Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
21 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Pagina: | Volgende | Laatste
ORPG | The ghost within
Daynty
Internationale ster





The Ghost Within

De Tassos familie zal gezegend worden met een zoon, ogen zo blauw als de zeeën van Zale. Geboren onder de bloedmaan van Elara zal hij het evenwicht van macht opnieuw weven. 

De muren van Qhal zullen vallen en de Twaalf zullen verdwijnen in de nacht. Oude zielen rijzen ten noorden van bloed. De Bewaker valt in het oosten en levenskracht vloeit weg in het westen. Chaos en pijn breken uit hun gevangenis, verbrokkeling achterlatend in het rijk. 

Voor het eerst in eeuwen zal de Speurder ontwaken en wordt er een beroep gedaan op zijn vaardigheden. Rouwend om de eerste grote liefde zal hij herrijzen uit de as,  de eeuwenoude hoop van Eanthis. 

Wanneer het verrotte vergiftigd zullen de wouden doodbloeien en het rijk zal verscheurd raken. Alleen de Wolf en de Vos kunnen de ondergang afwenden, alleen als zij samenvloeien en twee zielen één worden. 
Zij zijn het wapen en het schild. Zij zijn het begin en het einde.


- - -

Sera Nesryn Laverne




Kaart van Eanthis


@Demish 
Demish
Internationale ster




Mason van Tassos, de prins van Tassos en tweede in lijn, hoofd van de wachters van Qhal.



Demish
Internationale ster



De wachters van Tassos stonden verspreid om de ronde kamer in de toren van Qhal. Ieder van hen was uitgerust met wapens waar het wapen van de families in waren gegraveerd. Voor de deur stond het hoofd van de wacht voor de avond: de prins van Tassos.
Het was geen zomernacht als alle anderen. Ondanks dat de zon al was gezonken in het meer, was het nog warm en broeierig. De warme wind van de duinen van Audun teisterden ook Qhal en zijn omgeving. De omgeving was veilig en geen indringer zich zou wagen om het gebouw te betreden, echter heerste er een bedrukte energie.
Waar andere wachters hun blik strak naar voren hielden, gleden Mason zijn lichtblauwe ogen naar de wachter die hij nog net kon zien, voordat de cirkel omkrulde. Ze negeerde zijn blik, wat maakte dat hij een triomfantelijke glimlach in moest houden.
Een wapen viel op de grond en trok hem uit de herinnering van hem en de vrouwelijke wachter. Hij behield zijn positie, maar één van de anderen maakte zich een weg naar de plek waar het geluid vandaan kwam. Voor de zekerheid nam hij zijn speer strakker vast.
Een zwarte, eenzame wolk trok over de toren en hulde de wachters in een grotere duisternis dan dat ze hadden gestaan. Mason keek rechts van hem en zag de wachters, zijn familie, verdwijnen. Hun wapens vielen op de grond. ‘Stop!’ riep Mason, maar het haalde niks uit. Links van hem gebeurde hetzelfde. Alarmbellen gingen af in zijn hoofd en hij nam zijn positie aan.
‘Laat jezelf zien!’ Zijn stem sneed door de stilte. De ijzeren punt van zijn speer glom in het licht van de fakkel. De gang bleef leeg. Achter hem klonk het piepende geluid van een ijzeren slot dat werd geopend. In een reflex draaide hij zich om en bracht hij zijn speer met al zijn kracht naar voren. Met een dof geluid belandde de punt van de speer in de houten deur, die zich langzaam naar achteren bewoog. Snel trok hij zijn wapen terug.
‘Wie ben je?!’ Hij eiste een antwoord, maar de stilte bleef. Behalve zijn eigen stem, het geluid van zijn uitrusting en de voetstappen die hij zette, hoorde hij niks. Geen wind die tegen de toren aanduwde, niet het water dat onder hem door stroomde. Alles viel weg tegen de vlakke stilte.
Hij betrad de kamer. Zijn zicht flikkerde voor hem. Hij zag de edelstenen, perfect opgesteld in een cirkel van elf. De twaalfde in het midden, toebehorend aan de maand waar ze nu in leefden. De lapis lazuli van Audun had enkele dagen geleden zijn plaats ingenomen. De steen glom hem tegemoet.
Op het moment dat hij nog een stap zette, werd hij omringd door duisternis. Hij greep naar de kromzwaarden op zijn rug, maar zijn handen vonden enkel de lege lucht.
Mason van Tassos. De klanken galmden in zijn hoofd en gingen gepaard met een hevige hoofdpijn. Hij drukte zijn handen tegen zijn slapen zakte door zijn knieën op de grond. De woorden hadden nauwelijks als zijn eigen taal geklonken en er was geen bron te bespeuren. Toch weerklonken ze nog in zijn hoofd, alsof ze daadwerkelijk daar vandaan waren gekomen.
Onprettig, is het niet? De last die je ervaart bij het ondervinden van weer een ander, duister geheim. Een duister geheim. Dimah. Dat was onmogelijk. De goden bemoeiden zich niet met de mensenwereld. Niet op deze manier. Het was de maand van Audun, wat bracht Dimah dan hier?
Slanke, lange vingers grepen zijn gezicht vast en dwongen hem omhoog te kijken. In de verhalen die hij kende, de beelden en schilderijen die hij had aanschouwd, was Dimah altijd omringd geweest door de groene naaldbossen. Haar ogen waren donker en wijs geweest, haar huid de bruine kleur van een jonge boom die verwarmd werd door de frisse september zon. In niets leken die beelden op degene die nu boven hem uittorende.
Haar huid was dof en neigde naar grijstinten, met diepe nerven. Haar donkergroene ogen waren kil en haar jukbeenderen prikten haast door haar huid, als twee scherpe takken. Aan haar voeten, recht voor zijn ogen, sloop een lynx, getekend met blauwe lijnen die als het enige licht in de duisternis dienden.
‘Waar zijn de andere wachters? Wat heb je met ze gedaan?’ Eindelijk had hij de kracht gevonden om te spreken. Hij had de belangrijkste vraag nog niet gesteld: wat deed de godin in Qhal?
In een andere tijd. Weer sneden de woorden door zijn hoofd. Hij wilde wegkijken, maar de godin hield zijn gezicht in haar klauwen. Net als wij. Niemand heeft kennis van waar je bent, vooralsnog staat een schim van jou naast hen.
‘Niemand heeft de goden in eeuwen gezien.’ Mason hield zijn kaken op elkaar, de pijn door zijn hoofd vertroebelde zijn zicht en een vlaag van misselijkheid trok door zijn lichaam. Dat de godin zoveel pijn bij hem veroorzaakte, betekende niet veel goeds. Dat terwijl Dimah nooit als de slechterik af was gebeeld door de mensen. Geen van de twaalf goden. Ieder van hen werd aanbeden. Dus waarom kwam ze nu tevoorschijn?
En dat zal nu ook niet veranderen, Mason van Tassos. De godin dwong hem om rechtop te staan. Hij deinsde achteruit, maar haar armen omsloten hem als sterke wortels van een boom. Dennennaalden prikten door zijn uniform in zijn armen. Hij schreeuwde, maar hij werd overstemd door de onbekende worden van Dimah. Een taal die hij niet herkende.
De wortels liet en hem los en Mason wankelde. Zijn lichaam viel achterover en hij dacht dat hij in het niets zou vallen. De stenen vloer ving hem echter op. Toen hij zijn ogen opende, lag hij op de grond van de ronde kamer.
De deur was open en verschillende wachters stonden voor hem. Geen van hun blikken was echter gericht op hem. Ze keken allemaal alsof ze een geest hadden gezien. Verwoed draaide Mason zich om.
De altaren waren leeg. De edelstenen hadden de kamer verlaten.
Daynty
Internationale ster



Tien dagen later

Het geluid van de paardenhoeven die op de kasseien tikten, vulde de straten van Caralis. Sera drukte haar hakken steviger in de flanken van de gitzwarte merrie en het dier schoot vooruit. Het was middernachtelijk rustig in de straten van Eanthis’ hoofdstad en dat was verontrustend. Pas over twee uur zouden de klokken middernacht slaan en ze kende deze stad als niet anders dan bruisend van het leven, zelfs diep in de nacht. 
Maar nu ontbraken het dronkengelach uit cafés en de gonzende drukte van de avondmarkten. Zelfs de zwerfdieren hielden zich verborgen in de talloze zijstraatjes. Het enige geluid dat zich bij de paardenhoeven voegde, was het bonken van haar hart, dat luider en wilder leek te worden met iedere pas die ze dichterbij haar bestemming kwam. 
Het koninklijk paleis stond bovenop de heuvel waarop een groot deel van Caralis was gebouwd. Als een god wakend over de wereld die door hem gecreëerd is, torende het gebouw boven de stad uit. Sera snoof om de ironie in die vergelijking: waken over Eanthis en haar inwoners was precies hetgeen waarin de drie koninklijke families gefaald hadden. Hoe konden ze in godesnaam het kostbaarste bezit van het rijk verliezen? Iedere keer als ze eraan dacht, rees er onbegrip in haar op. 
En daarnaast was ze bang. Ze zou het niet snel hardop toegeven, maar ze kon het niet negeren. Het was een gevoel dat dieper ging dat al het andere. Een angst die rechtstreeks uit haar botten leek te komen, die wakker was geworden in haar bloed de nacht dat de edelstenen waren verdwenen, alsof het diepste van haar wezen aanvoelde dat er akelige dingen te wachten stonden nu de bescherming van de stenen was weggevallen. Niemand sprak erover, maar iedereen voelde het. Dat was waarom de straten zo leeg waren, waarom gordijnen dicht bleven en stemmen zacht. 
Een brede weg voerde Sera over de onbebouwde strook land rondom de paleismuren. De fakkels aan weerskanten van de weg flakkerden wild toen ze erlangs galoppeerde, recht op de enorme paleispoort af. 
‘Halt!’ Twee wachters stapten naar voren en kruisten hun speren met elkaar om haar de weg te versperren. Minzaam trok ze een wenkbrauw op. Alsof ze van plan was geweest dwars door het gietijzeren hekwerk heen te galopperen. 
Vlak voor ze de mannen omver reed, trok ze aan de teugels. 
‘Goedenavond, heren.’ Sera zwaaide haar been over haar paard heen en sprong op de grond. 
‘Wie ben je en wat doe je hier?’
‘Ik ben Sera.’ Ze schoof de kap van haar mantel naar achter, van haar hoofd af, en hief haar kin om de mannen één voor één aan te kijken. ‘Ik kom van de Tempel van Edon.’ 
Op het moment dat ze een stapje naar voren zette en uit de schaduw van haar paard stapte, verstrakte de greep van de wachters op hun speren. In het licht van de fakkels die naast de poort hingen, was het met gouddraad geborduurde embleem op haar jurk goed te zien. De ranke figuur van een vos, het geestdier dat bij Edon hoorde, staarde sluw en zwijgzaam van zich af vanaf het lijfje van de jurk. Maar het was hetgeen waar het dier omheen gewikkeld was dat de wachters alert maakte: een zwaard, eveneens met gouddraad geborduurd. 
‘De koninklijke families huisvesten geen misdadigers,’ bromde de linkerwachter. Sera kon het niet helpen dat ze moest lachen. Als je het haar vroeg, waren de bestuurders van Eanthis wel degelijk misdadigers, maar dat was niet waarvoor ze hier was. 
‘Ik ben hier niet om iemand op te pakken.’ Ze gaf de poortwachters een brede glimlach, die hen achterdochtig liet kijken. ‘Niet vanavond, in ieder geval. Ik ben hier voor een audiëntie met de koningen.’ 
De mannen wisselden een blik met elkaar. ‘De majesteiten verwachten geen bezoekers vanavond en de publieke audiënties zijn voorlopig opgeschort.’
‘Het is dringend.’ Sera wierp een blik op de poort achter de mannen en verplaatste haar gewicht van haar ene naar haar andere been. ‘Het gaat om de edelstenen.’ Wat als de poortwachters haar niet binnen lieten? Die vraag had de hele weg van de tempel naar Caralis aan haar geknaagd en nog steeds had ze er geen antwoord op. Ze móesten haar binnen laten.
Op momenten zoals deze dankte Sera de strenge tempelzusters voor het geduld dat ze haar hadden gedwongen om te leren bewaren. Terwijl de bewakers op gedempte toon met elkaar overlegden, gleden haar gedachten automatisch naar de mogelijkheden die ze had om hen te overmeesteren - een gewoonte die erin was gesleten na een jaar lang jagen op criminelen. 
Echter als ze hen wist te overmeesteren, had ze nog steeds geen mogelijkheid om de poort open te maken, want de wachters bovenop de muur zouden nooit zo gek zijn dat te doen als ze vlak daarvoor hun collega’s tegen de vlakte had geslagen. Ze haatte diplomatie.
Na wat een eeuwigheid leek, draaiden de poortwachters zich terug naar haar. ‘Zij zullen je begeleiden naar het kasteel.’ De man die sprak gebaarde naar een tweetal andere wachters bij de poort, terwijl de ander het signaal gaf dat de poort opgehaald kon worden. De toestemming klonk niet van harte, maar ook deze mannen moesten de dreiging die boven Eanthis hing, voelen. 
‘Een persoonlijke escorte?’ Sera grijnsde. Ze gaf de teugels van haar paard af aan een toegesnelde stalknecht en stapte de poort door. In het voorbijgaan van de twee wachters die haar naar het paleis toe volgden, gaf ze de jongste een knipoog. ‘Ik zal beloven dat ik me zal gedragen.’


