had een manier van vragen stellen die de indruk wekten dat hij geen greintje vertrouwen had in haar vaardigheden. 
Als hij de lichte verontwaardiging in haar stem al gehoord had, dan negeerde hij dat. Hij draaide zich terug naar de kade en bestudeerde het vaartuig dat hij op het oog had. Het was geen heel groot schip en het lag relatief laag in het water, vooral vergeleken met de twee enorme handelsschepen die daarnaast op het water dobberden. Maar een kleiner schip betekende meer wendbaarheid, en bovendien was het makkelijker te bestuderen dan een groot schip. 
‘Via die loopplank kunnen we de paarden aan boord krijgen.’ Sera volgde zijn blik naar de houten plank die op de kade lag. ‘Hopelijk is het sterk genoeg om het gewicht te dragen. Maar er is maar één manier om daarachter te komen.’
‘Wacht!’ Vlak voor hij uit de beschutting van het steegje stapte, greep ze zijn arm vast om hem tegen te houden. ‘De hoeven van de paarden maken teveel lawaai. Het is zo rustig, de werklieden daar zullen het horen.’ Ze knikte naar een handjevol mannen die een stuk of tachtig meter verderop op de kade aan het slepen waren kisten handelswaar, die ze van een pakhuis naar de kade voor een handelsschip verplaatsten. Het geschreeuw over en weer van de mannen was goed te horen op de plek waar zij en Mason stonden - dat betekende dat het hoefgetrappel van de paarden eveneens hoorbaar was voor de werklieden. En twee paarden die in het holst van de nacht op een schip werden geladen door twee onbekende figuren, dat viel op. 
Mason wreef met een hand over zijn gezicht. ‘De paarden kunnen niet zachter lopen’, verzuchtte hij, duidelijk gefrustreerd door dit nieuwe probleem. Hij keek om zich heen, alsof hij ergens op de verder lege kade of langs de gebouwen plots een oplossing zou ontdekken. ‘Het is hier gewoon veel te stil.’
Sera knikte instemmend en keek naar de mannen verderop. Zou er een kans bestaan dat ze zo opgingen in hun werk dat ze de paarden niet hoorden? Als Mason en zij de touwen van de boot losmaakten, de loopplank klaarlegden en Mason klaar zou zijn om de boot te laten vertrekken, dan konden ze binnen een minuut de paarden aan boord hebben en van de kade weg drijven. Zou dat snel genoeg zijn om weg te komen voordat de werklieden actie konden ondernemen als ze de paarden hoorden? 
Ze stond op het punt te opperen dat ze het risico moesten nemen, toen haar blik op de achtersteven van het handelsschip viel. Daar was een grote, houten katrol opgebouwd en de touwen ervan hingen langs de boot naar beneden, waar ze verdwenen achter een aantal van de kratten die stonden te wachten om aan boord gehesen te worden. In haar hoofd begon zich een plan te vormen. 
‘Ik kan voor afleiding zorgen.’ Sera bond de teugels van haar paard vluchtig om de regenpijp van het pakhuis waar ze naast stonden, hopend dat het verroeste metaal het zou houden als Yarin niet te hard trok. ‘We maken de touwen van de boot alvast zoveel mogelijk los en leggen de loopplank klaar. Dan zorg ik ervoor dat ze afgeleid zijn en leid jij de paarden aan boord.’
Mason dacht even na over haar idee, maar stemde er uiteindelijk mee in. Hij wist waarschijnlijk ook dat er verder eigenlijk geen opties waren. Nadat hij ook zijn paard ergens aan vast had gemaakt, stak Sera samen met hem rennend de kade over, naar de boot. Terwijl zij de touwen losmaakte waarmee het schip vast lag aan de kade, hees Mason de loopplank op de juiste plek. De paarden zouden een kleine helling op moeten en daarna een afstap moeten maken, maar ze schatte dat het te doen was. 
‘Wacht bij de paarden’, fluisterde Sera eens de touwen los waren. Ze dankte de goden dat de nachtbries even was gaan liggen, zodat het schip niet meteen afdreef. 
‘Hoe weet ik wanneer ik kan gaan?’ 
Ze grijnsde naar hem. ‘Geloof me, dat zul je wel merken.’
Sera trok de capuchon verder over haar hoofd, waarna ze zo stil mogelijk naar de kratten toe rende die de werklieden al de kade op hadden gesleept. Net voor de vier mannen opnieuw naar buiten kwamen met een volgend krat, dook Sera achter de kratten. Opgelucht liet ze haar adem ontsnapte toen ze daar vond waarop ze had gehoopt: de touwen die vanaf de katrol naar beneden hingen. Ze knielde neer in de schaduw, trok een van haar dolken tevoorschijn en pakte een touw. De vezels ervan waren ruw en stug en het touw rook naar een misselijkmakende mengeling van zeelucht en verrotte vis. Ze plaatste de dolk tegen het touw en begon te snijden.
Aan de andere kant van de stapel kratten hoorde ze het gesteun van de werklieden, en daarna een plof op het moment dat ze het krat bij de rest neerzetten. 
‘Was dit de laatste?’ 
Even stopte ze met snijden. Laat dit alsjeblieft nog niet het laatste krat zijn. 
‘Er staat er nog één.’
De spanning in haar lichaam zakte weer af. De man die als eerste had gesproken zuchtte en bromde iets over dat de bazen nooit hun handen vuil maakten aan het zware werk. Zachtjes snoof ze. Het deed haar denken aan de koningen en de koningin. 
De mannen liepen weg om het laatste krat op te halen. Sera drukte de dolk steviger tegen het touw, maar de vezels gaven niet zo snel mee als ze gehoopt had. Veel te snel keerden de voetstappen en het gepuf terug. 
Kom op, smeekte ze in gedachten. De dolk was nog maar voor driekwart door het touw heen, niet ver genoeg. De adrenaline maakte dat ze de brandende spieren in haar arm kon negeren en gehaast sneed ze verder. Dit was de enige afleiding die ze zouden hebben. Het móest lukken. 
Vlak voor de plof van het laatste krat klonk, schoten er weer een paar touwvezels doormidden. Sera controleerde vlug of het genoeg was, waarna ze weg sloop van de kratten. Precies op tijd. Ze hurkte net neer achter twee pallets vol rotzooi een paar meter verderop toen de werklieden naar de touwen van de katrol toe liepen. In gedachten deed ze een schietgebedje dat de mannen niet te aandachtig naar het touw zouden kijken. 
Maar ze waren er veel te veel op gebrand om de klus zo snel mogelijk te klaren om op de touwen te letten. Ze maakten het eerste krat vast, waarna drie van hen de lading met behulp van de katrol omhoog trokken. 
Sera verving de dolk voor een van haar werpmessen. Haar ogen gleden langs het touw, dat strak gespannen stond door de zware lading. Al snel ontdekte ze de plek waar ze het touw bijna helemaal door had gesneden. Zodra het krat hoog genoeg in de lucht bungelde, bewoog ze haar hand met het werpmes naar achter. Ze focuste zich op haar doel. De geluiden uit de omgeving verdwenen naar de achtergrond. 
Op het moment dat het touw even stil hing omdat de mannen hem opnieuw vast moesten pakken, gooide ze het mes. Als een vallende ster suisde het door de lucht. Het vlijmscherpe lemmet kliefde dwars door de verzwakte plek in het touw heen en het krat viel als een baksteen naar beneden.
