|
Blog
|
SW ronde 2 |
Jaren had men de atmosfeer bestudeerd. Alle expedities, satellieten, kosmische foto’s en studies hadden hen hier gebracht. Een plek waar leven mogelijk was. Er was veel vooronderzoek aan vooraf gegaan, maar de eer was aan astronaut Sphene en zijn mannen om de planeet te bezoeken. Sphene bevond zich in een omgeving die hij niet anders kon beschrijven als een fabelachtig waterrijk. Het gekke was echter dat het water niet op de hele planeet aanwezig leek te zijn. Slechts op een kwart. Ook leek de temperatuur zodanig te verschillen, evenals de kans dat er planten uit de grond konden groeien. Hier waren het planten en bomen die zich in allerlei vormen hadden gewrongen. Bladeren kropen over de grond en bungelden net boven de vele stroompjes die hij en zijn mannen al tegen waren gekomen. De lucht was een mix van lila, lavendel en lichtblauw. De verschillende manen van de planeet waren te zien. Samen met zijn mannen kwam hij tot stilstand bij een grote poel. Het water leek haast licht te geven. Door zijn helm heen zag hij verschillende bewegingen in het water, alsof dieren er in baadden en vissen er in zwommen. Het meest opvallende was dat in het midden van de poel twee vissen zich voortbewogen in een cirkel. Eén van zijn mannen boog zich naar voren om het water beter te examineren. Hij stak zijn hand uit, maar dat leek voor oproer te zorgen. Het water begon te golven en werd wilder. ‘Achteruit!’ waarschuwde Sphene zijn mannen. Opgeleid om naar hun kapitein te luisteren, nam iedereen een stap naar achteren. De poel transformeerde in een woeste draaikolk, precies op de plek waar de twee vissen in alle rust in cirkels rond hadden gezwommen. Uit de kolk rees een gedaante op. Het enige wat Sphene kon zien waren twee gloeiende, blauwe ogen. Dezelfde kleur als het licht wat hij in de poel had waargenomen. ‘Met wie heb ik te maken? Maak jezelf bekend!’ ‘Dwaas om te denken dat je slechts met één van ons te maken hebt.’ De gedaante die hij had gezien leek zich te verdubbelen. Wat tevoorschijn kwam, leek op twee vrouwen. Gelijk in hun lichaam en gelaatstrekken, maar daar hield de vergelijking op. Ze leken tegenpolen te zijn. Waar de één wit, golvend haar had, had de ander zwart haar dat steil naar beneden viel. De vrouw met de zwarte haren had een spierwitte huid, terwijl de huid van de andere vrouw zo zwart als steenkool was. ‘Wij zijn de Vissen. Het sterrenbeeld wat uw mensheid heeft gekoppeld aan creativiteit, kennis en hartstocht. Jullie hebben onze kern betreden. Geen enkel mens heeft dat ooit gedaan.’ ‘De mensheid komt in vrede,’ vertelde Sphene. Dit was het. Hij en zijn mannen stonden oog in oog met buitenaards leven. En wat voor een leven. Het leek erop dat de sterrenbeelden, waarop de westerse astrologie gebaseerd was, veel meer waren dan enkel constellaties. Het idee dat zijn naam straks in alle kranten zou staan, met zijn verhaal. Het liet hem triomfantelijker voelen dan dat iemand zich ooit had kunnen voelen. Daar was hij zeker van. ‘Je zoekt waardering,’ merkte één van de twee Vissen op. Het leek alsof ze in Sphene zijn gedachten kon kijken. ‘Jullie allemaal. Jullie zijn op zoek naar bewijs van buitenaf, zodat jullie jezelf een waardig gevoel kunnen toekennen, maar dit is niet de manier. Om bevestiging te vinden, zal men in zichzelf moeten kijken.’ |