Demish
Internationale ster



‘Herhaal het nog eens. Wat is er die nacht gebeurd?’ Weer die vraag. Weer wantrouwden ze hem en zijn verklaring. Ze deden het met voorbedachten rade, dat wist Mason zeker. Hoe vaker hij zijn verhaal zou moeten herhalen, hoe meer kansen zij hadden om hem met hun vragen in de war te brengen. Daarmee brachten ze hem in twijfel. Vertelde hij het wel goed? Was hij niet een belangrijk detail vergeten, of had hij juist iets verzonnen en toegevoegd aan het verhaal, waardoor het niet langer klopte met de verhalen van de anderen.
Zuchtend leunde hij voorover, zijn ellebogen op de tafel. Hij had zijn handen in elkaar gevouwen en leunde met zijn hoofd tegen zijn polsen. Hoe laat was het? Hij za hier al sinds de middag. Het feest moest ondertussen al begonnen zijn. Een feest met een belachelijk motief, vond Mason. Het land was in rep en roer. De edelstenen waren verdwenen en zijn familie had besloten om een feest te houden, om geen argwaan te wekken. Dat terwijl ze achter gesloten deuren ook niet wisten hoe zij moesten handelen in deze noodsituatie.
‘Mijn heer,’ De adviseur van de familie Tassos kuchte, ‘het is van belang om het verhaal meerdere keren te vertellen, zodat ze u niet op een leugen kunnen betrappen.’
Mason knikte. Hij wist het. Natuurlijk wist hij dat. Toch frustreerde het hem dat hij hier al meerdere uren door had gebracht en dat het nog steeds niet voldoende leek te zijn. Dat terwijl het land hem nodig had. Hij zou een zoektocht moeten leiden, de dader moeten achterhalen. 
‘Ik stond op wacht, voor de deur. Zoals iedere avond,’ vertelde Mason. Hij richtte zijn ogen op de generaal, gekozen door de familie Kapin en de kapitein van Arrinore. ‘Het was al laat, de zon was onder.’
‘Schemerde het niet?’ onderbrak de generaal hem. Mason plaatste zijn handen vlak op tafel en moest zijn irritatie verbergen. ‘Het was donker.’
‘Ga verder,’ drong zijn adviseur aan.
‘Ik keek naar links, naar Runa. Een wachter van Arrinore. Ze negeerde mijn blik. Toen ik weer voor me uit keek, hoorde ik het geluid van een vallende speer. Eén van de andere wachters ging op onderzoek uit.’ Dit was het deel wat hij zich herinnerde. Hij had in de gang gestaan, teruggedacht aan Runa en de ochtend die ze samen hadden beleefd. Zodra hij de verdachte geluiden had gehoord, had hij zijn positie aangenomen. ‘Steeds meer wachters leken daarna te verdwijnen.’
‘Zag je waar ze naar toe gingen?’
Mason schudde zijn hoofd. Vanaf dat moment lieten zijn herinneringen hem in de steek. Hij kon zich nog heugen dat hij alleen in de gang had gestaan. Met zijn speer had hij voor zich uit gestoken, maar hij had de deur geraakt. Daarna werd het zwart. Het eerstvolgende wat zijn hersenen hem lieten zien, was dat hij in de kamer lag waar ze de edelstenen bewaarden. Zonder de schatten van Eanthis.
‘Ik heb niets gezien. Ik weet niet hoe de edelstenen zijn verdwenen. Ik kan me niet herinneren hoe ik in de kamer ben beland en dat zal de rest ook bevestigen. Hoe de edelstenen ook zijn verdwenen, ik en mijn wachters hebben er niets mee te maken. Sterker nog: we zouden nu allemaal naar ze moeten zoeken. Iedereen in het land.’ De edelstenen waren hetgeen wat hun contact met de goden in tact hielden. Ze bevorderden hun welvaart en beschermden hen. Heel Eanthis zou naar ze moeten zoeken.
‘U beseft zich toch wel hoe verdacht het is dat de prins van Tassos, de huidig regerende familie, op wacht was op het moment van de verdwijning? En hoe toevallig het is dat u niets meer lijkt te weten van die desbetreffende nacht?’ vroeg de kapitein van Arrinore. 
Het liefst wilde hij een weerwoord geven en de mannen en vrouw voor hem wakker schudden, maar het zou niets uithalen. Het was overduidelijk dat niet alleen zij, maar ook het land hem verdacht van deze misdaad. Het enige wat hij kon doen om de verdenking van zich af te krijgen, was bewijzen dat hij het niet had gedaan. 
‘Dit lijkt me genoeg voor vandaag, heren,’ zei de vrouwelijke adviseur. ‘De prins wordt verwacht een verschijning te maken op het feest. Verdere vragen kunnen worden afgehandeld met zijn vertegenwoordigers. Jullie mogen van geluk spreken dat jullie tijd hebben gekregen met hem.’ Met een hand op zijn rug hielp ze hem uit de stoel. Zonder het protest af te wachten, begeleidde ze Mason de kamer uit.
Buiten vloog een vrouw van middelbare leeftijd meteen op hem af. Zijn moeder. Ze droeg een feestelijke jurk en de juwelen van Tassos schitterden rond haar hals, vingers en zelfs in haar delicaat gevlochten haren. Ze nam zijn handen stevig vast.
‘Mijn jongen, je zat daar veel te lang. Wat hebben ze je allemaal gevraagd?’ Vol medelijden keek de prinses, de zus van de koning van Tassos, hem aan.
‘Niets om u zorgen om te maken, moeder,’ verzekerde Mason. Hij glimlachte met een lach op zijn gezicht waarvan hij wist dat zijn moeder er zo voor zou vallen dat ze het onderwerp zou laten rusten.
‘Wel, kom nu. Je moet je klaar maken voor het feest. Het is al van start gegaan en in deze kledij kan je simpelweg niet verschijnen.’ Met haar sierlijke handen gebaarde ze naar zijn kleding. 
‘Moeder, niemand zit op mijn aanwezigheid te wachten. Het is duidelijk wat de andere families denken. Wat het hele land denkt.’ Mason had de verhalen en geruchten al gehoord. Iedereen verdacht hem. Zelfs zijn eigen oom en tante, de koning en koningin van Tassos, leken zijn verhaal niet te geloven.
‘Nonsens. Je zal zien dat iedereen blij is met je terugkomst. Kleed je om en zorg dat je aanwezigheid wordt opgemerkt. We moeten als een verenigd front op het feest verschijnen.’
Daynty
Internationale ster