‘Kijk uit!’ schreeuwde een van de mannen. Twee van hen sprongen net op tijd aan de kant, maar de derde was te traag. Zijn benen kwamen terecht onder het krat, dat daarna kapot klapte op de kade, en hij schreeuwde het uit van de pijn. 
Sera glimlachte tevreden en keek achterom. Hopelijk begreep Mason dat dit de afleiding was waarop hij had gewacht.
Demish
Internationale ster



Afwachtend had hij in het duister gestaard. Door de afstand was hij Sera al snel kwijt geraakt tussen de verschillende kratten, schepen en werklieden. Het enige wat hij had kunnen doen, was blijven staan en hopen dat hij op zou merken wat Sera als afleiding zou creëren. Iets in hem vertelde hem dat dat geen probleem zou zijn. De manier waarop Sera ergens de aandacht op wist te vestigen, was hem al duidelijk geworden toen ze door de paleisdeuren was gelopen.
Gehuld in de zwarte nacht was het werpmes van Sera haast in de sterren opgegaan. Toch had hij het zien fonkelen toen het door de lucht had gevlogen. Niet veel later had er geschreeuw geklonken van het schip. Het krat, dat de werklieden met een katrol omhoog hadden getild, was met vaart naar beneden gestort. Dit was zijn kans.
Hij had Yarin al los gemaakt en hij had zowel haar teugels als die van de hengst stevig in zijn hand. Zo snel als hij kon begeleidde hij de paarden over de kade, naar de loopplank die hij klaar had gelegd. Twijfelend keek hij naar achteren. Hij wist niet of Sera in staat was om zich snel naar hem toe te bewegen, maar hij moest het er maar op gokken. 
Als eerste bracht hij het paard van Sera over. Hij hoopte vurig dat de hengst die hij had gestolen niet besloot om eigenwijs te doen en terug te rennen naar het paleis, of dat het opzoek zou gaan naar zijn rechtmatige eigenaar. Gelukkig bleef de hengst staan, terwijl Mason de merrie met zich mee nam het schip op en haar onder het afdak vastbond aan één van de balken. Hij haastte zich terug naar de kade, om daar het tweede paard op te halen.
Mason greep hem bij de teugels, maar het paard zette een paar stappen naar achteren, alsof hij zich niet wilde mengen in de huidige situatie.
‘Kom op,’ siste Mason. ‘Je hebt me al zo ver gebracht. Ga nou niet moeilijk doen omdat je het water op moet.’ Hij had geen tijd om met het paard te onderhandelen, net zoals hij dat niet had gehad bij de stallen. Het paard leek echter een andere mening te hebben. Mason zuchtte gefrustreerd en wond de teugels nogmaals rond zijn hand, zodat hij meer grip had.
Met veel moeite kreeg hij ook de hengst het schip op, maar onder luid protest en trappelende hoeven. De hengst had geblazen en voor een paar seconden was hij bang geweest dat hij zou gaan hinniken. Dat bleef hem gelukkig bespaard.
Mason had net de teugels rond de balk gebonden toen hij geluiden achter zich hoorde. Hij draaide zich om en zag Sera op het dek. Ze trok de loopplank al terug, wat betekende dat slechts nog twee handelingen verricht moesten worden: het anker en de zeilen.
‘Goed werk,’ zei hij tegen haar, terwijl hij omhoog keek naar de masten. Hij wist niet of Sera ervaring had met het varen van een schip, maar hij gokte erop dat dat niet het geval was. Ze was vast behendig genoeg om naar boven te klimmen en haar evenwicht te bewaren, maar hij wilde het risico niet lopen dat ze naar elkaar moesten schreeuwen.
‘Haal het anker op, dan klim ik naar boven om de zeilen los te laten.’ Mason maakte zijn cape los, want die zou hem alleen maar belemmeren tijdens het klimmen, en liet de zware stof op het houten dek vallen. Hij controleerde de mast en wist zich in minder dan een minuut naar boven te werken. Hij had geluk dat het zomer was, wat een droge nacht betekende. Dat, gecombineerd met de woestijnwinden van Audun, zou genoeg zijn om het schip te laten vertrekken.
Met zijn kennis over de verschillende knopen die de zeelieden gebruikten, wist hij de juiste zeilen te laten vieren. Met behendigheid klom hij weer naar beneden. Hij controleerde het werk van Sera; het anker was volledig gehezen en ze waren klaar voor vertrek.
De adrenaline gierde door zijn lichaam toen hij zich besefte dat ze daadwerkelijk waren geslaagd in het stelen van een schip. Ongetwijfeld zou de eigenaar zijn boot missen en zou het vervoersmiddel als gestolen worden opgegeven, evenals de hengst die Mason mee had genomen, maar voor nu kon hij zich alleen maar indenken dat het een hele prestatie was.
Mason nam plaats achter het roer. De wind deed het meeste werk, aar hij voelde het schip bewegen onder zijn handen, die het roer stevig vast hadden genomen. Zodra ze op de rivier zouden zijn, zouden ze zonder al te veel obstakels bij het Odesa meer aan moeten komen. Vanuit daar was het een korte reis naar het eiland.
‘Ik kan niet geloven dat dat echt heeft gewerkt!’ zei hij, redelijk opgewekt, tegen Sera. Het was haar vast al duidelijk dat hij in zijn leven als prins niet veel regels had gebroken. In ieder geval niet de regels ter grote van een handelsschip. 
Daynty
Internationale ster



De zeilen bolden op in de wind en met een zachte schok kwam het schip in beweging. Sera stond schuinachter Mason bij de rand van de boot, haar handen rustend op de dennenhouten reling. Met lichte zenuwen keek ze toe hoe het handelsschip dat naast de gestolen boot aangemeerd lag, dichterbij kwam. Ze hoopte maar dat Mason wist wat hij deed en dat hij inderdaad kon varen. Vanaf waar ze stond zag ze slechts een deel van zijn gezicht en dat oogde gespannen. Zijn kaken stonden strak, hij tuurde geringschattend van de romp naar het handelsschip en draaide zo nu en dan aan het roer. Gelukkig wist hij hun vaartuig probleemloos langs het handelsschip te manoeuvreren, weg van de kade waarop nog steeds geschreeuw klonk van de werklui. Vlak voor de mannen verdwenen achter een boot ving Sera een glimp op van degene wiens benen onder het krat terecht waren gekomen. Hij lag te midden van bloedspetters en graanzakken, waarvan sommige open waren geknapt. Even voelde ze zich schuldig voor de man. Wat als zijn benen verbrijzeld waren door het krat? Wat als hij er nooit meer op zou kunnen staan? Aangezien hij zelfs nu nog ‘s nachts aan het werk was, moest hij het geld wel hard nodig hebben. Zou hij een vrouw hebben die op hem vertrouwde om het brood op tafel te brengen, of kinderen? 
Masons opgewekte woorden gleden langs haar heen. Sera stond het schuldgevoel een kort moment toe voordat ze het wegdrukte. Ze was vaak genoeg met misdadigers in aanraking gekomen bij wie het gevoel geheel afgestompt was. En hoezeer ze emoties soms ook haatte, tegelijkertijd koesterde ze het feit dat ze haar menselijk hielden. 
Toen ze zich terug draaide naar Mason vielen haar ogen op het gladde water van de haven dat zich voor hen uitstrekte. Een klein stukje verderop was de doorgang naar de rivier al te zien. Het was gelukt. Nu het schip stilletjes over het water voortbewoog, drong het besef pas tot haar door. De adrenaline die haar nog in een greep had gehad, gleed van haar schouders af en haar mondhoeken krulden zich op tot een glimlach. Ze waren op weg naar Qhal. 
