Demish schreef:
‘Rori? Rori, wat is jullie positie?’
Doodse stilte was haar antwoord. Haar vingers duwden het oortje nog iets steviger in haar oorschelp, bang dat ze het kleinste geluid toch had gemist. Met een tikje op de zijkant verhoogde ze het volume, maar er was enkel een zachte ruis hoorbaar. Wanhopig staarde ze naar de kaart van de tunnels voor haar, haar ogen gefixeerd op het gemarkeerde station waar Rori de groep mensen naar toe zou moeten leiden.
‘Rori, hoor je mij?’ Nirah haalde diep adem en probeerde haar frustratie niet kenbaar te maken. De laatste keer dat zij de tunnels had betreden, was ze een patrouille van de stadswacht tegen het lijf gelopen. De sporen daarvan waren nog steeds zichtbaar op haar rechterschouder. Ze wilde niet dat Rori hetzelfde lot zou ondergaan, laat staan de twee gezinnen die ze Silurian in probeerde te smokkelen.
‘Nirah?’
Opgelucht liet ze zich terugzakken in haar stoel. ‘Fucking hel, Rori. Je moet ten alle tijden bereikbaar zijn, zeker tijdens dit soort missies.’ Iets wat ze het jongere meisje niet zou hoeven te vertellen. Zodra Rori oud genoeg was geweest om de tunnels te betreden, was ze onderdeel geweest van het verkenningsteam. Sinds een aantal maanden hielp ze ook met het naar binnen smokkelen van gezinnen uit de buitenlanden. De gezinnen hoopten een beter leven op te bouwen achter de veilige muren van Silurian.
‘Er was een patrouille in de buurt, ik moest voor de zekerheid het signaal kwijtraken,’ legde Rori uit. Vervolgens sprak ze tegen de twee gezinnen die ze met zich mee had, maar de connectie was te zwak om te kunnen horen wat ze precies zei.
Nirah zuchtte en kneep in de brug van haar neus. ‘Waar zijn jullie nu?’
‘We zijn bij Atlantica naar links afgebogen. Wardlow is niet ver meer, daar zal ik ze afzetten.’ Nirah haar ogen volgden nauwlettend de uitgestippelde route. Het liefst was ze zelf mee gegaan de oude metrotunnels in, zodat ze de twee gezinnen in veiligheid had kunnen brengen. Haar verwonding belemmerde haar echter teveel. Althans, dat beweerde Elijah. Nirah zelf vond het onzin, maar Elijah had een paar zeer overtuigende argumenten gehad.
Nu moest ze op Rori vertrouwen. Iets wat ze al haar hele leven deed, maar het gebrek aan controle beangstigde haar. Als er iets mis zou gaan, dan zou Rori het zelf moeten oplossen.
‘Houd me op de hoogte. En vertel me als je het vermoeden hebt dat er een patrouille in de buurt is. Dan weet ik wat er aan de hand is.’
‘Is goed, zusje,’ zei Rori op een plagende toon, haar stem zorgenloos en zeker. Nirah kreeg braakneigingen wanneer ze zo liefkozend tegen haar praatte. Vrijwel altijd antwoordde ze automatisch dat ze geen zusjes waren. Niet echt. Deze keer hield ze zich echter in, alsof ze wist dat er onheil in de lucht hing.
Nirah draaide zich om in haar stoel en staarde naar de hoge ramen. In een ver verleden hadden ze uitgekeken op de landingsbanen van een vliegveld. Nu was een deel afgeplakt met zwarte vuilniszakken, maar in sommige hoeken was het materiaal gescheurd of had het losgelaten, waardoor dunne strepen van de zon het oude gebouw binnendrongen.
Bedachtzaam staarde ze naar de dunne zonnestralen, terwijl ze haar schouder rond draaide. Het dunne, verkoelende kompres wat Elijah aan had gebracht, bewoog met haar mee alsof het een tweede huid was. Het verzachtte de pijn aanzienlijk. Toch bleef haar huid strak aanvoelen en waren haar spieren stroef.
‘Nirah, we krijgen problemen.’ Nirah schoot overeind en draaide zich weer naar haar bureau. Ze trok de kaart van het tunnelsysteem naar zich toe en markeerde de plek waar Rori zich ongeveer bevond.
‘Wat voor problemen? Kunnen jullie je terugtrekken in een andere tunnel?’
‘We kunnen alleen terug, maar ik denk dat ze- Shit!’ Rori haar woorden werden afgebroken en het geluid van afgevuurde geweren waren hoorbaar op de achtergrond. In de verte hoorde Nirah een kind gillen.