Zodra ze de poort door stapte, voelde het alsof ze een andere wereld binnentrad. Caralis was krap, druk en chaotisch, maar achter de buitenste paleismuren strekte een verrassend ruim terrein zich uit. De binnenplaats werd omgeven door een lagere muur en een paar gebouwen, waaronder de koninklijke stallen. Over de muur heen ving Sera glimpen op van boomtoppen. Het geluid van vogels dreef haar tegemoet en de avondbries bracht de geur van bloemen met zich mee, zo zoet in de warme zomerlucht dat het haast verstikkend was. Het grootste deel van de binnenplaats bestond uit hobbelige kasseien, maar een groot hoofdpad was strak betegeld en leidde dwars over de binnenplaats naar het meest imposante object van de stad, misschien wel van heel het land: het koninklijk paleis. 
Terwijl ze geflankeerd door de wachters het pad bewandelde, legde Sera haar hoofd in haar nek om het gebouw helemaal in zich op te kunnen nemen. Op de Grote Gevangenis in Bellas na was dit het grootste bouwwerk dat ze ooit gezien had, en veruit het mooiste. 
Maar met iedere van de vijf treden die naar de enorme deuren leidde, groeide haar haat voor het paleis. Hoeveel mensen zouden er wel niet hun hele leven gevoed kunnen worden met alle rijkdom binnen de paleismuren? Hoeveel levens had het gekost om zoiets te bouwen? Ze betwijfelde of de drie koninklijke families zich daar ook maar een minuscuul beetje zorgen over zouden maken, maar zelf zag ze niets anders de plots nog schrijnender kloof tussen rijk en arm, tussen zorgeloosheid en ellende. 
In de enorme paleishal voelde het niet alsof zich tien dagen geleden een ramp had volstrekt. En dat gevoel werd versterkt toen er klanken haar kant op dreven die ze de afgelopen dagen nergens had gehoord. Muziek, gelach, gepraat. 
‘Er is een feest?’ Verbijsterd was Sera blijven staan. De wachter achter haar botste bijna tegen haar op. De ander knikte instemmend en wilde doorlopen. Met open mond staarde ze hem aan. 
‘Het land is in chaos en zij geven een feest?’ De woede die zich had opgebouwd op de traptreden vocht voor een weg naar buiten. Nog heel even en ze zou dat misschien wel toestaan. ‘Willen ze dat het hele land naar de hel wordt geholpen?’
Irritatie flakkerde over het gezicht van de voorste wachter. ‘Denk je dat de majesteiten een feest zouden geven als de situatie niet onder controle is?’ 
Ja, dat is precies wat ik denk dat ze zouden doen. Net op tijd slikte Sera de woorden in. Ze twijfelde er geen moment aan dat hij haar in één streep naar buiten zou trekken als ze de koningen beledigde in hun eigen huis. Het herinnerde haar er meteen aan waar ze was en dat het gros van de mensen hier tot in hun ziel loyaal was aan hun leiders. 
Voor een dubbele deur bleef de wachter staan. ‘Wapens.’ 
Onmiddellijk spande ze haar spieren aan. ‘Die houd ik bij me.’
‘Dat gaat niet.’
‘Waarom niet? Ik ben vast niet de enige gewapende gast in de zaal.’ Sera was bereid veel te doen om de koningen te kunnen spreken, maar al haar wapens afgeven behoorde daar niet toe. ‘En ik heb toch al gezegd dat ik hier niet ben om iemand op te pakken of te doden.’ Hoe verleidelijk het ook zou zijn om een dolk tegen de keel van een van de hoogheden te drukken, zo stom was ze niet. De lijfwachten zouden haar zonder aarzeling doden bij de geringste verkeerde beweging. 
‘Wat verzekert ons dat je de wapens niet zal gebruiken?’ De wachter keek nadrukkelijk naar het zwaard op haar rug en de twee dolken aan haar middel. 
‘Is dan niets meer heilig in dit land, zelfs niet het woord van een priesteres?’ Haar sneer liet de jonge wachter nerveus zijn gewicht verplaatsen. Strikt genomen was ze eigenlijk geen priesteres, maar dat wisten de mannen niet. 
‘Wacht hier,’ bromde de geïrriteerde wachter. Na een korte reeks kloppen op de deur, opende deze en glipte hij de zaal in. Vlak daarna zwaaiden beide deuren open. Feestvierders in de buurt draaiden nieuwsgierig hun hoofden. 
Eén van de acht paleiswachten bij de deur kondigde haar aan. ‘Sera van de Tempel van Edon!’ Zijn stem galmde boven alle feestgeluiden uit. Nu draaide ieder hoofd in de ruimte haar kant op. Even was Sera overdonderd door de hoeveelheid gasten, maar ze herpakte zich meteen. Zodra ze over de drempel stapte en het licht van de honderden kaarsen in de kroonluchters op haar viel, werd het stil in de zaal. Mensen schuifelden een stukje achteruit toen ze door de menigte naar voren liep. Om haar heen hoorde ze zacht gefluister. Mensen stootten elkaar aan, knikten of wezen naar het embleem op haar jurk. 
Een van haar mondhoeken krulde zich nauwelijks zichtbaar op tot een vergenoegde glimlach. Deze mensen mochten dan wel in hun eigen, veilige bubbel leven. Zelfs hier wisten ze wat de geborduurde vos en het zwaard betekenden. 
In een spiegel tegen een van de muren ving ze een glimp op van zichzelf. Haar haren waren deels naar achter ingevlochten, waar ze verder als een rode waterval over haar rug golfden. De jurk die ze droeg was gemaakt van een mooie, roestkleurige stof en de dikke mantel was een paar tinten donkerder. 
De weg naar de verhoging met daarop de tronen voelde als een eeuwigheid met alle starende blikken, maar ergens genoot ze van de aandacht, van de schrik die ze mensen inboezemde. Ze kon de vraag in hun hoofd van hun gezicht aflezen: Wat doet een van hen hier? 
Voor de verhoging bleef ze staan, haar hoofd iets gebogen en haar ogen neergeslagen uit respect - of iets dat daarvoor door moest gaan. Ondanks dat haar trots protesteerde, maakte ze een diepe reverance voor de twee koningen en de koningin. 
‘Mijn naam is Sera. Ik kom van de Tempel van Edon.’ Ze kwam overeind en tilde haar hoofd op, om de drie leiders voor het eerst aan te kijken. ‘Ik ben hier om mijn hulp aan te bieden.’
Demish
Internationale ster



Met wellicht het grootste, bezwaarde gevoel dat hij ooit had gehad, had Mason zich klaar gemaakt voor het feest dat beneden in de grote zaal werd gehouden. Hij was gekleed in de donkerblauwe kleur van de familie Tassos. Nieuwe gewaden, had hij opgemerkt. Zijn bedienden hadden geopperd om zijn kaaklijn te scheren, maar hij had geweigerd. Wel had hij rustig plaatsgenomen op de stoel, zodat ze zijn haar in model hadden kunnen brengen. Als prins moest hij er presentabel uit zien, al betwijfelde hij of ook maar één persoon in deze façade zou geloven. Iedereen zag hem als de schuldige. Een misdadiger. Ze zouden achter zijn rug om fluisteren. Hij gaf ze geen ongelijk.
Onder begeleiding van zijn moeder was hij naar de zaal gebracht. Daar hadden ze hem aangekondigd als de geliefde prins die hij was, in plaats van een verdachte in een zeer ernstige zaak. Hij had de verschrikte blikken echter gezien op de gezichten van zijn gasten. Hij hoefde niet met hen te praten om hun gedachten te kunnen lezen: “Hoe kan het dat ze hem aanwezig laten zijn?” “Hoort hij niet vast te zitten?” “Wat bezielt de familie Tassos om hem te presenteren als hun geliefde zoon, in plaats van de wachter die de edelstenen liet verdwijnen onder zijn toezien?”. 
Mason had de afschuw en geknepen ogen genegeerd. Hij had zijn beste glimlach opgezet, zoals hem geleerd was, en had zijn moeder gevolgd naar de tronen. Zijn oom en tante zaten daar, de regenten van Tassos. Ze gunden hem geen blik waardig. Zijn nichtje, vrijwel even oud als hem en de kroonrprinses van de familie, schonk hem echter een voorzichtige glimlach.
Zelf was hij blijven staan en al snel was hij verzeilt geraakt in gesprekken met zijn familieleden en de leden van de andere twee huizen. Allen hadden vragen over de nacht in Qhal. Hoe het kon zijn gebeurd, wat hij had gezien. De meeste bloedverwanten leken hem niet te beschuldigen van het stelen, of kwijtraken, van de stenen. Slechts enkelen keken hem twijfelend aan. Wellicht wilden ze geen scène schoppen, recht voor de ogen van de koningen en koninginnen.
Opgelucht haalde Mason adem toen hij zag dat de volgende persoon die hem aansprak, zijn nichtje was. Haeron van Tassos was een bijzondere verschijning en een lang verwacht wonder, gezien de vruchtbaarheidsproblemen van de koningin. Net als Mason had ze donkerblonde haren, maar haar ogen waren bruin. De hoeken van haar gezicht waren scherp, haar jukbeenderen prominent aanwezig en geaccentueerd door haar make-up. Toch lag er een bepaalde zachtheid in haar donkere irissen. Eentje die Mason soms miste bij zijn oom en tante. 
‘Laat je niet kennen, neefje,’ sprak ze hem toe. ‘Iemand was jou en je wachters te slim af, maar we geloven allemaal dat jij hier niet de dader bent.’
Mason vroeg zich af in hoeverre Haeron die woorden zelf geloofde, maar haar glimlach en de geruststelling in haar ogen deed hem iets ontspannen. ‘Het is goed om je weer thuis te hebben.’
‘Ik heb jaren geleden deze plek al verruild voor een ander thuis,’ antwoordde Mason, doelend op Qhal. Hij had gedacht dat hij daar nog decennia door zou brengen als wachter.
Hun gesprek werd onderbroken door de aankondiging van een priesteres van de tempel van Edon. In eerste instantie draaide Mason zich bij om de vrouw te aanschouwen. Het kwam niet vaak voor dat de priesters van de tempels de hoofdstad bezochten. Het eerste wat hem opviel, was de vlammende kleur van haar haren. Ingevochten en daarmee ook getemd, maar het rood verraadde de wildheid die ze met zich meedroeg. Hij gaf alle gasten gelijk. Naar iemand zoals haar moest gekeken worden.
Zijn ogen zakten af naar haar mantel en haar jurk. Nu de aandacht van haar gezicht af was, zag hij ook het wapen op haar rug. 
Het hoefde niets te betekenen. Er waren meer gasten die een wapen met zich meedroegen.
Toen de priesteres, Sera, zich door de gasten baande, zag hij de glinstering van het met goud geborduurde embleem. Een vos, het geestdier van Edon, verstrengeld met een zwaard. Deze vrouw was geen simpele priesteres. Ze was een Jager van Edon.
En de mogelijkheid bestond dat ze hier was voor hem.
De Jagers van Edon stonden bekend om de slinkse manieren waarop zij hun slachtoffers opspoorden. Misdadigers, moordenaars. Mensen die straf verdienden. Ze spoorden hen op voor een eerlijke prijs. Of hun slachtoffers levend of dood werden ingeleverd, hing van de Jagers af.
Zijn ogen schoten naar zijn familie, daarna naar de anderen. Hadden zij dit opgezet? Hadden ze hem publiekelijk willen arresteren? Was dit feest niet om men gerust te stellen, maar om de zogenaamde dader terecht te wijzen?
Mason maakte aanstalten om te verdwijnen in de massa, maar Haeron greep zijn pols vast en hield hem op zijn plek. ‘Het is een priesteres van Edon,’ fluisterde ze tegen hem, duidelijk enthousiast door het bezoek van de vrouw. ‘Dat wil je toch niet missen?’
Mason schudde zijn hoofd en vroeg zich af of Haeron niet door had dat de vrouw waar zij stralend naar keek hier kon zijn om hem te arresteren.
Het was onmogelijk om zichzelf fysiek te verbergen tussen alle andere regenten en zijn koninklijke familie leden, maar Mason bad tot de goden dat ze hem konden verhullen voor de Jager.
De vrouw stopte voor de tronen, slechts enkele meters van Mason verwijderd. Ze sprak haar naam nogmaals, Sera. En ze bood haar hulp aan.
Mason knipperde. Haar hulp? Was ze hier dan niet voor hem? Had niemand haar opgedragen om hem te vinden? Ondanks dat hij het nog niet volledig vertrouwde, durfde hij weer in haar richting te kijken.
‘Het is altijd een eer om een Jager van Edon te ontvangen,’ sprak zijn oom, de koning van Tassos. ‘Maar wij hebben geen verzoek ingediend voor hulp. Is er een ander wie jouw diensten in heeft gehuurd?’ Mason wist het niet zeker, maar hij had het idee dat zijn oom kort in zijn richting keek.
‘Begrijp me niet verkeerd, Sera van de tempel van Edon. Je bent hier welkom, maar we zijn slechts… verrast door jouw plotselinge komst op een gesloten feest.’
Daynty
Internationale ster