Onder de opluchting sluimerde echter nog iets anders. Iets dat grimmiger en meer verwrongen was. Als de koningen en koningin meer deden om de edelstenen terug te krijgen, zou het helemaal niet nodig zijn geweest om een boot te stelen. Dan had ze niet ze niet hoeven na te denken hoe ze twee wachters ongezien kon omleggen en dan had er nu geen bloed op de kade gelegen. 
‘Wat jouw oom zei over alle mensen die bezig zijn met het uitzoeken waar de edelstenen zijn…’ begon ze nadat ze een paar minuten in stilte naar de uitgang van de haven hadden gevaren. Ze liep naar voren toe en leunde naast het roer tegen de reling, zodat ze Masons gezicht kon zien. ‘Is dat waar?’
Tussen zijn wenkbrauwen verscheen een kleine frons, alsof hij zich niet meteen herinnerde wat de koning van Tassos precies had gezegd. Daarna werden zijn ogen iets groter en knikte hij. ‘Dat de meest bekwame mensen van het land op het paleis werken aan een oplossing?’
Sera knikte instemmend. ‘Daarvoor leek het me veel te rustig in het paleis.’
‘Ik ben pas aan het eind van de ochtend aangekomen op het paleis, dus ik ben niet echt op de hoogte van wat er allemaal speelt.’ Mason ging met een hand langs zijn kaak en staarde bedenkelijk naar het water voor hen. 
‘Je hebt vast wel iets gezien’, drong ze aan. ‘Iets gehoord. Of misschien was er iets dat je opviel?’
Nu verscheen er iets van twijfel op zijn gezicht. Sera ging iets rechterop staan en hield hem nauwlettend in de gaten. Het leek alsof hij aan het overwegen was hoeveel hij haar zou vertellen van wat het ook was waar haar vraag hem aan deed denken. 
‘Nadat ik was aangekomen vanochtend hebben ze me verhoord’, zei hij uiteindelijk. Verrast bewogen haar wenkbrauwen iets omhoog. Als hij verhoord was, betekende dat dan dat ze dachten dat hij te maken had met de verdwijning van de edelstenen? Voor ze die gedachte verder kon ontrafelen, praatte Mason door: ‘Ze wilden precies weten wat er was gebeurd die nacht, ik heb het wel drie keer moeten vertellen. Hoe de sfeer was vlak voor de stenen verdwenen, of het al donker was, of ik had gezien waar de stenen heen waren gegaan.’ 
Sera zag dat hij zijn handen steviger om het roer had geklemd bij het terugdenken aan het verhoor. Hoe het ook precies was verlopen, aangenaam zou het in ieder geval niet zijn geweest. Even dacht ze na over zijn woorden, terwijl ze het gespje van haar mantel losmaakte en de stof van zich af liet glijden. ‘Maar als ze van jou wilden horen wat er gebeurd was, dan betekent dat…’ 
‘Dat ze geen idee hebben wat er is gebeurd die nacht’, maakte Mason haar gedachten af. 
‘En al die mensen die er op het paleis aan zouden werken?’
‘Als die al bestaan dan hebben ze tot nu toe niets nuttigs gevonden. Anders hadden de verhoorders van Arrinore en Kapin me daar wel mee om de oren gesmeten om mijn reactie te peilen.’
Langzaam knikte Sera. Hoewel Mason niet in directe woorden zei dat er helemaal geen mensen op het paleis waren die dag en nacht aan een oplossing werkten, was dat wel het vermoeden dat zijn antwoorden opriepen. Hij had gelijk: ze zouden hem niet zo uitvoerig verhoren als ze al iets wisten. Ergens klonk het logisch, maar tegelijkertijd riep dit nieuwe idee alleen maar grotere vraagtekens op. 
‘Waarom zouden de drie families daarover liegen?’ Terwijl ze de vraag stelde, bedacht ze het antwoord al: ze wilden geen paniek zaaien. Ze wilden de indruk wekken dat alles onder controle was, zoals ze ook bij haar hadden geprobeerd. ‘Waarom zouden ze in godsnaam niet iedere soldaat en iedere huurling naar alle hoeken van het land sturen om naar de stenen te zoeken?’ 
‘Ik weet het niet.’ Mason klonk oprecht. ‘Ik heb me dat ook afgevraagd, maar ik weet het echt niet.’
Demish
Internationale ster



De stroming van de rivier en de zomerwind voerden een gesprek met zich mee dat serieuzer van toon was dan dat Mason had verwacht. Ook al kon hij zich verplaatsen in Sera, in haar ernst en nieuwsgierigheid naar wat er die nacht was gebeurd, het was alles waar hij niet over wilde praten. Niet over het verhoor, al helemaal niet over de verdenkingen die jegens hem waren uitgesproken. Hij wist hoe het eruit zag. Hij besefte zich dat hij op de plaats delict was geweest en hoe scheef het klonk dat geen enkele wachter van Qhal kon vertellen wat er was gebeurd. Alsof hij ze iets had beloofd in ruil voor hun stilte.
Zijn ouders leken achter hem te staan, net zoals zijn nichtje. De rest van de familie Tassos had echter hun bedenkingen en die bedenkingen hadden ze al gedeeld met de families Arrinore en Kapin. Buiten het verhoren van hem, en zijn wachters, hadden de families nog niks uitgevoerd. Juist daarom had hij de beslissing gemaakt om Sera zijn hulp aan te bieden. De koningen en koningin hadden zich nog niet verroerd. De stenen waren al dagen weg en niemand had een idee van waar ze zich bevonden. Iemand moest ze zoeken en als zijn oom geen mensen op pad stuurde, dan was het aan hem. 
Mason keek van het water naar Sera. Verdacht zij hem nu ook? Als Jager zou ze door eventuele leugens heen moeten kunnen prikken, maar betekende dat ook dat ze merkte wanneer iemand de waarheid vertelde? Hij hoopte het.
‘Ben je ooit op Qhal geweest?’ vroeg hij aan haar, om de druk iets van het gesprek af te halen. Het eiland stelde hem gerust, zelfs nu. Al toen hij jong was geweest, had hij geweten dat hij een wachter voor Qhal zou worden. Zoals hij zijn nichtje enkele uren geleden had verteld: het eiland was nu zijn thuis. Het was een simpel leven, ver weg van Caralis. Soms leek het alsof het eiland niet eens tot Eanthis behoorde, maar dat het een op zichzelf staand land was. En zelfs nu het in donkere wolken werd gehuld door de gebeurtenis die er had plaatsgevonden, voelde Mason zich rustiger dan op de heenweg naar Caralis.
‘Men gaat niet zomaar naar Qhal,’ gaf Sera aan. Mason haalde enkel zijn schouders op. Hij focuste zich weer op het water voor zich. Ze hadden de doorgang naar de rivier gepasseerd, wat maakte dat het schip werd meegevoerd in de stroming en Mason zijn grip rond het roer iets losser werd. De rivier en de vind zouden nu het meeste werk voor hem doen. 
‘Ik dacht dat je misschien als Jager wel eens het eiland had bezocht. Het is de perfecte plek voor iemand om te verstoppen.’ Was dat immers ook niet wat hij al die jaren had gedaan? Hij had zich verstopt voor Caralis, voor zijn familie. Mede daardoor had hij zich niet bezig hoeven houden met de hoofdstad of het land waar hij in leefde. Hij had zich alleen maar hoeven focussen op hetgeen waarvoor hij had getraind.