‘Rori! Rori, probeer ze terug te leiden naar de splitsing,’ drong Nirah aan. Haar vingers volgden de lijnen, maar trilden oncontroleerbaar in de lucht. Dit was precies waarom ze mee had moeten gaan. Het slechte voorgevoel dat op was komen zetten toen Rori had geopperd om alleen te gaan, was er niet voor niets geweest. En nu zat ze in de problemen.
‘Ze weten wat ze moeten doen. Ze-’ De eerste woorden klonken blikkerig, de rest van de zin viel volledig weg en Nirah hoorde alleen maar nog maar de chaotische achtergrondgeluiden van een gevecht.
Onrustig wiebelde Nirah heen en weer. Ze startte haar tablet op en probeerde op te zoeken wie er nog meer in de buurt was van Rori, wie haar te hulp zou kunnen schieten. Ze scrolde door haar contacten en aantekeningen, maar geen van de rebellen die ze bij de stad had gepositioneerd, was dichtbij genoeg om Rori op tijd te kunnen bijstaan.
‘Verdomme!’ Gefrustreerd duwde ze de tablet aan de kant. ‘Rori, ben je er nog?’
‘Nirah! Ik… Ik denk niet dat ik ze kan afhouden. Ze zijn met teveel.’
‘Je moet! Dat is geen vraag, maar een bevel.’ Kippenvel trok over haar armen en een brok vormde in haar keel. Rori kon niet opgeven. Daar was ze te sterk voor. Zelfs als klein meisje had ze dagenlang in haar eentje in een tent kunnen overleven, diep in de buitenlanden. Nirah had haar gevonden, uitgedroogd en uitgehongerd, maar levend. Samen met haar ouders hadden ze haar meegenomen.
Diezelfde nacht had Rori al gezegd dat ze zusjes zouden kunnen zijn. Nirah, die toen al veel te realistisch was geweest voor haar jonge leeftijd, had dat afgehouden. Toch waren ze hand-in-hand in slaap gevallen.
En nu zou ze dat nooit meer kunnen doen.
Rori haar gehijg was hoorbaar aan de andere kant van de verbinding. Ze huiverde en kreunde. Ze was gewond.
‘Rori, luister. Probeer deze kant weer op te komen. Ik kan iemand jouw kant op sturen. Misschien Ryszard, als hij weg kan uit de Torens. Of misschien is Elijah in de buurt. Iemand.’
‘Nir… Het is…’ Weer viel de verbinding weg. Gefrustreerd sloeg Nirah op de tafel, waarna ze vloekte door de pijn die door haar schouder trok.
‘Je haalt het wel,’ hield Nirah vol, maar de verbinding was nog steeds zwak. Ze kon uit de overige geluiden niet opmaken wat er gebeurde, maar ze zag het voor zich. De gezinnen gevangen genomen, of gevlucht. Rori die tegen de muur in de tunnels was gezakt, haar ademhaling zwaar en haar lichaam bebloed.
Vervormde stemmen weerklonken in haar oortje, gevolgd door een harde klap. Geschrokken draaide ze haar gezicht weg. Een harde piep was als enige nog hoorbaar en bleef aanhouden.
‘Nee.’ Niah schudde haar hoofd en trok haar oortje uit. Ze mikte het op de grond en veegde de kaart met daarop de tunnels van haar bureau.
Dit konden ze niet doen. Ze konden haar niet wegnemen. Niet Rori, met haar lichtbruine ogen en sproeten die haar hele gezicht vulden. Niet het meisje dat, tegen alle kansen in, toch als haar zusje was gaan aanvoelen.
‘Ze gaan hiervoor boeten,’ mompelde ze tegen haarzelf. Ze wilde niet denken aan het eenzame lichaam van Rori en aan de pijn die het veroorzaakte. Ze kón er niet aan denken. Wat ze wel kon doen, was een manier bedenken waarop ze Rori zou wreken, en de twee gezinnen.
De koning kon niet langer iedereen uit Silurian houden en hij had geen recht om iedereen te doden die naar binnen probeerde te komen. Hij kon iedere rebel elimineren, hij kon Rori van haar afnemen, maar zij zou terugslaan.
En ze wist precies hoe.
De opwellende tranen in haar ooghoeken drong ze terug, de brok in haar heel slikte ze weg. Ze raapte haar tablet van de grond en zocht in haar online documenten tot ze had het gevonden: de aankondiging van het jubilieumbal. De koning had de belangrijkste mensen uit Silurian uitgenodigd om te herdenken dat eeuwen geleden hun wereld was veranderd.
Het was de perfecte plek voor een aanslag.