De stilte die neerdaalde na haar woorden was om te snijden, ten minste voor haar. Drie paar ogen keken haar aan vanaf de verhoging, waar de twee koningen en koningin ieder op een rijkelijk bewerkte troon zaten. Ze bleven zo lang stil. Was ze te direct geweest? Had ze eerst complimenten moeten maken over het feest of dankbaarheid uit moeten spreken voor hun leiderschap? 
Laat je niet intimideren, siste ze in gedachten tegen zichzelf terwijl haar blik een moment afgleed naar een handjevol mensen die het dichtstbij het podium stonden. Hun kleding en sieraden verrieden dat ze tot de koninklijke familie behoorden. De jonge vrouw met de donkerblonde haren en een diepblauwe jurk die vooraan stond, moest de kroonprinses zijn. Ze had haar hand om de pols van de man naast haar geklemd. Even kruiste haar blik met zijn ogen, waarvan ze zelfs vanaf een klein afstandje kon zien dat ze opvallend blauw waren, voor haar aandacht terug werd getrokken naar de koning van Tassos, die het woord had genomen. 
‘Mijn excuses voor mijn onverwachte komst,’ antwoordde Sera. ‘Gezien de omstandigheden wilde ik geen tijd verspillen aan formele procedures.’ Ze vouwde haar handen voor haar lichaam ineen en keek de man aan. De koning van Tassos was lang en breed. Zijn gezicht had iets vriendelijks over zich liggen, maar dat werd niet weerspiegeld in zijn ogen. ‘Niemand hier heeft mijn diensten ingehuurd. Ik ben hier uit mezelf naartoe gekomen, omdat ik graag wil helpen.’ 
Rechts van de man hield de koningin van Arrinore haar hoofd iets schuin. Ze keek bedenkelijk uit haar ogen.
‘Met het terugbrengen van de edelstenen,’ verduidelijkte Sera. 
De koning van Tassos snoof. ‘We snappen wat je bedoelt.’
Sera klemde haar kaken op elkaar en boog haar hoofd. Ze was gewend aan listige gesprekken met moordenaars zonder gevoel, aan criminelen wiens doorzichtige spelletjes ze lang geleden door had geprikt. Maar de koningen en koningin waren iets heel anders. Zij speelden een spel waar Sera de regels nog niet wat kende. Het voelde alsof ze zich door een veld vol vallen moest manoeuvreren dat ervoor was gemaakt om niemand de overkant te laten bereiken. 
‘Het was niet mijn bedoeling om u te beledigen, majesteiten.’ Ze perste de woorden over haar lippen, opgelucht dat ze door haar gebogen hoofd niet konden zien hoeveel moeite het haar kostte om zich te verontschuldigen. Vanonder haar wimpers gluurde ze omhoog naar de drie machthebbers. Ze keken eerst naar haar en daarna naar elkaar. Uiteindelijk was het de koning van Tassos die opnieuw sprak. 
‘Wij begrijpen dat je geen tijd hebt willen verspillen aan het maken van een officiële afspraak.’ Het begrip in zijn stem klonk ongemeend. ‘Maar er is een reden dat wij niet om hulp hebben verzocht. De meest bekwame mensen van het land bevinden zich al hier, in het paleis. Zij werken dag en nacht aan een oplossing en ik, wij alle drie -’ Hij gebaarde naar de andere twee. ‘- hebben er vertrouwen in dat die oplossing spoedig wordt gevonden en de edelstenen veilig terugkeren naar de plek waar ze horen.’
Sera staarde de koningen aan. Hoe kon hij zo rustig klinken terwijl het naderende onheil voelbaar boven het land hing? Ze keek naar de gasten in de zaal, gekleed in opzichtige jurken, formele tenues en behangen met sieraden. Voelden zij die dreiging dan niet? Beschermden de beschilderde muren, glimmende tegels en alle luxe soms niet alleen tegen kou en honger, maar ook tegen de onrust?
Toen ze terugkeek naar de koning kostte het haar moeite om haar gezicht in de plooi te houden. ‘Het stelt me gerust om te horen dat u er vertrouwen in heeft. Maar ik -’
‘Het is fijn om te horen dat wij u gerust hebben kunnen stellen.’ De koningin van Arrinore onderbrak Sera alsof ze nooit een tweede zin begonnen was. De irritatie trok zich strakker aan. ‘Nu u weet dat de situatie onder controle is, kunt u zich zonder afleiding bezighouden met uw… beroep.’
De irritatie sloeg om in verbijstering. Even wist Sera niet wat ze moest zeggen. Haar eerste ingeving was om de reageren op de denigrerende manier waarop de koningin over de bezigheden van de Jagers had gesproken, maar zodra ze die verontwaardiging wegdrukte, drong tot haar door wat de vrouw eigenlijk zei. Ze stuurde haar weg. 
Sera schudde haar hoofd. ‘Met alle respect, maar de situatie in Eanthis is niet onder controle.’ Er trok geroezemoes door de zaal. ‘Een week geleden nog is de Tempel van Edon aangevallen. We weten niet door wie of waarom, maar ik geloof niet dat het toeval is. En in uw eigen stad… De mensen durven niet naar buiten, zelfs de dieren verstoppen zich.’
De koning van Tassos legde beheerst zijn handen op de armleuningen van zijn troon. Maar onder dat kalme oppervlak zag Sera woede rimpelen. Hij keek haar zo strak aan dat een klein deel in haar, overgebleven van lang geleden, achteruit wilde stappen en zich op haar knieën wilde laten vallen om zijn woede af te wenden. 
Ze liet haar handen langs haar lichaam zakken, hief haar kin iets en trotseerde de toorn van de koning. 
‘De situatie is onder controle’, herhaalde hij de koningin. ‘Trek je ons woord in twijfel?’
Om haar heen hapten mensen naar adem en werd ongelovig gefluisterd. Sera drukte haar lippen op elkaar en legde in een automatisme een hand op een van de dolken aan haar heup. Hoe kon ze zich uit deze beschuldiging redden zonder zich weg te laten sturen? Ze bleef even kijken naar een groepje vrouwen die dicht op elkaar stonden, hun hand voor hun mond en met grote ogen. Als ze de koningen niet kon overtuigen, kon ze dan wellicht het publiek bespelen? Maar deze vrouwen waren niet geschokt omdat ze bang waren voor de dreiging in het land, besefte Sera. Ze waren geschokt omdat iemand het waagde aan hun leiders te twijfelen. Haar eigen blinde vertrouwen in de koningen en koningin was een paar jaar geleden vervaagd. Nu pas realiseerde ze zich dat dat ervoor gezorgd had dat ze was vergeten hoe diep de loyaliteit ging die het grootste deel van Eanthis nog steeds voelde. 
‘Natuurlijk twijfel ik niet aan uw woord, majesteit’, zei ze. Haar vingers krulden zich steviger om de dolk en verrieden haar ingehouden woede. ‘Ik wil gewoon graag helpen, dat is het. Mijn vaardigheden -’
‘Zijn uitmuntend, dat geloof ik graag. Ze zijn uitmuntend om degenen op te pakken die aan de wet ontsnappen. Het opsporen van de edelstenen is iets heel anders. Het is iets heiligs.’
Haar lippen vormden zich tot een strakke streep. ‘Wil u daarmee impliceren dat ik, een priesteres, niet goed genoeg ben om mij met zoiets bezig te houden?’
De scherpe ogen van de koning van Tassos vertelden haar dat dat precies was wat hij bedoelde. Toch zuchtte hij, alsof hij iets probeerde uit te leggen aan een kind dat niet luisterde. ‘Wat ik daarmee bedoel, is dat jouw vaardigheden geraakt zijn door bloed en de dood.’
Sera zette een stap naar voren. Direct schoten de lijfwachten van de drie leiders in een alerte houding. Ze ademde scherp uit, dwong zichzelf om terug te stappen en haalde haar hand van de dolk af. ‘Ik ben geraakt door bloed en de dood omdat u misdadigers vrij spel geeft.’ 
Zodra de koning van Tassos met een ruk overeind kwam van zijn troon, wist Sera dat ze een grens over was gegaan die ze niet terug kon nemen. 
‘Hoe durf je hierheen te komen en onze leiderschap te ondermijnen? Om ons van zoiets absurds te beschuldigen?’ 
Sera had onwillekeurig toch een stapje achteruit gezet, maar de woede zorgde ervoor dat ze niet verder terugdeinsde. Het doel waarvoor ze hier was, was voor haar ogen uiteengespat. Het maakte haar moedeloos en boos, maar het zorgde ook voor opluchting nu ze niet langer mee hoefde te gaan in de diplomatieke spelletjes. 
‘Het land is in chaos en u geeft een feest!’ Ze maakte een weids gebaar naar de zaal. De lijfwachten grepen naar hun zwaard. ‘Dat is geen manier om een koninkrijk te besturen.’
De gezichten van de koningin van Arrinore en de koning van Kapin stonden strak en uitdrukkingsloos, maar het gezicht van de koning van Tassos was onverhulde razernij. 
‘Maak dat je hier wegkomt’, siste hij. ‘Voor ik je in een kerker laat gooien, priesteres of niet.’
Sera deed niet langer moeite om haar verbijstering en woede te verbergen. Ze wilde hem toeschreeuwen dat talloze van zijn onderdanen veel erger meemaakten dan de kerkers, dat hij geen idee had hoe bang Eanthis was. De mensen vertrouwden op hem en de andere twee om hen veilig te houden en de edelstenen te vinden, en zij zaten hier een feest te houden. Waarom was er nog geen grootse zoektocht opgezet? Waarom was niet iedere inwoner opgeroepen om uit te kijken naar de edelstenen of verdachte personen? 
Het bloed gonsde in haar oren. De adrenaline zette iedere spier in haar lichaam op scherp toen ze zich met een ruk omdraaide en naar de uitgang beende.
Demish
Internationale ster