‘Ik heb dat nooit als een potentiële plek gezien voor iemand om zich te verbergen, aangezien Qhal altijd goed werd bewaakt. De wachters van Qhal zijn overal bekend om hun vaardigheden.’ Sera sprak in de verleden tijd. Werd. Hij kon het haar niet kwalijk nemen, gezien het feit dat de edelstenen nu ware verdwenen. Iedereen had altijd met lof gesproken over de wachters van Qhal. Geen mens of dier had kunnen binnendringen, zonder dat de wachters het door hadden gehad.
Behalve nu.
Mason sloeg zijn ogen neer en zijn grip werd wederom sterker rond het roer. Iets wat al vaker was gebeurd sinds hij zich op het schip bevond met Sera. Hij voelde haar innemende blik op zich branden. ‘Kun je stoppen met zo te staren? Ik ben me heel bewust van hoe dit allemaal overkomt. Ik was de hoofdwachter. Onder mijn toezien zijn ze verdwenen. Daar ben ik me bewust van, geloof me.’
Het was niet zijn bedoeling om zijn woorden zo hard en kil te laten klinken, maar hij wist precies wat Sera dacht. Wat iedereen dacht. Hij had het al moeten ondergaan tijdens het verhoor en ook tijdens het feest had hij de veroordelende blikken gezien.
‘Leg me dan uit wat er die nacht is gebeurd?’ Sera verruilde haar leunende houding voor een stevigere, met beide voeten op de grond. Haar kin was geheven en haar rechte schouders leken van hem te eisen dat hij antwoord gaf. Net zoals in het paleis, maar toen had hij het kunnen vermijden. 
‘Ik vertel het je als we op Qhal zijn aangekomen.’ Het was geen belofte. Hij vertelde het haar liever helemaal niet. Wat viel er ook te vertellen? Hij kon zich niks van die nacht herinneren. In ieder geval niet de details die er toe deden.
Hij hoopte dat de valse belofte genoeg was om Sera gerust te stellen. 
Daynty
Internationale ster



Mason probeerde haar af te schepen met een zoethoudertje en dat liet haar geërgerd zuchten. Sera draaide zich van hem weg en greep de reling weer vast, waar ze haar vingers om het hout heen klemde. Of hij het nu expres deed of niet, hij maakt het haar moeilijk om hem te vertrouwen. Ze wilde hem vertrouwen. Ze wilde geloven dat hij geen schuld droeg aan de verdwijning van de edelstenen. Maar hoe kon ze dat doen als hij bleef weigeren om haar iets over die nacht te vertellen? Alleen mensen die schuldig waren, wilden niet vertellen wat er gebeurd was. Ze was het vaak genoeg tegengekomen in haar tijd als Jager. 
Toen ze zich weer terug draaide naar hem toe besloot ze om haar dilemma eerlijk uit te spreken. Uiteindelijk moest vertrouwen immers van twee kanten komen. ‘Je maakt het me wel erg moeilijk om je te begrijpen.’ Ze hield haar hoofd iets schuin. ‘Ik wil je graag geloven, maar dat kan ik niet als je me niets wil vertellen. Jouw oom wilde mij ook niets vertellen, weet je nog? Dat was omdat hij loog, en omdat hij wist dat ik niet blij zou zijn met de waarheid.’ Ze zuchtte nogmaals terwijl ze bedacht hoe ze haar gedachten het best kon formuleren. ‘Begrijp je nu waarom ik graag van jou wil horen wat er gebeurd is?’
Mason staarde strak voor zich uit, maar hij knikte wel, al was het niet bepaald van harte. Verder hield hij echter zijn lippen stijfjes dicht. Hij hoefde niet hardop uit te spreken dat hij wilde dat ze gewoon haar mond hield, dat straalde zijn houding duidelijk genoeg uit. 
‘Dit vraag ik je als de persoon met wie je samenwerkt’, zei ze. ‘Niet als een of andere verhoorder.’ Het liefst pakte Sera hem bij zijn schouders en schudde ze hem door elkaar om hem duidelijk te maken dat ze hem niet kon vertrouwen als hij niets zei. Maar op dat moment trok hij zijn mond open.
‘Het was een hele gewone avond. De zon was al een tijdje onder toen het ineens donkerder werd binnen. Een beetje alsof er een wolk voor de maan schoof.’ 
Sera likte bedenkelijk langs haar lippen. Alsof er een wolk voor de maan schoof - bedoelde hij daarmee dat dat niet was wat er werkelijk aan de hand was? Ze besloot om haar vraag voor zich te houden en hem zijn verhaal eerst af te laten maken, voor hij zich bedacht en terug zou vallen in het hardnekkige zwijgen. 
‘De andere wachters stonden er rustig bij, tot er een wapen op de grond viel.’ De nadenkende uitdrukking op Masons gezicht werd dieper, alsof hij hard in zijn geheugen moest graven om bij de herinneringen te kunnen komen. Dat was merkwaardig, aangezien de gebeurtenissen die nacht alles behalve gewoontjes waren. ‘Ik stuurde een van de anderen op onderzoek uit. Daarna leken er steeds meer wachters te verdwijnen.’ 
Nu pas maakte Mason zijn blik los van het water en keek hij haar aan. Sera keek naar de houten planken onder haar voeten terwijl ze zijn verhaal op zich in liet werken, maar toen het stil bleef keek ze op. ‘En toen?’
Hij klemde zijn kaken op elkaar en schudde zijn hoofd. ‘Het volgende dat ik me herinner is de kamer van de edelstenen. Leeg.’
Alleen al die woorden joegen een huivering langs haar rug, alsof ze vol zaten met de belofte van onheil. Er zat een enorm gat in Masons verhaal, het deel dat ze juist zo graag wilde weten: wie had de edelstenen weggehaald en hoe? 
‘Je gelooft me niet.’
Met opgetrokken wenkbrauwen keek Sera op. Eigenlijk wist ze niet of ze hem wel of niet geloofde. Hij klonk oprecht - niets in zijn houding gaf blijk van een leugen en doorgaans was ze er best goed in om op te merken wanneer iemand niet de waarheid sprak. Maar een stemmetje in haar waarschuwde haar dat ze niet mocht vergeten wie hij was: een hoofdwachter van Qhal. Met zo’n belangrijke functie had hij ongetwijfeld een van de beste militaire trainingen van het land gekregen. En misschien was er een deel in haar dat ook niet wílde geloven dat daadwerkelijk niemand wist wat er gebeurd was. Het was beangstigend. Zulke belangrijke voorwerpen hoorden niet zomaar te verdwijnen. 
‘Dat heb ik niet gezegd’, reageerde ze op zijn beschuldiging. 
‘Maar dat denk je wel.’ Mason keek haar stug aan. ‘Waarom denk je dat ik het niet wilde vertellen?’
Sere opende haar mond om iets te zeggen, maar bedacht zich. Had hij dan niet door dat ze hem maar wat graag wilde geloven? Ergens stak het dat hij haar zo gevoelloos inschatte, alsof ze er alleen maar op uit was om hem de grond in te drukken. 
Ze drukte dat gevoel echter weg en hief haar kin. ‘Dan geloof je dat maar.’ Ze maakte zich los van de reling en pakte haar mantel. ‘Ik ga bij de paarden kijken.’ 