Nu hij zich besefte dat de Jager hier niet voor hem was, nadat ze dit ook verbaal had bevestigd aan zijn oom, liet hij zijn adem ontsnappen. Het gaf hem de tijd om daadwerkelijk te luisteren naar haar verhaal. Ze was vanaf haar tempel naar hier gereisd, wat zeker een reis van vijf dagen moest zijn geweest. Ze wilde helpen om de edelstenen terug te vinden. Haar hulp werd echter meteen afgeslagen, alsof het er niet toe deed. Dat terwijl Mason juist geneigd zou zijn geweest om alle hulp aan te grijpen die Eanthis kon krijgen. 
Haar tempel was verwoest. Op een onverklaarbare wijze. Net zoals dat de stenen zonder enkele aanleiding van hun plek waren verdwenen. Daar moest een verband tussen zijn. Eentje waar hij nieuwsgierig naar was, maar wederom werd de Jager gestopt door de koningen en koningin. Alsof ze niet naar haar wilden luisteren.
Waarom niet? Dacht Mason geïrriteerd. Hij verschoof zich iets en stak zijn nek uit, hopend om haar blik nogmaals te vangen. Ze moest weten dat de drie leiders niet voor hun gehele familie spraken. Als hij daar had gezeten, dan had hij naar haar geluisterd. Haar ogen waren echter gefixeerd op de mensen voor haar.
De woorden van zijn oom waren krachtig en overtuigend. Het klonk alsof hij de situatie onder controle had, maar Mason wist dat het slechts een spel was. Als de koningen en koningin de situatie daadwerkelijk onder controle zouden hebben, dan zouden ze niet aan hun minderen hebben opgedragen om hem te verhoren. Hij was niet lang genoeg in Caralis of het paleis om met zekerheid te zeggen dat ze niemand eropuit hadden gestuurd om de edelstenen op te sporen, maar hij vermoedde dat dat nog niet het geval was. Dat betekende dat de Jager voor werd gelogen. Iets wat ook zij leek te vermoeden en het irriteerde haar zichtbaar.
Waar zijn nichtje eerder nog enthousiast was geweest over de komst van de priesteres, leek haar mening nu snel te veranderen. Haar hand gleed van Mason zijn pols en ze zette een stap naar achteren, verontwaardig door de toon waarop de Jager tegen haar vader sprak. Dat terwijl diezelfde toon en haar woorden hem juist aan het denken zetten. 
Was het land in chaos, zoals ze beweerde? Mason was nooit ver door het land gereisd. In zijn jongere jaren had hij in het paleis gewoond. Zo nu en dan hadden hij de straten van Caralis betreed. Een enkele keer had hij de havenstad Yera mogen bezichtigen, maar hij was nooit landinwaarts getrokken. Qhal was de enige plek waar hij had moeten zijn en zelfs tijdens zijn terugreis van het eiland had hij niet de chaos gezien waar Sera over sprak.
Uiteraard beledigden haar woorden de leiders van Eanthis zodanig dat ze meteen moest vertrekken van het feest. Het verbaasde Mason dat het nog bij een waarschuwing bleef en haar acties niet direct hadden geresulteerd in een verblijf in de kerkers.
De Jager beende woest de zaal uit. Hij kon haar niet laten gaan. Hij moest haar tegenhouden, want wellicht zouden ze elkaar kunnen helpen. Ze was naar Caralis gereisd om haar hulp aan te bieden, om de edelstenen te vinden en om haar eigen tempel weer op te kunnen bouwen. Ook hij wilde de edelstenen laten terugkeren naar hun rechtmatige plek. Ze zouden elkaar kunnen helpen.
Haar vertrek zorgde voor onrust. De bewakers van de koninklijke vormden een muur tussen hen en hun gasten. Gepraat en geroezemoes doemden op en enkele mensen namen elkaar verschrikt vast, geraakt door wat de vrouw naar hen had geroepen voordat ze zich om had gedraaid en weg was gestormd. Als getrainde wachter wist Mason dat dit zijn kans was om te verdwijnen. Niemand zou hem opmerken.
Stilletjes stapte hij naar achteren, schoof hij achter de gasten langs. Hij hield zijn bewegingen klein en hoofd gebogen.
‘Dames en heren, mijn geliefde gasten, ik verzeker u dat de woorden van de Jager niets anders bevatten dan leugens. Wij hebben dagen geleden al soldaten naar de tempel van Edon gestuurd om hen te helpen met de wederopbouw van de tempel en de mensen in onze stad zijn enkel voorzichtig, net als wij. Alles is echter onder onze controle,’ sprak de koning van Tassos. Mason rolde met zijn ogen. Als iemand zijn woorden waren verweven met leugens, dan waren het die van zijn oom.
Mason kwam aan in de gang, waar weinig anderen aanwezig waren. Hij zag een flits van de rode haren die hij zocht en zette de achtervolging in. Ze was snel, maar het lukte hem om haar in te halen.
‘Wacht!’ Hij had haar nodig als hij de edelstenen zou willen vinden. In zijn eentje zou hij het niet redden en zijn familie zou hem nooit laten gaan als hij het voor zou stellen. Nu hij zijn diensten niet kon uitvoeren op Qhal, moest hij in Caralis blijven. Dat was iets waar hij niet op zat te wachten.
‘Alsjeblieft, wacht! Je zei dat je wilde helpen!’ Als ze daadwerkelijk wilde helpen, op wat voor een manier dan ook, dan zou ze stoppen met haar vlucht en zou ze zich omdraaien, zodat ze kon zien wie haar aansprak. 
Daynty
Internationale ster



Achter haar werden de deuren naar de feestzaal gesloten. Ze dempten de ophef van stemmen die daar was losgebarsten, maar de woede in haar laaide onverminderd hoog op, wild als de vuren van Edon in december. Hoe durfde de koning van Tassos te beweren dat de situatie onder controle was? Hoewel hij en de andere twee leiders haar verzekerd hadden dat de meest bekwame mensen bezig waren met de edelstenen, was Sera niet gerust. De gangen van het centrale paleis waren verlaten en stil. Waar bevonden al die mensen zich dan? Waarom wemelde het hier niet van de soldaten die naar iedere hoek van het rijk werden gestuurd? 
Ze passeerde een nis met daarin een duur uitziende vaas. Haar hand prikte om het voorwerp van zijn standaard te gooien. Het enige dat haar daarvan weerhield, was haar trots. Het was erg genoeg dat ze voor de ogen van tientallen mensen was uitgevallen naar de koning. Hoeveel voldoening het ook zou geven om iets in het paleis kapot te maken, het was alle problemen die dat zou opleveren niet waard. Het dreigement van de koning was duidelijk geweest: verdwijn uit het kasteel of verdwijn de kerkers in. Sera wilde ongelooflijk graag terug de zaal binnen stormen en tegen hem schreeuwen, maar vanuit de kerkers zou ze helemaal niets kunnen. En ze was niet van plan om machteloos af te wachten tot de drie families iets zouden doen. Niet dit keer.
Het drong niet meteen tot haar door dat de persoon die hoorde bij de gehaaste voetstappen achter haar, haar aansprak. Met haar hand om een van de dolken geklemd beende ze de gang door. Het gewicht van het wapen in haar hand was vertrouwd en gaf haar iets om haar woede mee te bezweren. In gedachten ging ze haar plan langs. Ze zou teruggaan naar de herberg waar ze had overnacht. Morgen zou ze eten inslaan, Caralis verlaten en…
En dan wat? Noem je dat een plan? 
Iemand haalde haar in en hield haar tegen. Helder als een bliksemschicht schoot de gedachte door haar hoofd: ze gooiden haar alsnog de kerkers in. In een reflex duwde Sera de persoon achteruit tegen de muur en voor hij kon bewegen drukte ze haar dolk tegen zijn keel aan. Pas toen ze zijn mooie, donkerblauwe tuniek zag, realiseerde ze zich dat hij geen lijfwacht was - en wat hij had gezegd. 
Alsof ze zich had gebrand bewoog ze achteruit. Ze had een dolk tegen de keel van een nobele aan gezet. Als de koning niet al genoeg reden had om haar op te sluiten, had hij dat nu. Toch verontschuldigde ze zich niet. 
‘En dat is geweigerd’, antwoordde ze kortaf. Met samengeknepen ogen keek ze de man aan. Ze herkende hem. Hij was degene die naast de kroonprinses had gestaan. Hoe had ze zijn blauwe ogen kunnen missen?
Nu ze hem beter bekeek, zag ze dat hij jonger was dan ze in had geschat. De schaduwen van vermoeidheid op zijn gezicht vertekenden zijn jeugdigheid. Sera verwachtte dat hij tegen haar uit zou vallen door haar actie, maar hij keek haar alleen even met een frons aan voor hij zich herpakte. 
‘Dat is een beslissing waar ik niet achter sta,’ zei hij. ‘Je hebt gelijk, er moet meer gedaan worden om de stenen terug te krijgen. Ik kan niets veranderen aan het besluit van mijn oom, maar ik kan je wel mijn hulp aanbieden.’
Haar wenkbrauwen bewogen zich omhoog. De koning van Tassos was zijn oom? Dat betekende dat hij een prins was. Met hernieuwde achterdocht bekeek ze hem. Haar blik bleef even hangen bij de onderscheidingen op zijn tenue voor ze hem aankeek. Eentje sprong eruit: een schildvormig zwart symbool met daarop een twaalfpuntige witte ster. Haar gezicht verstrakte. 
‘Jíj wil mij helpen?’ Ze snoof. ‘Een Tassoswachter, een prins nota bene?’ Zijn koning had haar net verteld dat ze geen hulp nodig hadden en nu dook hij op, ineens wel bereid om te helpen? Dit moest een of ander spelletje van de koning zijn. Een manier om erachter te komen of ze het zou laten rusten of niet. Maar dan kon hij haar veel beter in de kerkers gooien, waar hij zeker wist dat ze niets kon doen.
De prins keek haar onbewogen aan. ‘Ik kan je naar Qhal brengen.’ Hij negeerde haar wantrouwen. ‘Je er zelfs ongezien binnenkrijgen. Ik ken geen andere Tassosprins die dat kan.’ 
Vlug woog Sera haar opties af, maar ze kwam er al snel achter dat er eigenlijk maar één optie was om uit te kiezen. Ze had immers geen plan, geen beginpunt. Een bezoek aan Qhal zou dat veranderen. Dat was waar de stenen waren verdwenen en waar de ellende was begonnen. Het was de enige logische plek om te beginnen met het zoeken naar een aanwijzing. En alleen zou ze daar nooit binnenkomen. 
Ze liet haar dolk, die ze nog steeds iets geheven voor haar hield, zakken. ‘Waarom zou je mij helpen?’
Demish
Internationale ster



Prettig was het ijskoude staal van het mes tegen zijn keel niet, maar hij was slim genoeg om niet meteen in de verdediging te schieten. Sterker nog, toen ze door leek te hebben bij wie ze zojuist het mes op de keel had gezet, stapte ze geschrokken naar achteren. Mason kon het haar moeilijk kwamen nemen, aangezien hij haar ongevraagd in had gehaald en had benaderd. Een echte moord had ze nooit gepleegd, zeker niet in het paleis. Tegen haar uitvallen zou ook geen zin hebben, gezien hij juist haar hulp nodig had als hij ook maar iets wilde betekenen voor Eanthis.
Ondanks dat ze haar mes liet zakken, merkte hij haar twijfel. Twijfel die hij goed kon begrijpen. Zojuist had zijn oom haar uitgekafferd en haar hulp geweigerd. Zijn oom sprak echter niet voor heel de familie Tassos en al helemaal niet voor de andere twee families. Niet dat die ook maar enigszins geïnteresseerd waren geweest in Sera haar hulp.  Dat terwijl iedere hulp waardevol zou zijn in deze situatie.
‘Het is mijn taak om de edelstenen te beschermen, waar ze zich ook bevinden,’ vertelde hij haar. ‘Tien dagen geleden heb ik daarin gefaald. Dus het klinkt niet meer dan logisch dat ik degene ben die het moet oplossen.’ Dat zijn familie daar anders over dacht, nam hij voor lief. Hij wilde niet wachten totdat ze een unaniem besluit zouden nemen. Daardoor was de tijd te dringend.
De realisatie van wie hij was flikkerde in Sera haar ogen. Haar arm zakte helemaal naar beneden, het laatste stukje dreiging verdween uit haar houding. ‘Jij bent Mason van Tassos.’
‘Ik had geen kans om me formeel voor te stellen door dat mes op mijn keel.’ Hij knikte naar haar hand. Zijn wenkbrauwen fronsten zich toen hij bedacht dat het wel ongebruikelijk was dat een Jager van Edon zijn naam wist. Zeker in combinatie met dit onderwerp. ‘Je weet wie ik ben?’
‘Er gaan geruchten rond. Niet alleen hier, maar in heel Eanthis.’ Sera hield haar hoofd iets schuin, alsof ze zijn reactie wilde inschatten. ‘Jij was de hoofdwachter op de nacht dat de stenen verdwenen.’
Heel Eanthis? Hoe kon het zijn dat buitenstaanders wisten van zijn falen? Zijn wachters hadden het geweten, vanzelfsprekend. Net als de andere soldaten in Qhal. Zijn familie en het hof wist het ook, maar Mason was er vanuit gegaan dat het binnen de paleismuren was gebleven. Sera bewees hem het tegendeel.
Mason hief zijn hoofd. ‘Des te meer redenen voor mij om die geruchten de das om te doen.’ Schichtig keek hij om zich heen, bang dat hij en Sera de gang niet lang meer voor henzelf zouden hebben. Vroeg of laat zou iemand zijn aanwezigheid opmerken. Zijn ouders waren altijd alert als hij in het paleis was, bang dat hij weer zou verdwijnen. Dat was immers ook gebeurd toen hij nog maar een paar dagen oud was geweest.
Wat er precies was gebeurd die nacht, wist niemand. Zijn ouders waren naar meerdere priesters gegaan, hadden gebeden tot de goden, maar ze hadden nooit een antwoord gekregen. Vanzelfsprekend hadden ze Mason vanaf zijn terugkomst in de gaten gehouden. Zelfs nu hij volwassen was, hielden ze zijn bewegingen in de gaten.
‘Wat zeg je er van, Sera van de tempel van Edon?’ vroeg Mason. ‘Jij wil de stenen zoeken, ik wil dat ook. Op de koninklijke families hoef je niet te rekenen, maar ik heb mijn connecties. Geld. We kunnen naar Qhal en vanaf daar verder.’ Als ze iets zouden vinden in Qhal. Hij betwijfelde het, maar het leek hem de meest logische plek om hun zoektocht te starten.
Daynty
Internationale ster



Wat zeg je ervan? De prins, Mason, dwong haar om hier en nu een keuze te maken, terwijl Sera zich alles behalve klaar voelde om nu al te kiezen. Maar een nachtje slapen over zijn aanbod en hopen dat ze in de tussentijd zelf met een beter plan op de proppen kon komen, eentje waarbij zijn hulp niet nodig was, was een luxe die ze niet had. En diep vanbinnen wist ze al dat er geen beter plan bestond. 
Nog één keer nam ze Mason in zich op. De hoofdwachter toen de stenen verdwenen, de neef van de koning die haar hulp had geweigerd. Gefrustreerd drukte ze haar dolk terug in de schede. Ze haatte het dat ze geen andere keuze had.
‘Eén verkeerde gedachte en ik zal afmaken waar ik net bijna aan begonnen was’, waarschuwde ze hem. In het licht van de fakkel naast hem zag ze zijn mondhoek opkrullen tot een scheve grijns en even verdween de vermoeidheid van zijn gezicht. Het trof haar hoe knap hij was. 
‘Ik neem aan dat dat betekent dat je ermee instemt.’ 
Wilde hij dat echt hardop uit haar mond horen? Sera klemde haar kaken op elkaar, niet van plan hem dat plezier te doen, en stond op het punt om te vragen wat het plan was toen de geluiden van het feest luider werden, weer vervaagden en gelach door de gang verderop galmde. Mason keek met een ruk op. 
‘Ze mogen ons niet zien. Volg mij.’ Hij glipte tussen haar en de muur vandaan, waarna hij met grote passen de gang door beende. Sera was er nog steeds niet over uit of ze hem kon vertrouwen of dat hij haar regelrecht naar de kerkers leidde, maar ze kon niet anders dan hem volgen. 
Vlak voor ze de centrale hal bereikten, keek hij over zijn schouder. ‘Doe je mantel dicht.’ 
Ze kneep haar ogen iets samen om het bevel. Hij knikte naar het embleem op haar jurk. ‘Niemand buiten de zaal weet nog wie je bent. Laten we dat zo houden.’ 
Sera trok de mantel verder over haar schouders heen en maakte hem vast. De stof viel voldoende om haar lichaam om de borduursels op de jurk te verbergen voor ieder die een vlugge blik op haar wierp. Na een goedkeurende blik draaide Mason zich om en liep hij de centrale hal in. Het was onvermijdelijk dat de paleiswachters bij de deuren hen zagen. Terwijl Sera de mantel om zich heen geklemd hield en haar gezicht zoveel mogelijk afwendde van de mannen, gluurde ze vanuit haar ooghoeken naar hen. Hoewel er geen enkele blijk van herkenning op hun gezichten lag, wist ze dat ze zich haar herinnerden van haar binnenkomst. Gelukkig waren ze niet bij het drama in de balzaal geweest - en had het bericht dat ze zo snel mogelijk het paleis moest verlaten hen nog niet bereikt. Maar dat zou vast niet lang duren. 
‘Waar gaan we naartoe?’ Sera volgde Mason naar een brede gang die zich kaarsrecht voor hen uitstrekte. ‘De wachters bij de deur weten dat ik nog niet uit het paleis ben. Het zal vast niet lang duren voordat ze horen dat dat niet de bedoeling is.’
Mason keek achterom de gang in, die vooralsnog verlaten was. Zijn kaken stonden gespannen en ze vroeg zich af waarom. Hij was een prins, wat konden ze hem maken? 
‘We gaan naar mijn vertrekken in het paleis van mijn familie.’ Hij versnelde zijn toch al snelle passen. Sera vervloekte de rokken van haar jurk terwijl ze probeerde hem bij te houden. ‘Ik moet wat kleren pakken. Geld.’
‘En wapens?’
Het einde van de gang liep over in de hal van het familiepaleis. De wachters hier begroetten hun prins, maar ze kregen nauwelijks een reactie terug. Met twee treden tegelijk beklom Mason de grote trap in het midden van de hal. ‘Mijn wapens liggen bij de wapensmid op de binnenplaats.’
Sera trok haar wenkbrauwen op. ‘Geen wonder dat de stenen weg zijn als je je wapens niet bij je houdt.’
Mason bleef zo abrupt staan dat ze bijna tegen hem aanbotste. Over haar schouder wierp hij haar een donkere blik toe, vermengd met iets dat ze niet goed kon plaatsen. Wroeging? Frustratie? 
‘Ik mag dan wel hebben gefaald in mijn taak, maar het ligt niet zo simpel. Het…’ Hij schudde zijn hoofd, slikte de rest van zijn woorden in en liep verder. 
‘Hoe zit het dan?’ Sera keek ongeduldig achterom toen Mason stilhield bij een deur en het slot ontgrendelde. ‘Leg het uit. Laat me het begrijpen. Stel dat je er echt niets aan kon doen, dan zouden andere mensen dat toch ook moeten beseffen?’
‘Vertel dat maar aan de andere twee families’, mompelde hij. Sera verwachtte dat er een uitleg achteraan kwam, maar hij liep zonder verder een woord te zeggen zijn vertrekken binnen. Na een korte aarzeling stapte Sera over de drempel. Het voelde verkeerd om in het huis te zijn van een familie die ze zo verachtte. Maar wat aan deze hele situatie voelde wel goed? 
Behoedzaam liep ze verder de ruimte in. Mason was verdwenen naar een aangrenzende ruimte, waarschijnlijk zijn slaapkamer. Sera trok haar mantel iets strakker om zich heen. Het vuurtje in de haard was zo klein dat het nauwelijks genoeg was om de kou te verdrijven. Heel de kamer deed koud aan. De meubels waren luxe, maar schaars. Er hingen geen schilderijen aan de muur en er lag geen verzameling tapijten op de vloertegels. In een paar lantaarns probeerden bijna opgebrande kaarsen de schaduwen tevergeefs op afstand te houden. Het was totaal niet het soort kamer dat ze bij een prins verwacht had. 
In de deuropening naar zijn slaapkamer bleef ze staan. Leunend tegen de deurpost keek ze toe hoe hij haastig kleren in een linnen tas propte. 
‘Pak ook wat onopvallends in’, merkte ze op. ‘Iets dat er niet zo… koninklijk uitziet.’
Demish
Internationale ster