Demish
Internationale ster



Het gesprek over de edelstenen en Mason zijn geloofwaardigheid was hun laatste conversatie van die nacht geweest. Sera had hem met rust gelaten en was na het eerste uur vertrokken naar de slaapplekken die zich op het schip bevonden, wat betekende dat Mason achter was gelaten en over was gedragen aan de nacht. Het deerde hem niet, want het gaf hem een kans om zijn gedachten op een rij te zetten. Om zich te beseffen wat hij nu had gepland met Sera en hoe hij met haar samen moest werken als ze hem niet vertrouwde. Al was dat laatste misschien niet eens haar schuld, maar de zijne. Hij was er immers al vanuit gegaan dat ze zijn verhaal niet had geloofd, al voordat hij het in eerste instantie had verteld.
Door de zomer was de nacht kort en was de zon slechts een paar uur verdwenen. Normaal zou Mason zich laten navigeren door de sterren die aan de hemel glinsterden, maar de weg naar Qhal was hem bekend en de rivier zou hem vanzelf bij het Odesa meer brengen. Hij was dan ook alerter geweest op de passerende schepen, terwijl Sera had geslapen. Hij kon immers niet inschatten hoe lang het duurde voordat het schip als gestolen zou worden opgegeven, of totdat zijn oom een patrouille zou sturen om hem op te sporen.
Na de zonsopgang was Sera weer tevoorschijn gekomen. Als eerste was ze naar de paarden gegaan. Mason zijn blauwe ogen hadden haar gevolgd, totdat zijn maag had gerommeld en hem herinnerde dat hij nog altijd eten nodig had om deze reis te overleven. En slaap, want lichaam begon het langzaam op te geven.
Ze waren aangemeerd bij een stijger. In de verte hadden huizen gestaan; een klein dorp dat voornamelijk bestond uit werkarbeiders en boeren. Sera had aangeboden om een kleine voorraad in te slaan daar, zodat Mason had kunnen rusten. Die kans had hij dankbaar aangenomen en hij was dan ook in bed gedoken, nog voordat Sera haar paard van de loopplank af had geleid en was vertrokken naar het dorp.
Slechts een paar uur had hij kunnen slapen. Dat was een verschijnsel dat zich als eerste voor had gedaan na de nacht dat de edelstenen waren verdwenen. Ook al was hij nog zo vermoeid, langer dan een paar uur had de slaap hem nooit in zijn greep. Het was genoeg voor hem om weer verder te reizen, zijn lichaam kon het wel aan. Zeker als Sera terug zou keren met het eten.
Om zichzelf te wekken, had hij zichzelf gedwongen om zich te wassen in de rivier. Het water was fris, maar niet onprettig. Een voordeel aan de zomer waar ze zich in bevonden.
Aan de over van de rivier had hij zijn kleding klaar gelegd, voor later. Voor het eerst in dagen wist hij zich iets te laten ontspannen. De rivier deed hem denken aan de normale dingen in het leven. Hoe hij in zijn vrije tijd op Qhal van de rotsen dook met de andere wachters, hoe ze als jongeren watergevechten hadden gehouden en met elkaar hadden gelachen. Dat voelde als een compleet ander leven. Eentje waar hij naar verlangde, want het was simpel.
Nadat hij een tijdje had gedobberd in het water, besefte hij zich dat Sera bijna terug moest keren uit het dorp. Hij besloot naar de voer te zwemmen en pakte daar een stuk zeep dat hij in zijn tas had gevonden, zodat hij zijn lichaam kon wassen. Hij schudde zijn blonde haren uit zijn gezicht en haalde een hand door de natte strengen.
Het water reikte slechts tot zijn bovenbenen, wat hem de gelegenheid gaf om zich volledig op te frissen. Bij het geluid van galopperende hoeven keek hij op. De rode haren van Sera waren onmisbaar, ook al was ze zeker nog meer dan honderd meter van hem verwijderd. Aan het zadel van Yarin hingen twee zakken, hopelijk gevuld met eten. Zijn maag rommelde al de hele ochtend.
Zodra Sera dichterbij kwam, sta hij zijn hand naar haar op. Water druppelde langzaam naar beneden over zijn gespierde lichaam, gekweekt door de jaren heen toen hij had getraind voor zijn huidige werk.
Zodra ze van haar paard af was gestapt en de twee tassen met hun voorraad had verzameld, kruisten hun ogen elkaar. Mason zijn mondhoeken schoten omhoog in een lichte grijns, zo zelfverzekerd als hij was, en schonk Sera een knipoog.
Daynty
Internationale ster



In het dorpje langs de rivier was het rustig, net zoals in de rest van het land. Yarins hoeven klopten monotoon op de zandweg die het dorp doormidden spleet en waarlangs Sera hoopte een winkeltje of een herberg te vinden waar ze eten kon kopen. Ze had nog een stuk brood en twee appels in haar tas, maar dat was hooguit genoeg voor het ontbijt. De reis naar Qhal zou vijf dagen in beslag nemen als het weer meezat, had Mason haar die ochtend verteld. Dat betekende dat ze voor vijf dagen aan eten ergens vandaan moest halen. 
Haar hand ging gedachteloos naar het geldbuideltje in de zak van haar jurk. Ondanks dat Mason had aangeboden om haar muntstukken mee te geven waarmee ze eten kon kopen, had ze haar eigen geld meegenomen. Zolang ze er niet over uit was of ze hem wel of niet vertrouwde, wilde ze hem niets verschuldigd zijn.
Sera trok de teugels aan om Yarin stil te laten staan op het moment dat ze vanuit haar ooghoeken iets weg zag schieten in een zijstraatje. Ze fronste en tuurde naar de regentonnen die tegen de muur van een huis stonden. Er was niets te zien. Niet lang daarna bereikte een zacht gelach haar oren. Met een soepele beweging sprong ze van Yarin af, waarna ze haar aan de teugel meenam naar het zijstraatje. Toen Sera dichterbij was, zag ze een beweging achter de regentonnen en zodra ze erover heen keek, keken twee ogen terug. 
Het meisje giechelde en kwam overeind, al was ze nauwelijks groter dan de regenton waar ze zich achter verstopt had. ‘Wat heeft u een mooi paard, mevrouw’, zei ze verlegen. 
Sera voelde een zwakke glimlach doorbreken op haar gezicht. ‘Wil je haar aaien?’ Na een kort rukje aan de teugel stapte Yarin dichterbij. Met grote ogen keek het meisje omhoog naar de imposante merrie. Zelfs naast Sera was Yarin al erg groot, voor het meisje moest het dier reusachtig zijn. 
‘Wees maar niet bang, ze doet niets.’ Sera kriebelde Yarin tussen haar oren. Na een korte aarzeling liep het meisje om de regenton heen. Behoedzaam maar toch gretig strekte ze een hand uit naar Yarins neus. Aangezien ze veel te klein was om daar ooit bij te komen, trok Sera Yarins hoofd zachtjes iets omlaag. 
Terwijl het meisje met een glunderend gezicht de neus van het paard aaide, wierp Sera een blik de hoofdstraat in. De dichtstbijzijnde persoon was een smid die enkele tientallen meters verderop voor de  smederij bezig was. Verder was er niemand te zien bij wie het meisje kon horen, niemand die op haar lette. En dat terwijl de sfeer juist zo akelig rustig was. 
‘Wat is je naam?’ Sera hurkte voor het meisje neer zodat ze haar aan kon kijken zonder zo boven haar uit te torenen. Meteen viel haar op dat er gaten zaten in de kleren van het meisje. 