Iedere keer als hij zijn slaapvertrekken binnen wandelde, voelde het alsof hij het huis van een geest bezocht. Het was eenzaam, zonder hebbedingetjes of persoonlijke eigendommen. Hij had een kamer in Qhal, al had hij ook daar niet veel voorwerpen staan. Naast de leegte deed de kamer in het paleis hem denken aan zijn jongere jaren. De dagen die hij hier door had gebracht, verboden ver weg te gaan, waren dagen waar hij niet graag aan terugdacht. Dat hij nu afscheid zou nemen van deze kamer voor een lange tijd, stelde hem gerust.
Mason was begonnen met het inpakken van hetgeen wat hij hier wel had. Kleding, geld dat aan hem toebehoorde. Enkele kleine voorwerpen die ze onderweg zouden kunnen verkopen, mocht het nodig zijn. Ondertussen bedacht hij zich wat hij nog meer zou moeten ophalen: wapens, die bij de wapensmid op de binnenplaats lagen. Hij zou een paard van stal moeten halen. Sera was ongetwijfeld te paard gekomen en alleen op die manier zou hij haar bijhouden. 
Wat zou zijn familie vinden als ze zijn afwezigheid zouden opmerken? Zouden ze het zien als een schuldbekentenis? Een misdadiger op de vlucht? Moest hij iets voor hen achterlaten? Of zou dat alles alleen maar gecompliceerder maken?
De opmerking van Sera deed hem opkijken van het inpakken. Hoe kon deze vrouw in zo’n korte tijd hem al meerdere keren irriteren met de oordelende toon in haar stem? Was de blik die hij haar had gegeven in de centrale gang niet genoeg geweest?
Hij kon dit niet gebruiken. Eerst de opmerking over zijn wapens. Wapens die hij af had moeten staan oen hij het paleis had betreden. Hij had ze bij zich gehouden als hij had gekund, zelfs een dolk mee kunnen smokkelen de zaal in, maar hij wilde niet dat iemand hem als een gevaar zou afschilderen. Hij die met wapens de zaal zou betreden, zou daar wel voor zorgen. En nu benoemde Sera ook nog eens dat hij moest letten op hetgeen wat hij inpakte. Alsof hij niet wit dat zijn koninklijke tunieken op zouden vallen tussen de gewone burgers.
‘Ben je altijd zo direct?’ vroeg Mason, terwijl hij zichtbaar wat minder opvallende kleren in de linnen staf duwde. ‘Of straf je me nu omwille van wat mijn oom je heeft ontzegd?’
‘Een beetje van allebei,’ gaf Sera toe.
‘Het is irritant,’ sprak hij haar toe. Hij knoopte de tas dicht en legde hem op de grond. Hij had een aantal kledingstukken uit de tas gelaten om nu aan te trekken. Geheel naar Sera haar wens waren het de meest onopvallende kledingstukken die hij had. ‘Ik ga me omkleden.’
Ze trok haar wenkbrauwen op, klaar om een opmerking te maken. Ze bedacht zich op het laatste moment en draaide zich respectvol van hem weg. Niet dat hij er om had gegeven als ze had toegekeken. 
Hij verruilde de zachte stoffen van zijn tuniek en broek voor de stuggere rijderskleding die hij had uitgekozen. Hij haalde een hand door zijn donkerblonde haren om ze uit model te brengen. Als laatste knoopte hij ook een mantel om.
‘Ga je nog iets achterlaten voor je familie?’ vroeg Sera na een paar minuten stilte, terwijl Mason zijn laarzen aantrok. Had ze zijn gedachten gelezen? Was dat iets wat ze kon doen? Aangezien hij zich niks herinnerde van de avond dat de edelstenen waren verdwenen, vertrouwde hij zijn eigen gedachten en herinneringen niet meer. Alsof ze niet veilig waren. Misschien ook wel niet voor iemand zoals haar.
‘Ik weet het niet,’ mompelde Mason. Diep van binnen wist hij dat hij iets achter moest laten. Een boodschap voor zijn ouders. Na wat er was gebeurd met hem als baby, verdienden ze het niet om nogmaals door die angst heen te moeten. Maar wat zou er gebeuren als hij hen zou informeren over zijn plannen? Zouden ze hem tegenhouden?
‘Zullen ze een Tassos-prins niet missen?’ Haar vragen begonnen hem te irriteren. Misschien was het enkel haar nieuwsgierigheid, maar hij bespeurde meer. Alsof ze hem aan het aftasten was. Wie hij was, of ze hem wel kon vertrouwen. Logisch, gezien de samenwerking die ze zojuist aan waren gegaan. Hij hield zijn vragen voor haar echter ook in.
Mason besloot haar te negeren. Kort nam hij plaats achter het bureau. Hij boog zich over het papier en schreef aan zijn ouders, en zijn familie, dat hij opzoek ging naar de edelstenen. Hij wilde niet wachten totdat ze een beslissing zouden maken.
Hij ondertekende zijn brief en schoof hem van zich af. Hij stond op van de stoel en pakte zijn tas van de grond. ‘We gaan naar de binnenplaats, daarna naar de stallen.’
Hij opende de deur en gleed als eerste de gang op. Veilig, voor zover hij kon inschatten. De binnenplaats van het Tassos paleis zou niet drukbezocht zijn. De smid had zijn arbeid voor de dag vast gestaakt, wat betekende dat Mason zijn kromzwaarden weg zou kunnen grissen zonder dat iemand het door zou hebben.
Vastberaden om hen zonder obstakels door de gangen te leiden naar de binnenplaats sloeg Mason de volgende hoek om. Zodra hij de twee wachters zag, zette hij een stap terug en stak hij zijn arm uit, zodat Sera niet verder zou kunnen lopen.
‘Heeft ze het paleis verlaten?
‘Wat als ze ronddwaalt?’
‘Haar tirade had een afleiding kunnen zijn.’ De wachters speculeerden er op los en Mason vloekte: ‘In de naam van de goden.’
Hij draaide zich om. ‘Ik had gehoopt dat deze gangen vrij zouden zijn. Het ziet er naar uit dat we een andere kant op moeten.’
Daynty
Internationale ster



Met een verbeten gezicht bleef ze achter Mason lopen terwijl hij behoedzaam iedere gang in keek om te controleren of de kust veilig was. Dat alles deed hij onder een sluier van hardnekkige stilte. Het frustreerde Sera dat hij nauwelijks antwoorden gaf op haar vragen. Hij had haar nog niets verteld over de nacht dat de stenen waren verdwenen of over hoe hij dacht zijn familie op afstand te houden zodra die erachter kwamen dat hij weg was. 
Als ze het paleis überhaupt uit kwamen. 
Het bericht dat ze het paleis moest verlaten had de bewakers in de volgende gang bereikt. Nog even en het zou wemelen van de wachters in iedere gang en ieder vertrek. En aan haar talent om op te kunnen gaan in de omgeving had ze hier niets. Ze kende de weg niet, haar jurk belemmerde haar, er was geen mensenmenigte waar ze zich in kon verbergen en de bewakers zouden meteen weten dat ze de juiste hadden zodra ze haar rode haren zagen.
‘Is er een andere uitgang?’ vroeg ze fluisterend terwijl ze zich terug trokken de gang in. Ze hoefden alleen nog maar de lange gang door die het Tassospaleis verbond met het centrale deel, maar in die gang was geen enkele verstopplek. Bovendien konden ze daar gemakkelijk ingesloten worden. En Sera vreesde dat zelfs het woord van een prins haar dan niet kon redden van de kerkers. 
Mason dacht na - te lang naar haar zin - voor hij haar aankeek. ‘De uitgang naar de wasruimte! Normaal gebruiken alleen de bedienden het. Er staat maar één wachter en het bericht kan hem nog niet hebben bereikt.’
Sera knikte. Eén bewaker, dat was geen partij voor een getrainde Qhalwachter en een Jager. Ze gebaarde Mason om de weg te wijzen en volgde hem door een doolhof van gangen op de begane grond. Het moment waarop ze in de vleugel van de bedienden kwamen, was niet te missen. Het was hier kaler en donkerder. De gangen waren smaller en de kamers aanzienlijk kleiner dan Masons royale vertrekken. 
‘We zijn er bijna’, fluisterde hij toen ze het einde van een smalle gang naderden. In het donker zag ze de deur aan het eind nauwelijks. 
‘Wacht.’ Sera greep zijn pols vlak voor hij de deur open kon duwen. ‘Hij kan achterdochtig worden als jij hier gewoon naar buiten wandelt’, zei ze, doelend op de bewaker. 
‘Maar hoe…’ Masons ogen werden groter op het moment dat hij haar aankeek en hij schudde resoluut zijn hoofd. ‘We kunnen hem niet doden.’
Als ze niet zo’n haast hadden, zou Sera wellicht hebben overwogen om hem eraan te herinneren dat ze een Jager was en geen moordenaar, maar nu keek ze hem enkel geïrriteerd aan. ‘Dat was ook niet wat ik in gedachten had.’ Ze stapte dichter naar hem toe en ging vluchtig met haar vingers door zijn haren. Mason was zo overrompeld door haar actie dat hij zichzelf pas na een paar seconden herpakte. Hij sloeg haar hand weg en probeerde zijn haar weer te fatsoeneren. 
‘Wat…’
‘Niet doen’, siste ze. Ze greep zijn hand vast en trok hem dichter naar haar toe. Met haar andere hand tastte ze naar de deurklink achter zich. Voor Mason kon protesteren, duwde ze de deur open, om samen met hem naar buiten te struikelen. Ze greep zich vast aan zijn bovenarmen en gelukkig legde hij een arm om haar middel om hen beide overeind te houden. 
De wachter naast de deur greep naar zijn wapen, maar zijn houding ontspande iets toen hij hen zag. Sera sloeg onschuldig haar ogen naar hem op. ‘Oh, hallo.’ Met een frons keek ze terug naar Mason. ‘Waarom zijn er zoveel wachters hier? Is er dan nergens een plekje waar we alleen kunnen zijn?’ Ze giechelde, een geluid dat ze altijd verafschuwde als ze andere meisjes hopeloos zag flirten met mannen die veel te hoog gegrepen waren voor hen. 
Nu pas besefte Mason wat voor toneelstukje ze opvoerde. De verbijstering op zijn gezicht maakte in een fractie van een seconde plaats voor een lome grijns. ‘Jawel, de tuinen zijn groot.’ Hij pakte haar hand vast en grijnsde naar de bewaker, die veelbetekenend terug lachte. ‘Daar kunnen we vast een plek vinden waar we even alleen zijn.’