‘Mijn naam is Kelia.’ Ze sprong geschrokken achteruit toen Yarin haar hoofd dichter tegen haar hand aan drukte, maar ging daarna meteen door met aaien. Vanbinnen moest Sera zachtjes lachen om de reactie. Ergens deed het haar denken aan hoe ze zelf was geweest vroeger. 
‘Kelia’, herhaalde Sera. ‘Dat is een mooie naam. Ik heet Sera. Zeg, waar zijn je ouders? Wonen ze hier vlakbij?’
De glundering verdween van Kelia’s gezicht. ‘Papa is eergister weggegaan naar de grote stad om werk te zoeken. Ik logeer bij oma, maar zij is nu aan het slapen. Ze zegt de hele tijd dat ik niet naar buiten moet gaan, maar ik wilde zo graag even spelen.’ 
Sera knikte bedenkelijk. Was dat ook wat de andere ouders in dit dorp deden? Hielden ze hun kinderen binnen uit angst voor de onheilspellende sfeer die zich als een sluier over Eanthis uitrolde? Als die ouders überhaupt nog gewoon thuis waren, en niet ook naar verre plekken waren gereisd in een wanhopige poging brood op tafel te krijgen. Het verdwijnen van de edelstenen had dat alleen maar erger gemaakt. 
‘Ik zal niets tegen je oma zeggen, oké?’ Sera ging weer rechtop staan. ‘Maar kun jij dan iets voor mij doen? Ik ben opzoek naar een plek waar ik eten kan kopen.’
Kelia’s gezicht klaarde meteen op en ze knikte. ‘Aan het plein is een winkeltje. Ik wijs de weg wel! Het is niet zo ver.’ Zonder op een antwoord te wachten, huppelde ze om Yarin heen de zijstraat uit. Sera volgde het meisje verder de hoofdstraat door, die een eindje verderop uitkwam op een klein, zandig plein. Het luchtte haar op om te zien dat er hier wat meer mensen waren. De smid sleepte zakken kolen zijn smederij binnen, een vrouw waste de ramen van haar huis en aan de overkant was een man blokken hout in kleinere stukken aan het hakken. Sera glimlachte vriendelijk, maar kreeg enkel achterdochtige blikken terug. Ze kon het hen niet kwalijk nemen - een vreemdeling die opdook in een dorpje nu het juist overal zo stil was, wekte argwaan. 
‘Hier is het!’ Kelia bleef stilstaan voor een gebouw dat verdrukt werd tussen twee andere gebouwen. 
‘Dankjewel voor je hulp.’ Nadat Sera Yarins teugels vluchtig vast had gemaakt aan een houten balk van het gebouw, viste ze een paar muntstukken uit haar zak. ‘Je bent een erg goede wegwijzer’, zei ze tegen Kelia, waarna ze het meisje de munten aanreikte. ‘Hier, neem deze maar mee. Voor jou en je oma.’ 
Kelia staarde ongelovig naar de munten voor ze deze aannam. Als ze er een beetje zuinig mee waren, konden twee mensen er ongeveer een week aan eten van kopen. Het betekende wel dat ze eerder gebruik zou moeten maken van Masons geld, maar dat had Sera er wel voor over. Terwijl ze nakeek hoe Kelia met de munten stevig in haar hand geklemd uit het zicht verdween, bedacht Sera zich dat dit precies was waar ze het voor deed. Voor het land, voor de mensen die Eanthis waren en die zonder dat ze daar iets aan konden doen, slachtoffer werden van de heerschappij van de drie families.
Nadat ze eten had gekocht, reed Sera terug naar de steiger een eind buiten het dorp waar hun boot aangemeerd lag. Masons paard graasde van het gras op de oever. De Limei glinsterde in het ochtendlicht, dat nu al beloofde dat het een warme dag werd. 
Toen ze dichterbij was, viel haar blik op iemand die vlakbij de steiger in het water stond. Haar eerste instinct was om een van haar wapens te grijpen, maar vlak daarna besefte ze dat het Mason was die in de rivier stond. Zonder kleren aan. En hij stak zijn hand naar haar op alsof dat de gewoonste zaak van de wereld was. 
Sera steeg af van Yarin en maakte de tas met eten los van het zadel. Ze kon het niet helpen dat haar blik terug gleed naar de waterkant, naar Mason. Zelfs vanaf een klein afstandje waren zijn spieren niet te missen en ze moest terugdenken aan het moment dat ze haar lichaam tegen dat van hem had gedrukt toen ze uit het paleis waren geslopen en het toneelstukje op hadden gevoerd voor de wachter. Toen al had ze gevoeld dat hij goed afgetraind was, maar nu kon ze het ook daadwerkelijk zien. 
Plots keek hij op, alsof hij voelde dat ze naar hem keek, en hun blikken kruisten elkaar. Haar mond viel bijna open van verbazing toen hij naar haar knipoogde. Die ene, kleine handeling droop van de brutaliteit en arrogantie, maar om een of andere reden liet dat hem er enkel aantrekkelijker uitzien. 
Sera grijnsde terug, niet van plan om te laten blijken dat ze zich betrapt voelde, en scheurde daarna haar ogen van hem los om naar de boot toe te lopen. 
Demish
Internationale ster



Na hun korte ontmoeting had Sera hem een grijns geschonken. Eentje die hij niet had verwacht. Hij kende het effect van zijn lichaam op de mensen om hem heen, maar Sera was te ver weg geweest voor hem om haar reactie te peilen. Langzaam had hij zich weer terug laten zakken in het water, terwijl zij de boot weer had betreden.
Nu ze terug was gekeerd, was het wellicht tijd om snel te vertrekken. Ze moesten vaart maken als ze eventuele achtervolgers voor wilden blijven. Zijn familie kennende, hadden ze al een groep verzameld en hen eropuit gestuurd om hem te vinden. Hij waste de laatste delen van zijn lichaam, droogde zich af met een lap stof en kleedde zich om. Met de spullen onder één arm verzameld, nam hij de teugels van zijn hengst vast en begeleidde hij hem weer het schip op.
In de gemeenschappelijke ruimte vond hij Sera, die de meegenomen spullen op de tafel uitpakte. Ze bestudeerde een appel, maar keek op met een stoïcijnse blik in haar ogen toen ze zijn aanwezigheid in de gaten kreeg. ‘Was het lekker in het water?’
Mason lachte met zijn tanden bloot, zijn tong gleed langs zijn lippen. ‘Misschien moet je de volgende keer maar mee gaan? Dan kan je het zelf ervaren.’ Toen hij haar lichaam vast had gehouden, weerhouden had van een val die ze zelf zorgvuldig had gepland om een wachter om de tuin te leiden, had hij al opgemerkt hoe goed haar lichaam tegen het zijne had gevoeld. En ze was mooi.
Mooi beschreef haar echter niet. Iedereen zou die opmerking kunnen maken als ze langs hen heen was gelopen. Met haar houding en haar wapens was ze een kracht om rekening mee te houden.
‘Weet je zeker dat je dat aan kan? Waarschijnlijk heb je dan teveel afleidingen om je heen en kom je niet eens meer aan het wassen toe,’ zei Sera. Nog voordat Mason kon inhaken op haar woorden, keek ze hem recht aan. ‘Behalve misschien het wassen van mijn lichaam.’
Haar schouders gingen achteloos omhoog, alsof ze hem niet uit had gedaagd en de seksuele spanning in de kamer had verhoogd.