Demish
Internationale ster



Het toneelstukje van Sera had enkele seconden nodig om door te dringen bij Mason, maar door haar vrolijke, hoge gelach en de onschuldige ogen die ze naar de wachter wierp, besefte hij zich welke situatie ze wilde schetsen. Twee geliefden, al was het maar voor een nacht, op zoek naar een plek waar ze ongestoord elkaars lichamen zouden kunnen bewonderen. Ondanks dat het slechts een manier was om zonder vermoedens uit het paleis te komen, schoten Mason zijn gedachten toch even naar hoe het zou zijn om Sera in zijn armen te sluiten.
De wachter leek het te geloven en stapte voor hen aan de kant. ‘Ik zal jullie niet in de weg staan. Het is lang geleden dat de prins op zulke streken hebben betrapt.’
Een tikkeltje beschaamd lachte Mason. Snel trok hij Sera aan haar hand mee, zogenaamd richting de tuinen van het Tassos paleis waar ze de liefde zouden bedrijven. Zodra ze echter uit het zicht waren, liet hij Sera haar hand los en maakte hij een afslag langs de muren van het paleis, zodat ze weer bij de gedeelde muren uit zouden komen. Vanuit daar was het een korte weg naar de binnenplaats voor zijn wapens en de stallen voor twee paarden.
‘Dat was een goed idee.’ Ze had snel gedacht en geïmproviseerd. Dat kon hij waarderen. Ook was hij blij dat ze het leven van een wachter had gepaard. Wellicht had hij te snel een oordeel over haar gehad, maar hoe kon hij ook anders? Ze was een Jager van Edon, wat betekende dat ze in staat was om te doden als het lot dat van haar vroeg. ‘Maar als je zo graag jouw lichaam tegen het mijne wilde voelen, hoefde je het alleen maar te vragen,’ voegde hij er met dezelfde, lome grijns die hij eerder had gehad, aan toe. 
‘Niet zo ongeduldig. Het is zes dagen reizen naar Qhal, we hebben nog genoeg tijd.’ Haar toon was uitdagend. Als ze in een andere situatie hadden gezeten, misschien wel op vloer van de balzaal, dan had hij op haar gereageerd. Echter hadden ze geen toevallige ontmoeting op het feest van familie en de andere koning en koningin. Ze hadden nog geen uur geleden besloten om met elkaar een missie aan te gaan. De edelstenen vinden, dat was wat nu zijn prioriteit moest hebben. Daar moest al zijn focus naar toe. Niet het uitdagen van degene met wie hij, in ieder geval de komende tijd, vast zou zitten.
Hij besloot niet meer te reageren, zoals hij al eerder op de avond had gedaan. Hij had het idee dat ze constant opmerkingen naar elkaar aan het kaatsen waren, misschien juist wel doordat ze zich beseften dat het gekkenwerk was om een missie als deze aan te gaan met een vreemde. Ze wisten niks van elkaar en nu waren ze opeens aan elkaar aangewezen. Ieder ander zou hen voor gek verklaren.
Mason leidde haar langs de welbekende heggen, paden en vijvers. Hoe dichter ze bij het centrale gedeelte kwamen van de paleizen, hoe meer geluiden van het feest weer tot zijn oren doordrongen. Het leek alsof zijn oom de controle weer had gegrepen. Het kon echter niet dat ze allemaal gerust waren gesteld en geloofden dat Sera het gebouw al had verlaten. Daarom bleef hij voorzichtig, maar de vele wachters bleven uit.
Ongezien slopen ze naar de binnenplaats. Daar, aan de andere kant van het plein en de kleine fontein die in het midden stond, was de kamer waar zijn wapens lagen. Hij wierp een blik op Sera. ‘Jij kan het beste al naar de paarden gaan. Mocht je daar wachters tegenkomen, dan wek je geen argwaan. Ik zal je daar ontmoeten.’
Hij knikte naar een toren. ‘Als je via de toren omloopt, kom je bij de stallen. Zorg dat je niet gesnapt wordt.’
 Zonder nog meer woorden met haar te delen, of haar een indicatie te geven van hoe lang het zou duren voor hem op bij zijn wapens te komen, ging hij naar de overkant en opende hij de deur. 
Hij pakte één van de lantaarns en liet het licht op de ruimte schijnen, op zoek naar de kromzwaarden. De speer van Qhal had hij daar gelaten, maar de twee kromzwaarden had hij al een lange tijd in zijn bezit. Daarmee vocht hij het beste en hij vermoedde dat hij ze de komende paar dagen veel zou moeten gebruiken om ongezien bij Qhal te komen.
Daynty
Internationale ster



Zorg dat je niet gesnapt wordt. Sera wierp Mason een beledigde blik toe voor ze verder langs de muur sloop. Eenmaal in de schaduw van de toren nam ze een paar seconden om de binnenplaats in zich op te nemen. De wachters op de paleismuur sloften routineus heen en weer, hun blik vooral gericht op de buitenkant van de muur en niet op de binnenplaats, waar het rustig leek. Alleen bij de paleisdeuren klonk gepraat. Sera spitste haar oren, maar de wachters praatten te zacht om te kunnen verstaan wat ze zeiden. Het was echter niet moeilijk om te raden waar ze het over konden hebben: de Jager van Edon die was kwijtgeraakt in het paleis. In stilte moest ze lachen om die gedachte, maar tegelijkertijd was het zorgelijk. Ze hoopte niet dat de bewaking van het paleis iets zei over de vaardigheid van de wachters van Qhal. 
Zodra Sera zeker wist dat niemand de binnenplaats in de gaten hield, stak ze vlug de paar meter naar de stallen over. De hoofdingang werd door lantaarns verlicht, daarom liep ze om het gebouw heen in de hoop dat er ergens een zijdeur was. 
Op de binnenplaats werden de stemmen luider. 
‘Hoe kan het dat níemand haar gezien heeft?’ De stem bulderde over de binnenplaats en de woede erin joeg haar hartslag omhoog. ‘Wat hebben jullie zitten doen? Slapen?’
‘Nee, kapitein, we -’
‘Wat doen jullie hier dan nog, verdomme! Vind haar.’
Sera zette haar benen snel weer in beweging. Het voelde alsof er geen einde kwam aan het stalgebouw en met iedere meter die verstreek zonder dat er een deur was, groeide de paniek. Het was één ding dat ze aan de aandacht van de paleiswacht ontsnapt was, maar het was iets heel anders als ze haar aan zouden treffen terwijl ze om de stallen aan het sluipen was. Dan was er geen leugen op de wereld die haar uit de problemen kon redden. 
Achter haar kwam het geluid van voetstappen dichterbij. 
Laat hier alsjeblieft een deur zijn, smeekte ze in gedachten. Sera wierp een blik over haar schouder. Aan het eind van de nauwe doorgang tussen het stalgebouw en een ander bijgebouw zag ze nog net een wachter voorbij rennen. Vlak daarna kwamen de voetstappen abrupt tot stilstand en er klonk gevloek op het moment dat twee lichamen tegen elkaar aan botsten. 
‘Ik dacht dat ik iets zag.’
Shit. In paniek keek ze om haar heen. De schaduwen tussen de gebouwen waren donker, maar niet donker genoeg om haar te onttrekken aan de ogen van een zoekende wachter die haar maar wat graag wilde vinden. Vlak voor de twee mannen terug waren bij de doorgang, zag Sera een nis in de muur van het bijgebouw. Spinnenwebben kleefden aan haar gezicht toen ze zich in de nauwe opening wrong. Het handvat van het zwaard op haar rug schraapte langs de muur en ze kromp ineen. Met ingehouden adem wachtte ze af. 
Aan de voetstappen van de mannen kon ze horen dat ze de doorgang in gelopen waren. Langzaam blies ze haar adem uit, terwijl haar vingers zich om een van de dolken krulden. Ze hoopte met heel haar hart dat ze het niet hoefde te gebruiken, maar als ze haar geen andere kans zouden geven, zou ze niet aarzelen.
‘Gatver.’ De voetstappen hielden stil en er klonk geschuifel. De mannen waren zo dichtbij dat ze de geur van hun zweet en hun leren uitrusting kon ruiken. Sera dook dieper weg in de nis en trok de dolk voorzichtig uit de schede. 
‘Stel je niet zo aan. Het zijn maar spinnenwebben.’ 
‘Precies. Hier is niemand langs gelopen.’ Het stemgeluid verzachtte, alsof de wachter zich om had gedraaid, weg van haar. 
‘We kunnen geen risico nemen. Wat als ze hier wel is?’
De wachter die terug wilde zuchtte schijnbaar geërgerd. ‘Wat zou ze hier in godesnaam te zoeken hebben? De kapitein heeft gezegd dat we de stallen moeten controleren. Wil je dat hij nog bozer wordt?’
Het vooruitzicht van de toorn van hun baas trok de ander over de streep. Na een onverstaanbaar gemompel en wat geschuifel, werden de voetstappen zachter. 
Heel even liet Sera haar hoofd tegen de muur achter haar rusten, terwijl haar hart langzaam tot bedaren kwam. Ze schoof de dolk terug, wachtte tot ze zeker wist dat de wachters bij de doorgang weg waren en glipte toen de nis uit. 
Na een paar passen zag ze eindelijk hetgeen waar ze naar opzoek was: een deur. Tot haar opluchting was de deur niet vergrendeld. De scharnieren kraakten zachtjes toen ze hem open duwde en naar binnen stapte. Een stalknecht die vlakbij een van de stallen aan het uitmesten was, keek geschrokken op. Sera duwde de capuchon van haar hoofd en lachte onschuldig naar hem, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat een vreemdeling door een zijdeur het stalgebouw binnensloop. 
Terwijl ze wat stof en spinnenwebben van haar mantel af klopte en uit haar haren schudde, haastte ze zich naar de voorkant van het gebouw toe, waar ze al snel haar paard ontdekte in een stal. 
‘Daar ben je wel’, prevelde ze. Het dier keek op van het hooi waar het van stond te knabbelen. Sera was net de stal in gestapt, toen de deuren van het gebouw open zwaaiden. 
‘Hoe kan één persoon zoveel chaos veroorzaken?’ Ze herkende de stem van de wachter die verder had willen zoeken in de doorgang. 
‘Als ik haar vind, rijg ik haar aan mijn zwaard’, grauwde de ander. 
Sera’s wenkbrauwen bewogen zich iets omhoog. 
Het gestamp van de mannen maakte de paarden onrustig. Sera pakte het zadel van de stalrand en zwaaide het over de rug van haar merrie heen. Op het moment dat het dier haar hoofd omlaag boog om nog een hap hooi te nemen, kregen de mannen haar in het oog. 
‘Daar is ze.’ De wachter die haar het liefst wilde omleggen beende naar haar toe. 
‘Dag heren’, groette ze ze met een glimlachje, terwijl ze verderging met het hoofdstel alsof ze hier de hele tijd al was geweest. ‘Hier om mij aan jullie zwaard te rijgen?’
De wachter achter de voorste trok ietwat bleek weg, alsof hij nu pas besefte dat zijn collega had gedreigd een Jager proberen te vermoorden. 
‘Waar heb jij uitgehangen?’ De voorste zag er inderdaad uit alsof hij het liefst zijn wapen trok om de bron van zijn problemen deze avond een kopje kleiner te maken. 
Sera hield haar hoofd iets scheef. ‘Ik ben hierheen gegaan nadat jullie geliefde koning mij weg heeft gestuurd. Hoezo?’ Ze keek de wachter even aan voor ze de riempjes van het hoofdstel vastmaakte. In gedachten wenste ze dat de mannen snel zouden verdwijnen om door te geven dat ze was gevonden, voordat Mason straks de stallen binnen wandelde terwijl de wachters er nog waren. 
‘De poortwachters verwachten dat je binnen vijf minuten het terrein hebt verlaten. Anders mogen we je misschien inderdaad wel aan ons zwaard rijgen.’ De wachter spuugde op de grond voor haar voeten. Sera’s handen prikkelden om hem zijn onbeschofte gedrag betaald te zetten, maar ze perste er alleen een lieflijk glimlachje uit. De mannen draaiden zich om en liepen weg.
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Pagina: | Volgende | Laatste