Denkend aan de mogelijkheid dat ze samen zouden zwemmen in de rivier, bracht zijn hoofd voor kort op een andere plek. Een plek die ze misschien al hadden kunnen bezoeken, als hun gesprek de vorige avond niet het diepe in was gegooid en was geëindigd in onenigheid.
Om zichzelf af te leiden, greep Mason één van de appels van de tafel. Hongerig als hij was, nam hij meteen een hap. Hij gleed met zijn hand langs zijn gezicht en bekeek hetgeen wat Sera in had geslagen. Het brood en fruit was misschien genoeg voor hen om twee dagen op te leven. Niet vijf, zoals hij die ochtend aan haar had verteld.
‘Is dit alles?’ vroeg hij haar verbaasd. Hij had haar nog geld aangeboden, maar Sera had hem verzekerd dat ze genoeg had gehad. Ze had hem nadrukkelijk gevraagd hoeveel dagen ze hadden moeten reizen, zodat ze voldoende eten mee had kunnen nemen. Nu hij beter keek, zag hij ook dat het eten niet meer in de beste staat was. Het brood was uitgedroogd aan de randen, het fruit had verschillende plekken op zich.
‘Er was niet veel,’ vertelde Sera. ‘De winkelier benoemde dat er niet ver van het stadje af enkele dagen geleden handelaren zijn aangevallen, waardoor anderen nu niet meer in de buurt durven te komen van de handelsroute. Als ik meer mee had genomen, was er niks overgebleven.’
Was het toeval? Mason wist niet of het gebruikelijk was dat handelaren aan werden gevallen. Hij had er weinig verhalen over gehoord. En nu de stenen weg waren, leek het opeens wel te gebeuren. Hij hoopte dat het eenmalig was, dat de handelaren slechts pech hadden gehad en dat ze snel weer terug zouden keren naar het dorpje dat Sera had bezocht.
‘Dan moeten we over twee dagen weer stoppen.’ Het had niet zijn voorkeur. Alles behalve zelfs, omdat hij snel naar Qhal wilde. Hij kon het Sera echter niet kwalijk nemen, omdat er een soort verantwoordelijkheid in haar stem had gescholen toen ze hem had verteld dat ze niet alles mee had kunnen nemen. Verantwoordelijkheid naar de mensen in het dorp. 
‘Waarom wil je eigenlijk helpen met het vinden van de edelstenen?’ vroeg hij aan Sera. Hij nam plaats aan de kleine, houten tafel die er stond. Hij legde zijn voeten op de stoel tegenover hem en leunde nonchalant met zijn arm op de tafel, terwijl hij nog een hap nam van zijn appel. ‘Ik heb je verteld wat er is gebeurd in Qhal, dat is mijn motivatie.’
‘Jouw manier van vertellen vergt echter nog wat werk,’ mompelde Sera, terwijl ze een stuk brood belegde. 
Mason knikte en wendde zijn blik af. Hij wist dat hij met zijn verhaal nog niet haar vertrouwen had gewonnen. Hij wist ook dat het niet lag aan het gebrek aan details, maar aan het feit dat hij voordat hij zijn verhaal had verteld, al had besloten dat ze hem toch niet zou gaan geloven.
Daynty
Internationale ster



Sera had met een ruk opgekeken van de appel, waar ze met een van haar messen plakjes vanaf sneed, toen Mason uit het niets vroeg naar haar motivatie achter het vinden van de edelstenen. Terwijl ze een stukje appel van de punt van het mes af beet, overwoog ze haar antwoord. 
‘De edelstenen horen bij Eanthis’, antwoordde ze. ‘Je hebt in Caralis zelf gezien wat hun afwezigheid met het land doet.’ De lege straten en onheilspellende sfeer zouden voor iedereen een reden zijn om de stenen te willen vinden, dus dat was veilig om te zeggen. Haar redenen gingen echter dieper dan dat. Alleen hoe kon ze de wereld die achter haar motivatie schuilging uitleggen zonder er teveel over kwijt te moeten? 
‘Dat is niet het enige.’ Mason nam geen genoegen met haar antwoord. Hij kantelde zijn hoofd iets. 
Sera dwong zichzelf om rustig te blijven onder zijn observerende blik en sneed een stuk appel af. ‘Waarom zou dat niet het enige kunnen zijn?’ 
Nu was Mason een moment stil. Ze gebruikte de stilte om af te wegen wat ze wel aan hem kon vertellen en wat ze voor zichzelf wilde houden. Was jij gister niet degene die zei dat eerlijk antwoorden nodig was voor vertrouwen?  fluisterde een stemmetje. Ze negeerde het. Het was niet zo dat ze niet eerlijk antwoordde op zijn vraag, ze was alleen selectief met hoeveel ze precies vertelde. 
‘Gister toen je mijn oom trotseerde’, zei Mason, zijn blik nog steeds op haar gericht. ‘Er zijn niet veel mensen die dat durven. Maar het vuur in jouw ogen, in je hele houding… Dat gaat dieper dan alleen de reden die je net zei. Ik kan het zien aan je.’
Haar hand met daarin de appel zakte terug op de tafel. Was ze zo gemakkelijk te lezen voor hem? Het verbaasde haar dat hij had opgemerkt hoe graag ze iets wilde doen om het op te lossen. Ze had niet gemerkt dat haar verschijning in de troonzaal zo levendig was blijven hangen bij hem. 
Zeg gewoon dat het al laat is, dat jullie nu moeten vertrekken en dat je het later wel vertelt. Die optie was erg verleidelijk en de woorden ervoor lagen al op het puntje van haar tong toen ze zich bedacht. Geringschattend keek ze Mason over de tafel heen aan, terwijl ze bedacht of ze hem wellicht af kon schepen met iets anders. Maar hij keek zo strak terug dat ze dat idee meteen liet varen. De manier waarop hij haar aankeek, maakte dat ze onwillekeurig iets rechterop ging zitten. Hij keek niet naar haar met de arrogantie die in de rivier van hem af had gestraald, of met de broeierige blik van even geleden, toen ze gesuggereerd had dat hij haar lichaam wel kon wassen. Hij keek haar aan met de blik van een wachter. Een blik die de waarheid eiste en niets anders accepteerde dan dat. 
‘Je hebt gelijk’, verzuchtte ze uiteindelijk. ‘Dat is niet het enige.’
Masons hief zijn kin iets in een triomfantelijk gebaar. ‘Wat zit er dan nog meer achter?’
Sera wierp hem een geërgerde blik toe. Gunde hij haar zelfs geen moment om na te denken? Maar tegelijkertijd besefte ze dat zij hem de vorige avond op precies dezelfde manier onder druk was gezet. ‘De mensen van Eanthis verdienen beter dan drie leiders die niets aan de situatie doen.’ Kelia’s versleten kleren verschenen in haar gedachten, evenals wat ze had verteld over haar vader en de schamele voorraad eten in de kruidenierswinkel van het dorp. ‘Ik bedoel, misschien doet je oom wel iets of zijn ze ermee bezig, maar het is niet genoeg.’ Hun aanpak van georganiseerde misdadigers was niet genoeg. Hun aandacht voor de mensen buiten de grote en belangrijke steden was niet genoeg. Ondanks dat ze vanbinnen de woede op voelde borrelen, legde ze beheerst haar mes neer en stond ze op. ‘Het is nooit genoeg.’ Terwijl ze met een doek het mes schoon veegde, keek ze even naar Mason. Hij nam haar met een neutraal gezicht in zich op, maar de lichte frons tussen zijn wenkbrauwen verraadde dat hij had opgemerkt dat ze hem nog steeds niet alles vertelde. Ze kon de vraag bijna van zijn gezicht aflezen: Wat hebben mijn oom en de anderen je misdaan? 
Maar tot haar verbazing verzachtte zijn gezicht en knikte hij. ‘Dat is inderdaad een sterke reden’, zei hij. Daarna brak er een grijns door om zijn lippen. ‘Begrijp je nu ook hoe ik me gister voelde onder jouw kruisverhoor?’
Ondanks dat de woede nog na broeide in haar lichaam moest Sera lachen. ‘Niet zo overdrijven’, sprak ze hoofdschuddend. ‘Als ik je écht aan een kruisverhoor had onderworpen, zou je er nu niet zo ongeschonden bij zitten.’ 
Mason ging geïnteresseerd rechter op zitten. ‘Oh nee? Wat zou je dan met me hebben gedaan?’ De scheve grijns om zijn lippen liet er geen twijfel over bestaan aan wat voor soort dingen hij dacht. Heel even schoten haar gedachten naar hetzelfde. Zijn naakte lichaam onder het hare, haar vingers en lippen die elk stukje van zijn huid verkenden en hem alles konden laten zeggen zodat hij het genot kon krijgen dat hij wilde. 
Sera ademde scherp in en zette de beelden resoluut uit haar hoofd. Ze stopte haar mes terug in de schede van haar uitrusting, waarna ze om de tafel heen liep. Voor Mason bleef ze staan. Ze boog iets voorover, plaatste haar handen op de armleuningen van zijn stoel en keek hem aan. ‘Misschien laat ik je dat op een dag wel zien, en dan zullen we eens kijken of je dan nog steeds zoveel praatjes hebt.’ Met een grijns bewoog ze achteruit, waar ze rustig de tas met eten van de tafel trok en over haar schouder hing, alsof ze niets merkte van de spanning die tussen hen in had gehangen in dat ene moment. ‘Laten we vertrekken.’
Demish
Internationale ster



Hoe hun dynamiek kon wisselen van de wantrouwende woorden naar de voelbare spanning die tussen hun lichamen hing, begreep Mason nauwelijks. Hij had haar woorden niet zomaar voor lief genomen, zoals zij de vorige avond bij hem had gedaan. Ondanks de serieuze kern, die ze allebei konden erkennen, wisten ze binnen luttele seconden het gesprek zo te draaien dat ze elkaar, wederom, uitdaagden met hun lichaam en hun blikken.
Als hij Sera beter had gekend, of als ze slechts een dame was geweest die hij tegen het lijf was gelopen, dan had hij haar niet zo gemakkelijk weg laten komen. Dan had hij zijn handen op haar heupen gelegd, haar gedwongen om te draaien en zijn schoot te beklimmen, waarna hij haar had gezoend en haar woorden aan de waarheid had ondervonden.
Echter was Sera niet zomaar iemand. Ze hadden een missie: naar Qhal varen. Dus hoe graag hij ook wilde handelen volgens de beelden in zijn hoofd, wist hij dat hij het zichzelf niet kon permitteren. Nog niet, in ieder geval. De vraag was hoe lang hij haar tergende woorden zou kunnen weerstaan, zonder dat hij uiteindelijk toe zou geven aan zijn verlangens.
Hij keek haar na, volgde de lijnen van haar lichaam terwijl ze weer de trap op liep. Haar rode haren, iets warriger omdat ze uit hun zorgvuldig gevlochten model waren gezakt, veerden mee met elke stap die ze zette. De jurk die ze droeg leek praktisch voor een gevecht, maar deed haar vrouwelijke vormen eer aan.
Mason volde haar naar boven en nam de appel tussen zijn tanden, zodat hij zijn handen vrij had om het anker te hijsen. De paarden stonden aan boord, wat betekende dat ze klaar waren voor vertrek. Zodra het anker uit het water was getild, nam hij plaats achter het roer.
Sera had plaatsgenomen op het dek, beschut door de schaduwen van de mast. Toch leek ze te genieten van het mooie weer. Mason vroeg zich af hoe lang het nog zou duren. Als de edelstenen echt veel kracht hadden gehad, dan zou heel Eanthis om kunnen slaan. Zo ook het weer.
‘Waar heb je eigenlijk leren varen?’ vroeg Sera, oprecht geïnteresseerd. Hij bespeurde geen extra bedoelingen achter haar vraag. Toch controleerde hij haar gezicht, maar ook dat stond vriendelijk. Een andere kant dan die hij tot nu toe had leren kennen.
‘Iedereen die een wachter is voor Qhal kan varen.’ Het was een onderdeel van zijn training geweest. Op het eiland waren ze dag en nacht omringd geweest door water. Als ze iemand hadden moeten achtervolgen, of zelf hadden moeten vluchten, hadden ze zich moeten kunnen voortbewegen op het water. 
Hij liet het roer iets los en volgde de lichte ronding van de rivier. ‘Maar ik heb het daarvoor al geleerd van mijn grootouders. Ophelia en Eugene van Tassos.’ Mason wist hoe Sera over zijn familie dacht. Dat had ze hem al duidelijk gemaakt. Ze deden niet genoeg, ze zouden nooit genoeg kunnen doen voor het land. Hij was het voor een groot deel met haar eens. Daarom stond hij immers aan het roer.
Sera fronste. ‘Dat zijn niet de voormalige koning en koningin van Tassos.’
‘Voor iemand die geen aanbidder is van mijn familie, weet je er verrassend veel van,’ merkte Mason op, zonder naar Sera te kijken. Op zijn gezicht had hij echter een glimlach. ‘Je hebt gelijk. De voormalige koning van Tassos was de broer van mijn grootvader. Toen de koning viel, weigerde mijn grootvader de troon en ging de positie naar de volgende in de lijn. Lyle van Tassos, mijn oom.’ De afkeer die hij tegen zijn oom had, was in zijn stem te horen.
Sera nam hem onderzoekend in zich op. Het was niet gebruikelijk dat hij de afkeer naar zijn oom zo openlijk besprak. Op Sera na was er echter niemand die hem zou horen. Dat betekende echter niet dat hij het met haar wilde bespreken. ‘Maar mijn oom verdient het niet om het gespreksonderwerp te zijn.’
Sera grinnikte. Het was de tweede keer in een korte tijd dat hij haar had laten lachen en het beviel hem. ‘Dus, je voer met je grootouders?’
Opgelucht dat ze er voor koos om zijn familierelaties te negeren, knikte Mason. ‘Ze wonen buiten Caralis, richting het Yeraanse gebergte. Toen ik jonger was, eisten ze me eens in de zoveel tijd op. Ze arriveerden met de boot en samen met een kleine groep personeel, reisden we terug naar hun landhuis.’ Onbewust creëerde de herinnering een glimlach op zijn gezicht. Het was al even geleden dat hij zijn grootouders had gezien of gesproken. Plotseling vroeg hij zich af of ook zij het nieuws zouden hebben gehoord. Of ook zij hem zagen als een verdachte.
‘Hoe dan ook,’ mompelde Mason, ‘de basis leerde ik van hen. De knopen, de windrichtingen. Toen ik trainde voor wachter, kwamen de technieken er bij kijken.’
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Eerste | Vorige | Pagina: | Volgende | Laatste